Artikel

Toespraak bij De Staat van de Stad op 4 juni 2024

4 juni 2024

Geachte aanwezigen, Beste Amsterdammers,

Het thema van de avond, ‘vallen en opstaan’, is mooi gekozen. Het verwijst naar de veerkracht van de stad en naar die van ons, de inwoners.

Vallen en opstaan gaat voor mij ook over groot groeien, over kind en jong zijn, over volwassen worden. En dan denk ik ook aan de dichtregels van de Amerikaanse dichteres en burgerrechtenactiviste Maya Angelou:

Zij dichtte:

“Ieder nieuw uur bevat nieuwe kansen

voor een nieuw begin.”

Dat wens ik kinderen en jongeren toe: nieuwe kansen, een nieuw begin, ieder uur van de dag. En ze hebben dat ook nodig op dit moment. Want hoewel het met veel jongeren goed gaat, zien we ook schrikbarende cijfers. Een kwart van onze Amsterdamse jongeren heeft psychische klachten. Meer dan de helft is vaak gestrest. Eén op de drie jongeren ervaart gevoelens van eenzaamheid. Meer jongeren worden gepest. De meeste jongeren herkennen zich niet in de overheid en de politiek. Ze staan onder druk van social media en lijden onder de verschrikkingen van oorlog die elke minuut van de dag via hun telefoons binnenkomen.

Daarachter gaan ook concrete zorgen schuil. Kunnen ze straks nog een huis vinden? Is onze planeet nog leefbaar? Er zijn ook jongeren die niet voorbij het einde van de maand kunnen kijken, omdat ze niet weten of hun ouders dan nog de rekeningen kunnen betalen. Vijf procent van de Nederlandse jongeren heeft moeite om rond te komen. In Amsterdam Zuid-Oost heeft één op de acht kinderen elke maand te weinig te eten. Sommigen kijken niet voorbij morgen, omdat ze bang zijn dat ze onderweg naar school weer worden beroofd.

Het coalitieakkoord van de regering in wording zet daar een positief geluid tegenover, althans in de eerste zin. Het begint namelijk zo: ‘Nederland is een prachtig land. Een land om trots op te zijn.’ Deze week werd dit nog eens onderstreept door de leider van de grootste partij die een AI-afbeelding verspreidde van twee blonde gezinnen die huppelen door een groene weide. Als je heel welwillend bent, doet het je vaag denken aan The Sound of Music, tegelijk zullen weinig nu opgroeiende jongeren zich kunnen herkennen in dit beeld. Noch is het een toekomstvisioen dat voor hen erg realistisch is.

Het is dan ook vooral de verbeelding van eng-nationalistische trots die hoort bij ‘Nederland eerst.’ ‘Met de vuist op tafel.’ ‘Grenzen dicht.’ ‘Nederlanders weer op 1.’ Een land waar je wel 130 mag rijden en de CV-ketel goedkoop blijft, maar waar ook de tegenstellingen tussen mensen, tussen de Randstad en de rest van Nederland, tussen elite en gewone Nederlanders, tussen jong en oud, tussen echte Nederlanders en migranten, tussen niet-moslims en moslims groter worden.

Dat dreigt ook een land te zijn waar het onderwijs verder verschraalt, waar kunst en cultuur in het verdomhoekje raken (net als natuur en het klimaat), de wachtlijsten in de jeugdzorg langer worden en de woningnood blijft en zelfs groter wordt.

Ondertussen is het maatschappelijke en politieke klimaat hard en guur. Polarisatie, die nog eens wordt uitvergroot via social media, dwingt met name jongeren om telkens een kant te kiezen. Dat maakt onvrij. Xenofobie, discriminatie en racisme nemen toe. Ultraconservatief gedachtegoed over seksualiteit krijgt meer aanhang. Dat is bedreigend, vooral voor meisjes en jonge lhbti'ers.

Voor mij moet de staat van ons land, en de staat van deze stad, vooral afgemeten worden aan de mate waarin jongeren perspectief voor zichzelf zien, opgewekt hun toekomst tegemoet kunnen gaan en er trots aan kunnen ontlenen dat zij jonge en gewaardeerde burgers zijn. Dat ze gezien worden, gehoord, serieus genomen. Dat zij trots kunnen zijn. Op zichzelf in de eerste plaats, op hun stad, dat zij zich thuis en welkom voelen, en op hun land.

De Vlaamse filosofe Martha Claeys onderscheidt twee soorten trots. De eerste vorm van trots is een gevoel van superioriteit. Trots die anderen uitsluit. Denk aan de racistische White Pride beweging, als een extreme vorm. Zulke trots dient vaak om vernedering van anderen te rechtvaardigen en uit te sluiten.

Maar er is ook tweede vorm van trots. Dat is trots die bevrijdend en emanciperend werkt. Een letterlijk voorbeeld zijn de Pride parades waarmee de lhbti-gemeenschap opkomt voor hun recht om zichzelf te kunnen zijn. Zij zijn er niet op uit om anderen te vernederen of iets af te nemen of te bedreigen; zij vragen enkel om acceptatie, ruimte en respect. Hun vrijheid om trots te zijn op hun identiteit maakt ons allemaal vrijer.

Trots moet volgens Claeys bovendien tot uiting komen in ons streven naar vooruitgang. ‘De belofte van trots is een aanmoediging om het goede te doen,’ schrijft ze.

Of in mijn eigen woorden: in het eerste geval wordt trots een schaars goed. Alleen sommigen horen erbij, maken deel uit van de nationale trots. De anderen vormen juist een bedreiging voor die nationale trots en worden ervan uitgesloten, geridiculiseerd en in het ergste geval uitgezet.

Ik ben het wel met het kabinet eens dat we trots nodig hebben. Maar dan trots in ons zelfbeeld, in onze ontwikkelingsmogelijkheden, in de groei die ons land doormaakt, in de mate waarin ons welzijn versterkt wordt, in de mate waarin we in staat worden gesteld het goede te doen. En dan vooral onze jongeren, te meer daar onze stad de komende jaren voor een grote opgave staat.

De woningnood, met name voor jongeren en starters is schrijnend. De armoede en de dakloosheid nemen toe, er zijn grote lerarentekorten, de jeugdzorg piept en kraakt en – als het regeerakkoord inderdaad wordt uitgevoerd – dan krijgt de culturele sector in onze stad het te verduren, net als onze onderwijsinstellingen.

Nationalisme, polarisatie en uitsluiting wijzen ons niet de weg naar onze toekomst. Juist niet. Ze vervreemden ons van tradities die juist de basis zijn geweest voor de welvaart in ons verleden en voor het land dat we nu kennen.

Ik zou hier drie elementen naar voren willen halen uit onze traditie die ons ook de weg naar onze toekomst kunnen bieden. Die aanleiding voor trots zijn en die we kunnen vinden in ons eigen verleden:

Sterke lokale tradities.
Onze cultuur van compromisvorming en samenwerking.
Onze cultuur van minderheden.
Lokale tradities
Eeuwen voordat Nederland een natie was, ontstonden in steden gildes, schutterijen en liefdadigheidsinstellingen waarmee stedelingen zeggenschap kregen over hun leven. Mensen waren burgers van een stad, niet van een land. Later, toen Thorbecke een staatsstructuur voor Nederland maakte, beoogde hij, ik citeer zijn biograaf: ‘[…] een herleving van het oude republikeins ideaal van een actieve burgerij, allereerst in de directe leefomgeving, de eigen woonplaats. Het land moest als het ware van onderaf leven, vanuit zijn burgers en hun lokale organisatie.’

Onze jongeren kennen Thorbecke misschien vooral van het naar hem vernoemde plein, maar zij leven dagelijks in onze stad in zijn geest. Zij zijn vaak al enorm betrokken bij hun buurten en wijken. Zij hebben behoefte aan lokale democratie, aan inspraak op hun scholen, op hun werk. Ze hebben behoefte aan een democratie dicht bij hun zorgen van alle dag.

Van de Amsterdamse jongeren voelt een meerderheid zich beter thuis bij het Amsterdammerschap dan bij het Nederlanderschap. Het Nederlanderschap, als identiteit, is gekaapt door de nationalisten die onderscheid maken tussen echte en onechte Nederlanders.

Maar iedereen die dat wil, kan zich Amsterdammer voelen. André Hazes senior is niet meer of minder Amsterdams dan de rapper RBDjan. Wie het Amsterdamse verleden kritisch benadert vanwege slavernij en kolonialisme is daarmee niet minder Amsterdams, maar juist meer Amsterdams. Dit is lokale trots en de ruimte die daarvoor is, de ruimte om mee zeggenschap te hebben.

Dit gaat niet alleen op voor Amsterdam; ook in Maastricht voelen mensen zich eerst Maastrichtenaar of Limburger. Wie zou de Bosschenaren, Middelburgers en Rotterdammers hun lokale trots ontzeggen? De Groningers en de Friezen. U hoort mij geen Republiek Amsterdam uitroepen. Lokaal patriottisme is oer-Nederlands. Het verschaft identiteit, trots en een heel makkelijke toegang tot meedoen.

Compromissen en samenwerken
De steden en regio’s kennen een lange traditie van samenwerken. Niet voor niets is ons poldermodel voortgekomen uit lokale samenwerking om het water onder controle te houden. Vanuit een gemeenschappelijk belang werd samen aan een oplossing gewerkt. Die traditie moeten we koesteren.

Want we hebben zo weinig aan nationale crisiswetgeving als die geen oplossing biedt voor problemen dicht bij huis. En als die mensen niet het gevoel geeft dat ze meer zeggenschap krijgen over hun eigen bestaan. Denk bijvoorbeeld aan de toeslagenaffaire.

We klagen af en toe over de stroperigheid van het poldermodel, maar de alternatieven zijn massale stakingen zoals we in Frankrijk zien, of extreme ongelijkheid zoals in de VS. Onze overlegeconomie is van tijd tot tijd aan hervorming toe, maar zij heeft keer op keer bewezen van grote waarde te zijn in tijden van crisis.

Conflicten opzoeken en verschillen uitvergroten, dat is on-Nederlands. Wie gelooft er dat grote vraagstukken als de energietransitie, woningnood en vergrijzing kunnen worden opgelost door steeds harder met de vuist op tafel te slaan?

Wel zullen we moeten werken aan verbetering van de manier waarop we overleggen. Amsterdam is een jonge stad. Bijna één derde van onze bevolking is beneden de 25. Jongeren verdienen een betere plek aan de tafel. Vooral omdat de meeste problemen hun directe toekomst raken.

Cultuur van minderheden
Als je kijkt naar de jongeren in onze stad, hebben veel van hen een migratieachtergrond. In de eerste generatie, soms in de tweede, of in de derde. Ze hebben ouders, grootouders die een koloniale achtergrond hebben en die de verhalen daarover meebrengen.

Dan is het van cruciaal belang dat we één van de belangrijkste verworvenheden uit onze stad, historische verworvenheden uit ons land aanspreken: het vermogen van verschillende groepen om vreedzaam samen te leven en erkenning voor de grote bijdragen van migranten aan ons land.

De Nederlandse tolerantie moet absoluut niet worden geromantiseerd, dat zou gezien ons verleden en het nog steeds aanwezige racisme ongepast zijn. En toch wordt Nederland, met Amsterdam voorop, al eeuwenlang door vervolgden overal ter wereld als veilige vrijhaven gezien.

De ware identiteit van ons land ligt juist in verscheidenheid. Het is alweer een aantal jaar geleden dat prinses Máxima zei, ik citeer haar: ‘Nederland is te veelzijdig om in een cliché te vangen. “De” Nederlander bestaat niet.' En zoals het hoort in gepolariseerde tijden werd zij erom verguist terwijl ze haar nieuwe vaderland een heel groot compliment gaf.

En laat ik tegenover het romantische en valse beeld van de heer Wilders een ander plaatsen. Bijna 7 jaar geleden kreeg de supergetalenteerde en door iedereen geliefde Ajaxspeler Abdelhak Nouri op 20-jarige leeftijd een hartstilstand, die hem beroofde van zijn gedroomde toekomst. Een week later verzamelden duizenden mensen zich rond het huis van de familie Nouri. Alle soorten mensen kwamen in Geuzenveld bij elkaar.

Er was niemand die op die dag aan een hijabdragend meisje vroeg of ze wel genoeg integreerde. Niemand vroeg of de witte jongens wel woke genoeg waren. Niemand beoordeelde een ander op zijn mening over een internationaal conflict. Het Amsterdam Museum heeft een foto van vader Nouri te midden van de menigte die de naam van zijn zoon scandeert. Ajacied en Feyenoorder, arm en rijk, moslim en ongelovige, wit en gekleurd. Samen. We kunnen toch niet naar die foto kijken zonder hoopvol te zijn?

Amsterdammers, ‘Nederland is een land om trots op te zijn’, zegt het coalitieakkoord. Ik zou willen zeggen laten wij onze jongeren reden geven om trots te zijn. Op hun wijk, op de stad en op de wereld. Voor hen moeten we de komende jaren investeren in wat ons verbindt. In een sterke publieke sfeer. In veilige wijken en buurten. In onderwijs. In kunst en cultuur.

‘Ieder nieuw uur bevat nieuwe kansen

voor een nieuw begin.’

dichtte Maya Angelou.

Ik draag deze regels op aan onze jongeren en ook aan het nog te vormen kabinet. Ik roep het kabinet op: Kies niet voor nationalisme, maar kies voor trots die past bij Nederland, bij haar historie en bij de inwoners. Trots die een aanmoediging is om het goede te doen. Omarm de echte Nederlandse tradities en waarden die leven in de verschillende steden en regio’s. Het samenwerken en het polderen om de problemen op te lossen waar onze jongeren zich zorgen om maken. Omarm het feit dat wij een open samenleving zijn. Dat verscheidenheid, nieuwe ideeën en nieuwe mensen ons niet zwakker maken, maar sterker.

Laten we de kans grijpen op een nieuw begin. Laten we onze jongeren niet in de steek laten.

Teer niet op de trots op een land dat nooit bestaan heeft, maar investeer in de toekomst die aan onze voeten ligt.

Dank u wel.

Aanvullende informatie