Auteurs: Martin Heekelaar, Bram Berkhout, Dorien van Duivenboden, Johannis ten Hoor en Paul Schenderling | Berenschot.
Bij de invoering van de Participatiewet waren 90.000 Wsw-plekken gerealiseerd bij of via de sociaal ontwikkelbedrijven. Door de invoering van de Participatiewet worden deze plekken in de periode tot 2048 geleidelijk afgebouwd. Bij de invoering van de Participatiewet is er rekening mee gehouden dat daarvoor geleidelijk 30.000 nieuwe beschutte werkplekken en 60.000 mensen met een loonkostensubsidie bij reguliere werkgevers in de plaats komen. Voor deze nieuwe doelgroep is minder geld beschikbaar dan voor de Wsw. De impact van de gemaakte keuzes op sociaal ontwikkelbedrijven, die onder de Wsw het werk voor een belangrijk deel zelf organiseerden, is groot.
Drempels: Transitieplannen ontbreken, mensen komen in Beschut die eigenlijk regulier werkzoekend zijn of dat de functie in de sfeer van bijvoorbeeld “werkervaringsplekken, proefplaatsingen en vrijwilligerswerk” komt. Derde knelpunt is dat voor gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven vaak niet duidelijk is hoeveel geld er voor de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet beschikbaar is omdat een groot deel is ondergebracht in het gemeentefonds wat onzekerheid met zich meebrengt. Aanvullende aarzeling door een sterk jaarlijks bijstandsbudget met consequenties voor gemaakte keuzes in de toekomstige budgetten. Ook komen de meeste sociaal ontwikkelbedrijven niet uit te met de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor beschut werk, wat nog eens versterkt wordt door hogere loonkosten als gevolg van de cao ‘Aan de slag’.
Aanvullend onderzoek doelgroep
Gemeenten worden verantwoordelijk voor een steeds grotere groep mensen die het zelfstandig niet redt op de arbeidsmarkt. Er zijn meer mensen met een loonkostensubsidie aan de slag dan waarmee rekening werd gehouden. Maar, ondanks de krappe arbeidsmarkt zijn nog bijna 400.000 mensen afhankelijk van een bijstandsuitkering en zijn 54.086 mensen vanuit de doelgroep van de Participatiewet, die staan ingeschreven in het doelgroepregister, nog niet aan de slag.
Een belangrijke vraag is waar de mensen zijn die voorheen in de Wsw en de Wajong kwamen. Zijn ze al dan niet met een loonkostensubsidie aan de slag? Zijn ze werkzoekend met een bijstandsuitkering? Of zitten ze werkloos thuis, zonder uitkering? Dat vraagt om nader onderzoek, mede omdat veel gemeenten aangeven dat het niet meer lukt om de mensen in de bijstand, al dan niet via het sociaal ontwikkelbedrijf, aan de slag te krijgen. Alleen dan is het mogelijk om het succes van de Participatiewet goed te beoordelen.”
Wat zijn oplossingen? Sociaal ontwikkelbedrijven blijven krimpen. Gemeenten kiezen zelf hoe de functionaliteiten in de bredere infrastructuur worden ingericht. Deze variant bouwt voort op de situatie en toekomstverwachting zonder wijziging in het rijksbeleid die wij in ons onderzoek in beeld hebben gebracht, waarbij minimaal 35% van de sociaal ontwikkelbedrijven verwacht te krimpen of uiteindelijk ophoudt te bestaan. In scenario Aanpakken wordt de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven blijvend ingezet voor het bereiken van de doelen van de Participatiewet. Gemeenten bepalen wel nog steeds decentraal welke rol en positie de sociaal ontwikkelbedrijven hebben. Het Ministerie van SZW gaat samen met de landelijke sectorpartijen gemeenten binnen het bestaande stelsel extra ondersteunen bij het oplossen van bestaande knelpunten. Een laatste scenario: stelselwijziging. In deze variant wordt het stelsel gewijzigd. De rijksoverheid is niet alleen systeemverantwoordelijk voor het stelsel, maar biedt waarborgen dat er een landelijk dekkend netwerk van sociaal ontwikkelbedrijven komt voor de mensen in de Participatiewet