Taalvaardigheid 2017 - Resultaten monitor educatietrajecten Gemeente Amsterdam
Jaarlijks faciliteert de gemeente Amsterdam taaltrajecten voor haar volwassen inwoners met als doel, dat zij een betere plek in de Amsterdamse samenleving krijgen. Vraag is wat de impact van deze trajecten is. Om die reden realiseert de gemeente Amsterdam een jaarlijks onderzoek naar de impact van de trajecten volwasseneneducatie. Deze rapportage toont aan wat de uiteindelijke impact van de educatieve trajecten uit 2016 voor de Amsterdamse samenleving is.
Statushouders 2017 - Versnelde participatie en integratie van vluchtelingen: De Amsterdamse Aanpak
ZonMw heeft in het kader van het onderzoeksprogramma ‘Vakkundig aan het werk’ subsidie beschikbaar gesteld voor kennisinstellingen en gemeenten om onderzoek uit te voeren en kennis te ontwikkelen over effectieve aanpakken in gemeenten gericht op het bevorderen van de (arbeids)participatie van vluchtelingen. Onderzoeksbureau Regioplan heeft in samenwerking met de gemeente Amsterdam een subsidie gekregen om de nieuwe Amsterdamse aanpak om vluchtelingen versneld te laten participeren en integreren te onderzoeken. De kern van deze aanpak is om vluchtelingen in een zo vroeg mogelijk stadium intensief te begeleiden naar werk of opleiding. Hiervoor is een speciaal team van klantmanagers samengesteld (team Entree) dat de begeleiding uitvoert.
Onderzoek uitgevoerd met een subsidie van ZonMw in het kader van het programma Vakkundig aan het Werk ‘Kennisontwikkeling interventies gericht op vergunninghouders’, in samenwerking met de gemeente Amsterdam.
Participatie 2017 - Participatie in de bijstand: Wat leert de wetenschap?
In opdracht van de gemeente Amsterdam is het afgelopen jaar een verkennende studie verricht naar participatie in de bijstand. Wat kunnen de overheid en het maatschappelijk middenveld doen om mensen met een bijstandsuitkering meer deel te laten nemen aan de samenleving, zonder dat betaalde arbeid direct het einddoel is?
De verkenning bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder een journalistieke verkenning en een literatuurstudie. In voorliggend rapport wordt verslag gedaan van een (inter)nationaal literatuuronderzoek naar wetenschappelijke inzichten over de participatie van bijstandsontvangers. Onder participatie wordt in dit verband verstaan: diverse vormen van vrijwilligerswerk, beweging (bijv. sport) en andere vormen van „maatschappelijke inspanning‟, en actief burgerschap zoals mantelzorg, bijdrage aan buurtactiviteiten of deelname aan projecten die bijdragen aan gezondheid of ontmoeting.
Dr. Vasco Lub In opdracht van: St. Actief Burgerschap, Bijzondere Leerstoel Universiteit van Amsterdam Rotterdam, juni 2017
Academische Werkplaats Werk, Participatie en Inkomen
De afdelingen Werk, Participatie en Inkomen van de gemeente Amsterdam en de afdeling sociale geneeskunde van Amsterdam UMC (locatie VU mc) hebben hun krachten gebundeld in een Academische Werkplaats, waarin gemeenteprofessionals en onderzoekers intensief samenwerken bij de ontwikkeling en de implementatie van kosteneffectieve interventies met een grote relevantie voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk. Gezamenlijk doel is om de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking te vergroten. Deze samenwerking is bekrachtigd door het ondertekenen van een convenant. Er vallen verschillende onderzoeksprojecten en activiteiten onder deze Academische Werkplaats.
In 2016 behoorde 18% van de Amsterdamse huishoudens tot de minima: zij hebben een huishoudinkomen tot 120% van het wettelijk sociaal minimum (WSM) en een vermogen tot de grens voor de bijstand. Dit blijkt uit de nieuwe editie van de armoedemonitor, gebaseerd op nieuwe inkomensgegevens van het CBS.
Tussen 2011 en 2014 steeg het aantal minimahuishoudens in Amsterdam en in 2015 was er een daling. In 2016 was het aantal ongeveer gelijk aan het voorgaande jaar Het percentage minimahuishoudens daalt sinds 2014, zij het licht in 2016. Hier is sprake van een verdunningseffect: de populatie boven de armoedegrens groeit sneller dan de populatie onder die grens. Voorlopige CBS-cijfers voor 2017 laten zien dat het aantal en het percentage huishoudens met een inkomen tot 120% WSM verder zijn gedaald in Amsterdam.
Ondanks deze gunstige ontwikkeling blijft armoede een hardnekkig probleem. Zo leeft 63% van de minimahuishoudens drie jaar of langer van een laag inkomen en weinig vermogen. Dit percentage is gestegen vergeleken met 2013 (58%). Daarnaast behoudt men ook bij uitstroom uit de minimagroep vaak een relatief laag inkomen. Zo had van die mensen die na 2015 uitstroomden als gevolg van een inkomensstijging (en niet om een andere reden zoals verhuizing uit Amsterdam) ruim de helft in 2016 een inkomen tot 150% WSM.
Er zijn grote verschillen in de inkomens- en vermogenspositie van huishoudens. Eenoudergezinnen komen naar voren als een kwetsbare groep: van alle eenoudergezinnen in Amsterdam is 37% minima, twee keer zo veel als gemiddeld. Daar komt bij dat 68% van deze huishoudens langdurig tot de minima behoort.
Kijken we naar persoonskenmerken dan is leeftijd een belangrijke factor. Voor kinderen geldt een hoger armoedepercentage (19,2%) dan voor alle Amsterdammers (15,5%). Kinderen in eenoudergezinnen en kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond behoren relatief vaak tot de minima.
Behalve kinderen leven ook ouderen vaak van een laag inkomen en weinig vermogen. Zo leeft 21,3% van de Amsterdamse 65-plussers in een minimahuishouden. Dit percentage loopt veel hoger op onder ouderen met een niet-westerse achtergrond: zes op de tien ouderen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond heeft een laag huishoudinkomen en weinig vermogen.
Bereik van minimaregelingen stijgt
Amsterdammers met een laag inkomen en weinig vermogen vormen de doelgroep van de minimaregelingen van de gemeente. Met deze regelingen bereikt de gemeente een steeds grotere groep. De doelgroep van de gemeentelijke regelingen is in 2015 vergroot als gevolg van de stijging van de inkomensgrens van 110% naar 120% WSM. Over het algemeen geldt dat het aantal toekenningen sterker is gegroeid dan de doelgroep: daarmee stijgt het bereik.
Het bereik is hoger dan gemiddeld onder kwetsbare groepen: kinderen, ouderen, eenoudergezinnen. Vooral huishoudens met kinderen worden goed bereikt: van alle minimahuishoudens met kinderen van 4 t/m 17 jaar ontving 88% in 2017 één of meer van de voorzieningen bedoeld voor kinderen (Stadspas, Scholierenvergoeding, Kindbonnen en/of PC-regeling).
De derde Vluchtelingenmonitor is verschenen. Deze halfjaarlijkse monitor brengt de achtergrond van vluchtelingen in Amsterdam in beeld en onderzoekt hoe het hen vergaat. In deze editie is er extra aandacht voor de maatschappelijke participatie en gezondheid van statushouders en voor de positie van vrouwen.
In 2016 is het aantal asielaanvragen in Nederland ten opzichte van 2015 bijna gehalveerd. Een steeds groter deel van de aanvragen betreft een aanvraag tot gezinshereniging. Vanaf begin 2016 (tot 1 april 2017) zijn er 2.662 nieuwe statushouders naar Amsterdam gekomen, hiervan komt meer dan de helft (57%) uit Syrië. Relatief veel van deze statushouders zijn alleenstaande mannen tussen de 18 en 34 jaar.
Maatschappelijke participatie en gezondheid Op het gebied van maatschappelijke participatie scoren (voormalige) statushouders op veel onderwerpen slechter dan gemiddeld in de stad, maar op andere juist gemiddeld of zelfs beter (zie figuur 1). Dit blijkt uit de enquête Staat van de Stad, die inzicht geeft in de maatschappelijke participatie van Amsterdammers. Uit deze enquête komt verder naar voren dat (voormalige) statushouders hun eigen gezondheid minder vaak als (zeer) goed beschrijven dan gemiddeld in Amsterdam en dat zij zich vaker somber of neerslachtig voelen.
Werk en bijstandsafhankelijkheid Bijna een kwart van de (voormalige) statushouders tussen de 18 en 64 jaar werkt in loondienst (24%, gemiddelde Amsterdam: 60%). Hoe langer zij in Nederland zijn des te hoger de arbeidsparticipatie. Wel hebben (voormalige) statushouders vaker dan gemiddeld kleine banen van minder dan 12 uur per week, zeker in de eerste jaren dat zij in Nederland zijn. Twee derde van de (voormalig) statushouders is (deels) afhankelijk van een bijstandsuitkering. Naarmate men langer in Nederland woont daalt dit aandeel wel. Wat opvalt is dat de groep die in 2016 naar Nederland is gekomen minder vaak afhankelijk is van bijstand (77%) dan de groep die in 2015 kwam (89%).
Vrouwelijke statushouders Momenteel is 30% van de nieuwe statushouders vrouw. Naar verwachting zal dit aandeel de komende tijd wat toenemen als gevolg van gezinshereniging. Tussen mannen en vrouwen die al wat langer in Amsterdam zijn vallen vooral verschillen in arbeidsparticipatie en ervaren gezondheid op. Beide zijn lager onder vrouwen. Daarentegen hebben vrouwelijke statushouders minder psychosociale problematiek dan mannen, hebben ze meer contact met buren en halen zij vaker de nationale beweegnorm.
Maatschappelijk draagvlak Nog steeds is het draagvalk voor het opvangen van vluchtelingen groot onder Amsterdammers. De voorkeur blijft uitgaan naar het huisvesten van statushouders in leegstaande gebouwen en gemengde woonvormen. Het draagvlak voor het met voorrang verstrekken van sociale huurwoningen blijft laag.
Vervolg De vierde Vluchtelingenmonitor zal begin 2018 verschijnen. Hierin zal onder andere aandacht zijn voor gezinshereniging en de geestelijke gezondheid van vluchtelingen.
Eind mei vond in de Stadsschouwburg Amsterdam de conferentie ‘De Staat van de stad’ plaats. Daarin gaven wetenschappers en experts hun visie op de stad en blikten zij vooruit op de stad van 2030. Nu is ook de rapportage De Staat van de stad Amsterdam IX beschikbaar, de tweejaarlijkse monitor waarin op basis van tal van cijfers is beschreven hoe de stad er momenteel op verschillende terreinen voor staat. Het gaat daarbij om participatie op primaire terreinen (onderwijs, arbeid en inkomen), secundaire terreinen (maatschappelijke, culturele en politieke participatie) en de daarmee samenhangende thema’s wonen, leefbaarheid en veiligheid, gezondheid, economie, mobiliteit en duurzaamheid.
Gunstige ontwikkelingen Amsterdam heeft zich de afgelopen jaren op veel punten gunstig ontwikkeld. De stad heeft zich goed hersteld van de crisis; de werkloosheid daalt en de economie groeit harder dan in de regio, andere grote steden en landelijk. Het grootste deel van de Amsterdamse buurten is veiliger geworden en het aantal gepleegde misdrijven neemt af. Een ander voorbeeld is dat Amsterdammers vaker sporten.
Toenemende druk(te) De stad is populair; de bevolking groeit jaarlijks met gemiddeld 11.000 inwoners, de nieuwbouwproductie is weer op gang gekomen en de bezoekerseconomie groeit het sterkst van Nederland. De groeiende aantrekkingskracht van Amsterdam heeft echter ook een keerzijde. De stad is drukker geworden en bewoners in het Centrum ervaren meer overlast en zijn minder tevreden over hun buurt. Na een jarenlange afname van de filedruk neemt het aantal files weer toe, evenals de CO2-uitstoot van het wegverkeer. Verder komt er door het toenemend aantal inwoners en bezoekers meer druk op voorzieningen (zoals vraag naar onderwijs, zorg, politie, vervoer) en op de woningmarkt waar de prijzen sterk stijgen waardoor de toegankelijkheid van de stad onder druk komt.
Blijvende achterstanden Niet iedereen heeft in gelijke mate geprofiteerd van de bloei van de stad: de verschillen tussen stadsdelen en gebieden binnen en buiten de ring zijn blijvend groot, met de laagste participatiegraad in Noord en Zuidoost. Huishoudens met de laagste inkomens wonen vooral in Slotermeer-Noordoost, Volewijck, Bijlmer Centrum en de Van Galenbuurt. De werkloosheid ligt het hoogst in Geuzenveld-Slotermeer-Sloterdijk, Oud-Noord en de Bijlmer.
Amsterdammers met een niet-westerse migratieachtergrond participeren onveranderd veel minder dan andere inwoners en de leefsituatie van de eerste generatie is verder achteruit gegaan. Ook de positie van jongeren van 18-27 jaar met een niet-westerse achtergrond is minder gunstig dan die van andere jongeren en die afstand neemt ook iets toe. Ondanks de toename van het aantal banen in de stad neemt de hoge werkloosheid onder Amsterdammers van niet-westerse herkomst en onder laagopgeleiden nauwelijks af. De werkloosheid onder middelbaar opgeleiden groeit meer naar de hoge werkloosheid onder laagopgeleiden toe. Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking neemt sterkt toe, maar er is nog steeds sprake van kansenverschillen in onderwijs tussen kinderen van hoog- en laagopgeleide ouders.
Kwetsbare groepen Ook 65-plussers en Amsterdammers in de leeftijd van 45-65 jaar die afhankelijk zijn van een uitkering participeren op bijna alle terreinen minder dan gemiddeld en dit verschil neemt ook iets toe. Het gaat hierbij om een vrij forse groep in de stad, een vijfde deel van de bevolking. Een andere, ongeveer even grote groep, betreft de huishoudens met lage middeninkomens (1.350-2.050 netto per maand) die in een huurhuis wonen. Zij vallen buiten de regelingen die er voor de lagere inkomens zijn en hebben wel te maken met stijgende zorgkosten en woonlasten. Deze groep participeert duidelijk minder dan gemiddeld in de stad. Verder is sprake van een groter wordende groep ernstig eenzame Amsterdammers. Ook hebben minder mensen contact met hun buurtgenoten dan in 2014. In de monitor zullen de ontwikkelingen voor deze en andere kwetsbare groepen nauwgezet worden gevolgd.
Door GGD en OIS Gemeente Amsterdam is een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar Impulstrajecten en Wmo-doorstroomtrajecten van het programma Meedoen Werkt. Onderzocht is wat daarin de werkzame elementen zijn en in welke mate verandering in zelfredzaamheid wordt bereikt. Ruim 2.800 deelnemers zijn ingestroomd in de onderzochte trajecten. Hun zelfredzaamheid is bepaald aan de hand van de zelfredzaamheid-matrix (ZRM).
Behandeld in Commissie Werk & Economie 19 juli 2017 en 14 juni 2017
Behandelend ambtenaar: Annet Tesselaar, a.tesselaar@amsterdam.nl
Door GGD en OIS Gemeente Amsterdam is een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar Impulstrajecten en Wmo-doorstroomtrajecten van het programma Meedoen Werkt. Onderzocht is wat daarin de werkzame elementen zijn en in welke mate verandering in zelfredzaamheid wordt bereikt. Ruim 2.800 deelnemers zijn ingestroomd in de onderzochte trajecten. Hun zelfredzaamheid is bepaald aan de hand van de zelfredzaamheid-matrix (ZRM).
In het onderzoek zijn twee type trajecten onderzocht:
Trajecten waarin cliënten van reguliere (Wmo-)dagbesteding worden begeleid naar een meer zelfstandige vorm van dagbesteding, in de richting van zelfstandige deelname aan de arbeidsmarkt (Wmo-doorstroomtrajecten).
Trajecten waarin Amsterdammers met gering perspectief op werk deelnemen aan (buurt)activiteiten en/of worden doorverwezen naar de lokale zorginfrastructuur (Impulstrajecten).
Re-integratie van klanten met een arbeidsbeperking
VU medisch centrum (VUmc) heeft in opdracht van gemeente Amsterdam een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar de begeleiding van klanten met een arbeidsbeperking naar werk.
De onderliggende vragen waren: Hoe ziet de begeleiding eruit? Wat gaat goed? Wat kan beter? Hierbij stond de wens centraal om waar mogelijk de begeleiding op wetenschappelijk bewijs te baseren.
In het kader van het onderzoek zijn vele interviews uitgevoerd met team managers, consulenten, medewerkers van WSP en beleid. Ook zijn gesprekken gevoerd met klanten, werkgevers en andere gemeenten. Daarnaast hebben de onderzoekers van VUmc de wetenschappelijke literatuur op het gebied van effectiviteit van begeleiding van klanten met een arbeidsbeperking in kaart gebracht. De resultaten van de interviews en het literatuuronderzoek zijn gebruikt om vast te stellen hoe de gemeente de begeleiding verder kan verbeteren. De vastgestelde verbeteropties zijn vervolgens getoetst op acceptatie en haalbaarheid. Meer informatie over het onderzoek is te verkrijgen bij Hetty van Kempen
Beter afstemmen hoogte boete uitkeringsfraude op verwijtbaarheid en draagkracht
In opdracht van de afdeling Inkomen van de gemeente Amsterdam heeft het Lectoraat Legal Management een handreiking opgesteld voor de medewerkers van het boeteteam.
Deze handreiking is bedoeld als hulpmiddel bij het proces van het afstemmen van de hoogte van de bestuurlijke boete wegens overtreding van de inlichtingenplicht op de verwijtbaarheid van de overtreder, diens draagkracht en de overige omstandigheden van het geval.
De bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie, in reactie op een overtreding. Om deze reden, dient de hoogte ervan te zijn afgestemd op verwijtbaarheid, draagkracht en overige omstandigheden van het geval. Dit vloeit voort uit het evenredigheidsbeginsel. Een evenredige boete zal ook eerder als rechtvaardig worden ervaren. Dit impliceert maatwerk bij het opleggen van een boete. De boete is geen doel op zichzelf, maar een hulpmiddel om in het concrete te geval naleving te bevorderen.
Voer zonodig overleg met je collega’s om tot een passende boete te komen. Gebruik het zienswijzegesprek om nog ontbrekende informatie te verzamelen over de verwijtbaarheid, draagkracht en overige omstandigheden van het geval, zodat een passende boete kan worden opgelegd. Sluit het gesprek af door het belang te benadrukken van naleving van de inlichtingenplicht en (indien nodig) hoe aan die verplichting moet worden voldaan.
Veel cliënten met een uitkeringsschuld betalen deze niet, te weinig of te laat terug en het voornamelijk schriftelijke contact met cliënten verloopt moeizaam. Hoe krijgen we beter contact? En hoe stimuleren we cliënten met een schuld vanwege teveel ontvangen bijstand die sneller terug te betalen?
De originele brief werd herschreven; de tekst is simpeler, overzichtelijker en persoonlijk gemaakt, de ‘sociale norm’ is toegevoegd en de cliënten zijn actief uitgenodigd contact op te nemen met de afzender van de brief.
Resultaten:
De brief heeft wetenschappelijk significant en maatschappelijk relevant positief effect op het aantal cliënten dat uit eigen beweging contact opneemt. Waar eerst nog maar 4% van de ontvangers contact opnam, is dit nu 11%. Dit is van groot belang, omdat uit die contacten afspraken over afbetalingsregelingen of passend hulpaanbod kunnen volgen.
Enig effect op het terugbetalen is niet aangetoond. De rve WPI heeft besloten de nieuwe brief standaard in te voeren.
Vervolgexperiment in gang gezet om ook in de aanmaningsfase eerder contact te krijgen.
De overige brieven van team Terugvordering & Verhaal worden momenteel aangepast.
Daarbij is een tekstschrijver van het communicatiebureau betrokken die daardoor meer kennis krijgt van gedragsbeïnvloeding en dit weer verder kan verspreiden.
De overige tekstschrijvers van het communicatiebureau en de centrale redactie van rve Dienstverlening worden getraind waardoor zij meer basiskennis van gedragsinzichten zullen krijgen en kunnen toepassen in hun werk.