Naam student: Caecile Schalker
Module: Masterscriptie
Opleiding: Master Stadsgeschiedenis (Geschiedenis)
Faculteit: Faculteit der Geesteswetenschappen
Onderwijsinstelling: Universiteit van Amsterdam
Amsterdam barst anno 2018 uit haar voegen door onder andere toenemend toerisme, stijgende huizenprijzen en congestie. Al eerder in 1934, tijdens het Interbellum, had Amsterdam ook te maken met een grote groei van de stad. Cornelis van Eesteren bood het Algemeen UItbreidingsplan (het AUP) als oplossing. De tuinsteden van Ebenezer Howard en het thema van het NIeuwe Bouwen: licht, lucht ruimte komen in dit plan terug. Groen werd voor het eerst complementair geacht aan andere functies zoals wonen en werken. Het eerste uitgewerkte deelplan is Slotermeer (onderdeel van de Westelijke Tuinsteden). Dit deel was bedoeld voor nieuwe woningen voor de arbeiders met gezinswoningen. Ondanks dat het plan van Slotermeer in 1939 werd vastgesteld, konden de eerste bewoners pas na WOII, in 1952, hier wonen. Zeven jaar later werd het plan voor Buitenveldert geïmplementeerd. Buitenveldert is het laatste uitgewerkte deelplan van het AUP en wordt ook wel het 'chique zusje' van de Westelijke Tuinsteden genoemd, waaronder Slotermeer. Dit onderzoek vergelijkt deze twee deel plannen uit 1952 en 1959 met de huidige groene situatie in beiden wijken. Kaarten, afbeeldingen en figuren zijn gebruikt voor het weergeven van de groensituaties. Ook is eigen observatie in de wijken gebruikt om tot een conclusie te komen. Er is vastgesteld welke delen van het groen nog over zijn, zijn verdwenen of zelfs nooit zijn gerealiseerd. Daarna wordt Slotermeer en Buitenveldert met elkaar vergeleken. Het blijkt dat verschillende factoren, zoals bevolkingssamenstelling en bouwperiode (die tot andere behoeftes leiden) een impact hebben op de groene ruimte. Ook blijkt verandering in ruimtebehoefte een overkoepelende rol te spelen in hoe groen wordt onderhouden en gepresenteerd in de ruimte.
Naam student: Caecile Schalker
Module: Masterscriptie
Opleiding: Master Stadsgeschiedenis (Geschiedenis)
Faculteit: Faculteit der Geesteswetenschappen
Onderwijsinstelling: Universiteit van Amsterdam
Het onderzoeksproject Schurende Verschillen. Op Zoek naar Constructief Samenleven in Superdiverse Wijken staat onder supervisie van Otto Adang. Otto is Lector Openbare Orde en Gevaarsbeheersing van de Politieacademie en bijzonder hoogleraar Veiligheid en Collectief Gedrag aan de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Remco Spithoven is als lector Maatschappelijke Veiligheid verbonden aan de academie Bestuur, Recht en Ruimte van Saxion Hogescholen. Hij is co-supervisor van het project
Het lopend semester (eind 2018) richten de studenten van de BOOT kweekijver zich op de ontwikkeling van de Burgemeester Röellstraat, waarbij de aandacht uitgaat naar thema’s als mogelijke invulling van de plinten, betrekken van moeilijk bereikbare bewoners en gezamenlijke visievorming voor de straat.
Dit project valt in het kader van de HvA Fieldlab
De gemeente Amsterdam heeft buurtbudgetten vrijgemaakt waar bewoners zelf over gaan. In Nieuw-West konden bewoners en ondernemers in 2019 met plannen komen voor de wijk Slotermeer Noordoost en die zelf samen begroten.
Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken van de planindieners, wat zijn hun motivaties voor deelname en wat is hun kijk op de organisatie en uitvoering van hun eigen plan?
Auteur: Maya Pauels
Master Sociologie
Graduate School of Social Sciences
Universiteit van Amsterdam
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Nieuw-West. De gemeente heeft als onderdeel van de overheid haar wettelijke taken. Een van die taken is betrekken van jongeren bij beleidsvorming. Het stadsdeel Nieuw-West heeft moeite om dit in de praktijk vorm te geven, het is onvoldoende in staat om jongeren te betrekken bij de beleidsvorming. De gemeente kan hierdoor niet voldaan aan haar wettelijk taak.
Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de kritische succesfactoren om jongeren te betrekken bij beleidsvorming. Dit is onderzocht door middel van zowel deskresearch als kwalitatief onderzoek. Op deze wijze is in kaart gebracht wat voor aspecten van belang zijn bij het realiseren van duurzame jongerenparticipatie. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn de volgende conclusies te trekken.
De kritische succesfactoren die van belang zijn om jongeren te betrekken bij beleidsvorming zijn:
jongeren inzetten;
kennis vergroten;
persoonlijke benadering aanhouden;
concreet, informeel en transparant houden;
beloning geven;
snelle doorlooptijd hanteren.
Auteur
Marwa Semlali (afstudeeronderzoek Haagse Hogeschool)
Opdrachtgever: Mohamed Bensellam (gebiedsmanager Geuzenveld-Slotermeer)
Voor mijn afstudeerscriptie van de studie stadssociologie aan de Universiteit van Amsterdam heb ik onderzoek gedaan naar het gevoel van ‘thuis’ dat bewoners van Slotermeer en bezoekers van Plein 40-’45 ervaren op het plein. In hoeverre voelen bewoners en bezoekers van Plein ’40-’45 zich verbonden met het plein? Voelen bewoners en bezoekers zich hier thuis? En waardoor wordt het gevoel van thuis (of gebrek hieraan) bepaald?
Om inzicht te krijgen in bovenstaande vragen heb ik verschillende kwalitatieve onderzoeksmethodes toegepast: (1) bewoners en bezoekers hebben mij rondleidingen gegeven op/rondom het plein, (2) ik heb interviews gehouden aan de hand van foto’s van de omgeving, (3) ik heb interviews gehouden door middel van ‘mental mapping’; een methode waarbij de geïnterviewde een tekening maakt van het plein, en (4) ik heb participerende observaties gedaan; een methode waarbij de onderzoeker niet alleen een plek observeert, maar ook deelneemt aan activiteiten en spreekt met de mensen. In totaal heb ik met 23 mensen gesproken. Zij verschillen in leeftijd, opleidingsniveau, inkomen en culturele achtergrond.
In het algemeen kan gesteld worden dat Plein ’40-’45 een omstreden plein is: hoewel sommige bewoners en bezoekers zich hier thuis voelen en het plein graag bezoeken, hebben anderen minder of geen binding met de plek. In onderstaande alinea’s licht ik de belangrijkste resultaten uit mijn onderzoek toe.
Auteur: Lisz Moeskops
Het doel van het onderzoek is hoe verschillende partijen deze stadsstraat graag zien en met welke voorzieningen de plint gevuld kan worden
Auteur: Solo van den Beld
HvA afstudeeropdracht
The importance of formal and informal networking practices used by local
organisations active in and around the van Deysselbuurt
Signe Heins; het Research project was onderdeel van zijn Master studie Global Change Management aan de Hohchschule für nachhaltige Entwicklung
This study examines the role of public cooperation with the police in the context of countering radicalization. Existing literature mentioned the process-based policing model as mechanism to establish public cooperation in fighting general crime. This study applied the model on countering radicalization. A survey experiment among 180 participants in the Amsterdam district Geuzenveld was conducted. Results indicated that levels of public cooperation could be predicted by police manners via the mediator trust. This study linked police manners to hard and soft strategies, and found that hard strategies lead to less public cooperation than soft strategies. The findings implicate that the process-based policing model could be applied in the context of countering radicalization. This study improves the understanding of countering radicalization as well as it broadens the knowledge on public cooperation.
Master thesis Political Science
International Relations
Micro-foundations of international conflict
Author: Pepijn Kip
During Amsterdam's urbanization period in the mid-20th century, Slotermeer was built in 1952 as part of the General Expansion Plan (AUP), a plan for the city expansion west of Amsterdam. Slotermeer was built in line with the concept "air, light and space" and it was supposed to become a garden city. A concern of planning entire neighborhoods from scratch is that social functions and processes should be accounted for in the planning. Slotermeer provides a case study to investigate how planned space serves social functions and how the realized planned space is experienced by its residents. Lefebvre's triad of space (1974) is an important basis of this thesis: the relation between planned space, experienced space and spatial practice in Slotermeer has been discovered.
A number of urban sociological studies have investigated how social change in the neighborhood has influenced residents’ experience of belonging. New neighbors are accompanied by social changes (Madden, 2014). The arrival of new residents is related to boundary drawing based on perceived differences between residents in norms, values, behavior and lifestyle (Elias & Scotson, 1965; Suttles, 1972, cited in Pinkster, 2016; Duyvendak, 2011; Pinkster, 2014; 2016). The historical background of Slotermeer, including the demographic diversification in the 1970's and the current neighborhood renewal plans of the government (Blauw, 2005; Gemeente Amsterdam, 2016; Heijdra, 2010), makes Slotermeer a place where feeling of belonging is a present concern. Hence, feeling of belonging has also been investigated in this thesis.
For this thesis, 19 residents of Slotermeer have been interviewed. To take the population changes and its related social changes over time into account, I have interviewed three categories of residents: first residents (people who moved to Slotermeer between 1952-1970), middle residents (people who moved to Slotermeer between 1970-2000) and recent residents (people who moved to Slotermeer after 2000). One of the main findings is that realized planned space and experienced space in Slotermeer relate well to each other. Residents value the AUP and the “air, light and space”. Especially the first and middle residents don’t want to live anywhere else than in Slotermeer. However, they see a decline of green and space in the neighborhood because of the verdichtingsbouw, which the residents regret.
Although the planned space is valued, its social functions are considered as less ideal. There are social boundaries in the neighborhood. This has always been the case in Slotermeer, Slotermeer was even planned to separate between different pillars of the compartmentalization. The existence of social boundaries between different groups is in resemblance with Pinkster (2016). Recent residents call Slotermeer "monocultural: there are only Muslims". Interestingly, some Moroccan residents also miss the presence of the Dutch culture in the neighborhood. More interestingly, part of the recent residents, who are migrants themselves, felt displaced by Muslim migrants. One explanation for this perception is the cosmopolitan life style of these migrants. It may be a struggle between cosmopolitan and more conservative cultures. This explanation is in line with Duyvendak (2011).
Regardless this change in population and culture over time, all first and middle residents feel like they belong to Slotermeer in a sense of place attachment. Residents are familiar with the neighborhood and this is their main reason to stay. Meanwhile, half of the recent residents doesn't feel attached. Duyvendak (2011) related a decrease of attachment to increased mobility. Furthermore, recent residents have had less time to get attached to the neighborhood. This explanation is in line with Pinkster (2016). In the sense of group membership, not all residents feel at home. The first residents still feel at home, they always have. However, half of the middle and recent residents doesn't feel at home in Slotermeer. Although not all residents feel part of the entire community, they do feel like they belong to certain community centers, groups and shops. In addition to Antonsich (2010) and Pinkster (2016), this thesis gives the impression that residents experience the neighborhood as divided in small territories and feel at home in their "own territory".
Overall, there seem to be conflicts between the plans of the government and the experience of the residents, resulting in new social structures and concerns, as Lefebvre's triad (1974) represents. The suburbanization policy of Amsterdam in the 1970s leaded to a significant demographic diversification in Slotermeer. The daily life changed. Not all residents are pleased about this change. Now, with the neighborhood renewal, residents told me they don't know their neighbors anymore. They have less contact with their neighbors. Social life reacts to political forces, in congruence with Lefebvre (1974).
Name student: Sam Vos
Programme: Sociology: Urban Sociology
Het doel van dit afstudeeronderzoek was om inzicht krijgen waarom wat de achterliggende redenen en oorzaken van de buurtontevredenheid en betrokkenheid op het gebied van schoon en heel zijn.
Hogeschool van Amsterdam (Lester Scholte) in opdracht van stadsdeel Nieuw-West.
Meer informatie bij Dogan Oorthuis, gebiedscoördinator Geuzenveld-Slotermeer
De GGD Amsterdam heeft het project Vitaal Ouder worden in Stedelijke context opgericht om samen met het lectoraat Omgeving en Gezondheid van de Hogeschool van Amsterdam inzicht te krijgen in de samenhang tussen de waardering of beleving van de objectieve leefomgevingskwaliteit, het gebruik van de openbare ruimte en de gezondheid van Amsterdamse ouderen. Beweging is een belangrijk gezondheidsaspect voor ouderen dat door de leefomgeving gestimuleerd moet worden. Doordat weinig bekend was over welke leefomgevingsfactoren invloed hebben op de beweging van Amsterdamse ouderen, luidt de probleemstelling: Welke leefomgevingsfactoren hebben volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer- Zuidwest invloed op hun lichamelijke activiteit? Hieruit werden vervolgens adviezen voor de GGD opgesteld over het inrichten van een gezonde stedelijke leefomgeving op het gebied van beweging.
Auteurs:
Myrna Dral (500663917)
Danique Peereboom (500666708)
Naam bedrijf: HvA lectoraat Omgeving en Gezondheid I.O.
Afstudeerproject: 2016112
Datum: 11 januari 2016
In dit onderzoek wordt ingespeeld op het vraagstuk in hoeverre buurttuinen (stedelijke landbouwprojecten) bijdragen aan het creëren van sociaal kapitaal onder buurtbewoners in de Wijsgerenbuurt. Dit vraagstuk is gebaseerd op bestaand onderzoek naar buurttuinen waarin naar voren komt dat buurttuinen kunnen bijdragen aan het sociaal kapitaal van de tuinders en de sociale cohesie in een buurt.
In de bestaande literatuur wordt door enkele auteurs gesteld dat buurtbewoners een groter sociaal kapitaal krijgen als gevolg van deelname aan een buurttuinen. Andere auteurs zijn hier sceptischer over. Eerder onderzoek heeft ook laten zien dat buurtbewoners die deelnemen aan een stedelijk landbouwproject, zoals een buurttuin, elkaar beter kunnen leren kennen, meer onderling vertrouwen kunnen creëren en bereid zijn om andere buurtbewoners te helpen. In dit onderzoek ligt de nadruk op het concept sociaal kapitaal. Door de complexiteit van het concept is in dit onderzoek om het concept van de grond af aan op te bouwen waarbij is gekeken naar verschillende raakvlakken tussen een aantal bestaande definities. In dit onderzoek zal sociaal kapitaal gemeten worden aan de hand van drie aspecten:
(1) sociale netwerken, (2) vertrouwen en (3) wederkerigheid.
Door een gebrek aan onderzoek naar ervaringen van buurtbewoners die niet betrokken zijn bij een aanwezige buurttuin, is in dit onderzoek een vergelijking gemaakt tussen de deelnemers van een buurttuin (‘tuinders’) en de omwonenden van een buurttuin (‘omwonenden’).
De volgende hoofdvraag staat centraal in dit onderzoek: Op welke manier(en) draagt de aanwezigheid van de buurttuinen in de Wijsgerenbuurt , Amsterdam Nieuw--‐West, bij aan het creëren van sociaal kapitaal in de buurt? En is er een verschil in creatie van sociaal kapitaal waar te nemen tussen de tuinders en de omwonenden van de buurttuinen? Dit onderzoek betreft een kwalitatieve case studie die is uitgevoerd in de Wijsgerenbuurt te Amsterdam. Recentelijk zijn in deze buurt twee identieke buurttuinen gevestigd die zijn ontstaan vanuit de wens van de buurtbewoners. Aan de hand van interviews en observaties is getracht een goed inzicht te krijgen tussen de ervaringen van tuinders en omwonenden over de aanwezigheid van de buurttuinen en de onderwerpen ‘sociale netwerken’, ‘vertrouwen’ en ‘wederkerigheid’.
Zo is in dit onderzoek gekeken hoe de buurttuinen in de Wijsgerenbuurt worden gebruikt en door wie de buurttuinen worden gebruikt. Op deze manier kan er dieper worden ingespeeld op de vragen wie er gebruik maken van een buurttuinen. In beide tuinen is er sprake van een vaste groep tuinders. Iedere tuinder bezit een eigen stukje moestuin waar men jaarlijks contributie voor betaald. Doordat alle tuinders bewoners zijn van de Wijsgerenbuurt, is het mogelijk om te kijken wat de invloed is van de buurttuinen op de bewoners en de buurt.
De Wijsgerenbuurt kan bestempeld worden als een naoorlogse buurt. Tot op heden zijn alle woningen en de grond in bezit van woningcorporatie Ymere. De bevolking van de Wijsgerenbuurt is divers, waarbij de bewoners van Marokkaanse afkomst het dominants aanwezig zijn, gevolgd door bewoners van Nederlandse en Turkse afkomst. Dit zorgt dat bewoners uit de Wijsgerenbuurt geregeld in contact staan met bewoners met een andere afkomst. Uit het onderzoek is een aantal belangrijke resultaten naar voren gekomen.
Op de eerste plaats functioneren de buurttuinen als een plek om te tuinieren. De tuinders zijn het meest frequent aanwezig in de buurttuinen en komen hier voornamelijk om te tuinieren. Daarnaast functioneren de tuinen ook als een ontmoetingsplek voor de tuinders. Naast het tuinieren hebben de tuinders geregeld contact met elkaar in de tuinen. De buurttuinen zijn beide vrij toegankelijk voor alle bewoners en er zijn picknicktafels aanwezig waar de tuinders en de omwonenden gebruik van kunnen maken. Het onderzoek laat zien dat dit ook het geval is. Op deze manier functioneren de buurttuinen ook als een ontmoetingsplaats voor omwonenden.
De resultaten laten zien dat het voornamelijk de tuinders zijn die ‘profiteren’ van de aanwezigheid van de buurttuinen. Zij creëren door deelname aan de buurttuinen meer sociaal kapitaal (zowel bonding als bridging). Het merendeel van de tuinders ervaart een groter sociaal netwerk, is meer vertrouwd met medetuinders en buurtbewoners en door deelname aan de buurttuin ligt de drempel lager om medetuinders om hulp te vragen. Door de etnische diversiteit onder de tuinders hebben de tuinders geregeld contact met medetuinders met een andere afkomst.
Dit contact blijft echter beperkt door een taalbarrière onder een gedeelte van de tuinders. In vergelijking met de tuinders, profiteren de omwonenden in mindere mate van de buurttuinen. De resultaten uit de interviews laten zien dat het merendeel van de omwonenden geen binding heeft met de tuinen en daarnaast ook niet geïnteresseerd is in de tuinen. Observaties daarentegen laten zien dat de buurttuinen wel degelijk worden gebruikt door de omwonenden. Toch laat dit onderzoek zien dat omwonenden minder sociaal kapitaal creëren dan de tuinders.
Thomas Hartog
Masterthesis Universiteit van Amsterdam
Faculteit Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
Een vergelijkend onderzoek naar de praktijk van twee Broedplaatsen in Amsterdam Nieuw-West en hoe deze zich verhouden tot het Broedplaatsenbeleid
Broedplaatsen bouwen voort op een traditie van kraken in Amsterdam maar zijn in de loop der jaren steeds meer deel uitgaan maken van een economisch discours. Deze tegenstelling leidt tot discussies over wat een Broedplaats is en wat de ‘functie’ er van zou moeten zijn. Om te onderzoeken wat Broedplaatsen doen en in hoeverre zij zich verhouden tot de gestelde beleidsdoelen, heb ik een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de dagelijkse praktijken van twee Broedplaatsen.
Master scriptie Sociologie
Student: F. Ensink op Kemna
This study examines a deprived neighborhood by identifying its problematizations and to what extent social mixing is proposed as a potential solution, by policy-makers and residents. This has been done by analyzing policy documents on Geuzenveld, together with two interviews with policy-makers. The view of the residents has been captured by sixteen in-depth interviews with residents of different ethnic backgrounds. It seems that the majority of problems that Geuzenveld faces are similarly represented to be by the two actors. Underlying those problems are the lack of a good command of Dutch and the low-educational level of some ethnic minorities, which are problems that are assumed to cease in time. Social mixing is, according to both actors, also seen as a solution to the problems. While residents expect individual influences of income differentiation through housing differentiation on ‘weaker’ residents, policy-makers suffice with the stabilizing effect it is expected to bring in the neighborhood. Ethnic mixing is desired by most residents from different backgrounds. It remains however ambiguous why policy-makers are less focused on ethnic differentiation than in earlier policy on ethnically segregated so-called deprived neighborhoods.
Sociology – Migration and Ethnic Studies
Graduate school of Social Sciences
University of Amsterdam
Esther Lemsom
This thesis aims to gain further insights into the discussion on social cohesion in socially-mixed neighbourhoods by exploring the relationship between neighbourhood perceptions and processes related to social cohesion in three socially-mixed neighbourhoods Geuzenveld, Middenmeer, Weesperzijde in Amsterdam. The main logic for this research is that in socially-mixed neighbourhoods spatial segregation between social groups is limited and therefore differences between social groups are less observable. For this purpose it is expected that residents’ neighbourhood perceptions give an understanding of how social groups generate symbolic boundaries of their neighbourhood in the form of a ‘mental map’. Although this may relate to the administrative and infrastructural boundaries of the neighbourhood, this thesis is interested in to what extend social resources form the basis of these neighbourhood perceptions. Results show that social cohesion in neighbourhood perceptions depend on the context of the neighbourhood; social differences in the form of social exclusion and social networks are decisive for regenerated neighbourhoods, while social differences in consumption practices are more determining in gentrified neighbourhoods.
University of Amsterdam
Master thesis Human Geography
Marien van Grondelle
April 2013