Naast een vakopleiding biedt het mbo ook ruimte om je als persoon en als burger te ontwikkelen. De MBO Agenda 20232027 investeert in allebei. Met deze MBO Agenda wil de gemeente, in nauwe samen werking met ROC van AmsterdamFlevoland, ROC TOP, Mediacollege Amsterdam, Hout en Meubilerings college en het Samenwerkingsverband vo Amsterdam Diemen, bijdragen aan het vergroten van kansen gelijkheid en het bestrijden van de krapte op de arbeidsmarkt. Ook dragen we bij aan de herwaardering van het mbo.
Behandeld in Gemeenteraad 7 juni 2023 en Commissie Sociaal, Economische Zaken en Democratisering 31 mei 2023
Behandelend ambtenaar: Maaike van Rooijen, m.van.rooijen@amsterdam.nl Adam Galijasevic, a.galijasevic@amsterdam
Voor meer informatie/voordracht Commissie klik hier
Voor meer informatie/voordracht Gemeenteraad klik hier
Leren in de praktijk is een onmisbaar onderdeel van alle mbo-opleidingen.1 Tijdens de praktijk ontwikkelen studenten vaardigheden en motivatie om na het halen van een diploma aan de slag te gaan. Het leren in de praktijk is een ontdekkingstocht, zowel voor zij-instromers als voor jongeren die meteen doorstromen na de middelbare school. Via een stage of leerbaan maken ze kennis met een nieuw werkveld en een nieuwe rol, waarbij ze onder begeleiding nieuwe ervaringen opdoen en hun professionele identiteit ontwikkelen.
Behandeld in Gemeenteraad 6 april 2023 en Commissie Sociaal, Economische Zaken en Democratisering 8 maart 2023
Voor meer informatie/voordracht commissie klik hier
Voor meer informatie/voordracht Gemeenteraad klik hier
Bron: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Partijen:
Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB MBO), Beroepsvereniging Opleiders MBO (BVMBO), de MBO Raad, de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO), VNO-NCW MKB-Nederland, Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG), Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), CNV Onderwijs en CNV Jongeren, Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en FNV Young & United, Algemene Onderwijsbond (AOb), Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv), het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Mbo onderwijsloopbanen van groepen studenten en stagetekorten
Amsterdam heeft relatief veel instromers in het mbo vanuit het pro, vso of vmbo-b. Deze studenten volgen vooral een niveau 2 opleiding (79%) en wisselen vaker van sector in het tweede jaar dan de overige studenten (20% t.o.v. 14%). Voor deze groep zien we echter geen verschil in het startersresultaat vergeleken met andere studenten en zij behalen zelfs vaker studiesucces (75% t.o.v. 70%). Plus-studenten laten een iets ander verloop van de onderwijsloopbaan zien, maar op veel vlakken niet een negatievere. Zij wisselen bijvoorbeeld relatief vaak van sector, maar dit komt doordat zij vaker een Combinatie-opleiding volgen. Ook wisselen zij in de eerste twee jaar relatief vaak van mbo-instelling. Zij staan wel net zo vaak als andere mbo-studenten nog ingeschreven bij een mbo-instelling. Verder zien we dat deze groep studenten bijna even vaak een diploma haalt als andere mbo studenten (67% t.o.v. 70%), maar dat ze hier wel gemiddeld wat langer over doen. Voor een goede onderwijsloopbaan en studiesucces is ook de stage van belang. Gedurende het eerste jaar van de corona pandemie was het moeilijker om stageplekken voor mbo-studenten te vinden. De piek in het aantal stagetekorten lag in oktober 2020. Sindsdien zijn de tekorten flink gedaald en zijn de stagetekorten in de arbeidsmarktregio Groot-Amsterdam gemiddeld vergeleken met de andere regio’s. Het stagetekort is het grootst voor niveau 2 opleidingen.
Behandeld in Gemeenteraad 10 mei 2023 en Commissie Sociaal, Economische Zaken en Democratisering 29 maart, 8 maart en 8 februari 2023
Behandelend ambtenaar: OJZD, Lennart Helwig,lennart.helwig@amsterdam.nl
Voor meer informatie/voordracht commissie klik hier
Voor meer informatie/voordracht gemeenteraad klik hier
De aanbiedingsbrief bij de drie voortgangrapportages van de Amsterdamse MBO Agenda, de Uitvoeringsagenda Inzetten op jongeren in een kwetsbare onderwijspositie en de Uitvoeringsagenda Onderwijs-Arbeidsmarkt. Hierin schetst het college kort welke uitdagingen en eerste effecten de coronamaatregelen hebben op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Daarnaast benoemt het college een aantal in het oog springende resultaten uit de voortgangsrapportages.
Behandeld in Gemeenteraad 30 september 2020 en Commissie Zorg, Jeugdzorg en Sport 27 augustus 2020 en 18 juni 2020
Drie ambities Amsterdamse MBO Agenda. De kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs is goed. Elke jongere doorloopt met succes de schoolloopbaan. Het middelbaar beroepsonderwijs sluit goed aan op de (regionale) arbeidsmarkt. m deze ambities te realiseren, werken de gemeente en de mbo-instellingen samen met andere partners an het beste onderwijs voor mbo’ers in Amsterdam. Uitgangspunt Amsterdamse MBO Agenda is de kracht van het onderwijs. De mbo-instellingen zijn samen met de docenten, studenten en andere belangrijke sleutelfiguren als ouders en het bedrijfsleven, in staat aan te geven waar de uitdagingen liggen en op welke manier hier het beste aan gewerkt kan worden. De gemeente faciliteert, stimuleert en ondersteunt hierbij. Het proces van lerend ontwikkelen staat centraal. Op systematische wijze wordt gewerkt aan het opstellen, uitvoeren, evalueren en bijstellen van plannen om zo uiteindelijk te komen tot een lerend en zichzelf vernieuwend systeem van middelbaar beroeps-onderwijs in Amsterdam. De tweede voortgangsrapportage MBO-Agenda geeft inzicht in dit proces van lerend ontwikkelen. Licht toe wat de resultaten van de toegekende beurzen en projecten uit schooljaar 2015-2016 zijn en waar in schooljaar 2016-2017 op wordt ingezet.
Behandeld in Commissie Jeugd & Cultuur 23 maart 2017
Behandelend ambtenaar: D. Satijn, D.Satijn@amsterdam.nl -
In 'Beroep op het mbo' komen docenten, leidinggevenden, intermediairs en studenten in het mbo aan het woord over de responsiviteit van het mbo. Onder responsiviteit verstaan we: de mate waarin het mbo adequaat weet in te spelen op veranderingen op de arbeidsmarkt en mbo'ers weet toe te rusten voor een goede start en blijvende inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.
Tegen de achtergrond van een sterk veranderende arbeidsmarktsituatie in het middensegment onderzocht het Sociaal en Cultureel Planbureau hoe betrokkenen in het mbo de kansen inschatten voor mbo'ers. Het mbo is immers de onderwijssoort die bij uitstek opleidt voor dat middensegment. Welke vaardigheden hebben mbo’ers nodig voor een goede start op de arbeidsmarkt, en welke voor hun verdere loopbaan? Zijn die vaardigheden hetzelfde voor alle sectoren en voor alle niveaus in het mbo? Hoe zorgt het mbo voor actualiteit en innovatie in de opleidingen; weet het mbo kortom flexibel in te spelen op veranderende eisen?
Het is de vraag hoe alle betrokkenen denken over de waarde van het mbo-diploma en nu en later, én over de toekomst van het mbo zelf. De focus in dit rapport ligt op het onderwijs zelf, hoe men daar tracht responsief te zijn.
Auteurs: Monique Turkenburg, Ria Vogels, m.m.v. Yvette Sol
In de afgelopen jaren is Amsterdam succesvol geweest in het bestrijden van Voortijdig Schoolverlaten. Het aantal voortijdig schoolverlaters is sinds de start van de ‘aanval op de uitval’ sterk verminderd. De gemeente wil blijven inzetten op dit thema én op het voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid en heeft daarvoor in 2014 extra geld vrijgemaakt. De voorgenomen maatregelen zijn gericht op het behalen van een startkwalificatie, het behalen van een startkwalificatie in meer arbeidsmarktrelevante opleidingen en het opdoen van werkervaring na diplomering.
Ter onderbouwing van de investeringen is LPBL gevraagd een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) Onderwijs en Jeugdwerkloosheid op te stellen. In voorliggende MKBA kijken wij terug (ex-post analyse) om de kosten en baten van de aanpak tot nu toe in beeld te brengen. Daarnaast kijken we ook vooruit (ex-ante analyse) naar de verwachte baten van de voorgenomen maatregelen. De exante analyse kan worden gebruikt om keuzes in het pakket aan maatregelen te maken en te onderbouwen.
De ex-post analyse betreft alleen maatregelen in het onderwijs, primair gericht op het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. De ex-ante analyse bevat ook de voorgenomen maatregelen ter bestrijding van jeugdwerkloosheid.
Al ruim tien jaar investeert de gemeente Amsterdam – in navolging van het WRR-advies uit 2009- in onderwijs voor overbelaste jongeren, die niet kunnen deelnemen aan het reguliere mbo. Dat doet de gemeente onder meer via het laten verzorgen van kleinschalig onderwijs op entree- en op mbo2-niveau met veel persoonlijke begeleiding, voor een groeiende groep van tussen de 500 en 600 jongeren tussen 16 en 27 jaar. Het onderwijs wordt uitgevoerd door de Plusscholen 1, die verbonden zijn aan twee roc’s (De Amsterdamse Plus van ROC TOP en ROC op Maat/ROCvA) en gevestigd zijn op zes locaties in Amsterdam.
In 2019 heeft de gemeente in een eerste verkenning het aanbod van de Plusscholen laten onderzoeken. Het succes dat de Plusscholen met hun aanpak boeken bij hun doelgroep is helder. Om dat succes verder door te trekken naar goede kansen op de arbeidsmarkt, hebben ROC TOP, ROC van Amsterdam en de gemeente Amsterdam een kwalitatieve verkenning laten uitvoeren door Bureau Turf en Ruud Baarda Advies. De verkenning richt zich op het inventariseren van mogelijkheden om te komen tot meer duurzame arbeidsmarktkansen en een betere arbeidspositie voor de doelgroep van de Plusscholen. Het gaat daarbij zowel om mogelijkheden en randvoorwaarden binnen het bestaande opleidingsaanbod (inhoud en inrichting) op de Plusscholen -afzonderlijk en als geheel) als mogelijkheden daarbuiten. De wens en urgentie hiervoor komen deels voort uit constateringen uit de eerdere verkenning van 2019.
Amsterdamse Plusscholen bieden kleinschalig onderwijs voor overbelaste jongeren die niet deel kunnen nemen aan het reguliere mbo. De intensieve begeleiding die daarbij past wordt door veel jongeren erg gewaardeerd. Van de studenten heeft 33 procent vier jaar na uitstroom bij de Plusschool een baan en 14 procent studeert nog.
Sinds 2009 investeert de gemeente Amsterdam in onderwijs voor overbelaste jongeren die niet kunnen deelnemen aan het reguliere mbo. Dit gebeurt in een kleinschalige omgeving in Entree- en mbo-2-opleidingen op vier locaties van de Amsterdamse Plus (ROC TOP) en twee locaties van ROC op Maat (ROC van Amsterdam). De gemeente Amsterdam heeft SEO Economisch Onderzoek en Bureau Turf onderzoek naar deze zogeheten Plusscholen laten uitvoeren, waarbij de volgende onderzoeksvragen centraal stonden: 1. Hoe ziet het aanbod van de Plusscholen eruit? 2. Hoe waarderen studenten het aanbod van de Plusscholen? 3. Hoe vergaat het de studenten die op een Plusschool hebben gezeten in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt?
De onderzoek aanpak bestond uit drie onderdelen: 1) groepsgesprekken met medewerkers van de zes locaties, 2) een schriftelijke enquête onder 200 studenten van de zes locaties en 3) een data-analyse van de positie van oud-studenten van alle zes locaties. Het onderzoek geeft inzicht in het aanbod, hoe studenten dit waarderen en de positie van oud-studenten. Mede vanwege de unieke doelgroep van de Plusscholen bevat dit onderzoek geen effectanalyse met een vergelijkbare controlegroep.
Amsterdamse mbo-uitstromers vs. mbo-uitstromers Nederland
Amsterdamse mbo uitstromers hebben minder vaak werk dan mbo uitstromers uit de rest van Nederland. Jaarlijks volgen ruim 17 duizend Amsterdamse jongeren een opleiding op het middelbaar beroepsonderwijs. Daarmee is het mbo een belangrijke bepaler van toekomstige arbeidsmarktpositie voor veel jongeren.
Cohortonderzoek naar een specifiek deel van deze mbo’ers, namelijk diegenen die uit het onderwijs zijn gestroomd en in schooljaar 2008/’09 een diploma hebben behaald, laat zien dat Amsterdamse mbo uitstromers minder vaak werk hebben op de langere termijn. Recentere cohorten van 2012/ ’13 en 2014/’15 bevestigen dit beeld voor de kortere termijn na uitstroom.
Onderstaande figuur laat zien dat veruit de meeste mbo uitstromers uit schooljaar 2008/’09 zeven jaar na uitstroom een baan hebben. In de MRA is dit 89% en in de rest van Nederland 90%. Opmerkelijk is dat dit percentage onder Amsterdamse mbo uitstromers lager ligt en over tijd ook nog afneemt, terwijl de werkgelegenheid in Amsterdam en omstreken het meest toegenomen is. Dit onderzoek geeft een eerste zicht op de factoren die mogelijk de waargenomen verschillen kunnen verklaren.
[1] De groep overig bestaat in dit geval uit uitstromers zonder inkomen.
Het is bijvoorbeeld duidelijk de Amsterdamse mbo uitstromers populatie in een aantal opzichten verschilt van die van rest van Nederland. Een groot deel van de Amsterdamse mbo uitstromers heeft een niet-westerse migratieachtergrond. Juist deze groep heeft minder vaak werk. Dit is overigens niet alleen in Amsterdam het geval. Ook in de andere grote steden zien we een soortgelijk beeld. Daarnaast hebben Amsterdamse mbo uitstromers ook vaker een lagere vooropleiding en laagopgeleide ouders. Ze behalen ook vaker een bol diploma op niveau 2 en kiezen de minder/niet-technische opleidingsrichtingen waarvan de arbeidsperspectieven minder gunstig zijn.
Opleidingsrichtingen waarbij de Amsterdamse mbo uitstromers vaak werk hebben, zijn opleidingen met een meer technisch profiel, zoals techniek- en procesindustrie, transport, scheepvaart en logistiek en ambacht, laboratorium- en gezondheidstechniek. Amsterdamse mbo uitstromers uit de richting bouw en infra en de richting voedsel, natuur en leefomgeving zijn zelfs vaker aan het werk dan mbo uitstromers uit deze richtingen in de rest van het land.
Vervolg
Vervolgonderzoek moet tot een completer beeld van de waargenomen verschillen leiden.
In deze factsheet zijn de meest recente Amsterdamse cijfers opgenomen over ongelijkheid. De meeste cijfers zijn afkomstig uit onderzoeken van de gemeentelijke directie Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS). Andere cijfers komen uit andere bronnen: de politie, de GGD, het Meldpunt Discriminatie en het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). Uit de cijfers blijkt dat laagopgeleide mensen, vrouwen, en mensen met een niet-westerse migratie-achtergrond in Amsterdam relatief minder kansen en negatievere ervaringen hebben. Groepen Amsterdammers bij wie kenmerken samenvallen, hebben te maken met een opeenstapeling van ongelijkheid, onveiligheid en gebrek aan kansen. Overigens doet deze factsheet niet volledig recht aan de werkelijkheid van een hyperdiverse stad. Op de indeling in een ‘westerse’ of ‘niet-westerse’ migratieachtergrond is bijvoorbeeld het nodige af te dingen. Om informatie goed inzichtelijk te maken, vallen nuances noodgedwongen weg.
Behandeld in Commissie Kunst Diversiteit en Democratisering 27 januari 2021
De coronacrisis heeft de Amsterdamse economie hard geraakt. Op de arbeidsmarkt werden de gevolgen hiervan door jongeren het meest gevoeld. De werkloosheid onder jongeren (15-26 jarigen) steeg van alle leeftijdsgroepen het hardst: van 6,5% in 2019 naar 9,9% in 2020. Deze jongeren waren niet werkzaam en zochten wel actief naar werk maar konden geen werk vinden. Voor de hele Amsterdamse beroepsbevolking steeg de werkloosheid van 4,2% naar 5,3%. Dit staat in de Monitor Jeugdwerkloosheid 2020.
Factsheet People of Amsterdam with an uncertain existence in 10 figures
Which citizens of Amsterdam are in a vulnerable position? This fact sheet outlines the situation of three groups that are often insufficiently secure of work and income: young adults aged 18 to 21, single parents with minor children and 50 to 66 year olds. Due to changes in their situation, such as the transition to adulthood, divorce or illness, they run great risks of insecurity. This applies all the more to people of Amsterdam without basic qualifications. In addition to education, other characteristics are also discussed, such as gender, household composition and migration background. Which groups in Amsterdam have the highest vulnerability score, based on income, education, work and health? And who is most affected by high housing costs or problematic debts?
The figures in the factsheet show that for the three target groups of the study – young adults aged 18 to 21, single parents with minor children and people aged 50 to 65 – education and income are the main inequalities. In addition, single people often have a harder time than couples. There are specific problems per target group. These are explained in the conclusion on page 12.
With the answers to these questions, this fact sheet forms one of the components of the program A (un)secure existence in the city of the Knowledge Center on Inequality. As part of this programme, the fact sheet has been drawn up by Research and Statistics (O&S) of the municipality of Amsterdam.
Factsheet People of Amsterdam with an uncertain existence in 10 figures Programma (On)zeker bestaan in de stad (led by Aisa Amagir (HvA) and Monique Kremer (UvA)) Kenniscentrum Ongelijkheid, Amsterdam
Author: Laure Michon, Municipality of Amsterdam, Research and Statistics (E: l.michon@amsterdam.nl) Design: Marjan Landman, Amsterdam
HvA (2018) Hoe ziet het Amsterdamse burgerschapsonderwijs eruit?
Dit onderzoek is gefinancierd door de Gemeente Amsterdam, afdeling Onderwijs. Voor meer informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met mevr. Hessel Jongsma (H.Jongsma@amsterdam.nl)
Auteur is Hessel Nieuwelink / Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding (Hogeschool van Amsterdam)
Het eerste studiejaar van Amsterdamse studenten in het middelbare beroepsonderwijs (mbo) is van invloed op het behalen van studiesucces. Daarnaast zijn er verschillen tussen specifieke groepen studenten. Dit blijkt uit de monitor mbo-onderwijsloopbanen uitgevoerd door Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS).
Het eerste jaar is belangrijk voor het vervolg van de onderwijsloopbaan van mbo-studenten. Studenten die na een jaar nog aan dezelfde instelling studeren (startersresultaat), behalen namelijk vaker hun diploma binnen de tijd die ervoor staat, met eventueel een jaar uitloop (studiesucces); 83% tegenover 43%.
Van de studenten die gedurende hun studie een andere opleiding volgen (binnen een andere sector) dan waarmee ze begonnen zijn (sectorwisselen), zien we dat 70% studiesucces behaalt, ten opzichte van 83% van de studenten die niet van sector zijn gewisseld. Voor sectorwisselen bij de overstap van vo naar mbo, zijn de verschillen op studiesucces minimaal.
Aandeel studenten dat studiesucces heeft behaald, naar sectorwisselen en startersresultaat (procenten)
Het rapport beschrijft de situatie van 16- tot en met 26-jarige Amsterdammer die op een bepaald moment niet werken en geen onderwijs volgen. In veel literatuur wordt deze groep aangeduid als NEET (Not in Employment, Education or Training). Een deel van de NEET populatie vanaf 18 jaar ontvangt een uitkering (werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of bijstand) en is hierdoor in beeld bij de gemeente of het UWV. Jongeren die geen werk hebben, geen opleiding volgen en ook geen uitkering ontvangen worden buiten beeld genoemd. Deze jongeren staan wel ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).De situatie van de NEET groep en jongeren die buiten beeld zijn is in kaart gebracht per december 2020. Eerder onderzoek door OIS beschreef de situatie in december 20171. De benodigde data is beschikbaar tot en met december 2020, dit is dan ook als peildatum aangehouden. Het doel van dit onderzoek is in kaart te brengen welke groepen jongeren bovengemiddeld vaak buiten beeld raken. De rapportage geeft meer inzicht in de omvang van de groep die mogelijk hulp nodig heeft of extra kwetsbaar is door te focussen op de duur (in maanden) van de buiten beeld status. Naast het totaal aantal jongeren zonder werk of opleiding wordt er gekeken naar verschillen tussen groepen. Daarbij wordt er naast demografische kenmerken ook gekeken naar het onderwijs- en werkverleden
Behandeld in Sociaal, Economische Zaken en Democratisering 29 maart 2023, 8 maart en 8 februari 2023
Behandelend ambtenaar: Directie OJZ, Douwe van den Bogaert, d.van.den.bogaert@amsterdam.nl Directie Participatie, Ahmet Yaman,ahmet.yaman@amsterdam.nl
Begin 2017 was 13,1% van alle Amsterdamse jongeren niet aan het werk en/of in opleiding – 18.967 jongeren. Binnen deze groep zijn 12.383 buiten beeld: zij ontvangen geen uitkering, staan niet ingeschreven als niet werkende werkzoekende bij het UWV, staan niet ingeschreven bij het jongerenloket en worden niet gevolgd als voortijdig schoolverlater. Dat blijkt uit de rapportage ‘Niet in beeld 2017’. Het is belangrijk om deze groep in beeld te brengen, zodat de Gemeente Amsterdam gericht beleid kan ontwikkelen.
Daling aantal jongeren zonder werk of opleiding Begin 2017 was 13,1% van de Amsterdamse jongeren tussen 15 en 26 jaar niet aan het werk of bezig met een opleiding – 18.967 jongeren. In 2016 was dit nog 14%. We noemen deze jongeren NEET (Neither Employed, Nor in Education or Training).
Jongeren zonder werk of opleiding zijn relatief vaak jongeren met een westerse of overige niet-westerse migratieachtergrond (deels statushouders), jongeren die zelf een kind hebben en migranten die de afgelopen vijf jaar naar Nederland zijn gekomen. Ook gaat het relatief vaak om jongeren van wie we niet weten of zij een startkwalificatie hebben.
Ruim twaalf duizend jongeren niet in beeld Een deel van de 18.967 NEET jongeren ontvangt wel een uitkering – 4.998 jongeren. Dit jaar is er voor het eerst gekeken welk deel van de jongeren die geen uitkering ontvangen, wel staat ingeschreven bij het jongerenloket of gevolgd wordt als voortijdig schoolverlater. Van de 18.967 NEET jongeren ontvangen 4.998 een uitkering of staan ingeschreven als niet werkende werkzoekende. Van de overige 13.969 jongeren staan 1.586 ingeschreven bij het jongerenloket of worden gevolgd als voortijdig schoolverlater. Uiteindelijk zijn 12.383 jongeren buiten beeld: 8,5% van alle Amsterdamse jongeren.
De belangrijkste risico’s om buiten beeld te raken, zijn het niet weten of iemand een startkwalificatie heeft en, daarmee samenhangend, of iemand in de afgelopen vijf jaar naar Nederland is gekomen.
Onderzoek en Statistiek (O&S) heeft een onderzoek uitgevoerd naar de baankansen van mbo- starters in Amsterdam. Hierbij is specifiek aandacht besteed aan het effect van de Covid-19 pandemie op de baankansen. Enkele onderzoeksresultaten worden toegelicht en wordt beschreven hoe dit zich verhoudt tot het Amsterdamse mbo-beleid. Ook wordt er kort een vooruitblik gegeven op de ontwikkeling van de nieuwe mbo-beleidsagenda’s de komende periode.
Behandeld in Commissie Sociaal, Economische Zaken en Democratisering 2 november 2022
Onderzoek en Statistiek (O&S) In opdracht van Directie Onderwijs, Jeugd, Zorg en Diversiteit Auteurs Marleen RijksenM.Rijksen@amsterdam.nl Frederique van SpijkerF.van.Spijker@amsterdam.nl Sjors VerhaarS.Verhaar@amsterdam.n
In deze monitor staan drie momenten in de onderwijsloopbaan van studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) centraal: de overgang van het voortgezet onderwijs (vo) naar het mbo, de eerste paar jaar in het mbo en het moment van het behalen van het diploma. Studenten die in studiejaar 2011/’12 tot en met studiejaar 2015/’16 op een Amsterdamse mbo-locatie zijn gestart worden door de jaren heen gevolgd.In onderstaande figuur zijn de studenten die in studiejaar 2011/’12 (cohort 2011) zijn gestartals voorbeeld genomen om de relevante meetmomenten te laten zien. De analyses zijn gebaseerd op registergegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS).
Behandeld in Commissie Zorg, Jeugdzorg en Sport 9 december en 18 november 2021
Behandelend ambtenaar: OJZD, Maaike van Rooijen, M.van.rooijen@amsterdam.nl