Tussen 2011 en 2014 steeg het aantal minimahuishoudens in Amsterdam en in 2015 was er een daling. In 2016 was het aantal ongeveer gelijk aan het voorgaande jaar Het percentage minimahuishoudens daalt sinds 2014, zij het licht in 2016. Hier is sprake van een verdunningseffect: de populatie boven de armoedegrens groeit sneller dan de populatie onder die grens. Voorlopige CBS-cijfers voor 2017 laten zien dat het aantal en het percentage huishoudens met een inkomen tot 120% WSM verder zijn gedaald in Amsterdam.
Ondanks deze gunstige ontwikkeling blijft armoede een hardnekkig probleem. Zo leeft 63% van de minimahuishoudens drie jaar of langer van een laag inkomen en weinig vermogen. Dit percentage is gestegen vergeleken met 2013 (58%). Daarnaast behoudt men ook bij uitstroom uit de minimagroep vaak een relatief laag inkomen. Zo had van die mensen die na 2015 uitstroomden als gevolg van een inkomensstijging (en niet om een andere reden zoals verhuizing uit Amsterdam) ruim de helft in 2016 een inkomen tot 150% WSM.
Kwetsbare groepen: eenoudergezinnen, ouderen, kinderen
Er zijn grote verschillen in de inkomens- en vermogenspositie van huishoudens. Eenoudergezinnen komen naar voren als een kwetsbare groep: van alle eenoudergezinnen in Amsterdam is 37% minima, twee keer zo veel als gemiddeld. Daar komt bij dat 68% van deze huishoudens langdurig tot de minima behoort.
Kijken we naar persoonskenmerken dan is leeftijd een belangrijke factor. Voor kinderen geldt een hoger armoedepercentage (19,2%) dan voor alle Amsterdammers (15,5%). Kinderen in eenoudergezinnen en kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond behoren relatief vaak tot de minima.
Behalve kinderen leven ook ouderen vaak van een laag inkomen en weinig vermogen. Zo leeft 21,3% van de Amsterdamse 65-plussers in een minimahuishouden. Dit percentage loopt veel hoger op onder ouderen met een niet-westerse achtergrond: zes op de tien ouderen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond heeft een laag huishoudinkomen en weinig vermogen.
Bereik van minimaregelingen stijgt
Amsterdammers met een laag inkomen en weinig vermogen vormen de doelgroep van de minimaregelingen van de gemeente. Met deze regelingen bereikt de gemeente een steeds grotere groep. De doelgroep van de gemeentelijke regelingen is in 2015 vergroot als gevolg van de stijging van de inkomensgrens van 110% naar 120% WSM. Over het algemeen geldt dat het aantal toekenningen sterker is gegroeid dan de doelgroep: daarmee stijgt het bereik.
Het bereik is hoger dan gemiddeld onder kwetsbare groepen: kinderen, ouderen, eenoudergezinnen. Vooral huishoudens met kinderen worden goed bereikt: van alle minimahuishoudens met kinderen van 4 t/m 17 jaar ontving 88% in 2017 één of meer van de voorzieningen bedoeld voor kinderen (Stadspas, Scholierenvergoeding, Kindbonnen en/of PC-regeling).