Auteurs: Eropaf! & Co U.A., Cathalijne Akkermans
Bron: website G4-USER
Peer-research in de MO/OGGZ is in Nederland een betrekkelijk weinig toegepaste methode. Het is een vorm van onderzoek waarbij betrokkenen uit een bepaalde doelgroep optreden als mede-onderzoekers van problemen die zich binnen diezelfde doelgroep voordoen. Zij werken in dergelijk onderzoek samen met professionele onderzoekers. Binnen G4 User hebben de GGD Amsterdam en de GG&GD Utrecht (nu gemeente Utrecht VG) de laatste jaren onderzoek gedaan via peer to peer werkwijzen. Het gaat in beide gevallen om vernieuwende onderzoeken in de MO/ OGGZ in Nederland.
Auteurs: Eropaf! & Co U.A., Cathalijne Akkermans
Bron: website G4-USER
In deze film worden vier cruciale projecten van de werkplaats uitgelicht (OGGZ G4 monitor, ZelfredzaamheidMatrix Databank ZOOM, Onderzoek naar voorkomen huisuitzettingen en Onderzoek naar alleenstaande mannen in de bijstand). Ook wordt het concept academische werkplaats toegelicht door bij de werkplaats betrokken professionals uit beleid en praktijk en onderzoek.
De film is gemaakt in opdracht van G4-USER met financiële ondersteuning van ZONMW. Bedoeling is de film te gebruiken in de voorlichting over de Academische Werkplaats OGGZ van de G4, bijvoorbeeld naar de nieuwe raadsleden en wethouders na de gemeenteraadverkiezingen.
Onderzoek naar de mate van zelfredzaamheid van personen die zich in 2011 hebben gemeld met een adresprobleem en geen OGGZ hulptraject krijgen.
Omdat de maatschappelijke opvang (MO) een beperkte capaciteit heeft en een relatief dure en intensieve vorm van hulpverlening is, vindt selectie plaats aan de poort. Hierbij krijgt de meest kwetsbare groep (ook wel OGGZ-groep genoemd) toegang tot de MO en gerelateerde integrale trajecten. De meer zelfredzame groep wordt verwezen naar de reguliere hulpverlening, om zelf huisvesting en eventueel andere benodigde zorg te organiseren. In alle vier deze steden wordt deze selectie naar beste inzicht uitgevoerd. Er is echter maar weinig bekend over het vervolgtraject van de doelgroep die bij aanmelding als “voldoende zelfredzaam” wordt bestempeld en geacht wordt zijn eigen hulp te organiseren. Indien een deel van deze (nu nog) “lichte” doelgroep uiteindelijk ook tot de “zware” doelgroep van de OGGZ gaat behoren, is een belangrijke kans voor preventie gemist.
Dit onderzoek heeft tot doel Inzicht te bieden in het vervolgtraject van deze doelgroep en determinanten van positieve dan wel negatieve uitkomsten. Daarmee kan richting worden gegeven aan de ondersteuning die wordt geboden bij aanmelding en houvast worden geboden om degenen met het hoogste risico alsnog meer intensieve ondersteuning te bieden.
Auteurs: Mariette Hensen, Matty de Wit
Bron: website G4-USER
De openbare gezondheidszorg draagt zorg aan personen of gezinnen waarbij de basisvoorwaarden van het bestaan ontbreken of bedreigd worden als gevolg van (psychiatrische) gezondheidsproblemen en onvoldoende door de hulpverlening worden bereikt.
Bijvoorbeeld dakloze verslaafden, vereenzaamde psychiatrische patiënten of slachtoffers van huiselijk geweld. In de OGGZ monitor worden de ontwikkelingen binnen de Amsterdamse Openbare Geestelijke Gezondheidszorg en haar doelgroep periodiek in kaart gebracht. Het gaat daarbij vooral om de trends in de tijd en (voor de komende monitor) om de vergelijkbaarheid met andere steden. Deelgebieden die van bijzonder belang zijn voor Amsterdam worden apart beschreven in specifieke monitoren (alcoholmonitor, monitor Maatschappelijke Opvang).
Auteurs: Albert van Hemert, Addi van Bergen, Marcel Buster, Resnke Gilissen, Eva Mandos, Judith Wolf
Bron: site GGD
Zie ook: site G4 user
Promotieonderzoek naar openbare geestelijke gezondheidsdeterminanten van de ontwikkeling, persistentie en escalatie van crimineel gedrag in de jongvolwassenheid. Centrale onderzoeksvragen zijn hoe en bij wie de persistentie/escalatie van crimineel gedrag voor, tijdens en na de transitie jeugd-jongvolwassenheid beter kan worden voorkomen. Het onderzoek is ondergebracht bij kinder- en jeugdpsychiatrie van de afdeling kindergeneeskunde van VUmc (Prof. Dr. Arne Popma).
Twee aspecten staan centraal. Het eerste is de identificatie van belangrijke criminogene risicofactoren uit de jeugd die kunnen worden geassocieerd met de ontwikkeling, en in het bijzonder de escalatie van crimineel gedrag, in de jongvolwassenheid. Het tweede is de identificatie van publieke gezondheidsdeterminanten (een combinatie van medische en sociale problematiek), gerelateerd aan de persistentie van crimineel gedrag tot in de volwassenheid. Hiertoe worden drie specifieke onderzoeksgroepen samengesteld. Het gaat om 1) een selectie van mannelijke jongvolwassen gewelddadige veelplegers uit de Top600 van Amsterdam, 2) een ‘positieve’ vergelijkingsgroep voor de Top600, bestaande uit leeftijdsgenoten met een jeugdreclasseringsverleden die juist geen geweldsdelicten plegen en 3) een groep mannelijke ex-gedetineerden die in 2010 vrijkwamen na een periode van detentie in de reguliere afdelingen van de Amsterdamse huizen van bewaring.
Tussen de Top600 en de vergelijkingsgroep zal een vergelijking worden gemaakt van het voorkomen van criminogene risicofactoren tijdens de jeugd. Binnen de Top600 wordt onderzocht of een verdere onderverdeling op basis van lichte verstandelijke beperking belangrijke inzichten oplevert met betrekking tot effectieve preventie / rehabilitatie van jongvolwassen gewelddadige veelplegers. Ook worden verbanden gelegd tussen problemen uit de jeugd (in het bijzonder zogenaamde Adverse Childhood Experiences) en zelfredzaamheidsproblemen tijdens de jongvolwassenheid. Bij de groep ex-gedetineerden zal worden onderzocht welke openbare (geestelijke) gezondheidsdeterminanten geassocieerd zijn met criminele recidive na ontslag uit detentie en wordt onderzocht of een subjectieve probleemervaring een aanknopingspunt is om recidive na ontslag uit detentie te voorkomen.
Databronnen zijn gearchiveerde jeugdzorgdossiers, interviews, sociaal-psychiatrische screeningen en delicthistorie zoals geregistreerd door de politie-eenheid Amsterdam-Amstelland.
Het promotie-onderzoek komt voort uit reeds afgeronde onderzoeksprojecten van de afdeling EGZ naar het voorkomen van OGGz-problematiek en nazorg detentie bij Amsterdamse gedetineerden en de voorgeschiedenis van de Amsterdamse Top600. Het promotie-onderzoek is gestart in April 2015 en zal naar verwachting worden afgerond in de tweede helft van 2019.
Looptijd: 2015-2019
In de 4 grote steden (G4) worden jaarlijks gemiddeld 70 overleden personen gevonden in een woning, die tenminste twee weken onopgemerkt zijn gebleven. In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zijn de cijfers ongeveer gelijk. Alleen Utrecht telt er minder. Gecorrigeerd voor verschillen in leeftijd en geslacht, en beperkt tot de alleenwonenden, komt het in de drie grootste steden bijna twee keer vaker voor dan in Utrecht.
Eerder onderzoek
Uit eerder onderzoek in 2013 van de GGD Amsterdam bleek al dat onopgemerkte doden vaker voorkomen in Amsterdam dan in de randgemeenten. Dit bleek deels verklaarbaar door het hogere aantal alleenwonenden in de grote stad. Daarnaast werd de hogere mate van Openbare Geestelijke Gezondheidszorg-problematiek (OGGZ) in Amsterdam en verschillen in bouwstijl tussen Amsterdam en de randgemeenten als verklaring aangedragen. Daaruit volgde de vraag of de situatie in Amsterdam vergelijkbaar is met de situatie in andere grote steden.
Dit blijkt nu inderdaad het geval voor de gemeenten Den Haag en Rotterdam. Mogelijk is het lagere aantal in Utrecht gerelateerd aan de mindere mate van eenzaamheid en hogere mate van participatie in deze stad. Daarnaast zou ook het type woningen een rol kunnen spelen; het percentage eengezinswoningen is in Utrecht hoger dan in de andere steden.
Risicogroep
De grootste risicogroep zijn alleenwonende mannen. Zij kampen vaker met problematisch alcohol- en drugsgebruik en vervuiling. Ook suïcides komen in Nederland tweemaal vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Opvallend is dat het relatief weinig voorkomt bij de alleroudste groep. Van de overleden alleenwonenden die jonger zijn dan 70 jaar blijft 3% tenminste 2 weken in de woning liggen, terwijl dit bij de ouderen voor 0,5% geldt. Kennelijk heeft deze oudste groep vaker een functionerend formeel of informeel zorgnetwerk.
Bij ongeveer de helft is er sprake van omstandigheden die duiden op (langdurige) psychiatrische- of verslavingsproblemen of vervuiling. Vaak is dit in combinatie met een, al dan niet zelfverkozen, sociaal isolement. Het lijkt een fenomeen dat in zekere mate inherent is aan het leven in de grote stad. Toch kunnen deze sterfgevallen ook worden beschouwd als een signaal voor burgers en professionals om op elkaar te letten. Bijvoorbeeld door de buren, nog bij leven, te ondersteunen of om een melding te maken van de zorgen bij een sociaal meldpunt of het meldpunt zorg en overlast.
Auteurs: Marcel Buster, Natalie Runtuwene, Karen van den Hondel, Addi van Bergen, Renske Gilissen
Bron: website G4-USER
Het Advies- en Meldpunt OGGZ is een regionale meldfunctie voor personen met verward gedrag met een niet-acute hulpbehoefte. Het meldpunt is 24/7 bereikbaar voor zowel burgers als professionals uit de regio Amsterdam-Amstelland. Het doel van het meldpunt is toeleiding naar passende hulpverlening, waarbij een oplossing voor zowel de cliënt als diens omgeving wordt geboden.
De monitor Advies- en Meldpunt OGGZ geeft inzicht in deze zorgketen vanaf de melding tot de follow-up in de gebieden/wijken. Hoeveel meldingen van cliënten met niet-acuut verward gedrag zijn er? Welke meldingen worden er gedaan bij het centraal meldpunt? Wie zijn de melders? Wat is de achtergrond van de personen die worden gemeld? Welke meldingen behoeven nader onderzoek, eventueel ter plaatse? Hoe is de decentrale follow-up in de gebieden en wijken?
Looptijd: 01-01-2020 / 01-01-2030
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Matty de Wit, onderzoeker.
De openbare gezondheidszorg draagt zorg aan personen of gezinnen waarbij de basisvoorwaarden van het bestaan ontbreken of bedreigt worden als gevolg van (psychiatrische) gezondheidsproblemen en onvoldoende door de hulpverlening worden bereikt. Bijvoorbeeld dakloze verslaafden, vereenzaamde psychiatrische patiënten of slachtoffers van huiselijk geweld. In de OGGZ monitor worden de ontwikkelingen binnen de Amsterdamse Openbare Geestelijke Gezondheidszorg en haar doelgroep periodiek in kaart gebracht. Het gaat daarbij vooral om de trends in de tijd en (voor de komende monitor) om de vergelijkbaarheid met andere steden. Deelgebieden die van bijzonder belang zijn voor Amsterdam worden apart beschreven in specifieke monitoren (alcoholmonitor, monitor Maatschappelijke Opvang).
Looptijd: 01-01-1998 / 31-12-2025
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marcel Buster, onderzoeker.