Artikel

Amsterdamse Armoedemonitor 2015: armoede blijft een hardnekkig probleem maar er zijn gunstige ontwikkelingen in Amsterdam

Kwart Amsterdamse huishoudens heeft laag inkomen

Van de Amsterdamse huishoudens had 24% een inkomen tot 120% van het wettelijk sociaal minimum (WSM) in 2013. Het ging om ruim 90.000 huishoudens en ruim 150.000 Amsterdammers. De verwachte ontwikkeling is dat het aandeel huishoudens met een laag inkomen is gestabiliseerd in Amsterdam in 2015. Dit blijkt uit de Amsterdamse Armoedemonitor die vandaag is verschenen.

Amsterdam doet het relatief goed vergeleken met andere grote steden en het landelijk gemiddelde. Amsterdam heeft weliswaar meer huishoudens en personen met een laag inkomen, maar de stijging vlakt in Amsterdam af, terwijl die elders doorzet. Vooral de procentuele ontwikkeling van het aandeel kinderen in lage-inkomenshuishoudens is opvallend: alleen in Amsterdam daalt hun aandeel licht (zie onderstaande figuur).

2017_nieuws_armoedemonitor_1.gif

Naast deze algemene ontwikkelingen toont de Armoedemonitor ook grote verschillen binnen de groep met een laag inkomen. Zo hebben eenoudergezinnen een grotere kans om een laag inkomen te hebben (40%) dan gemiddeld (24%). Verder hebben kinderen en ouderen een grote armoedekans, vooral degenen met een niet-westerse migratieachtergrond. Zo leeft ruim de helft van de 65-plussers van niet-westerse herkomst in een huishouden met een inkomen tot 120% WSM.

Armoede vaak hardnekkig en langdurig
Een kwart van de personen met een laag huishoudinkomen in 2013 had het jaar ervoor nog geen laag huishoudinkomen. Eveneens een kwart van de lage-inkomensgroep in 2012 had in 2013 geen laag inkomen meer. Armoede is dan ook voor de meerderheid een langjarige problematiek. Van de arme huishoudens in 2013 had 61% al drie jaar of meer een laag inkomen. Vooral ouderen zijn vaak langdurig arm: zij hebben nauwelijks perspectief op inkomensstijging.

Minimaregelingen: kinderen goed bereikt, werkende minima minder goed
Minima komen in aanmerking voor een aantal gemeentelijke minimaregelingen. Van elf regelingen geeft de Armoedemonitor informatie over het aantal verstrekkingen en waar mogelijk over het bereik. Voor de meeste regelingen geldt dat de helft à twee derde van de rechthebbenden de regeling ontvangt.

Onderscheid naar leeftijd, type huishouden en bron van inkomen leiden tot uiteenlopende bereikcijfers. De risicogroepen (eenoudergezinnen, ouderen, niet-westerse Amsterdammers) worden over het algemeen goed bereikt. Uit aanvullende analyses blijkt dat 75% van de minimahuishoudens met kinderen in de leeftijd 4 t/m 17 jaar in 2013 een Stadspas, Scholierenvergoeding en/of een PC-regeling had ontvangen. Daarentegen ontvangt een meerderheid van de huishoudens van werkende minima (in loondienst of met een eigen bedrijf) de voorzieningen waar ze recht op hebben niet.

Lage inkomens wonen relatief duur en zijn minder tevreden over woning
Negen van de tien huishoudens met een laag inkomen hebben een huur onder de liberalisatiegrens, maar vinden hun woning weinig betaalbaar. Het deel van hun inkomen dat zij besteden aan woonlasten is 32%, tegenover 28% gemiddeld. Voor recent verhuisde huishoudens met een laag inkomen (13% van de groep) loopt dit aandeel op tot 40%.

De positie van de meest kwetsbare groepen onder de lage inkomens is problematisch op de woningmarkt. Lage inkomens blijken bijna geheel aangewezen op de sociale sector voor hun woonbehoefte. De krapte op de Amsterdamse woningmarkt wordt voor lage inkomens versterkt door de krimp van de sociale voorraad. Gecombineerd met hoge huurlasten staat hiermee de woondynamiek onder druk. Die dynamiek is echter nodig om in de veranderende behoeften te voorzien in geval van bijvoorbeeld  veranderende gezinssamenstelling, ouderdom, gezondheidsproblemen, maar ook bij inkomensterugval.

Internet

Media

Documenten