Verklaring over de gebeurtenissen op het schip De Eendracht, 16 april 1648.
Het schip De Eendracht legde aan de kust van Guinea aan om daar de goederen en koopwaren te verhandelen die de eigenaren van het schip hadden laten verschepen. Na het verhandelen van de scheepslading voor 240 tot slaaf gemaakten kreeg de schipper grote moeite en doorstond perikelen met de tot slaaf gemaakte Afrikanen. De perikelen leidde er uiteindelijk toe dat de slaafgemaakten poogden zich meester van het schip te maken waarbij twee van de scheepsbemanning overleden, waaronder de kok en een matroos.
Meijndertsz getuigde daarnaast ook dat zijn schip door de wormen vrij lek was geworden en dat hetzelfde lek dagelijks meer en meer toenam en verergerde. Vanwege deze gebeurtenissen stuurde hij zijn stuurman en twee matrozen naar het land, om de passagiers van zijn schip aan boord te brengen ter assistentie tegen de ‘gerebelleerde negros’.
Aankomst bij de gouverneur
In afwachting van hulp raakten het brandhout en water op. Meijndertsz zocht hulp bij de gouverneur van het gebied. Hij kwam met een heel lek schip aan bij het kasteel van de gouverneur die hem ontving. Meijndertsz gaf aan te weten dat hij ongelegen kwam en assistentie verzocht die hij toegezegd kreeg van de gouverneur. De gouverneur pushte de schipper om veel te drinken en vroeg uiteindelijk naar zijn paspoort. Die verklaarde dat Meijndertsz paspoort vals was en confisqueerde het schip met lading, waaronder de tot slaaf gemaakten. Over hun lot is verder niets bekend.
Bron: Gemeente Amsterdam Stadsarchief - 'Gerebelleerde negros'