Artikel

Toespraak presentatie onderzoek slavernijverleden 2020

25 september 2020

Goedemiddag allemaal,

Namens het college van burgemeester en wethouders dank ik allereerst de onderzoekers, de redacteuren en de begeleidingscommissie voor het vele en belangrijke werk.

Wat dit onderzoek duidelijk maakt is hoeveel goed onderzoek er ook door Nederlandse historici en instellingen al gedaan is. Daar mogen we best trots op zijn. Iedereen die zich intensief in de debatten mengt doet er goed aan om wat   vaker dat Nederlandse onderzoek aan te halen, want het lijkt soms wel alsof er alleen in de Verenigde Staten goed onderzoek naar slavernijgeschiedenis wordt gedaan.

Er is natuurlijk een hele concrete aanleiding voor dit onderzoek, namelijk dat, als het college excuses gaat maken voor de verantwoordelijkheid van het stadsbestuur voor, en betrokkenheid bij de slavernij, dat we dan preciezer willen weten waar we dan excuses voor maken.

Tegelijkertijd verdient dit onderzoek het, om met een bredere blik bekeken te worden. Het levert een belangrijk bijdrage aan het maatschappelijk debat over verleden en heden. Dat zal ik toelichten.

Afgelopen voorjaar werd in vrijwel alle grote steden van de Verenigde Staten en West-Europa gedemonstreerd. De aanleiding was racistisch politiegeweld in Amerika, maar richtte zich, zeker bij ons, tegen institutioneel racisme in het algemeen. Over die term woedt een levendig debat, maar..

Je hoeft geen graad te hebben in critical race theory om te zien dat de top van de overheid en het bedrijfsleven er heel anders uitziet dan de straten en de pleinen van onze stad.

Je hoeft niet heel veel op social media te zitten om door te hebben dat racisme springlevend is. En je hoeft geen epidemioloog te zijn om te zien dat de coronacrisis op allerlei manieren extra hard toeslaat onder mensen van kleur.

Niet elk individueel geval van racisme of discriminatie is terug te voeren op de slavernijgeschiedenis, maar het systemische of institutionele karakter, dat ten grondslag ligt aan verontwaardiging van de demonstranten, dat kan niet los worden gezien van de slavernijgeschiedenis.

Eén van de, op dat moment grootste, Black Lives Matter demonstraties in Europa was op de Dam. Een plek die aan de ene kant ongelukkig gekozen was omdat er niet genoeg ruimte was om voldoende afstand te houden, maar de plek is wel betekenisvol. Wat nu het Paleis op de Dam heet, was ooit het stadhuis van de Stad Amsterdam. Het stadhuis kon zich meten met de Europese paleizen, en dat was niet ongepast, want deze stad was in de zeventiende eeuw was dan ook het zenuwcentrum van een wereldmacht.

Wat dat betekende voor mensen in Azië, Afrika en de Amerika’s maakt dit onderzoek duidelijk. Het laat ons met andere ogen kijken naar de geschiedenis, bijvoorbeeld naar onze ‘Gouden Eeuw.’

We zien dat burgemeester Nicolaes Witsen vanuit het stadhuis op de Dam niet alleen de wetenschap bevorderde, maar ook de zaakjes behartigde van zijn neef, die de opstand van slaafgemaakten op zijn plantage hard neer liet slaan. Of we lopen door de Beursstraat waar de drukkers en cartografen hun nieuwste atlassen en reisverslagen verkopen. Bij één van de boekhandels vinden we een werk over Suriname, die naast het prachtige land ook de omstandigheden van de slaafgemaakte bevolking beschrijft, hoe zij werden verkocht als dieren, hoe wreed zij werden gestraft en hoe dikwijls ze probeerden te vluchten aan hun onmenselijke omstandigheden. En in de herbergen horen we de teruggekeerde zeelieden vertellen over hoeveel zij hebben verdiend aan de kruidnagel die is geteeld door de duizenden in Ambonezen, daartoe gedwongen door de VOC.

Slavenhandel en slavernij waren verweven met de stad en het stadsbestuur. Dit is de onontkoombare conclusie die we vandaag kunnen trekken. Het was niet iets dat zich in verre landen, buiten het zicht van de Amsterdammers afspeelde. Het onderzoek leert ons dat we dit deel van de geschiedenis niet meer in een apart kadertje zetten van onze geschiedboeken. Niet ‘die zwarte bladzijde’ die we snel om kunnen slaan.

Daar waar de Witsens, de Bickers en de Graeffen, hun namen opluisterden door stambomen op te laten tekenen en hun kroost van rijkdom en goede posities te voorzien, werden de namen van Afrikanen afgenomen en vergeten. De roem van de één was verstrengeld met de ontmenselijking van de ander.

Het is enorm belangrijk dat een groter publiek daar nu kennis van kan nemen. Niet omdat mensen zich zouden moeten schamen of schuldig moeten voelen, maar omdat wij willen weten wie wij zijn,

als stad en als stadsbestuur. We zoeken onze trots niet in een verhaal op basis van selectieve herinnering. Als we er in slagen om de stad van iedereen te laten zijn, en daar hoort ook het verhaal over ons verleden bij, dan mogen we daar wel trots op zijn.

Op mij persoonlijk heeft het grote indruk gemaakt om te lezen hoe generaties van burgemeesters en andere stadsbestuurders betrokken zijn geweest bij misdaden tegen de menselijkheid. De nazaten van slaafgemaakten nog vaak te maken hebben met de doorwerking van die misdaden.

Zo heb ik als burgemeester te maken met de doorwerking van de erfenis van mijn ambtsvoorgangers. Ik voel daarbij een verantwoordelijkheid. Niet een verantwoordelijkheid om de geschiedenis ongedaan te maken, want dat kan niet, maar wel door het structurele racisme en institutionele discriminatie te bestrijden en dat kan niet zonder de oorsprong daarvan te kennen en te vertellen.

Als die geschiedenis niet is verzwegen is zij wel genegeerd.

Portretten van rijke kooplieden met zwarte slaven hingen in onze musea, maar nooit vroegen wij ons af wie die mensen waren. Slavernij en mensenhandel waren ook in Azië aan de orde van de dag, maar wij bleven de VOC een ‘handelsmaatschappij’ noemen.

En onderzoekers werken al jaren hard, maar hun resultaten bereikten geen groot publiek.

Laten we daar verandering in brengen. Zodat excuses ook echt betekenis krijgen.

Dank u wel.

Aanvullende informatie