Artikel

Toespraak Nationale Holocaustherdenking, 28 januari 2024, Wertheimpark

28 januari 2024

Auschwitz-overlevende Primo Levi schreef de volgende woorden in 1968:

“Auschwitz is buiten ons, maar hangt overal om ons heen, in de lucht. De plaag is verdwenen, maar de besmetting blijft aanwezig en het zou dwaas zijn om het te ontkennen.
Afwijzing van menselijke solidariteit, stompzinnige en cynische onverschilligheid voor het lijden van anderen, […] en bovenal, aan de basis van alles, een overweldigende golf van lafheid, een kolossale lafheid die zich vermomt als strijdbare deugd, liefde voor het land en geloof in een idee.”

Ik denk niet dat Primo Levi er vandaag één woord van zou terugnemen.

Ik dacht te begrijpen wat er Auschwitz was gebeurd. Ik had er op school over geleerd, er werd door mijn ouders veel over gesproken, ik had gelezen, gestudeerd, de foto’s gezien.
Ik dacht de vernederingen te begrijpen, de pesterijen, medische experimenten, de dwangarbeid, uithongering, mishandeling. En de gaskamers.
Tot ik een paar maanden geleden met 17 Amsterdamse jongeren Auschwitz bezocht en die kennis werd ontdaan van alle abstractie.
Bergen menselijk haar, opgehoopte pannen, kluwen brillen en stapels schoenen en koffers: oog in oog met de resten van mensen die vernietigd zijn - ook na bijna tachtig jaar blijft het zoeken naar de juiste woorden. Woorden die recht doen aan het leed van de slachtoffers.
Via hun allerlaatste bezittingen die in Auschwitz bewaard zijn roepen ze ons toe: Vergeet ons niet!

Van de Joden die de vervolging tijdens de oorlog hebben overleefd zijn er nog maar weinig in leven.
Het is extra pijnlijk dat ook zij getuige zijn geweest van de verschrikkingen op 7 oktober en van het antisemitisme dat in ons land en in Amsterdam weer oplaait. Dat zij in hun laatste levensjaren kampen met angst en zorgen over de toekomst van hun kinderen en kleinkinderen. Mogen zij nog zijn wie ze zijn?

Juist vanwege die zorgen waren we daar in Polen.

Onderweg naar de ruïnes van de gaskamers en crematoria las één van onze begeleiders het gedicht Is dit een mens, van Primo Levi voor.
Onze groep bestond uit jonge mannen en vrouwen, wit en zwart, gelovig en ongelovig, joden, moslims en christenen. Uit alle delen van de stad.
Op dat moment hadden wij allemaal de les van Auschwitz haarscherp voor de geest:
Primo Levi zei het zo:
“Ik kan niet begrijpen dat men een mens beoordeelt niet naar wat hij is, maar naar de groep waar hij toevallig toe behoort.”

De volkerenmoord op Joden, Roma en Sinti is met niets in de geschiedenis vergelijkbaar.
Maar zij is een waarschuwing voor de hele mensheid, nu en in de toekomst, over de gevolgen van haat, uitsluiting, racisme en discriminatie, van wie dan ook.
Wie de Holocaust bagatelliseert kan geen antiracist zijn.
Wie een ander mens vernedert en uitsluit om zijn geloof, zijn kleur of zijn achtergrond kan zich geen vriend van het Joodse volk noemen.

Waar we ook vandaan komen, welke kleur onze huid ook heeft, welke dromen en overtuigingen we ook koesteren,
welke zorgen ons ook wakker houden in de nacht,
voor welke zaak we ook de straat op gaan,
uiteindelijk is er voor ons allemaal maar één enkel moreel kompas.

Dat kompas is, dat we ons in onze verhouding tot de ander, altijd die ene vraag moeten blijven stellen:

Is dit een mens?

Aanvullende informatie