Dit artikel is geschreven door Marjolein Bot, Lead Energie bij de Amsterdam Economic Board.
-
Artikel
LEAP Technology Landscape: trends en scenario’s
Digitale infrastructuren verwerken enorme hoeveelheden gegevens. Het dataverbruik neemt hand over hand toe door hoge bandbreedtes, goedkope data-abonnementen, cloud-migraties en de toenemende populariteit van streamingdiensten. De afgelopen decennia is energie-efficiëntie van computerhardware drastisch verbeterd. Net zoals de prestaties en de gebruiksvriendelijkheid van software. Toch lijkt dit niet voldoende om de oplopende vraag bij te houden. De groeiende energiebehoefte van ICT speelt vooral een belangrijke rol in Nederland: een centrale Europese data-hub, geconcentreerd in een betrekkelijk klein geografisch gebied. Steeds groter wordende datacenters zijn steeds moeilijker inpasbaar in het energie- en ruimtelijke systeem.
-
Collectie
1. Themastudies Duurzame energie
Themastudie duurzame brandstofpunten
Lopende studie naar de transitie naar duurzame brandstofpunten en (snellaad)infra in Amsterdam en berekening van de benodigde ruimte in de stad tot 2050, aan de hand van diverse scenario’s. Neem contact op met duurzamegebiedsontwikkeling@amsterdam.nlThemastudie Elektriciteitsinfrastructuur
Deze studie is gezamenlijk gedaan door de gemeente Amsterdam en Liander en laat de impact van de groei van de stad en energietransitie zien op het elektriciteitsnetwerk.Themastudie datacenters
Onderzoek naar de mogelijkheden om de restwarmte van datacenters om te zetten naar bruikbare energie voor gebiedsontwikkeling.Themastudie Warmte en koude (gasvrij)
Er vindt een verkenning plaats naar een duurzaam, open en betaalbaar warmtesysteem en hoe dit kwalitatief goed is in te passen in gebiedsontwikkeling. Meer informatie? Neem contact op met duurzamegebiedsontwikkeling@amsterdam.nl -
Artikel
Innovatief warmtenet bedrijventerrein (RiRa Amstel III)
Het Amstel III bedrijventerrein ondergaat een metamorfose de komende jaren. Het terrein ontwikkelt zich van bedrijvenzone naar woon-werkgebied. Tegelijk is er sprake van strengere wet- en regelgeving op het vlak van duurzaamheid. Het consortium RiRa Amstel III ontwerpt een collectieve warmte- en koudenet. Dit helpt vastgoed eigenaren 100% te verduurzamen op warmtegebied zonder zelf al te grote investeringen zelf te hoeven doen.
Op dit moment wordt onderzocht of het te realiseren warmte- en koudenet kan voorzien in een groot deel van de warmte- en koudebehoefte van de grote gebouwen en bedrijven op het bedrijventerrein. Het is de bedoeling hiervoor de restwarmte van vier grote datacenters die in het gebied staan te gebruiken. Dit betekent op jaarbasis een flinke vermindering van de CO2 uitstoot voor de gebouwen die nu nog gas gebruiken als primaire energiebron voor de verwarming en tapwater.
Stengere duurzaamheidsnormen
Nieuwbouw vastgoed moet vanaf 2020 voldoen aan nieuwe en strengere BENG duurzaamheidsnormen. Het vastgoed moet na 2020 overstappen op hernieuwbare vormen van energie, zoals warmtepompen of aansluiting op een warmtenet. Vanaf 2030 moeten gebouwen van het gas af. Deze ontwikkelingen maken dat het nu al belangrijk is na te denken over de implicaties voor nieuwbouw.
Innovatief warmtenet
Projectleider Robert Hemmen: “We ontwikkelen een nieuwe innovatie om restwarmte van o.a. de Equinix datacenters door te leiden naar de gebouwen in het bedrijvengebied. De HvA als kennisinstelling is mede-initiatiefnemer, penvoerder en programma manager van dit project, dat op steenworp afstand ligt van de HvA in het grootste bedrijventerrein van Nederland.”
Design Thinking methode
Het doel van het project is om te komen tot een collectief gedragen warmtenet. Centraal in de ontwikkeling van het systeem staan dan ook de wensen en behoeften van de gebruikers van het terrein zoals verhuurders, huurders, nutsbedrijven en exploitanten van energienetwerken. De projectgroep zet de Design Thinking methode in om de wensen van de gebruikers inzichtelijk te maken. De gebruikers worden ook betrokken bij het ontwikkelen van een visie op de ontwikkeling van het warmtenet.
Opbrengsten RiRa Amstel III
Het project levert een marktmodel op en een businessplan voor open warmte- en koudenetten. Het marktmodel is een dynamische verrekening van restwarmte. Het geeft inzicht in de beheer van infrastructuur, alternatieve governance en financieringsmodellen die passen bij kleinschalige initiatieven. Het model helpt kosten efficiënte dienstverlening te ontwerpen voor de keten: energie afname, levering en transport die ook elders in Nederland kan worden toegepast.
De ontwikkelde methode wordt toegepast in Amstel III en de omgeving. Het projectteam geeft met een businessmodel gebouweigenaren inzicht in het gebruik van restwarmte van een datacenter en andere restwarmtestromen in de directe omgeving, zoals open WKO-bronnen.
Resultaten benut in onderwijs
Enkele technische opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam benutten de resultaten van RiRa Amstel III in het onderwijs. Hoofddocent dr. Renee Heller zorgt dat de onderzoeksresultaten onafhankelijk beoordeeld en nagerekend worden. Studenten draaien mee in het project om ondersteunende taken uit te voeren, zoals het uitvoeren van diepte-interviews, draagvlakstudies, kostprijsberekeningen en energieberekeningen.
Partners
De Hogeschool van Amsterdam (HvA) werkt samen met een consortium bestaande uit Equinix, Escoplan, Huygen, Greenvis en VillaVille. De rol van de partners is:
- Greenvis: adviseur en ontwikkelaar van warmtenetten.
- Huygen: energieadviseur en ontwikkelaar voor energieoplossingen binnen gebouwen.
- Equinix: ontwikkelaar en beheerder van datacenters wereldwijd. In dit project zijn zij de toeleverancier van de restwarmte die vrijkomt bij het beheren (en koelen) van grote hoeveelheden servers in een datacenter.
- VillaVille: Vastgoedadviseur.
- Escoplan: Financieel adviseur en ontwikkelaar van zogenaamde ‘gebieds-ESCO’s’ (financieringsoplossingen).
- HvA: Penvoerder, programmamanager en onafhankelijk adviseur.
Dit project wordt in nauwe samenwerking opgezet met de gemeente Amsterdam en andere direct/indirect belanghebbenden zoals Waternet, verhuurders en huurders in het gebied.
Over bedrijventerrein Amstel III
Kantoren- en bedrijvengebied Amstel III is met 250 hectare het grootste bedrijventerrein in Nederland. Het ligt in Amsterdam Zuidoost. Amstel III is onlangs een nieuwe weg ingeslagen met een geleidelijke transformatie van mono-functioneel werkgebied naar een gemengd (hoog)stedelijk werk-woongebied in de kantorenzone, en een gemengd werkgebied in de bedrijvenzone.
Gepubliceerd door Urban Technology 8 mei 2019 -
Artikel
Amsterdam loopt voorop op het gebied van datacenters
Blog van Zef Hemel
Wereldwijd zijn er niet meer dan twaalf plekken waar datacenters ruimtelijk zo sterk clusteren. In Europa zijn dat er vier. Amsterdam is er een van. In alle gevallen gaat het om grote steden. Ook al is de grond er duur, in en rond Londen, Parijs, Frankfurt en Amsterdam willen de meeste datacenters zich vestigen. Daar zitten hun grote klanten. Het Hilversumse bureau Stratix vertelde erover tijdens een speciale bijeenkomst voor beleidsmakers van gemeenten, provincie en rijk op donderdag 12 april op het Amsterdamse Marineterrein. Organisatie was in handen van de Amsterdam Economic Board.
Invloed van beleidsbeslissingen
Een groot deel van het gesprek ging over de uitzonderlijke clustereffecten van dataopslag in Nederland en met name rond Amsterdam. Stratix wees op de grote effecten die gunstige beleidsbeslissingen in het verleden op deze groei hebben gehad. Wat gaat de regio de komende jaren ondernemen? Co-locatiecenters zijn in de metropoolregio het meeste in trek. Het merendeel staat in Watergraafsmeer. Daar vinden ze optimale interconnectiviteit vanwege de meer dan 700 verschillende verbindingen die AMS-ix levert. Het cluster op Schiphol-Rijk heeft zich gespecialiseerd in cloud-opslag. Het derde cluster bevindt zich in Amsterdam-Zuidoost. Een afstand van een tot drie kilometer tussen de verschillende datacenters is optimaal, een afstand van tien kilometer lijkt het maximaal haalbare. Wie zich op grotere afstand vestigt moet fors extra betalen. Zelfs Hilversum en Haarlem zijn al te ver weg. Elektriciteitsvoorziening is essentieel, want datacenters verbruiken veel stroom. Lokaal moeten onderstations voldoende capaciteit kunnen leveren.
Voldoende elektriciteit en vertrouwen?
Hoe snel de technologische ontwikkelingen kunnen gaan, werd al aan het begin van de avond duidelijk. Robotica en kunstmatige intelligentie zullen de volgende golf dataverkeer mogelijk flink opstuwen. Fotonica kan de servertechnologie ingrijpend veranderen. Het noodzaakte de aanwezigen om in toekomstscenario’s te denken. Van belang lijkt vooral de vraag of de regio voldoende elektriciteit kan blijven leveren. Iemand rekende voor wat het zou betekenen als de hele Amsterdamse regio ineens op elektrisch autorijden zou overschakelen of wanneer de woningen van het aardgas af zouden gaan. Het elektriciteitsnet zou zoveel stroom nooit kunnen leveren.
Ook gebrek aan vertrouwen in dataopslag kon wel eens tot overcapaciteit leiden en alle voorsprong in één snelle veeg kunnen laten verdampen. Vanwege de Olympische Spelen gaf Londen bijvoorbeeld een tweetal jaren niet thuis. Weg was haar voorsprong in de datacenterontwikkeling, ook omdat de stop samenviel met de snelle opmars van cloud-computing. Of neem Parijs, dat al lang worstelt met haar data-exchange. Kortom, de Amsterdamse regio mag zeker niet achteroverleunen. Economisch zijn datacenters voor Amsterdam en Nederland van groot belang. In combinatie met de luchthaven en de grootstedelijke diensteneconomie vormen ze een unieke combinatie.
Hoe nu verder?
Tijdens de discussie passeerde een aantal vragen de revue. Er wordt nog weinig over de sector bijgehouden. Hoe ontwikkelt de industrie zich? Hoe vertalen datacenters zich naar economische meerwaarde? Een early warning system? Waarom doen we dit wel voor Schiphol en de Haven, en niet voor deze digitale mainport?
Daarnaast kwamen de partijen tot de conclusie dat gemeente, regio en rijk meer kunnen samenwerken, maar vooral ook meer van elkaar en van andere internationale regio’s kunnen leren. Stockholm is internationaal vooruitstrevend op het gebied van warmtenetten, wat kunnen we daarvan meenemen naar de Metropoolregio Amsterdam? Datacenters kunnen helpen om de de regio van het gas af te krijgen, maar dan moeten we de sector wel integraal gaan meenemen in plannen rondom de energietransitie. Ook daar ligt nog een flinke klus.
Elke grootstedelijke regio zou zich in de handen wrijven als ze de schaal en potentie van de clustervorming als die in het Amsterdamse regio ook maar enigszins zou benaderen. Het is aan de regio om deze voorsprong te verzilveren
Bron: Amsterdam Economic Board
-
Artikel
Lokale (bewoners)initiatieven als volwaardige partner in de energietransitie
In order for the energy transition to be a success, citizens of the metropolitan region must be engaged in the process and are encouraged to contribute by means of ‘bottom-up energy initiatives’. The municipality seeks to stimulate initiatives by providing subsidies and non-financial aid. A variety of obstacles do however stand in the way, preventing a meaningful contribution of these initiatives. In my upcoming blog posts I hope to understand the roles played by these initiatives by taking a closer look at how they are organised and what they need in order to be able to efficiently collaborate with stakeholders such as the municipality.
Possessing over a cooperative organisational structure allows for substantial participation and engagement from the community. These are crucial components which lead to success. Characteristics of this organisational structure, such as internal democracy, additionally give citizens the possibility to partake in the initiative’s activities. Furthermore, the specific division of tasks into a board of directors and management committee, allows citizens to take up formal roles and responsibilities (based on their backgrounds and knowledge). This serves in the best interest of a local energy initiative. Additionally, a diversity of professionalism which takes shape in the form of possessing specific knowledge and skill sets is considered to be of importance.
I identify a series of benchmarks which can be used by Amsterdam’s local energy initiatives in order to become a better collaboration partner for the municipality. In random order, these are: the mobilisation of residents in the neighbourhood, perseverance in combination with a strong and shared ambition, access and usage of networks, a solid organisational structure (such as a energy cooperative), an understanding of relevant subject matters and processes, and lastly, being able to work with municipal frameworks and schemes. Disclaimer: The generated list of criteria takes academic literature, conversations with local energy initiatives, and input from presentations into consideration. With this in mind, financial barriers and possibilities were not taken into account. To find out more, read on (in Dutch)! -
Artikel
Het handelingsperspectief van gemeenten in de energietransitie naar een duurzame warmte- en elektriciteitsvoorziening
Gemeenten spelen een belangrijke rol in de energietransitie en vele pakken deze rol ook op. Deze studie onderzoekt in hoeverre gemeenten er in de praktijk in slagen om hun ambities voor een energieneutrale gebouwde omgeving en hernieuwbare-energieopwekking te verwezenlijken. De onderzoekers nemen 19 gemeentelijke casussen onder de loep en bekijken welke wettelijke instrumenten en andere middelen gemeenten hebben, en welke knelpunten (en oplossingen) ze signaleren.
Van de 19 casussen die onderzocht zijn hebben er 10 betrekking op stadswarmte en 9 op windenergie. De belangrijkste bronnen van de studie zijn interviews met betrokken gemeenteambtenaren en gemeentelijke documenten.
Realisatie van warmtenetten in bestaande bouw verloopt moeizaam …
Voor veel gemeenten zijn warmtenetten – naast isolatie en elektrische warmtepompen – een belangrijke manier om de CO2-uitstoot van de gebouwde omgeving te verminderen. Zij hebben echter alleen voor nieuwbouwlocaties de mogelijkheid om de aanleg ervan af te dwingen. Bij bestaande bouw moeten eigenaren ‘verleid’ worden om over te stappen naar stadswarmte, wat nog beperkt lukt. Dat komt vooral doordat stadswarmte nauwelijks op prijs met aardgas kan concurreren. Dat zou kunnen verbeteren als warmtebedrijven niet meer volledig zelf zouden opdraaien voor de hoge kosten van de infrastructuur.
… en gebruikte warmtebronnen zijn nog niet CO2-vrij
De huidige bronnen van stadswarmte – elektriciteitscentrales, afvalverbrandings- of biomassa-installaties – leiden tot een CO2-reductie van ‘slechts’ 45 tot 60% ten opzichte van verwarming met HR-ketels. Om stadswarmte te laten bijdragen aan een klimaatneutrale gebouwde omgeving moeten op termijn meer CO2-vrije of -arme warmtebronnen (zoals geothermie en industriële restwarmte) beschikbaar komen. Gemeenten zouden meer middelen en instrumenten moeten krijgen om warmtebedrijven te prikkelen of – indien nodig – te dwingen om daadwerkelijk op dergelijke warmtebronnen over te stappen.
Bij windenergie zijn lasten en lusten niet evenwichtig verdeeld
Sommige gemeenten hebben van het Rijk een opgave gekregen om plaats te bieden aan een of meerdere grootschalige windparken, terwijl andere gemeenten veel meer vrijheid hadden om zelf te bepalen hoeveel windenergie zij binnen hun grenzen wilden realiseren. Dit ‘toedelingsmodel’ leidt tot weerstand en onvrede bij de gemeenten van de eerste categorie en tot een zekere mate van vrijblijvendheid in het ambitieniveau van de gemeenten van de tweede categorie.
Ook de financiële baten van windmolens zijn in de huidige situatie vaak ongelijk verdeeld. Commerciële ontwikkelaars en de eigenaren van de grond waarop windmolens worden geplaatst springen er financieel beter uit dan de omwonenden die er tegenaan kijken. Sommige gemeenten zetten erop in dat de ontwikkelaars een groter deel van hun winst met de omgeving delen, maar kunnen hen daartoe niet verplichten.
Auteur(s) Hans Elzenga; Anne Marieke Schwencke; Anton van Hoorn Publicatiedatum 19-06-2017 Bron: website PBL
-
Artikel
Samenhang elektrisch vervoer met energietransitie in woonwijk
VNG-onderzoek - uitgevoerd door APPM - over de verwachte ontwikkeling van elektrische auto’s, de impact hiervan op 4 verschillende typen woonwijken en de samenhang met de energietransitie (‘van het aardgas af’ en daarmee ook de rol van elektriciteit bij het koken en verwarmen van woningen).
Jaar van uitgifte: 2018
Bron: website VNG
-
Artikel
Half miljoen dataservers jaarlijks afgedankt in Nederland
De Metropoolregio Amsterdam is één van de grootste datacenterhubs ter wereld. De economie digitaliseert. Er is een explosie van vraag naar servercapaciteit om data-gedreven toepassingen te laten draaien, denk bijv. aan video streaming, online games, zelfrijdende auto’s, internet of things of blockchain toepassingen. Al die data moet worden opgeslagen in servers, die op hun beurt vaak zijn ondergebracht in datacenters. Naast de enorme markt voor nieuwe IT apparatuur die de regio biedt, betekent dit ook een groeiende stroom vrijkomende gebruikte apparatuur. Kunnen we die laatste stroom volgens circulaire principes organiseren, zodat waardevolle grondstoffen zo lang mogelijk meegaan (circuleren) in de economie van de regio?
Bovenstaande vraag was de aanleiding voor de Amsterdam Economic Board, ICT-Milieu, Iron Mountain en Hewlett Packard Enterprise, met ondersteuning van Green IT Amsterdam om inzicht te krijgen in de markt, het beleid rond inkoop, gebruiksduur en afdanking van servers en handelingsperspectieven van partijen om tot een zo hoogwaardig mogelijk (regionaal) hergebruik van apparatuur te komen. Onderzoekspartij Ffact is gevraagd om onderzoek te verrichten naar circulaire dataservers. Het onderzoek wijst uit dat alle spelers in de keten zich in kunnen zetten voor waarde behoud. Of het nu de producent is, of de eigenaar van de apparatuur, de datacenters of de handelaren, iedereen is aan zet. Door gezamenlijke bewustwording kunnen spelers in de keten meerwaarde genereren. Het rapport presenteert de mogelijkheden in het speelveld als eerste stap. Het is aan de keten om de tweede stap te zetten, eigen handelen en samenwerking in de keten zoeken.Wat zijn de vijf belangrijkste inzichten uit het rapport?
- Volgens schatting, worden er jaarlijks bijna een half miljoen servers afgedankt in Nederland, waarvan 37% in de Metropoolregio Amsterdam: Het aantal servers dat bij Nederlandse datacenters staat opgesteld wordt, op basis van cijfers over 2016, geschat op circa 4,3 miljoen stuks, waarvan 1,5 miljoen (37%) binnen de MRA.
- Ruim de helft van de afgedankte servers wordt voor hergebruik naar het buitenland geëxporteerd: Op zich is dit niet verkeerd als het elders wordt hergebruikt. Het probleem is dat deze apparatuur uit het zicht verdwijnt, omdat een centrale registratie voor export voor hergebruik ontbreekt. Onduidelijk is wat er met deze apparatuur gebeurt aan het einde van de levensduur. Partijen in de keten zouden zich moeten inspannen om gezamenlijk tot een centrale registratie van export voor hergebruik te komen waarin volumes en land van bestemming worden vastgelegd. Voor hergebruik geëxporteerde apparatuur mag in mindering worden gebracht op de put-on-market cijfers waarop het behaalde inzamelpercentage wordt berekend.
- Iets meer dan één derde van alle afgedankte servers in Nederland wordt verwerkt in recycling en refurbishment: Van de afgedankte servers wordt door gecertificeerde recyclers 24% verwerkt tot grondstoffen. Deze recyclers bevinden zich voornamelijk in Nederland. Nederlandse refurbishers verwerken en verkopen 13% voor hergebruik. Ongeveer de helft hiervan wordt naar het buitenland geëxporteerd.
- Veel meer servers worden afgedankt dan dat er op de markt worden gebracht: Uit het onderzoek blijkt dat veel meer servers worden afgedankt dan dat er op de markt worden gebracht. De reden hiervoor is de toenemende energie-efficiëntie van nieuwe servers, de optimalisatie van energiemanagement en capaciteitsbenutting in bestaande serveromgevingen en het onderbrengen van eigen IT-systemen in een efficiënter werkende cloudoplossing. Al deze ontwikkelingen hebben tot gevolg dat voor een bepaalde werklast minder servers nodig zijn.
- In de hele keten zijn er kansen om grondstoffen te behouden en winst te behalen door slim hergebruik en samenwerking: Het bereiken van het einde van de gebruiksduur betekent niet altijd dat de apparatuur wordt afgedankt. Vooral bij commerciële aanbieders van IT-diensten kan een server opnieuw én nogmaals opnieuw en wellicht nog een keer worden ingezet in andere toepassingen. De gemiddelde leeftijd bij afdanking van een server kan op deze manier oplopen naar zo’n 8 tot 10 jaar.
Daarnaast is ook de wijze waarop servers zijn gehuisvest en geconfigureerd van grote invloed op het energiegebruik en de levensduur. Ten eerste, het inzicht in het inventaris van gebruikers en eigenaren is niet altijd aanwezig: wat is er aan server capaciteit en waar staat het? Wanneer is het moment van afdanking? Ten tweede, staan veel organisaties niet (regelmatig) stil bij hun data management; vragen omtrent de noodzaak tot het bewaren van data en of high performance (en grote rekencapaciteit) toepassingen worden niet altijd gesteld. Organisaties moeten zich meer bewust zijn van de energie-efficiëntie van de eigen ICT-omgeving. Mogelijk kan door optimalisatie de inkoop van nieuwe apparatuur worden beperkt.
Daarna zijn er kansen voor recyclers, refurbishers en IT Asset Disposition (IATD) diensten om samen te werken en de eigenaar zo goed mogelijk te adviseren welke route voor welke apparatuur het meest geschikt is. Hierbij moet gekeken worden naar de vraag naar refurbished apparatuur, het behouden van materialen door middel van recycling maar ook dataveiligheid en de totalen kosten of opbrengst afgewogen.
Inkopende organisaties moeten zich realiseren dat zij regie kunnen voeren over het (her)gebruik van apparatuur, al bij de aankoop van de apparatuur of diensten. Producenten en resellers kunnen adviseren bij het vaststellen van de ICT-behoefte. Recyclers en refurbishers kunnen al bij inkoop richting geven aan de mogelijke routes van apparatuur na afdanking.
De keten is aan zet
Door gezamenlijke doelen te stellen, bijvoorbeeld op het gebied van gebruik van refurbished apparatuur, hergebruik van materialen, energie- en emissiereductie, kunnen ketenpartijen gezamenlijk tot een hoogwaardiger keten komen.
Ben je benieuwd hoe je als eigenaar, gebruiker of dienstverlener van dataopslag beter grondstoffen kan behouden en winst behalen door circulair te handelen? We hebben op maat gemaakte handreikingen gemaakt met handelsperspectief voor elke partij in de keten. Deze staan in bijlage 2 van het onderzoek.
Ben je benieuwd naar meer inzichten over de markt van IT apparatuur en dataservers? Bekijk het hele onderzoek hier.
Bron: Amsterdam Economic Board
-
Artikel
Warmtebronnen: Het Amsterdamse Bronnenboek
Het Amsterdamse Bronnenboek, geeft inzicht in de huidige en de toekomstige warmtevraag en het warmteaanbod. Het product kan worden gebruikt als onderlegger voor vraagstukken op het gebied van warmte. Het Amsterdamse Bronnenboek vormt de basisinput voor warmte in de Regionale Energiestrategie (RES). In het Amsterdamse Bronnenboek leest u welke collectieve warmtebronnen de stad, nu en in de toekomst, tot haar beschikking heeft voor het verwarmen én koelen van gebouwen.
Behandeld in Gemeenteraad 9 september 2020, Commissie Financien en Economische Zaken 25 juni, 4 juni 2020 en 14 mei 2020
Behandeld in de Commissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit, Duurzaamheid 5 maart 2020.
Behandelend ambtenaar Mimi Eelman, Tim Ruijs, Aat de Vries
Voor meer informatie klik hier
Amsterdam groeit. Met ingang van de wet VET (Voortgang Energietransitie) per 1 juli 2018, is alle nieuwbouw en transformatie in Nederland aardgasvrij. Om in 2040 een aardgasvrije stad te zijn moeten veel bestaande en nieuwe woningen, kantoren en andere gebouwen worden aangesloten op een betaalbare, open en duurzame warmtevoorziening. De Programma’s Duurzame Gebiedsontwikkeling en Aardgasvrij onderzoeken de huidige en toekomstige warmtebronnen van Amsterdam.
Het Amsterdamse BronnenboekIn het Amsterdamse Bronnenboek leest u welke collectieve warmtebronnen de stad, nu en in de toekomst, tot haar beschikking heeft voor het verwarmen én koelen van gebouwen. En goed nieuws, we lijken over voldoende alternatieve bronnen te beschikken. Amsterdam heeft vele datacenters, (rest)warmte uit de haven, energie uit oppervlaktewater, een zeer geschikte ondergrond voor WKO’s en mogelijk zelfs geothermie. De vraag voor de komende jaren luidt: Welke bronnen dragen het meeste bij aan een duurzame, betaalbare en toekomstbestendige warmtevoorziening?
Hopelijk biedt het Bronnenboek een goed inzicht in wat er allemaal mogelijk is om de Amsterdammer er ook in de toekomst warm (en koel) bij te laten zitten.
Het Bronnenboek is een momentopname. Technieken zijn volop in ontwikkeling en ons denken over duurzame warmte is aan verandering onderhevig. Voor vragen en/of opmerkingen kunt u contact opnemen met het energie transitie team via: energietransitie@amsterdam.nl
-
Artikel
Energietransitie en Werkgelegenheid
Overstappen van fossiele vormen van energie naar nieuwe vormen zoals wind, zon, of geothermie vereist enorme investeringen. Niet alleen in technologie maar vooral ook in mensen. Om de klimaatdoelen van het kabinet te halen moet snel worden geïnvesteerd in scholing, het aantrekken van mensen, en in begeleiding van werk naar werk voor wie zijn functie ziet verdwijnen. De SER publiceert vandaag concrete aanbevelingen om de werkgelegenheidskansen te verzilveren en knelpunten op de arbeidsmarkt tijdig aan te pakken. Dit advies is een belangrijke bouwsteen voor het nog te sluiten Klimaatakkoord.
Advies 2018/03: 19 april 2018 (ad-hoc commissie Energietransitie en Werkgelegenheid)
Bron: website SER
-
Artikel
Eindrapport Energie- en grondstoffentransitie
-
Artikel
Staat van de energietransitie Noord-Holland
Onderzoeker: ECN
Opdrachtgever: Provincie Noord-Holland
In opdracht van de provincie Noord-Holland heeft het ECN de Staat van de energietransitie in Noord-Holland in kaart gebracht. Het betreft een nulmeting van met name het (finale) energieverbruik en CO2-emissies vanaf 2010 van de vraagsectoren gebouwde omgeving, industrie, glastuinbouw en mobiliteit & transport alsmede de voortgang betreffende de productie van duurzame energie binnen de provincie. Als voornaamste bronnen zijn gebruikt de Klimaatmonitor en het CBS, aangevuld met interne analyses.
Onderhavige eerste meting van de Staat van de energietransitie wijst uit dat de energietransitie in de provincie nog grotendeels op gang moet komen. Het energieverbruik en de CO2-emissies zijn na 2010 niet of nauwelijks gedaald, met de kanttekening dat ze ondanks de recent aantrekkende economie ook niet zijn gestegen. Een uitzondering vormt de gebouwde omgeving waar, door energiebesparende maatregelen, het gasverbruik bij zowel de huishoudens als de diensten is afgenomen. Voorts is er sprake van een stijging van de productie van duurzame energie, met name geothermie, duurzame warmtedistributie en zonnestroom al is de bijdrage aan de energievoorziening van al deze technieken nog beperkt.
Een aanzienlijke versnelling van de huidige ontwikkelingen is nodig om te komen tot een nagenoeg CO2-neutrale energiehuishouding in 2050.
Doelstelling
Het doel van deze Staat van de energietransitie (nulmeting) is om voor de verschillende relevante sectoren voor de provincie Noord-Holland inzicht te geven in a) het energieverbruik, b) de voortgang van de CO2-emissiereductie en c) de energiebesparing waarbij tevens de trend van de afgelopen jaren afgezet wordt tegen de trend in Nederland. Hierbij wordt ingegaan op de ontwikkelingen binnen de sectoren gebouwde omgeving, glastuinbouw, industrie en mobiliteit & transport, alsmede de duurzame opwekking van energie door zon, wind, biomassa, warmtekoudeopslag en geothermie. De huidige stand van zaken wordt niet alleen bepaald door het provinciale beleid maar mogelijk nog meer door het Rijk, Europa en mondiale afspraken (denk in dit kader in Noord-Holland aan het Noordzeekanaalgebied, de opslag van fossiele brandstoffen
als steenkool en benzine maar ook bijvoorbeeld de automobielmarkt).
Aan deze Staat van de energietransitie ligt een uitgebreid monitoringssysteem ten grondslag dat het ook mogelijk maakt om de komende jaren de voortgang ten aanzien van het energieverbruik, de CO2-emissiereductie en de energiebesparing in beeld te brengen. De beoogde frequentie van monitoren is tweejaarlijks. De inzichten uit deze rapportage zijn behalve voor de provincie relevant voor medeoverheden, het bedrijfsleven en inwoners van Noord-Holland.
Deze Staat van de energietransitie brengt de trends over de afgelopen jaren en de huidige stand van zaken ten aanzien van de energietransitie in beeld. Daarbij wordt de Noord-Hollandse trend waar mogelijk afgezet tegen de Nederlandse trend. Deze monitor heeft daarmee een signalerende functie ten aanzien van de voortgang van de energietransitie. Hetgeen gemonitord wordt, is echter niet direct (causaal) te koppelen aan de effectiviteit van het provinciale beleid. Wel kan worden gesignaleerd waar de voortgang stagneert, op basis waarvan eventueel besloten kan worden om nadere analyses uit te voeren. -
Artikel
Economische kansen & bedreigingen Energietransitie
Aansluitend bij de verkenningen die de provincie Noord-Holland in het kader van de nieuwe Omgevingsvisie heeft uitgevoerd (2017) en ter aanvulling op de lopende ruimtelijke verkenningen van de consequenties van de Energietransitie (uitgevoerd in opdracht van de pro-vincie), is aan Buck Consultants gevraagd een nadere verkenning/analyse uit te voeren gericht op de economische impact van de transitie, en de kansen en bedreigingen voor belangrijke sectoren/clusters in Noord-Holland.
In het Nationaal Energieakkoord is afgesproken dat in 2023 de energie in Nederland voor 16 procent met duurzame bronnen wordt opgewekt. Het nieuwe kabinet heeft in het regeerakkoord ook de ambitie na 2023 verder uitgewerkt en aangescherpt, en voor 2018 een nieuw Energie akkoord aangekondigd. Deze ambities leiden tot een stevige opgave voor de nationale Energietransitie, die zich niet alleen zal richten op energiebesparing en energie-opwekking, maar ook om afvangen, hergebruik en opslag van CO2.
De Energietransitie zal voor de provincie Noord-Holland een grote ruimtelijke impact hebben, maar ook kansen en bedreigingen voor de economie opleveren. De transitie draagt immers bij aan het opkomen van nieuwe sectoren (denk aan kennisintensieve diensten en nieuwe maakindustrie) en zet traditionele economische dragers zoals Schiphol, de procesindustrie in havens en de Greenports aan tot innovatie en het ontwikkelen van nieuwe ver-dienmodellen. Energietransitie is dan ook een van de belangrijke thema’s bij de ontwikkeling van een nieuwe Omgevingsvisie voor de provincie Noord-Holland die medio 2018 zal worden vastgesteld.
Aansluitend bij de verkenningen die de provincie Noord-Holland in het kader van de nieuwe Omgevingsvisie heeft uitgevoerd (2017) en ter aanvulling op de lopende ruimtelijke verkenningen van de consequenties van de Energietransitie (uitgevoerd in opdracht van de pro-vincie), is aan Buck Consultants gevraagd een nadere verkenning/analyse uit te voeren gericht op de economische impact van de transitie, en de kansen en bedreigingen voor belangrijke sectoren/clusters in Noord-Holland. Deze analyse is als volgt opgebouwd:
A. Om stap voor stap te komen tot een set van praktische aanbevelingen voor het hande-len van de provincie Noord-Holland is eerst op hoofdlijnen stilgestaan bij het economisch perspectief op Energietransitie (de verandering vanuit het economisch systeem);
B. Vervolgens is op basis van deze inventarisatie, en een aantal gesprekken met stakehol-ders, een selectie gemaakt van clusters/sectoren waar economisch belang, economi-sche groei én omvang van de energievraag of - opwekking samen komen. Deze cases zijn uitgewerkt in praktische kansen & bedreigingen en aansluitend vertaald in een specifiek handelingsperspectief per case;
C. Vervolgens heeft voor de provincie als geheel, maar ook voor de afzonderlijke cases een kwantificering plaatsgevonden van de potentiele impact van de Energietransitie (in termen van direct/indirect betrokken bedrijven en banen);
D. Tot slot is de analyse samengevat in een handelingsperspectief van de provincie, wat meegenomen kan worden in de verdere uitwerking van de omgevingsvisie en andere acties/beleid.
Uitgevoerd in opdracht van: Provincie Noord-Holland
Den Haag, december 2017
-
Artikel
Notitie Reikwijdte en Detailniveau planMER windenergie Amsterdam
Amsterdam laat een groot onderzoek doen naar de gevolgen van windmolens op de omgeving: een plan-MER onderzoek. De gemeente gebruikt deze informatie om een Programma Windenergie Amsterdam (PWA) te maken. In het PWA staat in welke zoekgebieden het beste windmolens kunnen worden geplaatst en onder welke voorwaarden kan worden gestart.
Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD)
Voordat het onderzoek begint, komt er een notitie met wat er allemaal onderzocht gaat worden en hoe; een onderzoeksopzet voor het plan-MER. Dat heet een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Het college van B&W heeft deze NRD per 22 februari 2023 vrijgegeven voor inspraak.
Na de tervisielegging van de Notitie (van 22 februari tot 4 april 2023) en het advies over de ontvangen reacties (zienswijzen) start het plan-MER onderzoek.Behandeld in Commissie Duurzaamheid & Circulaire Economie 23 maart 2023
Behandelend ambtenaar: Ruimte en Duurzaamheid, team RES Wind, Bestuurszaken.rd@amsterdam.nl
Voor meer informatie/voordracht klik hier
Bronvermelding/auteur: Bosch & van Rijn - Marlin ter Huurne, Steven Velthuijsen
Opdrachtgever: gemeente Amsterdam, Ruimte & Duurzaamheid, Programma Windenergie
-
Artikel
Routeplanner Energietransitie Noord-Holland
Conclusies en Aanbevelingen Routeplanner Energietransitie Noord-Holland
Het beleid van de provincie richt zich op het verminderen van het energieverbruik, het stimuleren van opwekking van duurzame energie en het benutten van restwarmte. (Beleidsagenda Energietransitie
2016-2020). Uit de eerste Staat van de energietransitie Noord-Holland blijkt echter dat het energieverbruik de laatste jaren nauwelijks is gedaald. Wel stijgt de productie van hernieuwbare opgewekte energie, al is dit aandeel nog beperkt. De provincie heeft mogelijkheden om de energietransitie te versnellen. Dit hoofdstuk vermeldt de belangrijkste keuzes en mogelijkheden.9.1 Omgang met de volumeontwikkeling van de vraagsectoren
• De volumegroei van de sectoren industrie en land- en tuinbouw blijft naar verwachting beperkt, terwijl de gebouwde omgeving met circa 15 procent en de sector mobiliteit en transport met circa 20-46 procent zal groeien. Bij de gebouwde omgeving leidt de groei tot een geringe toename in het energieverbruik, aangezien nieuwe woningen nul op de meter zijn. Wel kunnen nieuwe datacenters het energieverbruik van de gebouwde omgeving flink opdrijven.
• Bij mobiliteit en transport is de groei in het energieverbruik sterk afhankelijk van het beleid dat wordt ingezet als reactie op de groeiende mobiliteitsbehoefte: gaan we meer mobiliteit faciliteren of juist afremmen? Denk bijvoorbeeld aan doorstromingsbevorderende maatregelen, ruimtelijk beleid rond OV-knooppunten of aan een schaalsprong van het openbaar vervoer. In het algemeen geldt dat maatregelen die ingrijpen op de keuzevrijheid of inwoners in de portemonnee raken, weerstand oproepen.9.2 Stimuleren van energie-efficiëntie
• Binnen de land- en tuinbouw – zowel de glastuinbouw als de overige landbouw – is al veel kennis aanwezig over energiebesparende
maatregelen en de grote potentie hiervan, maar die kennis is nog onvoldoende verspreid. De provincie kan
(financieel) bijdragen aan kennisverspreiding.
• In de industrie en in de sector mobiliteit en transport is innovatie om de energie-efficiëntie van bestaande technieken te verbeteren vooral zinvol op de korte termijn. Er is immers sprake van een systeemwijziging waardoor bestaande technologieën op termijn plaatsmaken voor nieuwe technologieën. Binnen deze sectoren zal volop ingezet moeten worden op de benodigde systeemverandering. Dit kan grote effecten hebben. De overgang van voertuigen met een verbrandingsmotor op fossiele brandstoffen naar nul-emissievoertuigen met elektrische aandrijving, verlaagt het energieverbruik met 60 procent. De provincie kan deze transitie regionaal stimuleren en faciliteren door te zorgen voor een dekkende laad- en tankinfrastructuur.9.3 Ruimtelijke beleid
• Bij de glastuinbouw zorgt concentratiebeleid niet alleen voor betere ruimtelijke kwaliteit en economische structuurversterking, maar versnelt het ook de energietransitie. De businesscases vallen immers eerder positief uit. Een deel van de bedrijven dat daarvoor in aanmerking komt, is nog niet geconcentreerd. Beleid dat is gericht op meer concentratie is vanuit oogpunt van de energietransitie zinvol. Daar is naar verwachting dan nog wel 100 ha extra ruimte voor nodig.
• Tijdelijke afvang en opslag van CO2 in de industrie is naar verwachting op middellange termijn haalbaar en kan helpen klimaatdoelstellingen versneld te realiseren. Het Noordzeekanaalgebied biedt hiervoor kansen. Hier moet dan wel ruimte voor gereserveerd worden. Overigens vergt CO2-afvang en -opslag wel extra elektriciteit.
• Datacenters verbruiken steeds meer ‘groene stroom’ en bieden de mogelijkheid om restwarmte te benutten. Zeker bij nieuwkomers, omdat daar nog gestuurd kan worden op de locatiekeuze. Dat alles neemt niet weg dat terugdringen van het energieverbruik de voorkeur geniet. De provincie kan datacenters prikkelen tot innovatie. Als er locatiebeleid komt, moet dit rekening houden met het feit dat datacenters met andere bedrijven concurreren om de beschikbare capaciteit van het elektriciteitsnet. Hier zullen dan (tijdelijk) voorzieningen voor getroffen moeten worden. Ook kan te veel sturing tot gevolg hebben dat datacenters voor andere landen kiezen.
• Het is van belang dat de provincie tot integrale gebiedsvisies komt voor de inpassing van de elektriciteitsinfrastructuur, daar waar ruimtelijke en bovenlokale belangen in het geding zijn. Dat is zowel belangrijk voor de ruimtelijke kwaliteit als de sociaaleconomische noodzaak van elektriciteitslevering. Verder is voor de provincie van belang dat aanbieders van energie zich in elkaars nabijheid vestigen, evenals grootverbruikers van energie, zodat er een minder grote verzwaring van het elektriciteitsnet nodig is.9.4 Partijen verbinden ten behoeve van planning in ruimte en tijd
• De vraag naar elektriciteit neemt toe doordat de maatschappij elektrificeert. Weliswaar worden apparaten steeds energiezuiniger, maar het aantal apparaten (pompen, regelapparatuur) neemt toe. Daarbij gaat elektriciteit fossiele brandstoffen vervangen. Het aanbod én de distributie van (duurzaam opgewekte) elektriciteit moet gelijke tred houden met deze vraagtoename, die zich lokaal als ‘piek’ kan manifesteren. Een goede afstemming ruimtelijk, maar ook in de tijd gefaseerd, kan ervoor zorgen dat het kwetsbare elektriciteitsnet niet overbelast raakt en tijdig uitgebreid kan worden. Tegelijkertijd is het zinvol de aanpassingen aan het elektriciteitsnet af te stemmen op de activiteiten van andere infrabeheerders, om lokale capaciteit (mens, machine, organisatie) zo efficiënt mogelijk in te zetten. Het is dan ook van groot belang de netbeheerders vroegtijdig te betrekken bij ruimtelijke plannen en het opstellen en uitvoeren van regionale energiestrategieën. Deze regionale afstemming en planning in ruimte en tijd is een enorme opgave, waarbij de provincie het voortouw kan nemen door gemeenten te faciliteren.9.5 Kennis opdoen, bundelen en verspreiden
• Veel kennis over de energietransitie is al aanwezig, maar kan beter gebundeld worden. Op een aantal gebieden is meer onderzoek nodig, onder meer: CO2-opslag en -hergebruik, industriële symbiose (gebruik van elkaars reststromen), langeafstandtransport van lage-temperatuurwarmte, optimale warmtetracés.9.6 Innovatie aanjagen
• Er is innovatie nodig om de energietransitie tijdig te laten slagen, vooral op het gebied van industriële productieprocessen en de verduurzaming van gebouwen. Door het innovatiebeleid sterker te focussen en budgetten van overheden op elkaar af te stemmen, kan de energietransitie versnellen. Het is daarbij van belang dat innovaties met de grootste potentie de meeste prioriteit krijgen. Steeds vaker blijkt immers dat geslaagde vernieuwingen exponentieel groeien en toegepast worden.
• De gebouwde omgeving en de industrie hebben van alle sectoren de meeste tijd nodig voor aanpassing dan wel omschakeling op nieuwe productieprocessen. Daarom is het van groot belang hier zo vroeg mogelijk mee te beginnen en vol op in te zetten. Het innovatiebeleid van de provincie kan hieraan bijdragen.9.7 Voorlopers stimuleren
• Voorlopers in de energietransitie lopen risico’s. Ten eerste doordat investeringen in technologieën ingehaald kunnen worden door nieuwere technologieën. Denk aan een huiseigenaar die zijn huis optimaal isoleert en een warmtepomp aanschaft, terwijl zijn buurman profiteert van het feit dat hij vijf jaar later alsnog gebruik kan maken van synthetisch gas voor de verwarming van zijn huis. Ten tweede dreigen voorlopers duurder uit zijn dan de achterblijvers, omdat concepten nu eenmaal goedkoper worden als ze gemeengoed worden. Tegelijkertijd is die opschaling van innovaties hard nodig om innovaties betaalbaar te maken. De opgave van de energietransitie is dusdanig groot dat we ons de luxe van afwachten niet kunnen veroorloven. De kans is immers zeer wel aanwezig dat nieuwe technologieën de verwachte potentie niet realiseren, en dan zal blijken dat we te laat begonnen zijn. Het is van groot belang dat voorlopers vooruit kunnen, bijvoorbeeld door subsidies, of met individuele begeleiding en advies (‘ontzorging’). De provincie kan hier een rol in nemen.9.8 Maatschappelijk draagvlak creëren
• Om de warmtransitie (tijdig) te beginnen is het van belang dat het Rijk snel duidelijkheid biedt over de rolverdeling bij warmtenetten en de kostenverdeling. Om de warmtetransitie te laten slagen, is er ten eerste een uitgebreide, nationale communicatiecampagne nodig en ten tweede een eerlijke verdeling van de kosten over gebruikers. Hier kan de provincie bij het Rijk op aandringen.
• Het maatschappelijk draagvlak zal groter worden als er ruim baan komt voor initiatieven van onderop, zoals van lokale energiecorporaties of van gemeenten. De Omgevingswet zal daarbij de opdracht tot burgerparticipatie bij initiatiefnemers neerleggen. Van belang is dat overheden, waaronder de provincie, zulke initiatiefnemers én inwoners kunnen aangeven wat een adequaat participatieproces is, om rechtsongelijkheid te voorkomen.
• Duurzame opwekking zal veel ruimte vergen. Keuzes op dit gebied zal de provincie, als democratisch gelegitimeerd bestuur, afwegen tegen zaken als ruimtelijke kwaliteit en netverzwaring. Ook inwoners die nut, noodzaak en urgentie van de energietransitie onderschrijven, kunnen ruimtelijke ingrepen in hun eigen omgeving echter afwijzen. Het particulier belang en het algemeen belang botsen dan. Voor het draagvlak is het van belang dat inwoners vroegtijdig betrokken worden bij de inpassing. De provincie kan gemeenten hierbij ondersteunen.9.9 Beschikbaarheid arbeidskrachten
• Een verwacht knelpunt is de beschikbaarheid van voldoende goed getraind personeel in de (vergrijzende) bouw- en installatiesector. De provincie draagt al bij aan het platform Terra Technica dat zich bezighoudt met studiekeuze, de inrichting van opleidingen en de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Er is naar verwachting echter meer nodig om dit knelpunt op te lossen.Deelartikelen:
Deelstudie Energie Infrastructuur
Deelstudie Gebouwde Omgeving
Deelstudie Industrie
Deelstudie Land- en Tuinbouw
Deelstudie Mobiliteit en Transport
Deelstudie Opwekking van hernieuwbare energie
Factsheets
Staat van de energietransitie -
Artikel
Klimaat Energie Ruimte: Ruimtelijke verkenning energie en klimaat
In opdracht van de ministeries van EZ, IenM en BZK is een Ruimtelijke Verkenning Energie en Klimaat (Ruimtelijke Verkenning) uitgevoerd naar de ruimtelijke aspecten van de Energietransitie. De verkenning is uitgevoerd door een collectief van ontwerpbureaus, kennisorganisaties en een universiteit, onder begeleiding van een interdepartementaal team vanuit de drie ministeries. Zo is de bij het collectief beschikbare kennis over energie en ruimte via ontwerpend onderzoek gebundeld. We denken dan ook gezamenlijk een beter antwoord te kunnen geven op de vragen die voortkomen uit de energietransitie. Gedurende het traject hebben meer dan 100 professionals uit bedrijfsleven, overheden en maatschappelijke organisaties input geleverd tijdens twee ontwerpateliers. Dit rapport is het eindresultaat van de gehouden ateliers en het werk door het ontwerpcollectief.
Rens Wijnakker, Eric Frijters, Sam Zeif, Sven Stremke, Dirk Oudes, e.a. (2018)
-
Zoekopdracht
Artikelen over elektrisch vervoer
Alle artikelen op openresearch die het keyword 'energie' & 'verkeer en vervoer' bevatten.
Wanneer u een van de onderstaande artikelen aanklikt, verschijnt er onderzoek en materiaal uit de openresearch zoekmachine. Enkele tips bij het navigeren:
- Wanneer u een onderzoeksartikel aanklikt, kunt u de eigenaar van dit artikel rechtsbovenin vinden. Klik op de naam van de betreffende persoon om contact met hem of haar op te nemen.
- Wanneer u een onderzoeksartikel- of eigenaar van een onderzoeksartikel aanklikt, vindt u de 'graph' knop rechts in uw scherm. De graph geeft een visuele weergave van al het gerelateerde onderzoek en onderzoekers op het platform
Heeft u ook onderzoek of materiaal wat hier moet staan? mail de redactie: openresearch@amsterdam.nl
-
Artikel
Elektrische vrachtvoertuigen in de stad
Elektrisch vervoer is een belangrijk onderdeel van het beleid van de gemeente Amsterdam om luchtkwaliteit in de stad te verbeteren en de CO2 uitstoot te reduceren. Stadslogistiek is een groot onderdeel van het vervoer in de stad en steeds meer bedrijven stappen over op Elektrisch vervoer. Maar waarom stappen bedrijven eigenlijk over op elektrisch vervoer? En waarom doen anderen dat niet? En wat is de rol van de gemeente daarin? Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door financiering van KennisDC Amsterdam.
Infographic verkregen van HvA Urban Technology