Boeren hadden aan het begin van de coronacrisis te maken met een overschot aan groente en fruit. De export stond noodgedwongen stil. De crisis zorgde er tegelijkertijd voor dat er schrijnende situaties ontstonden bij gezinnen met een kleine beurs. Eric Traa (Rabobank), Abdelhamid Idrissi (Studiezalen) en Ruben Nieuwenhuis (TechGrounds) sloegen de handen ineen en bedachten een initiatief voor de ontstane situatie: Boeren voor Buren.
Boeren voor Buren is een stichting die aan het begin van de coronaperiode is ontstaan, en verkoopt B kwaliteit groenten en fruit (afwijkend qua vorm, kleur of formaat) uit de regio, aan kwetsbare huishoudens in de stad. We betalen de boeren een redelijke prijs voor deze producten en de ‘buren’ kunnen voor een zeer gunstige prijs gezond voedsel kopen.
Rol gemeente Amsterdam De gemeente Amsterdam is vanaf het begin af aan betrokken, vanuit circulaire economie (korte voedselketens) en armoedebestrijding (team stadspas). Er is nauwe samenwerking met team stadspas, met name gericht op de promotie van het initiatief via de communicatiekanalen van de stadspas. Daarnaast heeft de gemeente heeft een subsidie verstrekt in 2019 en levert een managing director aan boeren voor buren (in kind bijdrage).
Het project is het eerste voorbeeld van een echte korte voedselketen, die ook nog eens ten goede komt aan minima huishoudens (andere initiatieven zijn niet door deze huishoudens te veroorloven). Daarbij wordt gebruik gemaakt van producten die anders verwerkt zouden worden in laagwaardigere producten, of als veevoer zouden dienen.
Resultaten Boeren voor Buren bestaat in april precies een jaar en heeft als doel om uiteindelijk alle ruim 120000 gezinnen met stadspas te voorzien van pakketten. In een jaar tijd zijn we als organisatie gegroeid tot een professionele organisatie met 8 werknemers (en 3 founders die nog steeds een adviesrol vervullen).
Momenteel verkopen we c.a. 650 pakketten per levering per week, dit aantal groeit elke levering.
Onlangs hebben wij een nieuwe uitgiftelocatie geopend in het KIT. We zijn bezig met verschillende subsidieaanvragen om de volgende stappen van de groei van de organisatie te kunnen bekostigen.
Landbouw in de stad heeft de toekomst! In deze visie van Wageningen UR op stedelijke ontwikkeling wordt recht gedaan aan ‘People, Planet & Profit’: het biedt zowel stad als platteland een duurzame oplossing voor de problematiek rond stedelijke ontwikkeling.
Nieuwe kijk op stedelijke ontwikkeling
De gemeente Almere staat open voor de mogelijkheden die stadslandbouw biedt. Samen met stakeholders en Wageningen UR werkt Almere aan een stadsuitbreidingsplan voor een innovatieve woon- werk- en leefomgeving waarin landbouw en stad met elkaar verbonden zijn.
Perspectief voor iedereen
In Agromere, de naam van de virtuele wijk, zijn de kansen en voordelen van deze integratie nieuwe stijl uitgewerkt. Stad en platteland lopen in elkaar over met perspectief voor alle partijen. Voor de stedeling in het aanbod van naschoolse opvang, zorg en recreatie op de boerderij, een groenere woonomgeving en dagverse producten met minder ‘voedselkilometers’ (dus minder belastend voor het milieu). Voor de landbouwsector betekent het onder andere een hechte band met de stedeling, betrokkenheid bij gebiedsontwikkeling en daardoor meer kans op continuïteit in de bedrijfvoering.
Aan de slag
Het enthousiasme bij gemeente en stakeholders is groot. Almere heeft in 2009 haar Concept Structuurvisie (Almere 2.0) vastgelegd dat stadslandbouw een van de dragers wordt van het te ontwikkelen Almere Oosterwold aan de Noordoostkant van de stad. Januari 2010 heeft het Rijk groen licht gegeven voor de uitwerking van deze Structuurvisie. De gemeente verkent momenteel welke vervolgstappen nodig zijn om te komen tot de gewenste ontwikkeling van Almere Oosterwold.
De Boeren van Amstel zorgen voor een korte keten tussen stad en land. De Natuurzuivel wordt in het Amstelland geproduceerd, op nog geen 10 km van de Dam. Met deze zuivel dragen de Boeren van Amstel bij aan het behoud van het laatste stukje polderlandschap onder Amsterdam. Zodat men hier in de toekomst ook nog kan blijven genieten van de natuur.
Over het gebied
De Amstelscheg ligt aan de zuidzijde van Amsterdam en maakt onderdeel uit van het Groene Hart. De Amstelscheg vormt een groene wig die diep doorloopt in de stad en is een van de iconische landschappen van de Metropoolregio Amsterdam (MRA). De rivier de Amstel vormt de ruimtelijke en recreatieve drager en verbindt de stad met het omliggende veenrivierenlandschap.
Het ensemble is een van de groene scheggen van Amsterdam en vormt een groot contrast met het omringend stedelijk gebied. De scheg is een samenstel van veenontginningen (veenrivierenlandschap) en enkele uitgeveende lager gelegen (en deels bebouwde) droogmakerijen. Het veenrivierenlandschap is niet afgegraven. Het ligt daardoor hoger en wordt ook wel ‘bovenland’ genoemd.
Vrijwel overal in Nederland verdwijnen weidevogels. Dankzij de inspanningen van de Boeren van Amstel hoor je in Amstelland nog de grutto, kievit en tureluur. Dat gaat niet vanzelf. De boeren maaien bijvoorbeeld grote delen van hun land pas na het broedseizoen. Met de zuivel van de Boeren van Amstel kunnen we samen iets extra’s doen voor de vogels en de natuur van Amstelland.
MSc Thesis UvA - Kleinschalige landbouwprojecten in Amsterdam Nieuw-West
In dit onderzoek wordt ingespeeld op het vraagstuk in hoeverre buurttuinen (stedelijke landbouwprojecten) bijdragen aan het creëren van sociaal kapitaal onder buurtbewoners in de Wijsgerenbuurt. Dit vraagstuk is gebaseerd op bestaand onderzoek naar buurttuinen waarin naar voren komt dat buurttuinen kunnen bijdragen aan het sociaal kapitaal van de tuinders en de sociale cohesie in een buurt.
In de bestaande literatuur wordt door enkele auteurs gesteld dat buurtbewoners een groter sociaal kapitaal krijgen als gevolg van deelname aan een buurttuinen. Andere auteurs zijn hier sceptischer over. Eerder onderzoek heeft ook laten zien dat buurtbewoners die deelnemen aan een stedelijk landbouwproject, zoals een buurttuin, elkaar beter kunnen leren kennen, meer onderling vertrouwen kunnen creëren en bereid zijn om andere buurtbewoners te helpen. In dit onderzoek ligt de nadruk op het concept sociaal kapitaal. Door de complexiteit van het concept is in dit onderzoek om het concept van de grond af aan op te bouwen waarbij is gekeken naar verschillende raakvlakken tussen een aantal bestaande definities. In dit onderzoek zal sociaal kapitaal gemeten worden aan de hand van drie aspecten:
(1) sociale netwerken, (2) vertrouwen en (3) wederkerigheid.
Door een gebrek aan onderzoek naar ervaringen van buurtbewoners die niet betrokken zijn bij een aanwezige buurttuin, is in dit onderzoek een vergelijking gemaakt tussen de deelnemers van een buurttuin (‘tuinders’) en de omwonenden van een buurttuin (‘omwonenden’).
De volgende hoofdvraag staat centraal in dit onderzoek: Op welke manier(en) draagt de aanwezigheid van de buurttuinen in de Wijsgerenbuurt , Amsterdam Nieuw--‐West, bij aan het creëren van sociaal kapitaal in de buurt? En is er een verschil in creatie van sociaal kapitaal waar te nemen tussen de tuinders en de omwonenden van de buurttuinen? Dit onderzoek betreft een kwalitatieve case studie die is uitgevoerd in de Wijsgerenbuurt te Amsterdam. Recentelijk zijn in deze buurt twee identieke buurttuinen gevestigd die zijn ontstaan vanuit de wens van de buurtbewoners. Aan de hand van interviews en observaties is getracht een goed inzicht te krijgen tussen de ervaringen van tuinders en omwonenden over de aanwezigheid van de buurttuinen en de onderwerpen ‘sociale netwerken’, ‘vertrouwen’ en ‘wederkerigheid’.
Zo is in dit onderzoek gekeken hoe de buurttuinen in de Wijsgerenbuurt worden gebruikt en door wie de buurttuinen worden gebruikt. Op deze manier kan er dieper worden ingespeeld op de vragen wie er gebruik maken van een buurttuinen. In beide tuinen is er sprake van een vaste groep tuinders. Iedere tuinder bezit een eigen stukje moestuin waar men jaarlijks contributie voor betaald. Doordat alle tuinders bewoners zijn van de Wijsgerenbuurt, is het mogelijk om te kijken wat de invloed is van de buurttuinen op de bewoners en de buurt.
De Wijsgerenbuurt kan bestempeld worden als een naoorlogse buurt. Tot op heden zijn alle woningen en de grond in bezit van woningcorporatie Ymere. De bevolking van de Wijsgerenbuurt is divers, waarbij de bewoners van Marokkaanse afkomst het dominants aanwezig zijn, gevolgd door bewoners van Nederlandse en Turkse afkomst. Dit zorgt dat bewoners uit de Wijsgerenbuurt geregeld in contact staan met bewoners met een andere afkomst. Uit het onderzoek is een aantal belangrijke resultaten naar voren gekomen.
Op de eerste plaats functioneren de buurttuinen als een plek om te tuinieren. De tuinders zijn het meest frequent aanwezig in de buurttuinen en komen hier voornamelijk om te tuinieren. Daarnaast functioneren de tuinen ook als een ontmoetingsplek voor de tuinders. Naast het tuinieren hebben de tuinders geregeld contact met elkaar in de tuinen. De buurttuinen zijn beide vrij toegankelijk voor alle bewoners en er zijn picknicktafels aanwezig waar de tuinders en de omwonenden gebruik van kunnen maken. Het onderzoek laat zien dat dit ook het geval is. Op deze manier functioneren de buurttuinen ook als een ontmoetingsplaats voor omwonenden.
De resultaten laten zien dat het voornamelijk de tuinders zijn die ‘profiteren’ van de aanwezigheid van de buurttuinen. Zij creëren door deelname aan de buurttuinen meer sociaal kapitaal (zowel bonding als bridging). Het merendeel van de tuinders ervaart een groter sociaal netwerk, is meer vertrouwd met medetuinders en buurtbewoners en door deelname aan de buurttuin ligt de drempel lager om medetuinders om hulp te vragen. Door de etnische diversiteit onder de tuinders hebben de tuinders geregeld contact met medetuinders met een andere afkomst.
Dit contact blijft echter beperkt door een taalbarrière onder een gedeelte van de tuinders. In vergelijking met de tuinders, profiteren de omwonenden in mindere mate van de buurttuinen. De resultaten uit de interviews laten zien dat het merendeel van de omwonenden geen binding heeft met de tuinen en daarnaast ook niet geïnteresseerd is in de tuinen. Observaties daarentegen laten zien dat de buurttuinen wel degelijk worden gebruikt door de omwonenden. Toch laat dit onderzoek zien dat omwonenden minder sociaal kapitaal creëren dan de tuinders.
Thomas Hartog
Masterthesis Universiteit van Amsterdam
Faculteit Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
Three areas in Almere were sampled to explore if naturally growing products can feed people. Research answered whether online libraries listing the occurrences of animals and plants were reliable and how citizens may contribute to local food systems.
The “Eet je stad” (Eat your city) project contributes to research on resilient urban food systems in Almere as part of the Amsterdam Metropolitan Area. As such, it is part of Flevo Campus for which AMS Institute is a partner in the Flevo Campus Consortium. The project seeks to explore the potential of naturally growing and edible products in Almere’s urban area.
The one-year project defined three areas of focus:
a) an inventory of edible products that grow naturally in the green urban spaces in and around Almere
b) an initial assessment of potential beneficiaries/consumers of these products
c) an identification of how citizens may contribute to the operationalization of such a local food system.
Digital resources of edible species are used in the project to inventorize the data on edible plants/species. For instance, the following tools are used in the project: Wildplukwijzer, Visatlas, Boomregister and National Database Flora & Fauna (NDFF).
The urban biologist Ton Eggenhuizen helped by feeding data to the NDDF library starting mid-August 2018. Also, initial maps were made based on wild picking guides and the city inventory/repertoire of trees to define three areas to create a full inventory.
The larger goal is to determine the reliability of digital data regarding the species and their quantities. Areas/Lots measuring one by one kilometer were sampled in three locations: 1) the lake “Leeghwaterplas”, 2) “Vroege Vogelbos” in Almere-Haven, a park environment and 3) outer Almere “Bouwmeesterbuurt”, a residential neighborhood. All three locations were selected upon consultation with the city biologist Ton Eggenhuizen. Areas were inventorized as following: Vroege Vogelbos and Bouwmeesterbuurt until August 2018 for plants, bushes, trees, Leeghwaterplas until early September for fish, crustaceans and shellfish and Bouwmeesterbuurt and Vroege Vogelbos for mushrooms in October 2018.
In this study, we have identified vulnerabilities in communal food gardens. From that we formulated a proposal for a support structure that contributes to more robust gardens. Because in practice, it proofs difficult to get the “needs” (the necessary organizational tasks) of a growing-up initiative in balance with the “wants” (the hobby, gardening).
In this study, we have identified vulnerabilities in communal food gardens. From that we formulated a proposal for a support structure that contributes to more robust gardens. Because in practice, it proofs difficult to get the “needs” (the necessary organizational tasks) of a growing-up initiative in balance with the “wants” (the hobby, gardening).
The Institute for Nature Education and Sustainability (IVN) and NatuurSUPER supported many communal food garden start-ups over the past decade. They noticed that many communal food gardens are confronted in their development with very different issues as they tackled at startup. What are their needs in maintaining and developing a resilient initiative (support, volunteers, earnings models, networks, cooperation, etc.)? And what could possibly be the role of IVN, NatuurSUPER or others? Therefore, in consultation with IVN and NatuurSUPER, three research questions have been formulated:
1. How do communal food gardens develop after the start-up phase?
2. Do communal food gardens need support during their development? And if so, what kind of support questions do they have?
3. Is there a role for IVN, NatuurSUPER and other parties in supporting the resilience quest of communal food gardens?
The focus of the research is to make an inventory of the developing needs of communal food gardens after the start-up phase. By means of a three-phase breakdown (start-up, growth, continuity), the development of the cases study gardens was determined. The communal food gardens started differently, achieved a lot in a short time span and all have a different position in terms of their developing phase. We then looked into the developing phases by focusing om the vulnerability of the gardens. The greater the vulnerability of a garden, the greater the chance that the garden will quit its activities in the foreseeable future. All investigated gardens seem to have a certain degree of vulnerability. The research addresses four crucial vulnerability themes: leadership, finance, location and time. Each of these themes in itself can already lead to the termination of a neighborhood vegetable garden in case of dysfunction.
Communal food gardens need knowledge that focuses on increasing the robustness of the gardens by developing, sharing, transferring or communicating knowledge in the different phases (start-up, growth, continuity) with experts on the themes leadership, finance, location and time. It also appears that initiators and members of communal food gardens have little time for exchanging knowledge. And to add to this, they all seem to struggle with the same kind of questions. Setting up a network between people with questions and without answers makes no sense. In order to have a wellfunctioning self-maintaining knowledge sharing network you need a balance in ‘bringing and taking’. Instead a (digital) helpdesk in combination with a toolbox could be a worthwhile alternative to explore. Such a formula needs to be initiated and managed, which could be executed jointly by a number of organizations. A good combination could be: AVVN (well known for its expertise on allotments), IVN (known for its expertise on nature education) and NatuurSUPER (experienced in supporting communal food gardens startups).
Infographic about urban agriculture with the region of Amsterdam metropolitan
The ten-point plan for a coherent food policy in the municipality of Amsterdam has been drawn up by a number of organizations located in the city of Amsterdam. It was presented to the newly installed municipal council in 2018. It is unclear whether and to what extent the plan has had an effect on municipal policy.
The agriculture and horticulture sector in the Netherlands is one of the most productive in the world. Although the sector is one of the most advanced and intense agricultural production systems worldwide, it faces challenges, such as climate change and environmental and social unsustainability of industrial production. To overcome these challenges, alternative food production initiatives have emerged, especially in large cities such as Amsterdam.
The agriculture and horticulture sector in the Netherlands is one of the most productive in the world. Although the sector is one of the most advanced and intense agricultural production systems worldwide, it faces challenges, such as climate change and environmental and social unsustainability of industrial production. To overcome these challenges, alternative food production initiatives have emerged, especially in large cities such as Amsterdam. Some initiatives involve producing food in the urban environment, supported by new technologies and practices, so-called high-tech urban agriculture (HTUA). These initiatives make cultivation of plants inside and on top of buildings possible and increase green spaces in urban areas. The emerging agricultural technologies are creating new business environments that are shape d by technology developers (e.g., suppliers of horticultural light emitting diodes (LED) and control environment systems) and developers of alternative food production practices (e.g., HTUA start-ups). However, research shows that the uptake of these technological innovations in urban planning processes is problematic. Therefore, this research analyzes the barriers that local government planners and HTUA developers are facing in the embedding of HTUA in urban planning processes, using the city of Amsterdam as a case study. This study draws on actor-network theory (ANT) to analyze the interactions between planners, technologies, technology developers and developers of alternative food production practices. Several concepts of ANT are integrated into a multi-level perspective on sustainability transitions (MLP) to create a new theoretical framework that can explain how interactions between technologies and planning actors transform the incumbent social-technical regime. The configuration of interactions between social and material entities in technology development and adoption processes in Amsterdam is analyzed through the lens of this theoretical framework. The data in this study were gathered by tracing actors and their connections by using ethnographic research methods. In the course of the integration of new technologies into urban planning practices, gaps between technologies, technology developers, and planning actors have been identified. The results of this study show a lacking connection between planning actors and technology developers, although planning actors do interact with developers of alternative food production practices. These interactions are influenced by agency of artefacts such as visualizations of the future projects. The paper concludes that for the utilization of emerging technologies for sustainability transition of cities, the existing gap between technology developers and planning actors needs to be bridged through the integration of technology development visions in urban agendas and planning processes.
Source: Farhangi, M. H., Turvani, M. E., van der Valk, A., & Carsjens, G. J. (2020). High-tech urban agriculture in Amsterdam: An actor network analysis. Sustainability (Switzerland), 12(10), [3955]. https://doi.org/10.3390/SU12103955
Wereldwijd neemt de urbanisatie toe. Om de groeiende stadsbevolking te voorzien van verse groenten, doen Wageningse tuinbouwspecialisten onderzoek naar verticale landbouw. Daarbij worden jaarrond gewassen in lagen boven elkaar geteeld in gebouwen, met ledlicht. Het land- en watergebruik daalt enorm. Pesticiden en verre transporten zijn verleden tijd. De onderzoekers kijken hoe verticale landbouw energiezuiniger kan, en de groenten nog voedzamer en smaakvoller. Goed idee, een tomatenflat?
Wereldwijd neemt de urbanisatie toe.Om de groeiende stadsbevolking te voorzien van verse groenten, doen Wageningse tuinbouwspecialisten onderzoek naar verticale landbouw. Daarbij worden jaarrond gewassen in lagen boven elkaar geteeld in gebouwen, met ledlicht. Het land- en watergebruik daalt enorm. Pesticiden en verre transporten zijn verleden tijd. De onderzoekers kijken hoe verticale landbouw energiezuiniger kan, en de groenten nog voedzamer en smaakvoller. Goed idee, een tomatenflat?
Verticale landbouw vindt plaats in gebouwen. De gewassen worden in meerdere lagen bovenop elkaar verbouwd. “Op een grondoppervlakte van ongeveer een voetbalveld kun je in een hoog gebouw genoeg groente telen voor 100.000 mensen die elk dagelijks 250 gram groente eten.
Je hebt volledige controle over het productieproces, waardoor je niet afhankelijk bent van het weer, de temperatuur, het daglicht en het jaargetijde. Daardoor isverticale landbouwoveral mogelijk. Ook in onvruchtbare gebieden, in de woestijn of op Mars”, vertelt Leo Marcelis, hoogleraar Tuinbouw.
De wereldbevolking groeit en klontert steeds meer samen in stedelijke omgevingen. Tegelijkertijd raken er meer mensen ondervoed door een eenzijdig dieet, of overvoed door te veel ongezond eten. Het is dus zaak om gezond en vers voedsel te produceren, liefst in de steden zelf. Daar leent verticale landbouw zich uitstekend voor. “Verticale landbouw zal geen voedseltekorten oplossen. Het leent zich niet voor de productie van rijst en granen. Maar wel voor gezonde verse groenten, boordevol vezels en vitamine C, en geteeld zonder verontreiniging door pesticiden of schadelijke micro-organismen. Dat maakt verticale landbouw wel een van de oplossingsrichtingen in het wereldvoedselvraagstuk”, aldus Marcelis.
Duurzaam en gezond
Verticaal geteelde groenten kunnen met fors minder water toe. “We kunnen al het water recyclen en het meeste water dat de planten verdampen terugwinnen. Daardoor is er voor de teelt van een kilo tomaten in totaal slechts 2 tot 4 liter water nodig, terwijl we daarvoor in een Nederlandse kas 17 liter water gebruiken en voor teelt in de grond in bijvoorbeeld Zuid-Europa in theorie minimaal 60 liter en in de praktijk vaak al gauw 200 liter”, zegt Marcelis. In het gesloten teeltsysteem blijven voedingsstoffen zoals nitraten en fosfaten eveneens behouden, terwijl ze bij buitenteelt in de bodem en het grond- en oppervlaktewater terecht komen.
Ook het gebruik van pesticiden is verleden tijd, benadrukt de hoogleraar. “Door een hoge hygiëne te waarborgen kan worden voorkomen dat beestjes en ziekten het gebouw mee in komen met werknemers, materialen, zaden of lucht.” Dat de groenten onbespoten zijn, is goed voor de gezondheid, het milieu en het behoud van planten- en diersoorten. Bovendien zijn er dankzij de lokale productie geen verre transporten nodig, waardoor de CO2-voetafdruk voor transport klein blijft.
Felroze licht
De groenten worden zonder daglicht in verdiepingen geteeld met behulp van speciale ledlampen, die vaak paars of felroze licht uitstralen. “Fotosynthese in planten is het meest efficiënt in rood licht, maar er moet wel een beetje blauw bij”, legt Marcelis uit. Soms wordt ook wel wit licht gebruikt. Maar welke kleur het licht ook heeft, de planten baden er niet altijd in. “Net als dieren hebben planten ook een 24-uurs cyclus, met een dag en een nacht.”
Is ledlicht wel gezond voor planten, er gaat toch niks boven zonlicht? Die vraag krijgt Marcelis regelmatig. “Als we de hoeveelheid, kleur en duur van het licht, de hoeveelheid water en de temperatuur en samenstelling van de lucht heel precies afstemmen, kunnen we de gewassen veel meer voedingswaarde geven. Daar ben ik absoluut van overtuigd; er zijn al bewijzen dat deze factoren de voedingswaarde beïnvloeden. Daarnaast kunnen we ook de smaak en houdbaarheid verbeteren.”
Energiegebruik
Toch heeft verticale landbouw ook nadelen, en dat zit hem vooral in het relatief hoge energiegebruik. “Ook al zijn ledlampen zuinig, dan nog zit een kwart van de kosten in het energiegebruik. Wanneer je daar fors op kunt bezuinigen, wordt de investering beter betaalbaar”, zegt Marcelis. Samen met collega’s bestudeert hij mogelijkheden om het energiegebruik terug te dringen. “We willen zorgen dat het licht efficiënter wordt benut door de plant. Als we de temperatuur, luchtvochtigheid, concentratie koolzuurgas en beschikbaarheid van water en meststoffen optimaliseren en de optimale intensiteit en kleur van het licht voor elk moment van de dag kunnen bepalen, kunnen we per eenheid licht veel meer produceren”, zegt Marcelis. Daarnaast wil hij de efficiëntie van de klimaattechniek verbeteren. De gewassen zelf kunnen ook worden verbeterd. De huidige gewassen zijn veredeld voor de buitenteelt en de kassenteelt. “We kunnen ook gewassen veredelen voor deze omstandigheden, maar dat is wel een zaak van lange adem. Met veredeling ben je zo tien jaar verder.” En tenslotte kunnen ook de gebouwen energiezuiniger worden gemaakt, bijvoorbeeld door het licht, dat wordt omgezet in warmte, te benutten voor de verwarming van huizen en kantoren.
Vooroplopen
Aan het Wageningseonderzoek naar verticale landbouwheeft de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)5 miljoen euro toegekend. “Onze glastuinbouwsector is leidend en heeft veel techniek en kennis in huis, die Nederland wereldwijd exporteert, ook op het gebied van verticale landbouw. Daarom is het belangrijk dat we voorop blijven lopen”, verklaart Marcelis.
In Nederland is kassenteelt heel efficiënt en dus veel goedkoper danverticale landbouw. In veel plaatsen in de wereld is het ’s winters echter te koud of ’s zomers te heet om het hele jaar groenten te kunnen blijven verbouwen. En soms is er domweg te weinig land beschikbaar, bijvoorbeeld in de stadstaat Singapore. Singapore, maar ook de VS, landen uit het Midden Oosten en Japan zijn geïnteresseerd in verticale landbouw, vertelt de hoogleraar. “In Japan is voedselveiligheid heel belangrijk geworden sinds dekernramp van Fukushima, en verticale landbouw is heel veilig”, licht Marcelis toe.
Aansprekend
Hoe economisch rendabelverticale landbouw in de toekomstwordt, is nog moeilijk te voorspellen. “Het is allemaal nog heel nieuw en moet zich nog bewijzen.” Toch hebben investeringsmaatschappijen en bedrijven als Google, Amazon en IKEA al honderden miljoenen euro’s in verticale landbouw geïnvesteerd, vervolgt Marcelis. Ookin Europa groeit de interesse en het aantal bedrijvendat zich richt op verticale landbouw. En de consument? “Tien jaar geleden ontmoette het idee nog vrij veel negatieve emoties. Dat is nu anders; jongere generaties zijn meer met techniek opgegroeid. Verticale landbouw spreekt steeds meer consumenten aan.”
De presentatie behandelt het concept van wisselborders, gebaseerd op negentiende-eeuwse perkprincipes, gericht op de realisatie van een eetbare tuin. Dit concept omvat het gebruik van alle eenjarige planten die volledig eetbaar zijn, inclusief alle wisselvakken, plantenbakken en inboet-borders, met een assortiment van meer dan 28.000 planten en 220 verschillende soorten. De variëteit omvat groenten, kruiden en bloemen.
Het doel van dit initiatief is het mogelijk maken van kruidenplukken door dierverzorgers in Artis, waarbij bij de wisseling naar bloembollen alle planten naar het dienstencentrum worden verplaatst om vervolgens gedroogd en ingevroren te worden als voedsel voor de winter, waardoor er geen afval ontstaat.
De implementatie van wisselborders vindt plaats op verschillende afdelingen binnen Artis, waaronder de Papegaaienlaan, Apenhuis, Vogelhuis, Apenrots, Gibboneiland, Micropia, Zebraveld, Bokkenrots, Pampa, Voormalig Aldebraveld, Reptielenhuis, Kleine Zoogdierenhuis, Palmentuin, Lemurenland, Chimpansees, Gorilla's, Aldebra's, Insectarium, Fazanterie, Aquariumveld en Aquarium, met speciale aandacht voor dierverrijking.
De oogst van de wisselborders wordt gedroogd voor invriezen, wat resulteert in een wintertuinvoorraad. De presentatie eindigt met een uitnodiging voor vragen.
bronvermelding: Presentatie door Ton Hilhorst (ontwerper tuin, Artis) over eetbare plantsoenen in Artis
Ondernemersvereniging Tuinen van West werd opgericht in 2015 om de partijen in de polders te verbinden, versterken, en verder te ontwikkelen in de toekomst. De vereniging bestaat uit ondernemers, verenigingen, stichtingen, ZZP-ers, kunstenaars en bewoners. Wij spraken met Norinda Fennema van Flower Power @ Tuinen van West, tweede voorzitter en secretaris van de ondernemersvereniging, over de geschiedenis en toekomst van de vereniging.
Hoe is de ondernemersvereniging voor de Tuinen van West gestart?
Deze vereniging is opgericht in 2015 en is nu aan het groeien. Wij zitten nu in Fruittuin van West, een biologisch-dynamische fruittuin. Hier vlakbij staan ook stadslandbouwprojecten. Precies een jaar na het begin hebben we een contract afgesloten met de gemeente voorsamenwerkingsovereenkomsten en daaruit hebben we een subsidie gekregen, die loopt voor vijf jaar. Met dat geld zorgen wij dat het gebiedverder ontwikkeld wordt in de richting die wij willen en wat ook het Stadsdeel wil: duurzaam. Wat heel bijzonder hieraan is, is dat in het DNA van de ondernemersvereniging stadslandbouw, recreatie, landschap, cultuur en duurzaamheid zit.
Hoe ziet dat eruit, de ondernemersvereniging?
De vereniging bestaat uit mensen die elkaar in een gezamenlijk doel herkenden, die meer wilden en hun krachten te bundelen. Het grootste deel van de mensen in dit gebied is lid van de vereniging. Het is een ondernemersvereniging, maar ook de bewoners natuurlijk mogen er ook bij. Wij hebben een algemene ledenvergadering en die proberen wij door te vertellen waar we mee bezig zijn. Wij nodigen de mensen uit om mee te denken en ook kritiek hebben. Bekendheid creëren is een fase waar wij nu veel aandacht aan besteden, dat is vanaf het begin ook een groot doel.
Wat is jullie rol in buurtverbinding en de samenleving?
Wij zijn trots op het gebied en denken dat wij iets uit kunnen stralen en iets kunnen bieden. Wij willen hier eigenlijk een nieuwe economie maken en laten zien dat het kan. Dat is ook een voorbeeldfunctie: ik geef graag mensen de boodschap dat ze ook zelf iets kleins (voor bijen en vlinders) kunnen doen, in hun tuin. Wij hopen dat mensen van ons ideeën overnemen, of mee gaan doen aan een van de projecten van de Circulaire ProefTuin. Wij proberen samen te werken met andere initiatieven die hier ook bezig zijn.
Hoe maken jullie direct contact met grote thema’s zoals duurzaamheid?
Wij hebben twee “vaste richtingen”: duurzaamheid en landschap. Voor duurzaamheid hebben wij een adviseur, zij is de vaste motor voor de duurzame projecten en werkt veel samen met de Hogeschool van Amsterdam. Wij houden ook vast aan de landschapsarchitect als adviseur, die voor een groot deel de herindeling van dit gebied heeft bedacht.
Een voorbeeld van het thema duurzaamheid is het gemeenschappelijk composthoopproject: daarvoor hadden we geld nodig om mensen te onderhouden. We hebben onderzoek gedaan en een werkconferentie georganiseerd. Een ander thema is schonere energie en warmte. Daar komen veel mensen op af en die nemen het verhaal en de voorbeelden weer ‘mee naar huis’.
Wat zijn de belangrijke lessen geleerd?
Een goede koers hebben en goede doelstelling is heel belangrijk. Transparantie en openheid naar buiten maar ook onderling en gezamenlijkheid, dat de ondernemers van ons een paar keer per jaar horen waar wij mee bezig zijn. Dat ze uitgenodigd worden en vooral meedoen aan projecten. Communicatie en de verbinding met de stad is alles.
Een klein voorbeeldje waar het bijna mis ging: bij mijn stadstuin was een wildgroei van gebouwtjes, dat mag helemaal niet. Je moet ergens toestemming krijgen. Wij mogen wel een beetje creatief met de regels omgaan, maar hier was het iets te veel. Daarbij was het fijn dat wij die korte lijntjes met de gemeente hebben om samen te gaan oplossen. Wij moeten niet alleen naar onze eigen projecten kijken, maar ook hoe dit over komt op andere mensen.
‘I Can Change the World with My Two Hands ’ laat zien wat er mogelijk is op het gebied van lokale voedselproductie, buurtcomposteren en regenwateropvang. We spraken met Natascha Hagenbeek, kunstenaar en oprichtster.
Hoe ben je op dit initiatief gekomen?
Ik had een voorgevoel — in 2003 liet iemand mij een gemeenschappelijk park in New York zien. Toen dacht ik: “daar wil ik wel wat mee als kunstenaar.” Ik leerde later ook over community gardens, waar mensen fruit, groente en kruiden kweekten. Later tijdens een onderzoek dat ik deed zag ik de Whole Earth Catalogue en daar ging het heel erg over zelf doen, off-grid leven en zelfstandig zijn binnen de maatschappij, autonomie. Toen ik hier kwam wonen in 2009, kwam er op een gegeven moment een flyer in de bus met het verzoek wie er een goed idee had voor de buurt. Als kunstenaar ik heb een budget aangevraagd om deze tuin op te zetten.
Hoe is de tuin dan ontstaan?
Ik was met deze tuin een van de eersten in Amsterdam, dus ik moest heel veel voorwerk doen en pionierswerk verrichten. Ook snapte ik niks van stadslandbouw en mijn plan toen was om echt een productietuin te maken met verkoop van groenten. De tuinruimte was een klein zwembad en een speeltuin met afgekeurde speeltoestellen. De gemeente had wel gevraagd om goede ideeën in de buurt en omdat de buurt eens was met mijn idee, moesten ze wel een plek voor mij zoeken. In juni 2011 kon ik beginnen. Het was geen vruchtbare grond, het was zand. Dus wij moesten ook aarde naar binnen brengen. Dat hebben wij allemaal zelf gedaan. Het kost heel veel energie om de gemeente te overtuigen. Op een gegeven moment zeiden ze, “het mag” en moesten wij het gewoon doen! En zo is het ontstaan.
Hoe heb je de juiste plek gevonden?
Ik wist al van deze plek omdat ik verderop woon. Ik zag kinderen uit de poort komen met handdoeken om. Dat was al speciaal en ik vond het een fascinerende plek. Maar de gemeente wilde dat helemaal niet, want het moest geld opleveren en was van de afdeling Vastgoed. Het was al een openbare plek met gillende kinderen. Daarom dacht ik dat het perfect was. Er zijn al heel veel tuinen ontruimd in openbare plekken, dit was dus nodig.
Wat zag je, vanuit je blik als kunstenaar?
Ik had vooraf niet zo veel ideeën. Ik wist niet waar ik aan begon. Dat is een voordeel van kunstenaar zijn, je ziet geen beer op de weg. Je denkt, “Ja, doe maar!” Het was wel moeilijk en heftig. Ik was geen manager, er was geen ontwerp en ik had geen goede voorbeelden. Ik moest alles uitvinden.
Heb je onderzoek gedaan voordat je begon?
Ik heb natuurlijk gezocht en ik kwam in Rotterdam uit. Daar maakten ze educatieve plekken uit braakliggende terreinen. Maar dat was niet stadslandbouw. Boerenstadwens heet nu eetbaar Amsterdam. Annette van Hoorn had een cursus voor buurtmoestuintrekkers.
In het begin wil je ook een groepje vormen. Maar dat was ook voor mij nieuw. Het was ‘learning by doing’. Hier was het echt organisch groeien: wij hadden eerste tien tuinen, aarde neergelegd, toen kwam iemand erbij, enzovoorts. En hoe het verder groeit, hangt ook erg van de trekker af!
Als je terugblikt, zijn er bepaalde spannende, cruciale, of belangrijke momenten?
De eerste kerngroep was belangrijk. Ik was zelf onervaren, dus met de eerste kerngroep ging het heel erg mis. Het was super veeleisend. Als trekker had ik tien rollen: administrateur, inkoper, vrijwilligersbegeleider. Langzaam gingen al die mensen eruit. Op een gegeven moment hadden wij een bijeenkomst met weinig opkomst en daar wilden wij wat aan doen.
Onze opzet is je huurt een tuintje en je werkt drie dagen in een heel seizoen mee, staat in onze contract. Maar meewerkdagen werkte niet. Niemand wou daarmee helpen coördineren, daarom besloten wij dat de contributie per persoon een klein beetje hoger zou zijn en daaruit zou een meewerkdagen coördinator betaald worden. Want het moest beter geregeld worden en dat kon ik niet doen. Sindsdien gaan de meewerkdagen supergoed!
Hoe kom je aan mensen voor de kerngroep?
Het is een proces. Je hebt een aantal goede mensen in de kerngroep, die brengen goeie dingen in, die verbeter je steeds en laat je groeien. Bij problemen kijk je naar specifieke oplossingen. Regels maakten het werkbaar. We hebben vacatures uitgeschreven. Wij hadden altijd een wachtlijst. We hadden ook een jaar een regel dat mensen in de kerngroep voorrang kregen voor een tuin. Het is ook erg goed dat ik niet in de kerngroep zit; die kerngroep kan nu samen weer verder.
Wat zijn de belangrijkste dingen die je hebt geleerd?
Vooral leren pragmatischer dingen te bekijken. Maar kijk, voor iedereen is het anders, dus dan moet ook iedereen andere dingen leren. Een manager moet misschien menselijker zijn, maar voor mij was het ook leren om minder activiteiten te organiseren, niet te veel. En te verzakelijken en professionaliseren. Je moet ook beseffen dat je een aantal kwaliteiten zelf nooit zal hebben en misschien niet kan leren.
Als advies zou ik geven dat je samen moet werken en samenwerkingen moet zoeken. Voor activiteiten doe ik dat nu vooral. Nu met een tuin beginnen zou ik aanraden om met een goeie groep van vier of zo te beginnen. Ontwikkeling van kerngroep is een uitdaging.
Iets menselijks: er zijn zo veel dingen die gebeuren in iedereens leven - dat was voor mij veel te veel. dit is turbulent en veranderd continu. En de belangrijke ingrediënten zijn: doorzetten, een goeie groep mensen, capaciteit om te leren, innovatief nadenken, wat regels… daar geloof ik heel erg in. Maar misschien zegt een ander, juist geen regels!
Wij evalueren ook regelmatig; het is ingebouwd in het proces. De kerngroep vergadert maandelijks. Wij evalueren ook onze terugkerende evenementen zoals de Startersdag of de Oogstfeest. Dat hebben wij ook geleerd dankzij iemand die dat in een andere organisatie deed. Met mijn ervaring van de afgelopen jaren heb ik ook een overkoepelende mening.
Hoe ziet de toekomst eruit van deze tuin?
Door te gaan met professionaliseren tot onze organisatie, voor wat het is, heel erg stevig staat. De laatste drie jaar heb ik erg ingezet in het inkaderen, versmallen en beter organiseren. Langzamer wordt het supergeorganiseerd. Op een gegeven moment zal het zo goed zijn dat bijna niks meer aan mij hangt. En dat ik het volgende project kan beginnen.
Het was voor mij als kunstenaar heel moeilijk, omdat ik altijd iets nieuws wil. Maar wij moeten dat wat wij hebben consolideren. Dat een pragmatische vorm geven, is helemaal tegen mijn aard in. Dat was voor mij heel leerzaam maar ook heel zwaar. Daarom wil ik er ook nu uit, want ik krijg geen energie van alles steeds steviger organiseren. Dat heb ik wel gedaan omdat het nodig was.
Ons contract loopt af en er moet een nieuw contract komen, maar mij is gezegd dat ik daar geen zorgen over hoef te maken. Ik denk dat de gemeente nu ook ziet dat het een project is dat zichzelf heeft waargemaakt. Wij bestaan nu zeven jaar. Vind maar iemand die zo knettergek is om zeven jaar als een halve vrijwilliger hier te werken en een professionele organisatie op gaat zetten, met allemaal wisselende vrijwilligers!
Vanuit de perspectief van de stad, wat betekent deze plek?
Wij hebben een pioniersrol vervuld, heel veel voorwerk gedaan en anderen geïnspireerd. De plek is in Bos en Lommer, een opkomende achterstandswijk en hiervoor was er niks voor mensen. De tuingebruikers zijn niet allemaal hetzelfde als mij, maar hiervoor waren veel activiteiten sociaal gericht. Er was nog niet heel veel voor de nieuwe mensen in de wijk. Deze tuin heeft de verbintenis gemaakt tussen tuiniers. Je bouwt een community op in de buurt, je draagt bij aan sociale cohesie. Duurzaamheid was zeven jaar geleden ook nog niet echt een hot issue, maar wij hebben veel over educatie en groeien verspreid. Dus wij hebben ook een grote bewustzijnsrol in de buurt. Wij geloven heel erg in wat wij doen!
De gemeente Amsterdam en haar inwoners streven naar een groenere stad en een gezondere leefomgeving. Agrarische voedselbossen verschijnen door heel het land, maar ook in Amsterdam zijn de afgelopen jaren meerdere voedselbosinitiatieven ontwikkeld. De interesse naar voedselbossen is flink toegenomen door de groeiende belangstelling voor en urgentie van natuur en een natuurlijke vorm van voedselproductie. Een voedselbos is een ontworpen systeem om een natuurlijke bosstructuur te ontwikkelen met meerdere vegetatielagen, gedomineerd door houtachtige planten. Kenmerkend voor een voedselbos is de hoge biodiversiteit aan flora en fauna en een hoge bodemkwaliteit. Zo ontstaat er een rijk, robuust en zelfvoorzienend ecosysteem. Een voedselbos heeft naast deze hoge natuurwaarde ook andere veelzijdige waardes op het gebied van klimaat, voedsel en sociaal. Dit rapport biedt een startpunt en een eerste overzicht van de veelzijdigheid en complexiteit van het thema voedselbossen in een stedelijke omgeving.
Gemeente Amsterdam en Wageningen University & Research Jaëla Arian Master Biology – Conservation and Systems Ecology Begeleiding Geertje Wijten Ruimte & Duurzaamheid - Gemeente Amsterdam Madelon Lohbeck Forest Ecology and Forest Management - Wageningen University & Research
Located in the K district of Amsterdam’s Bijlmermeer neighbourhood, the Amsterdam Zuidoost Food Forest is a 55-hectare area now being designed, implemented, and maintained by a group of active locals. The group includes people aged 26 to 82 that are representative of the area’s diverse backgrounds.Together they form a ‘community of practice with a wide range of knowledge and talents in gardening, permaculture, agroecology, regenerative agriculture, technology, urban landscape maintenance, management, sewing, cooking, and food conservation techniques, but also marketing and communications, art, sports, education, and neighbourhood history. The community of practice also interconnects the networks of the individual members in order to strengthen support for the food forest project when many hands are needed. Valuable connections have been made with the area’s community gardeners, and many related neighbourhood organisations whose work focuses on health and well-being.
What is a food forest? Food forests are the oldest form of agriculture, which is still widely practiced, especially in the southern hemisphere. An established food forest reproduces gaps in the forest and forest edges, where most of the biodiversity can be found. From a plant-technical point of view, a food forest consists of 7 planted layers: tall trees, lower trees, shrubs / shrubs, climbing plants, herb layer, ground cover and tubers / bulbs. Some add a separate underground fungi layer, and water boards to this list and on 9 layers. A food forest is park-like and very suitable for urban public space.
A food forest is a timekeeping in an ecological succession, that is to say that instead of allowing nature to take its course, which would create a dense, dark forest, a specific development phase is maintained through management. After the initial study and implementation period, a food forest requires relatively little maintenance.
De kenniskring buurtmoestuinen Almere heeft aan de Wetenschapswinkel van Wageningen UR ondersteuning gevraagd bij het maken van een stappenplan voor het starten van een buurttuin en daarnaast voor het vinden van de succesfactoren van het netwerk en het destilleren en verspreiden van de geleerde lessen.
De kenniskring buurtmoestuinen Almere bestaat sinds 2012 en omvat twintig leden, die samen ongeveer vijftien buurt- en schooltuininitiatieven vertegenwoordigen, zowel commerciële als meer sociaalgerichte tuinen. Een aantal van deze tuinen bestaat al, andere zijn nog in de plan-fase. Doel van de kenniskring is om zowel inhoudelijke als procesmatige kennis en ervaring met het opzetten en begeleiden/onderhouden van een tuin met elkaar te delen, en zo van elkaar te leren.
De belangrijkste vragen hadden voor de meeste deelnemers te maken met het in de praktijk brengen van hun idee.
Wie Oosterwold zegt, zegt stadslandbouw. Iedere bewoner produceert voedsel op het stuk land waar ook zijn woning is gebouwd. Veel inwoners nemen dit behoorlijk serieus en nu is al te zien dat dit tot een aanzienlijke productie leidt van met name fruit, groente, eieren, kruiden, etc. Meestal voor privé en ruildoeleinden. Maar er zijn ook bewoners zijn die een meer professionele of ideële doelstelling hebben: verkoop of schenking aan derden. Aan andere bewoners, lokale restaurants of winkels. Of aan instanties als Voedselloket Almere of Buitengewoon Almere. Er is dan ook behoefte aan een plek waar onze voedingsmiddelen verhandeld, geruild of gedeeld kunnen worden. Verder hebben ook veel bewoners behoefte aan ondersteuning bij de teelt van hun producten. Door samen te werken in de coöperatie kunnen we daadwerkelijk meerwaarde geven aan onze stadslandbouw.
Dit is dan ook de reden dat een aantal enthousiastelingen met de Coöperatie Stadslandbouw Oosterwold is begonnen. Hoe kunnen we elkaar helpen om tot echte stadslandbouw te komen zoals het is bedoeld en tot verwaarding van de voedselproductie te komen. En er ook echt plezier aan te beleven. Wellicht is het jouw bedoeling om voor jezelf, buren en familie lekkere producten te telen of wil je juist geld verdienen met jouw stukje (stads)landbouwgrond. Het kan natuurlijk ook zijn dat je liever hebt dat jouw productie ten goede komt van een ideële instelling als bijvoorbeeld de Voedselbank of Buitengewoon Almere.
In deze video laat Eveline Stilma zien wat je allemaal kunt wildplukken in Almere Haven. Chef kok Sharon de Miranda laat je zien hoe je van brandnetels heerlijke pesto maakt.
Een Eettuintje is een plantenpakket voor een klein stukje eetbaar groen in je tuin. Dat kan straks ook zomaar in jouw tuin, want de gemeente stelt een aantal van zulke pakketten beschikbaar aan inwoners. Een groen en gezond Almere houdt namelijk niet op bij het tuinhek: ook bij Almeerders thuis kunnen we samen een verschil maken!
Een Eettuintje is een stukje van jouw eigen tuin (1 m2 of 6 m2) omgetoverd tot eetbaar groen. Om dat te doen krijg je een plantenpakket met daarin (fruit)boompjes, struiken, kruiden, bloemen en tips over hoe je het Eettuintje aanplant en ervoor zorgt.
Op zaterdag 7 november werden eettuintjes uitgedeeld op een aantal locaties in Almere, o.a. bij de IVN Bostuin in Almere Haven.
Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door Growing Green Cities, IVN Natuureducatie, IVN Almere, StadsBomerij, Kwekerij de Arend en een enthousiast team van Almeerse vrijwilligers met een groen hart voor de stad.
Kortere ketens, minder schakels, minder kilometers en meer verbondenheid tussen consument en de producent. Dat was het thema van prof. dr. Barbara Baarsma tijdens haar college voor MRA University op dinsdag 9 juni. ‘De Metropoolregio Amsterdam is een voedselparadijs. Onze maaltijden leggen nu 30.000 kilometer af, terwijl binnen 30 kilometer een rijkdom aan producten is te vinden.’
‘De coronacrisis laat zien hoe wendbaar korte ketens zijn. Er zijn veel nieuwe verbanden bijgekomen en bestaande korte ketens hebben hun omzet verviervoudigd’, zei Barbara Baarsma, directievoorzitter van Rabobank Amsterdam en hoogleraar marktwerking en mededingingseconomie aan de Universiteit van Amsterdam. Een echt duurzaam herstel vraagt om kringlooplandbouw, ondersteund door kortere ketens. Baarmsa adviseerde haar toehoorders om daar actief aan te werken.
Barbara Baarsma, tevens lid van de Amsterdam Economic Board, was op 9 juni de achtste spreker in de reeks online colleges van MRA University die de Metropoolregio Amsterdam (MRA), de gemeente Amsterdam en de Amsterdam Economic Board wekelijks organiseren.
Niet alleen hyperefficiënt en mondiaal, maar ook lokaal en verbonden
De voedselketens van nu zijn door wereldwijde specialisatie, optimalisatie van productie, data en uitonderhandelde relaties hyperefficiënt ingericht. Dat is iets om trots op te zijn, want ze vervullen een belangrijke rol in het oplossen van voedselproblemen. Nederland zit als de tweede voedselexporteur ter wereld midden in dat systeem. Ons land exporteert 75% van zijn landbouwproducten, en importeert 50% van het benodigde voedsel. Baarsma: ‘We moeten deze lange ketens koesteren, maar tegelijkertijd inzetten op efficiënte, korte ketens. Dat is belangrijk voor kringlooplandbouw en het verdienvermogen van boeren.’
Kringlooplandbouw is nodig om biodiversiteit en bodemkwaliteit te herstellen en uitstoot van broeikasgassen en stikstof te verminderen. Boeren van Amstel laat zien dat stedelingen bereid zijn een beetje extra te betalen voor deze kwaliteit. Door kortere ketens hoeft de marge bovendien over minder partijen te worden verdeeld, zodat het verdienvermogen van producenten omhoog gaat. Deze ketenpartijen hebben veel contact met elkaar en kunnen daardoor gerichter innoveren en inspelen op veranderingen.
Niet met een dieselbusje naar de stad, maar vrachtjes combineren
Minder voedselkilometers leveren een evident voordeel op, maar ook korte ketens moeten inzetten op schoon vervoer, zeker voor de ‘last mile’. ‘De boer moet niet in een halfvol dieselbusje naar de stad rijden, maar samenwerken met andere ketens om vrachtjes te bundelen en schoon naar de consument te brengen.’ En ook voor andere ketens is het interessant om na te denken welke schakels er tussenuit kunnen.
Marja Ruigrok, wethouder Economie en Innovatie van de gemeente Haarlemmermeer en lid van het platform Economie van de MRA, riep ketenpartners in een reactie op om zich aan te sluiten bij de Green Deal Zero Emissie Stadslogistiek. Een andere manier voor korte ketens om samen op te trekken, is het organiseren van een goede marktplaats met veel en veelzijdig aanbod waar afnemers graag komen shoppen. Bovendien levert dat veel data op, zodat slim kan worden ingespeeld op veranderende behoeften. Idealiter wordt de efficiency van het bestaande systeem verweven met de korte ketens. Producten van om de hoek zijn dan ook verkrijgbaar bij de supermarkt om de hoek.
Niet praten, maar poetsen
Baarsma is de afgelopen maanden actief betrokken geweest bij twee nieuwe lokale ketens. Bij Boeren voor Buren, waarbij landbouwrestanten vanuit de regio zijn uitgedeeld aan gezinnen die in de knel kwamen, zodat zij toch gezond konden eten. Dit initiatief startte met veel vrijwillige inzet en gaat nu verder als startup. En bij Support Your Locals NL, waarbij in navolging van een open source-initiatief in Amsterdam nu overal in het land lokale delicatessenboxen worden verkocht. Baarsma sloot haar college af met de vraag aan iedereen om de korte ketens te ondersteunen. ‘Ga eens naar een boerderijwinkel, vraag in de winkel naar lokale producten en verkoop in je bedrijfsrestaurant net als de RAI producten van dichtbij.’
Flevo Campus works on rethinking the urban food system for Almere and how this can lead to a better living environment in growing cities, with more healthy citizens.
More and more citizens live in cities. Metropolitan areas usually also mean that green space is scarce, the distance between city and countryside is quite large, aspects of the living environment are under pressure and healthy eating is less accessible or self-evident. Cities and the hinterland are the driving force in the transition to a new food system.
Almere is such a fast growing city. Located at the junction of the Amsterdam Metropolitan Area and the countryside, where city and country meet, Almere is excellently positioned to be a green and healthy city. The city would like its citizens to eat fresh and healthy food from the regional food chain. Flevo Campus was founded with this aim in mind.
Almere will almost double in size in the coming 30 years. Flevo Campus was initiated by Almere’s city council to support the city’s future growth with investments in the educational and research sector. Flevo Campus is a scientific hotspot for innovations, in which students, researchers and businesses are brought together to explore and test how food provisioning can change and innovate in growing cities.
Flevo Campus is a collaborative effort between AMS Institute, Aeres University of Applied Sciences Almere, City of Almere, and the Province of Flevoland. AMS Institute leads the Flevo Campus research program and as from January 2017 various exploratory studies have started. Involvement of all Flevo Campus partners and stakeholders provide a Living Lab setting that enables to valorize our research in practice in public city governance as well as in business opportunities.
Flevo Campus partners jointly organize summer schools, think tanks, business challenges, business vouchers, and events such as Flevo Campus Live and Floriade Dialogues.
AMS Research projects part of the Flevo Campus program "Feeding the City" are: