Collectie (5)

TIJD (11/07/2024)

Vierde bijeenkomst uit de serie Academische Workshop Bodem

De moderne, versteende stad staat onder grote druk, er is sprake van wateroverlast, hittestress, bodemdaling en biodiversiteitverlies. De klimaatverandering en de energietransitie vragen steeds meer van de stedelijke ondergrond. Langzaam dringt het besef bij de mens door dat veel problemen een relatie hebben met de bodem, en wat een gezonde bodem voor een stad betekent, en dat het juist andere levende soorten zijn – Flora Fauna Funga (FFF) – die leven creëert, voedt en in stand houdt.
Wat betekent tijd voor een gezonde bodembiodiversiteit en een toekomstbestendige stad. De stad bestaat uit systemen die onderdeel zijn van grotere systemen, elk met hun eigen tijdsverloop en kringloop. Welke systemen zijn er in een stad en hoe verhouden ze zich tot elkaar wat betreft verbinding, tempo en tijdsverloop? Zijn de knelpunten met betrekking tot biodiversiteit, water, afval, energie en grondstoffen wel alleen vanuit de stad te bezien en aan te pakken?
De stad is biodiverser dan het platteland, maar regeneratieve landbouw kan zorgen voor biodiversiteitsherstel, koolstofbinding en een goede waterhuishouding. Waar raken stedelijke en landschappelijke systemen elkaar? Waar kunnen en moeten ze samenwerken en elkaar ondersteunen? Hoe bereiken we dat en wat is daarvoor nodig?
Integraal werken is essentieel, waarbij infrastructuur en infranatuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dit vraagt om innovatieve en interdisciplinaire benaderingen. Hoe pakken we dat aan? Wat hebben we nodig qua perspectief, beleid, methodiek en nieuwe handelsperspectieven om een klimaatbestendige en leefbare stad te maken? Wat werkt op korte en wat werkt op lange termijn?


Sprekers waren:
-Wouter van Eck : Docent en medeoprichter en boer bij Voedselbos Ketelbroek (het oudste voedselbos in Nederland) en oprichter Stichting Voedselbosbouw Nederland
- Thijs van Spaandonk: Mede-oprichter en stedenbouwkun­dige BRIGHT collective (lid van The Cloud Collective) en onderzoeker lectoraat Future Urban Regions (FUR). Bright does research and development at the intersection of architecture, urbanism, sociology, for creating brighter futures.
- Leo Pols: Tot voor kort werkzaam bij het Planbureau voor de Leefomgeving en auteur talloze artikelen zoals "Van wie is het landschap?" en co-auteur studies "Vier scenario’s voor inrichting Nederland in 2050 en Naar een breder gedragen natuurbeleid Nederland".

Meer informatie

De vierde bijeenkomst uit de AWB-serie vond plaats op donderdagavond 11 juli in de Oostzaal van het Groote Museum Artis in Amsterdam. De drie sprekers spraken elk vanuit hun verschillende vakdisciplines aan de hand van het thema TIJD over bodem, over het handelen voor een vitale bodem en klimaatbestendige stad, ín en mét de bodem.

 

Wouter van Eck is medeoprichter en boer Voedselbos Ketelbroek bij Groesbeek, hij startte de avond. Hij begon met een verwondering. Hij brengt een recente opmerking aan ons nieuwe kabinet onder de aandacht. De opmerking was: schiet toch eens op met die apparaten om koolstof uit de lucht opslaan. Maar, geeft Van Eck gelijk mee, er is al een systeem hiervoor uitgevonden, daar hebben we geen dure apparaten voor nodig! We hebben hiervoor groene bladeren, elk blad heeft aan de onderkant huidmondjes die kooldioxine eten en slaan de bomen zo koolstof op. Een aanzienlijk deel van wat de bladeren maken gaat de bodem in. Het is magie, hiermee werd onze kale planeet ooit groen! De toon was gezet, Van Eck ging gelijk door. We zitten nu in een meervoudige crisis. De goede functies van onze bodems, de biodiversiteit en koolstofopslag, moeten worden terug gewonnen. Een ecologische bodembewerking maakt gezonde bodem die veel broeikasgassen vastlegt, de waterhuishouding verbeterd, weerbaar is tegen extremen en daarnaast ook nog een gezond voedselproductie en leefmilieu geeft.

 

In 2009 begon Van Eck Voedselbos Ketelbroek, het eerste voedselbos in NL. Het werd aangelegd tussen cultuurhistorisch verkaveld landschap. Niet elk cultuurhistorisch landschap is goed voor de bodem. Veel boerenlandschap bestaat tegenwoordig uit Engels raaigrasland, dit is een monocultuur, wat een ecologische ramp is, de bodem erodeert. Ketelbroek is een polycultuur, hier wordt de bodem niet gekeerd, en doen flora en fauna (en schimmels) hun werk qua bodemgezondheid. Het Voedselbos groeide snel en bracht elk jaar meer voedsel op. Het stress- en droogtejaar 2018 werd glansrijk doorstaan, terwijl de omringende boeren grote problemen op hun land hadden en veel extra geld, energie en water moesten inbrengen om nog iets te redden van hun oogst.

Veel bodems hebben tegenwoordig gebrek aan lucht en waterdoorlaatbaarheid. Zware machines drukken letterlijk de lucht eruit, dit geldt ook voor de stad. Maar op het land is alles echt gladgestreken, terwijl juist hogere plekken in landschappen gewenst zijn voor dieren en planten (bijvoorbeeld vluchtplekken bij wateroverlast). Als je functies als natuurbeheer, voedselproductie, waterberging, houtproductie etc weer kunt én mag combineren, dan zouden (grond)systemen als beschermde natuur en landbouw betere buren voor elkaar kunnen worden. Helaas laat de planologische regelgeving dit vaak niet toe. Er zijn allemaal aparte regelingen, afdelingen en subsidieregelingen, die de versplintering juist stimuleren. In principe zijn al veel functies op 1 kavel te combineren, helaas gebeurt het zelden. De overheid bepleit voor extensivering van het landschap, maar Van Eck bepleit voor intensivering van het landschap, meerdere functies op elkaar gestapeld, tegelijkertijd. Land dat maar 1 functie dient, die is af! Dan richt je alleen maar schade aan de bodem aan. De uitspraak om agrariërs uit te kopen om natuur te maken is Van Eck het niet mee eens. Dit is een groot misverstand! We moeten agrariërs juist helpen om gezond voedsel te produceren. Produceren met de natuur in plaats van tegen de natuur. Dus goede buur van elkaar worden.

 

Het herstellend vermogen van een bodem is fenomenaal, geeft Van Eck mee. Gebruik je geen mest, pesticiden en laat je de natuur haar werk doen dan gaat het herstelbodem heel snel en worden systemen weer aangesterkt. En onderschat de rol van fungi niet. In elke theelepelbodem ligt een paar honderd meter schimmeldraad. Schimmels kunnen dingen doen die plantwortels niet kunnen, ze hebben elkaar nodig. Schimmels halen bijvoorbeeld de watermoleculen uit de poriën, gaatjes in de bodem. Dit bieden ze aan plantwortels, waar ze weer suikers voor terug krijgen. Dit uitruil is geen liefde, maar een heuse ruilhandel, een verstandshuwelijk. Aan hand van Scale of Permanence van P.A. Yeoman toont Van Eck hoeveel tijd en moeite bepaalde zaken kosten om te veranderen. Wat ligt vast, wat is veranderbaar? Het traagst is het klimaat: na 150 jaar industriële revolutie vliegt het nu pas uit de bocht. Maar daarentegen kan met vergroenen, tegel wippen en ecologisch boeren de bodem al in 3 jaar tijd herstellen. Van Eck sluit af met zijn Engelse lievelingswoord: re-corver. Het is enerzijds herbedekken van kaal landschap maar ook herstellen van systemen.

Wouter van Eck  is docent, medeoprichter en boer bij Voedselbos Ketelbroek (het oudste voedselbos in Nederland). Daarnaast is hij oprichter Stichting Voedselbosbouw Nederland

 

Thijs van Spaandonk was de tweede spreker, hij is medeoprichter en stedenbouwkun­dige bij BRIGHT collective. Samen met Eric Frijters van FABRICations en anderen ontwikkelden ze twee boeken: Urban Challenges, Resilient Solutions (2014) en The City as a System (2022). Om de stromen in de stad (gebruik en leven) beter te begrijpen had Frijters een schema gemaakt, die zowel top down doelen (wet- en regelgeving, doelen, internationale markt en actoren) als bottom up wensen (lokale actoren en assets, stedelijke trends en persoonlijke netwerken), samen met het gebruik (analyse van stromen: water, electra, gas, afval, etc.) en de context (verschillende gebiedscondities) in kaart bracht. Observeren is daarbij belangrijk onderdeel.

Met de stad als systeem als uitgangspunt moet er anders worden gewerkt en ontworpen, maar hoe en op welke wijze? Nieuwe samenwerkingen, typologieën en processen werden onderzocht en in schema’s gevat.

Ontwerpend onderzoek kan helpen bij bijvoorbeeld het verkennen en ontdekken van koppelkansen, naar het beheersen van risico’s (hier zitten de juristen), met andere woorden: de afweging tussen kansen versus risico’s. Niet alleen een andere manier van werken moet er komen, ook een nieuw onderwijsprogramma, die juist de twee uitersten beter met elkaar in verbindingen brengt. Daarbij is het zaak om juristen ruimtelijk ontwerpend te laten nadenken en de ontwerpers meer kennis te laten nemen van de onderliggende juridische principes in een ontwerp. Hoe moet er worden omgegaan met onzekerheden, wat betreft tijd en herstel vitale bodem.

Van Spaandonk kwam met meerdere voorbeelden uit de praktijk. Zoals Project Energiek Eerbeek, waar een eeuwenoude papierindustrie door veel oorzaken niet verder kon uitbreiden. Door ontwerpend onderzoek te doen en speculatieve scenario’s te maken kon worden gekeken wat in de toekomst nog wel mogelijk was voor de papierindustrie, maar dan in evenwicht met natuur en landschap. Door het vinden van een andere energiebron (geothermie) is het weer mogelijk om de synergie met landschap te herstellen. Een ander voorbeeld is het integrale verhaal van de City Deal Openbare Ruimte. Hoe kan een integrale aanpak en methodiek de inrichting van onder- en bovengrond openbare ruimte in ontwerp, realisatie, beheer en onderhoud worden meegenomen. De ondergrond in de stad zit ramvol en er moet nog meer bij. Hoe kunnen we op integrale manier ontwerpen en sturen, in proces, met behulp van data, voor organisatie/cultuur, de financiële en wet- en regelgeving. Door vervangingsmomenten van verschillende assets (kabels, leidingen, putten, sluizen, bomen etc) in schema te brengen kan er meer afstemming en een juist momentum voor inrichting  en beheer bodem worden gevonden.

Als laatste voorbeeld toont Spaandonk het Masterplan voor de boven- en ondergrond Almere Pampus, waar vooraf met ontwerpend onderzoek veel is uitgezocht. Almere Pampus is het laatste deel van Almere om te ontwikkelen, ook hier moet veel woningbouw komen. Maar het gebied is onderdeel van groter Europees en landelijk groen netwerk. Insteek voor het masterplan is water- en bodemsturend ontwerpen, op zoek naar een gelaagd (integraal) plan. Door analyses van landschappelijke lijnen en gebieden, dijken, ecologische netwerken, gesloten watersystemen kon een ontwerp worden gemaakt voor een stedelijke mal, met een flexibel uitwerkingsprogramma in adaptief grid en onderscheidende leefmilieus. Er was veel data bekend over dit gebied (grondsoorten etc,) wat weer goed te gebruiken is voor datagedreven ontwerpen. Daarvoor moest de data geïnterpreteerd worden, om de gelaagdheid van gebied in kaart te brengen. Op basis daarvan zijn ontwerpprincipes opgesteld voor het masterplan, voor de inrichting van de ondergrond, bijvoorbeeld waar goede waterbuffering of woningbouw kan worden gerealiseerd.

Thijs van Spaandonk Mede-oprichter en stedenbouwkun­dige BRIGHT collective (lid van The Cloud Collective) en onderzoeker lectoraat Future Urban Regions (FUR). Bright does research and development at the intersection of architecture, urbanism, sociology, for creating brighter futures.

Leo Pols kwam als laatste in de rij inspirerende sprekers aan het woord. Van huis uit is hij landschapsarchitect en stedenbouwkundige en werkte lang voor Planbureau voor de Leefomgeving. Als start toont hij op rij geologische kaarten van Nederland, van 9000 voor Christus (Holoceen) tot 2000 na Christus (Antropoceen), met een visionair doorkijkje naar het toekomstige landschap rond 2200. Opvallend was de ontwikkeling van veengebieden in heel Nederland rond begin jaartelling, die langzaam weer verdween door ontginning van het land voor bewoning en landbouw. Pols stelde: er is altijd angst geweest voor nieuw landschap, heel veel mensen zijn bang voor verandering. Of juist andersom, mensen kunnen ook stug doorgaan met fout handelen, zoals bouwen in te laag land. Als voorbeeld haalde hij de Zuidplaspolder aan, waar volop wordt gebouwd terwijl de polder 6 meter onder NAP ligt. Er is een meter opgehoogd om op te bouwen, maar komt er een stormvloed (+4 NAP), dan is men niet veilig op hun zolder. En toch blijven ze maar doorbouwen.

Om meer inzicht in eigenaarschap en beheer van landschap te geven nam Pols het publiek mee om te zien van wie het landschap nu eigenlijk is. Een ingekleurde kaart van NL toonde de verschillende grondeigenaren dat buiten de stad het landschap voor boer en bedrijf is (samen 71%), in de stadsranden het landschap vooral in handen ligt van overheid én particulieren en dat in de stad het landschap vooral in handen van de overheid is. Uit de kaart blijkt ook dat gemeenten veel grond in de stadsranden bezitten, daar liggen dan ook flinke mogelijkheden voor vergroening om bodemfuncties te herstellen.

Helaas constateerde Pols tegelijkertijd dat water en bodem in Nederland slecht worden beheerd door landeigenaren. Zo wordt de kwaliteit van de bodem van het land van natuurorganisaties beïnvloedt door eigenaren van buiten hun grondgebied. Vier grote bodemdreigingen vallen op te merken: 1_Stikstofdepositie (landbouw, scheep- en luchtvaart, bouwsector), 2_ Bodemdaling (CO2, waterbeheer, veiligheid), 3_ Verdroging en daling grondwaterstand (natuur, landbouw) en 4_ Verzilting (landbouw). Het is slecht gesteld met de bodem- en waterhuishouding in Nederland, 98% voldoet niet aan het Kaderrichtlijn Water (KRW - opgericht om de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa op orde te brengen), met andere woorden: Nederland is het slechtste jongentje van de EU-klas! Naast de vier dreigingen zijn er nog andere gevaren: sluipende verstedelijking en industrialisering van landbouwbedrijven waardoor ‘ons’ landschap nog meer onder druk staat.

Waar het ooit het land van velen was, is nu het land steeds meer in privaat eigendom! In de 19e eeuw waren er nog veel ‘woeste gronden’ van de staat. In de 21ste eeuw bezitten steeds meer boerenbedrijven per bedrijf meer land. Met andere woorden, steeds minder mensen bezitten meer land, en daarmee worden de boeren machtiger, die ook gaan ontwikkelen. Waarmee grondeigendom van boeren verschuift naar bedrijven en beleggers.

Conclusie: nog maar minder dan 25% van landschap en steden in Nederland is in eigendom van overheden en natuurorganisaties. In de stadsranden ligt dit hoger, hier is 44% in bezit bij overheden en natuurbeheerders. Grondbezit is van cruciaal belang bij gebiedsontwikkeling. Hierop sturen kan doorslaggevend zijn! In de stadsranden – de schakels tussen stad en land - liggen de beste kansen!

Als laatste onderdeel van de lezing loodst hij de bezoeker langs vier toekomstscenario’s voor de inrichting van NL in 2050. Met deze scenario’s trokken hij en collega’s van PBL door het land gegaan om gesprekken te voeren en workshops te doen met allerlei overheden, instellingen en diensten. De vier scenario’s zijn ontwikkelt om verder vooruit te kijken en dieper na te denken wat kan en moet voor een toekomstgericht landschap. Daarbij maakt Pols gelijk de kanttekening dat de vier scenario’s geen visie weergeven, maar mogelijke perspectieven om meerdere zaken te onderzoeken biedt, zoals: stippen op de horizon zetten want transities vergen decennia en dus meerdere kabinetsperiodes. De vier scenario’s gaven inzichten wat per scenario de rol van de overheid was, wel of geen samenwerking tussen natuur en landbouw, en wat wordt voorop gesteld, Profit of Planet first?

De conclusies van de vier scenario’s leerde het team wat is toekomstbestendig/robuust beleid?

Leren omgaan met onzekerheden, in zowel de opgaven (klimaat, demografie, economische groei), als ook hoe deze te realiseren (samenleving, politiek). Maar vooral inzetten op robuuste en flexibele maatregelen voor een natuurinclusieve stad, waar meervoudig ruimtegebruik en een water- en bodemsysteem leidend worden. Gebruik daarnaast het stikstofdossier om te verbinden en denk tevens goed na over nieuwe concepten voor meervoudig landgebruik.

Leo Pols - Tot voor kort werkzaam bij het Planbureau voor de Leefomgeving en auteur talloze artikelen zoals "Van wie is het landschap?" en co-auteur studies "Vier scenario’s voor inrichting Nederland in 2050 en Naar een breder gedragen natuurbeleid Nederland".

 

 

 

awb4 ioor 2024 uitnodiging

Afbeelding credits

Header afbeelding: werkplaatsbodem IOOR banner

Icon afbeelding: werkplaats bodem tijd

Sorteren op: