Voor de realisatie van deze doelen zijn de volgende instrumenten beschikbaar:
• Bestemmingsplan: regulering van de voedselomgeving via het bestemmingsplan (branchering) is alleen mogelijk op grond van ruimtelijke argumenten, bijvoorbeeld verwachte overlast van verkeer, afval of geur. Bij een vaststelling van een (nieuw) bestemmingsplan kan met het verdelen van functies wel een minimale afstand tussen bijvoorbeeld een school en voedselaanbieders worden gecreëerd. Daarnaast worden de toegestane functies met het bestemmingsplan vastgelegd, hiermee kan bijvoorbeeld het maximum aantal aanbieders per horeca-categorie worden bepaald.
• Algemene Plaatselijke Verordening (APV): verschillende voedselgerelateerde activiteiten kunnen (en worden) gereguleerd via de APV, zoals bijvoorbeeld venten en horeca. De APV heeft betrekking op openbare orde en veiligheid en gezondheid is geen grond om een vergunning te weigeren, tenzij er sprake is van een direct gevaar voor de volksgezondheid.
• Overige verordeningen: er zijn verschillende voorbeelden waarbij voedselgerelateerde activiteiten worden gereguleerd via een verordening. Hierin kunnen bepalingen worden opgenomen die een bijdrage leveren aan een gezonde voedselomgeving:
o Eisen kindermarketing: op basis van de huidige Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) zijn verschillende vormen van kindermarketing toegestaan. De Alliantie Stop Kindermarketing pleit voor het verhogen van de leeftijdsgrens en voor het gebruik van de richtlijnen uit de Schijf van Vijf, in plaats van de voedingskundige criteria die zijn opgesteld door de industrie zelf. Deze uitgangspunten kunnen worden vertaald in verordeningen. Zo kunnen bijvoorbeeld in een subsidieverordening en de uitvoering ervan (bijvoorbeeld subsidieverstrekking aan een evenement) eisen over kindermarketing worden opgenomen.
o In een standplaatsen verordening of verordening ambulante handel kan de meeste ruimte worden gevonden om aanvullende eisen neer te leggen, hoewel een aantal steden dit ook via de APV heeft geregeld. Denk aan afstandscriteria rondom scholen. Daarnaast kan via een algemene maatregel worden vastgelegd dat venten onder schooltijd (of pauzetijd) in de buurt van scholen is verboden.
• Gunningscriteria: in het geval van schaarse vergunningen, bijvoorbeeld van standplaatsen kunnen gunningscriteria worden opgesteld op basis waarvan de selectie kan worden gebaseerd, zoals over de uitstraling (kindermarketing) en het type aanbod (koffietruck of fastfood).
• Grondbeleid: sturen op de diversiteit van het aanbod via de uitgifte van grond (in de vorm van verkoop, huur of erfpacht) is in theorie mogelijk, maar in de praktijk zal dit nauwelijks haalbaar zijn of tot impact leiden, wanneer er al sprake is van bestaande contracten, doordat deze over het algemeen (zeer) langlopend zijn en bij het doorbreken van het contract een afkoopsom zal moeten worden betaald. Daarnaast wordt er over het algemeen sporadisch grond uitgegeven aan horecaondernemingen en zijn gemeenten maar beperkt eigenaar van de grond binnen hun grenzen.
• Subsidies: zijn vooral een middel om ondernemers tot het gewenste aanbod te verleiden. De werking wordt versterkt als in andere domeinen, zoals accommodatiebeleid, voorwaarden aan het voedselaanbod worden gesteld.
• Inkoopbeleid: in het gemeentelijk inkoopbeleid kunnen eisen worden gesteld aan het voedselaanbod voor eigen medewerkers en voor bepaalde groepen gebruikers van diensten zoals kinderopvang en maatschappelijke opvang van dak- en thuislozen.
Dit project is in samenwerking met: Na oplevering van de conceptversie zijn experts uit verschillende vakgebieden gevraagd om een oordeel te geven over de inhoud van het rapport.
Projectleider: Gemeente Amsterdam, AAGG
Auteur(s): gemeente Amsterdam, gemeente Ede, gemeente Rotterdam en gemeente Utrecht
Contactpersoon AAGG: M. Sheikh Rashid