Artikel

Toespraak opening De Grote Suriname Tentoonstelling 2019

3 oktober 2019

Goedenavond, good evening,

I would like to say a few words in English to welcome Doctor Johnetta Betsch Cole to the City of Amsterdam.  It is an honor, Dr. Cole. You have touched the lives of many people, especially women of color in the US. By speaking, by setting an example and by changing institutions.

I learned that when you were the president of Spelman College, you were addressed as ‘’Sister President’.

I like the sound of that, so let me suggest to you that there is still time to register as a candidate for the presidency of the United States.

The organization has asked me to deliver my speech in Dutch, but I understand you have received an English translation of my text so you will be able to follow what I have to say.

Geachte gasten van de Nieuwe Kerk,

Toen in 1655 de buurman van deze kerk, het Amsterdamse stadhuis officieel werd geopend werd daarmee ook het pleit tussen rivalen beslecht. Die tussen de koopman-regenten en de strenge calvinisten.

Wie van hen kon het grootste stempel op de stad drukken? De predikanten hadden namelijk de vurige wens de financiën van de stad in te zetten voor de bouw van een nieuwe toren. Eén die qua schoonheid en hoogte de andere torens in de republiek en zelfs de rest van Europa, zou overtreffen.

De koopman-regenten besloten echter de schatkist van de stad te gebruiken voor de bouw van een stadhuis. Een monument voor de macht en glorie van de republiek en van haar vrije burgers; dat de superioriteit van de  Hollands classicistische bouwstijl zou bewijzen. En dat met de onovertroffen schilderkunst, beeldhouwwerken en cartografie uit de Gouden Eeuw zou pronken.

De kerkbestuurders beklaagden zich erover dat hun toren er niet zou komen.

Niet God kreeg de allerhoogste eer, maar het gouden kalf dat werd aanbeden door de koopman-regenten.

De dichter Vondel (die hier in deze kerk begraven ligt) roemde die kooplieden: hij schreef:

Zij roepen, waar een vloot, de baren door komt bruizen:
‘Vaart heene: propt de stad, de zolders, en de huizen,
En kelders met uw vracht: wij schenken u ’t gelei.
De koe geeft Holland  melk, maar dit is de vetste wei.’
“Propt de stadt, de zolders, en de huizen en kelders met uw vracht”

Inderdaad, in de Amsterdamse haven werd schip na schip gelost. Vis uit de Zuider- en Noordzee, hout en graan uit de Baltische regio. Specerijen kwamen uit Azië. Suiker en koffie kwamen van de, door slaafgemaakten bewerkte, plantages in Brazilië en natuurlijk Suriname. In 1683 werd de Stad Amsterdam mede eigenaar van de Sociëteit Suriname en daarmee verantwoordelijk, voor het bestuur van de kolonie en, samen met de WIC, voor de aanvoer van slaafgemaakte Afrikanen en hun tewerkstelling op de plantages.

Ik was een paar weken geleden in het Amsterdamse Stadsarchief waar jonge onderzoekers kilometers notariële akten ontsluiten. Hier worden de abstracte begrippen als slavernij en slavenhandel concreet en daardoor gruwelijk. Als we lezen hoe 200 Afrikaanse kinderen met een slavenschip vergaan. Of hoe een handelaar ontsteld was toen hij slaafgemaakte Afrikanen in zeer slechte toestand in een pakhuis aantrof. Niet omdat hij het een schande vond hoe mensen werden behandeld, maar omdat zijn handelskapitaal minder waard was geworden.

Amsterdam en Suriname, Amsterdam en de Surinamers en de mensen van Surinaamse afkomst die in onze stad wonen, delen een geschiedenis.

Die gedeelde geschiedenis is een band die nooit meer verbroken kan worden en die we niet willen verbreken. Juist omdat deze band met zoveel pijn gepaard is gegaan. De pijn van de slavernij, maar zeker ook van hoe wij als land en stad na de afschaffing van de slavernij met Suriname en de Surinamers zijn omgegaan.  Niet de voormalige slaafgemaakten werden gecompenseerd, maar de plantagehouders. En de, in naam, vrije arbeiders moesten nog 10 jaar lang op de plantages werken. Uit  India en Nederlands-Indië werden arbeiders gehaald om in Suriname te worden uitgebuit. In de twintigste eeuw werden Surinaamse artiesten die in de binnenstad van Amsterdam hun brood verdienden, door  politie opgejaagd. In de rapporten die we in de archieven terugvinden dat niet de handhaving van de wet, maar afkeer van mensen van kleur en minachting voor hun cultuur, daarvoor de belangrijkste drijfveren waren.

Hoe deze geschiedenis blijft doorwerken zien we als Amsterdammers van kleur nog steeds te maken krijgen met racisme en discriminatie. Als we deze geschiedenis zouden verzwijgen, zouden we het leed nog een keer over doen. En lang is dat ook gebeurd.

We worden er als stad sterker van als we deze pijnlijke geschiedenis benoemen en beschrijven.

Van de Amerikaanse theoloog Walter Brueggemann is de uitspraak: ‘Herinnering produceert hoop, zoals geheugenverlies wanhoop produceert.‘  Daaruit kunnen we opmaken dat selectieve herinnering kan dus slechts valse hoop bieden.

Als onze kennis van ons verleden toeneemt, ons bewustzijn van wat er goed maar ook zo heel erg fout is gegaan groeit, dan kunnen we samen hoopvol zijn over de toekomst die wij samen hebben.

Eerder dit jaar verscheen een groot nationaal onderzoek naar de economische betekenis van de slavernij voor onze nationale economie en op dit moment laat het stadsbestuur onderzoek doen naar de betrokkenheid van de stad Amsterdam bij de handel in slaafgemaakten en in de slavernij.

Aan de museale voorziening voor het slavernijverleden wordt hard gewerkt, met dank aan Kathleen Ferrier (die hier vanavond is) en haar commissie. In de nieuwe wijk Centrum Eiland vernoemen we de straten naar antikoloniale activisten, politici en schrijvers. Zo eren we bijvoorbeeld Otto en Hermina Huiswoud, die zoveel werk hebben verricht voor het zelfbewustzijn van Surinamers in Nederland en Suriname.

Even verderop, in het moderne stadhuis (de geschiedenis over hoe we het stadhuis op de Dam hebben verloren, bewaar ik voor een andere keer[1]) zijn een aantal portretten te zien uit de prachtige Hermitage- tentoonstelling Hollandse Meesters Her-zien - van Urban Myth en het Amsterdam Museum. Die portretten confronteren ons ermee dat mensen van kleur, al eeuwen in  ons land aanwezig zijn maar nooit midden in de aandacht hebben gestaan, dikwijls bijna onzichtbaar op de achtergrond werden gehouden. De portretten herinneren ons er ook indringend aan welke onmisbare bijdrage aan de samenleving zij leveren.

Neem bijvoorbeeld Cindy Kerseborn. Zij overleed op 17 september jongstleden. Kerseborn vroeg  aandacht voor Caribische schrijvers. Zo maakte zij een tentoonstelling en documentaire over Astrid Roemer. Mede daardoor kreeg Roemer de erkenning, in de vorm van de P.C Hooft Prijs, die zij verdiende.

Stephan Sanders schreef over Kerseborn:

“Cindy Kerseborn vervulde haar zelfopgelegde taak streng, maar niet hardvochtig. Ze deed niet alsof er een ‘zwart volk’ bestond met daar tegenover een ‘blank’ of ‘wit volk’ dat niets van elkaar begreep. Ze deed aan noodzakelijk, achterstallig onderhoud in Nederland. ”

Einde citaat

Dames en heren,

Ook deze tentoonstelling doet aan achterstallig onderhoud; van ons collectieve geheugen. Hij laat de stemmen klinken die nog niet eerder, hier in het hart van de stad, te horen waren. Een expositie die de pijnlijke geschiedenis niet uit de weg gaat, maar ook de kracht en de schoonheid van Suriname laat zien. Een cadeau aan de stad dat door geen toren overtroffen kan worden.

Dankzij tentoonstellingen als deze, gemaakt door Surinamers en mensen van Surinaamse afkomst. Dankzij de nieuwe museale voorziening, dankzij het werk bijvoorbeeld de Black Archives, het Ninsee, Urban Myth, alle musea die er voor iedereen willen zijn, worden we langzamerhand een stad die nog steeds over grenzen heen kijkt.

Maar nu,

Niet uit heerszucht, maar uit oprechte nieuwsgierigheid.

Niet met een gevoel van superioriteit, maar met het besef van gelijkwaardigheid. Niet om onze pakhuizen en kelders vol te proppen met specerijen en suiker, maar om onze hoofden en harten te vullen met historisch bewustzijn en verbondenheid.

Geef uw ogen en oren goed de kost en heb een mooie avond. Dank u wel.

[1] We hebben het niet in de negentiende eeuw verkocht, het is een ingewikkeld verhaal, dat begint met Napoleon en eindigt in de jaren ’30 van de twintigste eeuw.

Aanvullende informatie