Artikel

Toespraak burgemeester Halsema Bijlmerrampherdenking

4 oktober 2022

Elk jaar als 4 oktober dichterbij komt, wordt het langzaam een klein beetje stiller in Amsterdam Zuidoost.

Wie van buiten komt merkt er niks van. Zuidoost bruist.

In de Poort is het een komen en gaan van mensen, in het Mandelapark wordt volop gesport en op het Anton de Komplein laten de marktkooplui van zich horen….

Maar in sommige huiskamers valt er wat vaker een stilte.

Daar wonen de getuigen en de nabestaanden van de 43 overledenen van de vliegramp op 4 oktober 1992. Elk jaar komen bij hun de herinneringen terug.

Herinneringen aan het feloranje licht, de hitte en de brandlucht.

Aan de angst in de ogen van hun buren, kinderen of ouders.

Aan de mensen die er niet meer zijn.

Het is volgende week dertig jaar geleden dat de eerste herdenkingsbijeenkomst van de Bijlmervliegramp plaatsvond.

Nadat er, net zoals wij straks zullen doen, een stille tocht was gelopen naar de rampplek, kwamen twaalf duizend mensen samen in de RAI.

Burgemeester Van Thijn riep op tot saamhorigheid, ‘zodat’ zei hij: ‘niemand straks hoeft te zeggen: “toen ik huilde was ik alleen.”

En saamhorigheid was er. De kerken, het Leger des Heils, buurtverenigingen en vele, vele bewoners stonden hun stadgenoten bij. Zij brachten eten naar de mensen die moesten worden opgevangen.

Zij luisterden naar de mensen die dierbaren verloren hadden.

Sommige getuigen zeggen dat de solidariteit die toen is losgekomen nooit meer weg is gegaan.

Het herdenken van 4 oktober 1992 houdt ook de herinnering levend aan moedige mensen: politie, brandweer, verzorgers of bewoners, zoals Pa Sem die een vuurzee inliep om een kind te redden.

En toch voelden veel mensen in Zuidoost zich in de weken, maanden en jaren na de ramp in de steek gelaten.

Belangrijke vragen werden maar niet beantwoord.

De politiek was met zichzelf bezig.

Mensen werden, zoals ook de parlementaire enquêtecommissie zou concluderen, niet serieus genomen.

Er werden opmerkingen gemaakt die pijn deden.

Opmerkingen die de indruk wekten dat niet alle mensen in ons land er evenveel bij hoorden.

Of dat niet alle wijken van onze stad even waardevol zouden zijn.

Daardoor werd de ramp niet alleen een moment van saamhorigheid, maar ook van zelfbewustzijn. Zij heeft, hoe tragisch de gebeurtenis ook was onmiskenbaar bijgedragen aan een generatie Amsterdammers die onze stad, ons Zuidoost, met vallen en opstaan, elke dag een beetje beter maakt.

En dus is het heel terecht dat er dit jaar veel aandacht wordt besteed aan de ramp die hier drie decennia geleden heeft plaatsgevonden.

Een tentoonstelling in het Amsterdam Museum.

Programma’s op de televisie.

Op scholen, buurtcentra en verenigingen wordt erover gesproken.

Zo wordt de herinnering overgedragen op nieuwe generaties.

Voor wie er niet bij was is de ramp een generatie geleden.

Voor de overlevenden is het als de dag van gisteren.

De Bijlmervliegramp is erfgoed van alle Amsterdammers, alle Nederlanders. Het hoort bij wie wij zijn en willen zijn. Een groeiend monument.

Erfgoed van de mensen die van buiten het stadsdeel komen.

Van de bezoekers van de Poort, de marktkooplui op het Anton de Komplein de sporters in het Mandelapark.

En de mensen die elk jaar een beetje stiller zijn.

Daarom herdenken wij, zodat zij straks niet hoeven zeggen:

‘toen ik stil was, was ik alleen.’

Aanvullende informatie