J.P. van der Hoek, A. Struker & J.E.M. de Danschutter (2017) Amsterdam as a sustainable European metropolis: integration of water, energy and material flows, Urban Water Journal, 14:1, 61-68, DOI: 10.1080/1573062X.2015.1076858
Amsterdam has the ambition to develop as a competitive and sustainable European metropolis. The flows of energy, water and resources within the urban environment have a large potential to contribute to this ambition. Through a transition from a linear usage of resources and waste production towards a sustainable management of urban resources with circular flows of resources, the sustainability of cities can be increased. This Urban Harvesting Concept may be applied in Amsterdam. The challenge is how to operationalize this concept in practice. For two municipal companies in Amsterdam, Waternet (responsible for the water management) and AEB (the waste-to-energy company), initiatives were identified on how to do this. The focus is on water, energy, waste and material flows. Circular flows result in economic benefits and sustainability benefits, either expressed as Ecopoints or CO2-emissions. The integration of these flows is especially beneficial.
De New Urban Agenda van de Verenigde Naties erkent de rol voor steden in het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. De declaratie erkent echter ook dat het steden in ontwikkelingslanden ontbreekt aan de benodigde financiële, organisatorische en zelfs wetgevende mogelijkheden om te komen tot een effectieve stadsplanning. In samenwerkingsprojecten is lokale capaciteitsontwikkeling daarom des te belangrijker, zeker gezien het feit dat veel steden kampen met informele stadsuitbreidingen.
Het aantal mensen dat wereldwijd informeel, dat wil zeggen niet formeel burger is van de stad, woont en werkt in steden neemt in absolute aantallen nog steeds toe. Naar schatting gaat het om bijna 1 miljard mensen. Deze mensen zoeken de nabijheid van de formele bebouwing en leven daardoor noodgedwongen op ecologisch kwetsbare plekken zoals in rivierbeddingen of lage gebieden. Door klimaatverandering en door een toenemende wateraanvoer vanuit de groeiende formele stad, nemen de risico’s op overstroming en overlast hier toe. Andersom geldt dat rivierbeddingen en andere groen-blauw retentiegebieden worden vervuild of volgebouwd met informele bebouwing. Hierdoor vermindert de wateropvang, -buffer en -zuiveringscapaciteit voor de stad als geheel.
Een apart achtergrondrapport schetst in detail de afhankelijkheden tussen de formele en informele verstedelijking in de Delta steden Ho Chi Minh City, Beira en Barranquilla. De case studies laten zien dat morfologische en institutionele ontwikkelingen aan elkaar gekoppeld zijn en een grote padafhankelijkheid kennen. Formele en informele processen versterken elkaar niet, integendeel, ze zitten elkaar vaak in de weg. De moderne stadsplanning is niet in staat een brug te slaan tussen beide, met als gevolg een vergroting van de kwetsbaarheid van de armere gebieden en het verlies van de cultuuureigen manier van bouwen.
Het Nederlandse buitenlandbeleid gericht op hulp en handel, is gericht op het bevorderen van inclusieve en groene groei in ontwikkelingslanden. Daarbij is de Nederlandse aanpak gericht op samenwerking van Nederlandse experts vanuit kennisinstellingen, bedrijven en ngo’s met lokale partijen. In projecten worden niet alleen concrete problemen aangepakt maar wordt ook gewerkt aan lokale capaciteitsontwikkeling en bewustwording. Door netwerken te stimuleren en te ondersteunen ontstaat bovendien een basis voor leren van ervaringen tussen de projecten.
De New Urban Agenda biedt steun aan de participatieve en op inclusieve en groene groei gerichte aanpak.
De participatieve aanpak kan nog verder worden verbeterd. Bestaande methoden en instrumenten kunnen verder worden ontwikkeld voor situaties waarin informele verstedelijking een rol speelt. Daarbij is het van belang om de toepassing per project maar ook tussen de projecten kritisch te bekijken. Dit kan via netwerken, door te stimuleren dat projecten, zeker in hun aanpak van elkaar kunnen leren.
Daarnaast is het van belang om de afzonderlijke projecten ook vanuit het beleid te volgen en te evalueren, zeker ook ten aanzien van de bijdrage die ze kunnen leveren aan het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen.De New Urban Agenda van de Verenigde Naties is een aanmoediging voor de aanpak die Nederland hanteert voor een meer inclusieve en groene groei in ontwikkelingslanden. De aanpak kan verder worden verbeterd onder andere door gerichter te sturen op de samenwerking van (inter)nationale experts met lokale sleutelfiguren en deskundigen. Dit is de belangrijkste conclusie van het rapport ‘De New Urban Agenda – kansen voor inclusieve en groene verstedelijking’
Auteur(s) | Ton Dassen, Like Bijlsma, Leo Pols, Frank van Rijn en Maarten van Schie |
---|---|
Publicatiedatum | 08-12-2017 |
Bron: website PBL
Het Groen Platform Amsterdam (GPA) wilde weten wat waarde van het stadsgroen in Amsterdam is. Ze vroeg de Wetenschapswinkel voor een wetenschappelijke onderbouwing en een beoordeling van de mogelijke gevolgen hiervoor van toekomstige ontwikkelingen als woningbouw en intensiever ruimtegebruik in Amsterdam.
Het ontbrak het Groen Platform Amsterdam aan een gefundeerd inzicht in de waarde van het stadsgroen in Amsterdam en aan een beleidsvisie om dit groen economisch duurzaam in stand te houden en te ontwikkelen. Daarmee was zij naar eigen zeggen onvoldoende in staat om het belang, behoud en ontwikkeling van het stadsgroen op een constructieve wijze te vertalen naar de politiek en het publiek.
In dit onderzoek stonden de volgende vragen centraal:
Hiertoe zijn een 3-tal cases bestudeerd, waarbij de onderzoekers via een indicatieve Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) antwoord gegeven hebben op de bovenstaande vragen. Voor de baten werd daarbij mede gebruik wordt gemaakt van de TEEB Stad tool.
Uit het onderzoek bleek dat het stadsgroen in Amsterdam een economische waarde vertegenwoordigd die hoger kan zijn dan die van woningbouw. Gemeentelijke woningbouwplannen voor de jaren 2025 en 2040 dienen daarmee kritisch afgewogen te worden tegen de eventuele gevolgen voor het stadsgroen. Alle cases lieten zien dat de waarde van het groen in Amsterdam aanzienlijk is. In een drukbevolkte, intensief bezochte stad als Amsterdam wordt groen extra gewaardeerd. Voor de leefbaarheid van Amsterdam is het groen niet langer leuk maar noodzakelijk. De gemeente Amsterdam doet er daarmee verstandig aan om de waarde van het groen expliciet mee te nemen in de afweging waar, hoeveel woningen te bouwen.
Het resultaat van het onderzoek heeft het GPA in staat gesteld om het belang van het stadsgroen richting de gemeenteraad op constructieve en economisch onderbouwde wijze onder de aandacht te brengen.
Begeleidingscommissie:
Amsterdam zal steeds intensiever worden gebruikt, aldus Maurits de Hoog. Hij pleit voor een compacte bebouwing om het buitengebied te sparen. Amsterdam heeft hart voor groen, maar heeft de stad de potentie om de ecologische hoofdstad te worden? Een verkenning: van natuurinclusief bouwen tot drastische keuzes in voedsel-, water-, afval- en energiemanagement.
OIS voert iedere vijf jaar in opdracht van Ruimte & Duurzaamheid het Grote Groenonderzoek uit. In dat onderzoek wordt nagegaan hoe Amsterdammers het groen in en rondom de stad gebruiken en in hoeverre zij dat waarderen. Deze informatie is een belangrijke basis voor stedenbouwkundige programma’s als de Groenvisie en Omgevingsvisie, en is een zeer uitvoerige database waaruit per groengebied specifieke informatie gehaald kan worden.
Het Grote Groenonderzoek wordt zoals gewoonlijk begeleid door een beschouwende analyse met een ruimtelijke duiding en beleidsrelevantie van Ruimte & Duurzaamheid: Buurtgroen steeds belangrijker voor de Amsterdammer. Grote Groenonderzoek 2018.
De belangrijkste bevindingen zijn dat het succes van groen in de woonomgeving en parken zich onverminderd manifesteert in toename van het gebruik ervan (met name het woonomgevingsgroen) en een over het algemeen stijgende waardering door Amsterdammers . Nog sterker dan in de voorgaande edities van het Grote Groenonderzoek doet zich het nabijheidseffect gelden. Dat wil zeggen dat door krimpende tijd-ruimtebudgetten van Amsterdammers de aanwezigheid van voorzieningen in de nabijheid steeds belangrijker wordt. Dat blijkt uit toenemend gebruik van groenvoorzieningen in de stad. Ook blijkt uit het recente onderzoek dat een aantal activiteiten in parken licht afneemt. We veronderstellen dat de toegenomen drukte in parken sommige activiteiten verdringen. Joggen in een overvol park is wellicht niet zo aantrekkelijk. Het verschil in gebruik van woonomgevingsgroen, parken en recreatiegebieden wordt scherper. De complementariteit van de verschillende groentypen komt hiermee nadrukkelijker in beeld.
Als er iets verrassend duidelijk is geworden in het Grote Groenonderzoek 2018 is het dat woonomgevingsgroen overal blijkt te zijn, ook waar je het niet verwacht. Bij herinrichting van de openbare ruimte en bij het maken van nieuwe stedenbouwkundige plannen voor stadinbreiding – en transformatiegebieden is het vergroenen en gebruiksklaar maken van voor vrijetijdsmogelijkheden geschikte plekken een essentieel uitgangspunt.
Vervolgens betekenen toegenomen claims en gevarieerde activiteiten dat monofunctionele groengebieden binnen de bebouwde kom niet meer van deze tijd zijn. Met name volkstuinen moeten meervoudig gebruik mogelijk maken en zich open stellen naar de stedelijke dynamiek van de omgeving waarin deze tuinen liggen.
Recreatiegebieden blijven belangrijk. Ten eerste omdat zij complementair zijn aan de binnenstedelijke groengebieden, ten tweede omdat bij verdichting rond de koppen van de recreatiegebieden deze delen een parkfunctie kunnen krijgen, ten derde omdat uitbreiding en verbetering van het openbaar vervoer deze gebieden ‘dichter bij’ de stedelijke bevolking kunnen brengen.
De huidige klimaatverandering houdt in dat het warmer wordt. Het weer wordt ook extremer: het gaat vaker en harder regenen en er komt meer droogte en meer hitte. In de stad leidt meer neerslag tot wateroverlast met schade, droogte leidt tot dalende grondwaterstanden, problemen met funderingen en schade aan stedelijk groen en hitte geeft gezondheidsproblemen. De noodzaak om iets te veranderen is op nationaal niveau al duidelijk en een klimaatbestendige inrichting maakt dan ook deel uit van het deltaprogramma. Op lokaal, gemeentelijk niveau is nog niet iedereen overtuigd.
De laatste jaren is veel onderzoek verricht naar de gevolgen van klimaatverandering en wat dat betekent voor steden. Lokale professionals geven echter aan dat de resultaten van deze onderzoeken te abstract en te weinig toepasbaar zijn. Ze hebben behoefte aan uitwerkingen waarmee ze kunnen laten zien welke maatregelen effectief zijn, en aan argumenten om collega’s te overtuigen van een klimaatbestendige inrichting.
In 2015 en 2016 hebben we het onderzoek ‘De klimaatbestendige stad, inrichting in de praktijk’ uitge - voerd. Dit onderzoek is een samenwerking van vijf gemeenten, een waterschap en twee hogescholen.
Het onderzoek had tot doel meer inzicht te geven in de urgentie van hittestress en om te onderzoeken wat de kosten en baten zijn van klimaatbestendig inrichten, zodat er een overtuigend verhaal over kan worden verteld. Om de urgentie van hittestress te duiden hebben we een mindmap van de gevolgen van hitte opgesteld en hebben we met metingen onderzocht welke maatregelen het best bijdragen aan verkoeling.
Daarnaast hebben we een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) opgesteld om varianten van straatinrichtingen met elkaar te vergelijken. Daarin gaat speciale aandacht uit naar de voordelen van groen in de stad, omdat groen in de stad bijdraagt aan verkoeling en kansen biedt voor waterberging en infiltra - tie. De MKBA hebben we toegepast op een tiental praktijkvoorbeelden. Hieruit blijkt dat een klimaatbestendige inrichting veelal niet duurder is dan een traditionele herinrichting en ook niet ingewikkeld.
Uit het onderzoek komen de volgende punten naar voren:
- In een klimaatbestendige stad dienen de gevolgen van hitte in ieder ontwerp te worden meegewogen.
- Het verkoelende effect van schaduw is veel groter dan het effect van (verkoelend) water in de stad. Het
creëren van schaduwrijke plekken is een effectieve ruimtelijke adaptatiemaatregel tegen hittestress.
- Een groene straatinrichting levert meer op dan het kost.
- Bomen zijn ideaal voor het voorkomen van opwarming in stedelijk gebied. In de zomer geven ze schaduw en in de winter laten ze straling door.
- Het verhogen van het percentage groen (parken, tuinen, gevels, daken) geeft op wijkof stadsniveau een
verlaging van de temperatuur.
- Een maatschappelijke kosten-batenanalyse is een goed instrument voor de afweging van klimaatbestendige inrichtingsvarianten.
- Een klimaatbestendige inrichting is relatief eenvoudig en vaak voordelig.
De gemeente Amsterdam heeft een strategie ontworpen om de waarde van natuur en water in de stad beter te benutten en zo het groeiende aantal inwoners een aantrekkelijke leefomgeving te bieden. In deze KwaliteitsImpuls Groen zijn vier scenario's opgesteld om de groene infrastructuur van Amsterdam uit te breiden en te verbeteren.
Het RIVM heeft per scenario in kaart gebracht wat investeringen in 'groen en blauw' opleveren voor de gezondheid en het welzijn van de stedelingen en om de gevolgen van klimaatverandering, zoals wateroverlast en hitte, op te vangen. Dat varieert van minder zieken, minder ziekteverzuim en meer lichamelijke activiteit, tot een betere luchtkwaliteit, minder kosten voor de waterzuivering en een hogere vastgoedwaarde. De baten verschillen per scenario maar blijken aanzienlijk, tussen de 1 en 5 /m2 extra groen per jaar. De baten zijn het hoogst in wijken waar nu weinig groen is en veel mensen wonen.
Natuur in de stad, zoals parken, grachten en groene daken, kunnen de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren. Sommige vormen zijn duidelijk zichtbaar, zoals parken en recreatiegebieden. Maar al het groen draagt ook bij aan complexere processen, zoals een betere luchtkwaliteit, verkoeling van de stad, biodiversiteit en de berging van water in de bodem waardoor het riool minder wordt belast.
De scenario's verschillen van opzet. Het scenario Groen Dichtbij betreft meer groen in de binnenstad, bijvoorbeeld met behulp van groene daken en meer bomen. In het scenario Groenblauwe Verbindingen worden de boomstructuur in de straten hersteld en in de hele stad recreatieve fiets- en wandelpaden aangelegd. In het scenario Stadsparken worden bestaande parken verbeterd en nieuwe aangelegd. Ten slotte worden in het scenario Metropolitane Parken de grote parken aan de rand van de stad ontsloten voor recreatief gebruik door de uitbreiding van het fiets- en wandelnetwerk.
Om de waarde van groen en blauw te kunnen kwantificeren is in deze studie gebruikgemaakt van het Natuurlijk Kapitaal Model, dat is ontwikkeld door het RIVM, Wageningen Environmental Research (WEnR) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
Bron: website RIVM
Het Programma Waterrecreatie en Ecologie IJburg Zeeburgereiland is opgesteld om de ecologische waarden te kunnen garanderen en te versterken en de mogelijkheden voor waterrecreatie te optimaliseren. Het programma schetst en borgt vanuit een overkoepelende visie voor IJburg en Zeeburgereiland op het gebied de samenhang tussen waterrecreatie en ecologie en de samenhang tussen verschillende functies op en aan het water. Het geeft aandacht aan waterrecreatie en ecologie in brede zin: functies op of in het water, routes langs het water en plekken aan het water.
Behandeld in Commissie Ruimtelijke Ordening d.d. 2 oktober 2019
Behandelend ambtenaar Nicole Pruszner G&O
Voor meer info klik hier
Opdrachtgeverschap - Het programma is vanuit opdrachtgeverschap van Grond en
Ontwikkeling (gebiedsontwikkeling Oost) en Stadsdeel Oost (gebiedsmanagement
IJburg) tot stand gekomen
Paradoxical as it may sound, the realization of new construction offers many opportunities for increasing Amsterdam's biodiversity. For example, new buildings can be fitted with nesting stones for birds; a relatively cheap installation that is suitable for sparrows, swifts and starlings. Provisions can also be made for bats.
Nature-inclusive building and design ensures a healthy, future-proof living environment for humans and animals. There are options for every building or area. For example on the ground (wadi or facade garden), on the roof and even in the wall. The 20 most useful ideas are explained in the Handbook Nature inclusive building and design in 20 ideas.
In this article, we share the story of design research of the Vergroening Kwakersplein Project in Oude West, as told by Gebiedscoördinator Frans Vlietman and Gebiedsmakelaar Jessica ter Maat.
What was the main reason for starting this research through design project?
Frans: The starting point of the case was the lack of trust that residents had in the government.
Jessica: The residents of the neighbourhood felt themselves isolated from the decision-making processes. The attention by the city council was going to big parties like food service or corporations. On the other hand, the Kwakersplein was unliveable, with only big trucks passing in between. The creation of two kiosks was planned, but the residents were not involved in deciding to build those kiosks.
Frans: In the 90’s the municipality had agreed that every decision making about the neighbourhood would be first discussed with the residents. But in time, this agreement was forgotten by the municipality. As members of a Gebiedsteam, we made the residents go from complaining to doing. We wanted to assist them with their own place making!
Why did you choose this approach?
Frans: Place making is a new way of working. If you want something, make a plan and do it! In overheidsparticipatie we just help to design the process (if needed), the rest is up to the residents. But in order to do this, first we had to get the residents’ trust.
How did you start?
Frans: It took a lot of negotiations, especially about the two kiosks. The situation was that the residents never wanted a kiosk in the square, so at first, they were busy with stopping the construction of the first one by suing the municipality. In the meantime, the neighbourhood management (Bestuur) gave permission to the kiosk owner to build a second one.
Jessica: So, the first thing we did was to solve the problem of kiosks. We talked with the owner of the kiosk, and also brought the residents together to talk to them.
Frans: Then, the things got confusing because the kiosk owner decided to sue the municipality because they revoked his permit to build the second one!
What was the crucial moment in the trajectory?
Frans: We talked with the people on what they really wanted. They told us that one kiosk was okay if it was not built in the middle of the square. But they did not want a second one. Then, we explained the situation to the kiosk owner and discussed about how to solve this problem. Luckily another place was found for the second kiosk to be built, so we arranged that. And then we went back to the people to ask if they would be okay with this.
When the people saw that we turned the situation around, the world opened! There was an energy of change and people started to trust us. Then it was possible to start with place making. What we wanted was the people to stay from the beginning until the end, unlike following a normal process where you design everything for the others.
How did you develop it?
Jessica: Everything had to happen very fast because we had funding coming that had to be spent within that year. And we were already in July when the negotiations ended! If we did it in the government way, it would have taken over a year.
Frans: The Amsterdam Economic Board had an agreement with a creative design office to make a competition for a place making project. Kwakersplein was perfect for this project. The designer has a big network in the neighbourhood, from service design to creative people. She called other creative designers to make a competition for re-designing the square.
What happened then?
Frans: Frederike organised a workshop before the competition. She, Jessica, and the project leader Liane invited residents from the neighbourhood and asked them, "if you dream about a green square, what do you see?” People wrote down on post-its. Then three groups were made in the workshop and each group was matched with a designer. Later on, these became two groups with two main designers.
Jessica: The second meeting was about the presentation of the two designs. The people looked at each design and voted. The winner design won with only one vote difference. Because of this, the residents who were supporting the losing design got very angry, especially because they were the ones living around the square!
Frans: When this situation happened, some of the residents moderated the situation, so they found a way to figure it out themselves!
What did you learn from this experience?
Frans: It is very important to have a project leader from participation background, who knows how to talk and organise the people. In such intervention, the organisers should do a few things: Get the people together (1), Create design groups (2), and get the biggest activitists from the neighbourhood involved (3)! In the end, it was all about making the people heard.
How do you see the result?
Jessica: It was beautiful, during the summer it was awesome!
Frans: It also adjusts to the seasons.
Jessica: In all seasons there are plants and they are different. This is what the municipality by itself could not do. They always use the same sorts of plants, while people wanted also other things. They even agreed that they would take care of it!
What do you think about the future of these initiatives?
Jessica: There are not many other initiatives like this in this Stadsdeel, but I believe that this approach can one day grow again. You need to see the bigger picture, it is not only about green, design but how you live with each other.
Frans: Ownership of public space by residents is what we have to strive for, that's place making. If we want more ownership of the public space than we have to trust residents more in what they are capable of, share our vision about to set up public space with theirs. Don't be afraid of emotions that comes up. Talk and listen. As Gemeente we see this project as something we can hold on to, however the people look at what is happening today.
Provincie Noord-Holland wil dat iedereen die hier woont, werkt en op bezoek komt een prettige leefomgeving aantreft. Nu, maar ook in de toekomst. De omgevingsvisie is daarom geen ‘nietje’ door de bestaande plannen, maar een nieuwe visie die gedragen wordt door zoveel mogelijk partijen. Hiervoor zijn verschillende participatievormen ingezet (co-creatie, consultatie) om zowel online als offline het gesprek aan te gaan.
Wat betekent de vergrijzing voor hoe wij straks willen wonen en recreëren? Wat betekenen de veranderingen in de manier van werken en winkelen voor de ontwikkeling van vastgoed? Hoe ziet de toekomstige vraag naar voorzieningen eruit? Wat voor effecten hebben technologische ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit -denk aan de zelfrijdende auto- op de leefomgeving? Wat voor gevolgen heeft de switch van een lineaire naar een circulaire economie voor het ruimtegebruik? Over dit soort vragen gaat de Omgevingsvisie NH2050.
Tot eind juli 2018 lag de Ontwerp-Omgevingsvisie NH2050 ter inzage. De visie is op 9 oktober door Gedeputeerde Staten aangescherpt. In november 2018 stellen Provinciale Staten de Omgevingsvisie vast.
Tot eind 2016 liep de Verkenningsfase. Samen met overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen antwoord vinden op de vragen: Hoe staat de fysieke leefomgeving ervoor? Welke trends zien we? Welke opgaven en dilemma’s vloeien hieruit voort? Begin 2017 is de Koersfase gestart. Op basis van onderzoek en consultatie bij inwoners (publiekscampagne Jouw Noord-Holland) en stakeholders keuzes maken ten aanzien van de opgaven en dilemma’s uit de Verkenningen. Waar willen we dat Noord-Holland duurzaam voor staat en welke (omgevings)waarden vinden we daarbij van belang?
Eind 2017 hebben Provinciale Staten de koers bepaald: ‘balans tussen economische groei en leefbaarheid’.
Daarna is gewerkt aan het het schrijven van de concept-Visie.
De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.