From 2018-2022, Amsterdam has installed 10,000 m2 of smart blue-green roofs on housing association homes and privately owned homes. Extra water can be stored under the green surface on these roofs, so that the homes and their surroundings are better protected against extreme rainfall or drought and heat.
Cause
The Amsterdam Metropolitan Area is faced with the major task of making the city more climate-proof. By facilitating an innovative network of blue-green roofs, the aim is to optimize water management in the future and to reduce water and heat nuisance.
Cooperation partners
RESILIO stands for 'Resilience nEtwork of Smart Innovative Climate-adapative Rooftops' and is a collaboration between the Municipality of Amsterdam, Waternet, Polderdak, Rooftop Revolution, HvA, VU, Stadgenoot, De Key and Consolidated. The RESILIO project is funded by the Urban Innovative Actions (UAI) Program of the European Union. The UIA program offers subsidies every year for innovative pilot projects on various themes.
Here you can follow our work around the Integral Design Method Public Space (IOOR). You can check the agenda for upcoming events and exhibitions, download the IOOR and BiodiverCITY publications, or view the contributions to the Venice and Seoul biennales in 2021. Under 'In-depth research' you can learn more about climate adaptation, circularity and soil biodiversity (BiodiverCITY).
Amsterdam faces a major challenge in terms of the transition of public space in the coming years. A transition driven by climate change, the switch to sustainable sources of energy, the increasing scarcity of raw materials, and the digitalization of society. In addition, the city is growing steadily and increasing in density. Infrastructure below ground is growing apace, but space is running out. If current methods of city and area development remain unchanged, the transition will stagnate. In new development schemes the traditional idea of thinking from above ground to below ground is a thing of the past. Prioritizing underground space and the multiple use of space, the design method introduced in this publication is geared to programming public areas in an integral manner. In this method, public and private parties work together from an early stage to reserve space below ground for a healthy living environment, for new energy systems, for solutions to problems caused by heat and precipitation, for the desired circularity, and for nature-inclusive design. This accumulation of measures contributes to green, attractive and high-quality public space that makes the city a fine place in which to live, work, relax, play and enjoy life.
IVM takes part in an Amsterdam consortium that will receive 4.8 million Euro for the project RESILIO to lay out blue-green roofs in four city districts. The water carrying roofs are meant as a measure for climate adaptation and improvement of the biodiversity. By using sensors the roofs are smart and make micro-water management possible.
The blue-green roofs have an advantage over ordinary green roofs that they can absorb and store much more water while the plants continue to evaporate during heat and drought. As a result it stays cooler in the homes and neighbourhood and the houses and their surroundings are thus better protected against heavy rain, drought and heat. Also a wider variety of plants can be grown on these roofs which in turn increases the biodiversity. The roofs will be linked in a network regulating the water level on the basis of the weather forecast. When intense precipitation is expected, the storage is emptied beforehand so that the peak flow from roofs is reduced, limiting the discharge to the sewerage. The coming three years the smart blue-green roofs will be laid on 10,000 m2 roof of social housing buildings on four locations in Amsterdam: van de Bellamybuurt, Geuzenveld, Oosterpark and Kattenburg.
From IVM, Dr Ralph Lasage and Dr Hans de Moel (both from Water and Climate Risk) will be involved, as well as Dr Nicolien van der Grijp (Environmental Policy Analysis). IVM’s main contribution will be to assess the hydrological and ecological impacts of the pilots in the four selected city districts as well as the potential for upscaling city-wide. In addition, IVM will bring in its knowledge about participatory approaches and co-creation of knowledge, and conduct a societal cost-benefit analysis.
Eind 2020 is de Ontwikkelstrategie Amsterdam Bay Area besproken in het BO MIRT. Dat is een belangrijke mijlpaal in de verdere ontwikkeling van dit bijzondere gebied. Want ABA vormt hét toekomstige blauwe hart van de MRA. Het is de plek waar duizenden mensen gaan wonen, werken en recreëren. Daarmee krijgt het ecologisch systeem van het IJmeer een forse impuls en langs de kusten ontstaan nieuwe landschappen van formaat.
In Almere Pampus wordt een volledig circulaire woon/werk stadswijk ontwikkeld tezamen met een grootstedelijk strand en een binnendijks plassengebied. Zo ontstaat ruimte voor minimaal 25.000 woningen en vele arbeidsplaatsen. Met een IJmeerverbinding in de vorm van een metro tussen Almere Centraal en Amsterdam IJburg is het wenkend perspectief.
Amsterdam Bay Area is een project waaraan het Handelingsperspectief (Atelier) Oostflank MRA en het MIRT-onderzoek Samen bouwen aan Bereikbaarheid samen hebben gewerkt. Urhahn heeft hier de afgelopen maanden met veel enthousiasme aan mogen werken en het ontwerp voor onze rekening genomen. De resultaten zijn gebundeld in ‘Naar een ontwikkelstrategie voor Amsterdam Bay Area’ (bekijk hier de pdf).
Wij zijn trots op het resultaat dat door deze samenwerking tot stand is gekomen. Dank aan onze opdrachtgevers en samenwerkingspartners Gemeente Almere, Gemeente Amsterdam, Vinu, Provincie Flevoland, Provincie Noord-Holland, Smartland en vele anderen.
Strandeiland behoort met 8.000 woningen tot de grootste toekomstige stadswijken van Amsterdam. Gelegen aan de IJburgbaai met een 750 meter lang stadsstrand en aan de zuidzijde een ruige natuurrand aan het IJmeer is dit een nieuw stuk van Amsterdam.
Voor commerciële en maatschappelijke bestemmingen komt 120.000 vierkante meter vrij. Plus bijna 6 hectare aan groen voor recreatie. Strandeiland biedt plek aan iedereen, van jong tot oud. Maar vooral aan gezinnen. We streven ernaar om Strandeiland uitstootvrij en energieleverend te maken. De volledige planning staat in het: Stedenbouwkundig plan Strandeiland
Waar
Strandeiland maakt onderdeel uit van de archipel IJburg: een groep van kunstmatige eilanden in het IJmeer, aan de oostkant van Amsterdam.
Wanneer
In 2040 is de ontwikkeling van Strandeiland naar verwachting helemaal afgerond. Inmiddels hebben we 80 hectare land gemaakt en is de uitvoering gestart met het land maken voor de laatste 50 hectare.
De eerste tender voor de woningbouw start in 2021. Naar verwachting wordt er in 2023 gestart op het zuidelijk deel van Strandeiland (de Muidenbuurt) met de bouw van de eerste woningen. Deze worden in het voorjaar van 2025 opgeleverd.
De verwachting is dat de eerste bewoners gebruik kunnen maken van een snelle busverbinding, zogenaamd Hoogwaardig Openbaar Vervoer. Vanaf eind 2025 kan men ook de IJtram gebruiken om Strandeiland te bereiken. Ook zijn er belangrijke voorzieningen, zoals een basisschool en sportvelden, beschikbaar vanaf de oplevering van de eerste woningen.
Vanaf 12 juli start de bouw van het transformatorstation, het eerste gebouw op Strandeiland. Vooruitlopend op de ontwikkeling van het gebied, wordt hiermee de infrastructuur aangelegd voor de levering van elektriciteit aan Strandeiland en IJburg.
Video duurzaamheid op Strandeiland
Het transformatorstation komt in de zuidwestelijke hoek van de Muidenbuurt aan de Makerskade. Dit wordt een gebied aan het water tegenover Centrumeiland waar straks gewerkt en gewoond wordt. Het ontwerp van het gebouw verwijst naar een machine. Het gebouw staat aan het water en het ontwerp laat aan de buitenkant duidelijk de functie van het gebouw zien. In de muur zitten nestplekken voor vleermuizen en vogels verscholen. Het gebouw is vormgegeven met veel oog voor duurzaamheid en architectonische kwaliteit die past bij de ambities voor Strandeiland. Gemeente Amsterdam en Liander hebben samengewerkt om dit mogelijk te maken.
Duurzaamheid
Op de daken zijn zoveel mogelijk zonnepanelen geplaatst en er komen laadpalen voor elektrische auto’s. Ook bestaat het gebouw uit circulaire bakstenen, houten kozijnen en demontabel zetwerk. Deze materialen zijn in de toekomst her te gebruiken. Daarnaast zijn er op het binnenterrein regenbestendige maatregelen getroffen en er komt er een groen dak (sedumdak) op.
Toenemende vraag naar elektriciteit
Het transformatorstation op Strandeiland levert als het klaar is energie voor heel IJburg en ontlast daarmee het bestaande transformatorstation op de Hoogte Kadijk. De energie van dat station kan daarmee weer worden ingezet in het centrum van Amsterdam. In een transformatorstation wordt elektrische stroom omgezet in lagere spanning zodat het te gebruiken is als elektriciteit in woningen en bedrijven. De vraag naar elektriciteit in Amsterdam stijgt snel. De economie blijft groeien, de samenleving digitaliseert, elektrisch autorijden neemt toe, er worden in een recordtempo huizen gebouwd en de energievoorziening verduurzaamt. Om aan de groeiende vraag te kunnen voldoen, moet het elektriciteitsnetwerk in de komende 10 jaar minimaal worden verdubbeld.
Wanneer
Het onderstation wordt eind 2022 in gebruik genomen. De eerste woningen op Strandeiland worden begin 2025 opgeleverd. Deze woningen worden dan met elektriciteit gevoed die het onderstation levert. De andere benodigde nutsvoorzieningen zoals drinkwater en riolering worden momenteel technisch voorbereid.
Buiteneiland wordt het laatste eiland van IJburg. We leggen het aan als park met hoogteverschillen en veel ruimte voor natuur, recreatie, sport en cultuur.
Het eiland krijgt een oppervlakte van 45 hectare met veel groen en water. Naar verwachting komen er maximaal 500 woningen. Het eiland wordt circulair aangelegd. Dit betekent dat we grond uit andere delen van de stad hiervoor hergebruiken. Door deze manier van land maken kost de aanleg veel tijd, ongeveer 20 jaar. Het eiland wordt in verschillende fasen opgeleverd. Als Buiteneiland af is, is de stad een groot, groen park rijker.
Klik hier voor de videoserie over de plannen en ambities.
Waar
Buiteneiland vormt het natuurlijke sluitstuk van de archipel IJburg: een groep van kunstmatige eilanden in het IJmeer, aan de oostkant van Amsterdam.
Wanneer
De plannen voor het ontwikkelen van een gebied maken we meestal in 4 stappen. Elke stap sluiten we af met een bestuurlijk besluit dat richting geeft aan de volgende stap. De projectnota vormt de basis voor de ontwikkeling van een gebied.
De inspraak voor de projectnota van Buiteneiland is in december 2020 afgerond. De binnengekomen reacties worden verwerkt in een nota van beantwoording en waar mogelijk in de projectnota. Deze worden in het voorjaar van 2021 ter besluitvorming voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders.
De enthousiaste groep van Wooncoöperatie De Warren werkt al jaren samen aan culturele evenementen via hun collectief KONIJN. Daarnaast hebben ze een duurzame boerderij in Portugal opgezet en meegeholpen aan de bouw en het succes van De Ceuvel, een duurzame broedplaats in Amsterdam Noord. De trekkersgroep bestaat uit ontwerpers, duurzame-, sociale- en culturele ondernemers met ervaring in circulaire bouw en gebiedsontwikkeling, sociale- en maatschappelijke innovaties en gemeenschapswonen.
De groep zet haar kennis en ervaring in om een wooncoöperatie te realiseren voor de Amsterdammers van vandaag en morgen. De Warren wil een betaalbare toekomst realiseren, een waarin ruimte is voor zorg voor elkaar, voor de omgeving en de stad. De wooncoöperatie heeft als doel om 16 sociale- en 20 middenhuur woningen te realiseren op Centrumeiland.
Dit wordt in de eerste plaats gerealiseerd voor de leden van de wooncoöperatie, maar ook breder voor Amsterdam. De Warren wil de lessen die zij opdoet rondom het bouwproject op Centrumeiland verwerken tot een toolbox voor duurzaam bouwen voor coöperatief wonen. Zo wordt deze kennis beschikbaar gemaakt voor toekomstige groepen die een zelfde woondroom koesteren.
Duurzaam
Klimaatadaptief en circulair
Op het gebied van duurzame ontwikkeling heeft de gemeente bij Centrumeiland en voor dit specifieke kavel gekozen voor twee prioriteiten: energieneutraal en rainproof bouwen. De Warren wil nog een stap verder gaan door zoveel mogelijk de principes van circulair ontwerpen toe te passen, waarbij rekening wordt gehouden met de 7 Pijlers van de Circulaire Economie. Bij het ontwerpen is er extra aandacht besteed aan duurzame materiaalkeuzes, het toepassen van slimme systemen om energiebesparend gedrag te stimuleren, het hoogwaardig ophalen van organische reststromen en het faciliteren van het delen van gereedschap en auto’s. Bij het toepassen van circulaire bouwprincipes worden, naast energie en waterhuishouding, ook de andere pijlers meegewogen om een duurzame plek te ontwerpen voor mens en milieu.
De Warren zal een plek zijn waar mensen zich fijn voelen en zich thuis voelen. Daarom wordt veel aandacht gespendeerd aan de input van de gemeenschap om te komen tot een ontwerp dat aansluit bij de doelgroep. De voorkeur van de gemeenschap ligt bij het gebruik van natuurlijke materialen, voldoende ruimte, frisse lucht, publiek groen en mogelijkheden tot sociaal contact. Bij de Warren wordt daarom ook een derde van het beschikbare vloeroppervlak ingericht met gemeenschappelijke ruimte en gedeelde faciliteiten.
Met de huidige groei en verdichting van de stad wordt ruimte steeds schaarser en duurder. Daarmee komt ook de Vrije Ruimte onder druk te staan: bestaande locaties dreigen te verdwijnen wanneer huurcontracten aflopen en er is steeds minder (betaalbare) ruimte voor nieuw initiatief. Het college van burgemeester en wethouders ziet Vrije Ruimte echter als een cruciaal onderdeel van de stedelijke leefomgeving – dat deze op allerlei manieren vitaler, kleurrijker en socialer maakt. Juist in een verdichtende en zorgvuldig geplande stad als Amsterdam, biedt het niet-gereguleerde en 'rommelige' karakter van Vrije Ruimte aan velen adem- en leefruimte.
Behandeld in Commissie Ruimtelijke Ordening en Kunst Diversiteit en Democratisering 2 december 2020
Behandelend ambtenaar: Ruimte en Duurzaamheid, Eline Splinter, e.splinter@amsterdam.nl
Deze publicatie is opgesteld door de gemeente Amsterdam, Ruimte en Duurzaamheid, in samenwerking met Bureau Broedplaatsen, Gemeentelijk Vastgoed, Grond en Ontwikkeling, Kunst en Cultuur, en het Programma Democratisering (Chief Technology Office)
Amsterdam moet 200 kilometer kademuren en 800 bruggen vernieuwen. Een enorme opgave. Maar ook een mooie kans om de boel klimaatadaptief en natuurinclusief te vernieuwen. Jorine Noordman en Marijke Clarisse, twee jonge collega’s van de gemeente Amsterdam, zijn dagelijks bezig met natuurinclusief bouwen.
In haar rol als specialist natuurinclusief bouwen adviseert Jorine Noordman (Ingenieursbureau gemeente Amsterdam) over het vergroenen van de kademuren binnen dit enorme project. Specialist integraal waterbeheer Marijke Clarisse (trainee Technisch traineeship Amsterdam) kan hierin al haar nieuwverworven kennis over waterbeheer kwijt. Na haar master Environmental Sciences aan Wageningen University & Research met als specialiteit Integraal Waterbeheer koos zij voor een tweejarig Technisch Traineeship bij Amsterdam.
Unieke opdracht
Jorine: “Het is een unieke opdracht. Dit gaat om een van de grootste uitdagingen die Amsterdam ooit aanging. Bouwen in de bestaande stad is complex. De vervanging en het herstel van de kademuren veroorzaakt bijvoorbeeld veel overlast voor de omgeving en de grachtengordel van Amsterdam is UNESCO-werelderfgoed. Daar moeten we rekening mee houden. Samen met experts van Water, Groen en Milieu van het Ingenieursbureau onderzoeken we hoe we het herstelwerk zó kunnen uitvoeren dat het bijdraagt aan de biodiversiteit, klimaatadaptie en een gezonde leefomgeving. Dat past in het ambitieuze duurzaamheidsprogramma van Amsterdam.”
Bijzondere muurplanten
Jorine: “De oude kademuren bleken de favoriete groeiplaats van bijzondere en zeldzame muurplanten. Je moet je voorstellen dat de oude muren zo lek zijn als een mandje. En die vochtige omgeving is nou net de voorwaarde om te groeien voor die plantjes. Daarom hebben wij op een proefopstelling in de Houthavens een kademuur nagebouwd om te kijken wat de perfecte groeiomstandigheden zijn voor de muurplanten. We hebben onderzocht welke kalkmortel het beste is en gemeten tot hoe hoog de planten water krijgen. Een sponsachtige laag tussen de betonconstructie en de kademuur transporteert het water omhoog zodat er voldoende vocht is voor de planten om zich te voeden. De proefmuur is zo’n succes dat die nu als groenmuur wordt toegepast in nieuwbouwgebied Houthavens. En de groene kademuur wordt opgenomen in de generieke maatregelen voor alle kademuren binnen het programma bruggen en kademuren.”
Kennis uitwisselen
Marijke en Jorine werken nauw samen aan klimaatadaptatie. Marijke: “Het is superinteressant om als wateradviseur samen met de groen- en bodemspecialisten kennis uit te wisselen, elkaars vakgebied beter te leren kennen en kansen te zien voor een integrale aanpak. Het fijne van Amsterdam is dat alle kennis hier in huis is. Én er heel veel ruimte is voor nieuwe ideeën en experimenten. Ik krijg energie van wat ik voor de stad doe. Er zijn zoveel dingen om aan te pakken en de omgeving is zo complex en dynamisch. Elke dag leer je wel iets.”
In de schijnwerpers
Jorine: “Ontwikkelingen van klimaatadaptatief bouwen gaan enorm snel. Daarom is het ook zo fijn dat pas afgestudeerden aan onze projecten meewerken. Zij brengen de allernieuwste kennis mee en dat is een enorme meerwaarde.“ Marijke: “Als je voor Amsterdam werkt staat je werk soms in de schijnwerpers. Dat geeft best wel druk én maakt het werk interessant. Elke dag weer heb je de kans écht iets in deze stad te veranderen.”
Vergroening Kwakersplein (Service Design / Place Making / Citizen Driven)
In this article, we share the story of design research of the Vergroening Kwakersplein Project in Oude West, as told by Gebiedscoördinator Frans Vlietman and Gebiedsmakelaar Jessica ter Maat.
What was the main reason for starting this research through design project?
Frans:The starting point of the case was the lack of trust that residents had in the government.
Jessica:The residents of the neighbourhood felt themselves isolated from the decision-making processes. The attention by the city council was going to big parties like food service or corporations. On the other hand, the Kwakersplein was unliveable, with only big trucks passing in between. The creation of two kiosks was planned, but the residents were not involved in deciding to build those kiosks.
Frans:In the 90’s the municipality had agreed that every decision making about the neighbourhood would be first discussed with the residents. But in time, this agreement was forgotten by the municipality. As members of a Gebiedsteam, we made the residents go from complaining to doing. We wanted to assist them with their own place making!
Why did you choose this approach?
Frans:Place making is a new way of working. If you want something, make a plan and do it! In overheidsparticipatie we just help to design the process (if needed), the rest is up to the residents. But in order to do this, first we had to get the residents’ trust.
How did you start?
Frans:It took a lot of negotiations, especially about the two kiosks. The situation was that the residents never wanted a kiosk in the square, so at first, they were busy with stopping the construction of the first one by suing the municipality. In the meantime, the neighbourhood management (Bestuur) gave permission to the kiosk owner to build a second one.
Jessica:So, the first thing we did was to solve the problem of kiosks. We talked with the owner of the kiosk, and also brought the residents together to talk to them.
Frans: Then, the things got confusing because the kiosk owner decided to sue the municipality because they revoked his permit to build the second one!
What was the crucial moment in the trajectory?
Frans:We talked with the people on what they really wanted. They told us that one kiosk was okay if it was not built in the middle of the square. But they did not want a second one. Then, we explained the situation to the kiosk owner and discussed about how to solve this problem. Luckily another place was found for the second kiosk to be built, so we arranged that. And then we went back to the people to ask if they would be okay with this.
When the people saw that we turned the situation around, the world opened! There was an energy of change and people started to trust us. Then it was possible to start with place making. What we wanted was the people to stay from the beginning until the end, unlike following a normal process where you design everything for the others.
How did you develop it?
Jessica:Everything had to happen very fast because we had funding coming that had to be spent within that year. And we were already in July when the negotiations ended! If we did it in the government way, it would have taken over a year.
Frans:The Amsterdam Economic Board had an agreement with a creative design office to make a competition for a place making project. Kwakersplein was perfect for this project. The designer has a big network in the neighbourhood, from service design to creative people. She called other creative designers to make a competition for re-designing the square.
What happened then?
Frans:Frederike organised a workshop before the competition. She, Jessica, and the project leader Liane invited residents from the neighbourhood and asked them, "if you dream about a green square, what do you see?” People wrote down on post-its. Then three groups were made in the workshop and each group was matched with a designer. Later on, these became two groups with two main designers.
Jessica:The second meeting was about the presentation of the two designs. The people looked at each design and voted. The winner design won with only one vote difference. Because of this, the residents who were supporting the losing design got very angry, especially because they were the ones living around the square!
Frans:When this situation happened, some of the residents moderated the situation, so they found a way to figure it out themselves!
What did you learn from this experience?
Frans:It is very important to have a project leader from participation background, who knows how to talk and organise the people. In such intervention, the organisers should do a few things: Get the people together (1), Create design groups (2), and get the biggest activitists from the neighbourhood involved (3)! In the end, it was all about making the people heard.
How do you see the result?
Jessica:It was beautiful, during the summer it was awesome!
Frans:It also adjusts to the seasons.
Jessica: In all seasons there are plants and they are different. This is what the municipality by itself could not do. They always use the same sorts of plants, while people wanted also other things. They even agreed that they would take care of it!
What do you think about the future of these initiatives?
Jessica:There are not many other initiatives like this in this Stadsdeel, but I believe that this approach can one day grow again. You need to see the bigger picture, it is not only about green, design but how you live with each other.
Frans: Ownership of public space by residents is what we have to strive for, that's place making. If we want more ownership of the public space than we have to trust residents more in what they are capable of, share our vision about to set up public space with theirs. Don't be afraid of emotions that comes up. Talk and listen. As Gemeente we see this project as something we can hold on to, however the people look at what is happening today.
Wat is Schoonschip? Een drijvende woonwijk in het Johan van Hasseltkanaal, een zijkanaal van het IJ in Buiksloterham, Amsterdam-Noord. In deze ecologisch en sociaal duurzame wijk wonen we sinds begin 2020 met 46 huishoudens op 30 arken. De helft van de arken is twee-op-één-bak, de drijvende variant van twee-onder-één-kap. En dan hebben we op één bak ook nog een gezamenlijke ontmoetingsplek gerealiseerd.
Tien jaar lang is er door de bewoners keihard gewerkt om Schoonschip te ontwerpen, ontwikkelen en te realiseren. Meer weten over de totstandkoming van ons project? Bezoek dan onze Greenprint.
Schoonschip ligt in Buiksloterham, een wijk in Amsterdam-Noord waar de robuustheid van oude industrie hand in hand gaat met duurzame nieuwbouwprojecten.
Hittestress tast de leefbaarheid van onze steden aan en dit kan grote problemen opleveren. De maatregelen die nodig zijn om hittestress tegen te gaan bevinden zich op het terrein van de zorg (zorgen voor de kwetsbare mensen), de gebouwen (de binnenruimte koel houden) èn de openbare ruimte (de buitenruimte aangenaam en aantrekkelijk houden). Deze CoolKit, op basis van het onderzoeksproject ‘De Hittebestendige Stad’, richt zich op de mogelijke maatregelen in de buitenruimte van steden en dorpen.
Het klimaat verandert. Het wordt natter, heter en mogelijk ook vaker droog. Het is daarom belangrijk dat dorpen en steden in Nederland zich aanpassen aan het veranderende klimaat. Stedenbouwkundigen staan vanaf 2020 voor de opgave om klimaatbestendigheid, als één van de aspecten die een rol spelen bij de inrichting van de buitenruimte, mee te nemen in hun ontwerpen. Over de aanpak van de thema’s wateroverlast en waterveiligheid is relatief al veel bekend. Over het thema hitte is daarentegen nog weinig bekend (PBL, 2016). En dat is zorgelijk, want door klimaatverandering zal de gemiddelde zomertemperatuur en het aantal hete dagen in Nederland in de toekomst verder toenemen (KNMI, 2015). Hierdoor krijgen we steeds vaker te maken met hittegolven. Het aantal nachten boven de 20°C neemt in stedelijk gebied naar verwachting toe tot twee tot vier weken per jaar in het jaar 2050, terwijl dit nu nog is beperkt tot slechts één week per jaar (Klimaateffectatlas, 2019). Het uiteindelijke, precieze effect is nog onduidelijk, omdat dit afhankelijk is van de toekomstige wereldgemiddelde temperatuur en het luchtstromingspatroon (KNMI, 2015).
Hittestress tast de leefbaarheid van onze steden aan en dit kan grote problemen opleveren. De maatregelen die nodig zijn om hittestress tegen te gaan bevinden zich op het terrein van de zorg (zorgen voor de kwetsbare mensen), de gebouwen (de binnenruimte koel houden) èn de openbare ruimte (de buitenruimte aangenaam en aantrekkelijk houden). Deze CoolKit, op basis van het onderzoeksproject ‘De Hittebestendige Stad’, richt zich op de mogelijke maatregelen in de buitenruimte van steden en dorpen. Onder stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten en projectontwikkelaars ontbreekt namelijk nog veel kennis over het hittebestendig inrichten van de buitenruimte. Zo weet men niet hoe een gewenst hittebestendig ontwerp eruit ziet, aan welke richtlijnen een hittebestendig ontwerp voor een buurt of straat moet voldoen en welke maatregelen nodig zijn om dit ook te realiseren.
De afgelopen twee jaar heeft de Hogeschool van Amsterdam onderzocht hoe gemeenten inzicht kunnen verkrijgen in de hitteopgave van de buitenruimte en wat effectieve ontwerprichtlijnen zijn om een buurt of straat hittebestendig in te richten. Het onderzoek is in samenwerking uitgevoerd, waarbij een consortium is gevormd met Hanzehogeschool Groningen, Wageningen Environmental Research (WenR), Tauw bv en specialisten uit twaalf gemeenten en twee gemeentelijke samenwerkingsverbanden. Met het onderzoek is getracht de achtergrond (oorzaken en mogelijke gevolgen) van de hitteopgave te duiden en de werking en effectiviteit van hittemaatregelen, zoals het verkoelend effect van een bomenrij of groene gevel, te achterhalen. Op basis hiervan zijn een aantal ontwerprichtlijnen voor de buitenruimte geformuleerd.
KuiperCompagnons heeft dit onderzoek vertaald in een CoolKit, speciaal ontwikkeld voor ontwerpers van de ruimtelijke omgeving. De CoolKit is bedoeld om de belangrijkste handvatten voor het ontwerp van een hittebestendige stad aan te reiken en te visualiseren, zodat ze één op één kunnen worden toegepast in de dagelijkse praktijk. De Coolkit geeft stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten en projectontwikkelaars enerzijds informatie over de oorzaken van hittestress en biedt anderzijds bruikbare ontwerprichtlijnen voor de herontwikkeling van buurten en straten in de stad.
In de Burkmeer is in juli 2021 een proef gestart met lisdoddeteelt. De teelt van lisdodde kan helpen om bodemdaling in veengebieden af te remmen waardoor er ook minder CO2 vrijkomt. Deze proef duurt 5 jaar. Als de teelt van lisdodde een succes blijkt, kan de proef worden verlengd tot maximaal 10 jaar. Dan stopt de proef.
In Waterland droogt het veen uit door een lage grondwaterstand. Hierdoor daalt de bodem. Dit zorgt voor de uitstoot van broeikasgassen. De gemeente wil de bodemdaling stoppen en de biodiversiteit in het gebied vergroten. Lisdoddeteelt is daar mogelijk een manier voor.
De lisdodde
Lisdodde is een plant van ca. 2 meter hoog. Hij lijkt wel wat op riet, maar heeft bredere bladeren en een karakteristieke bruine 'sigaar' aan het uiteinde van zijn stengels. De lisdodde staat graag in het water en komt van nature voor in moerasgebieden en langs sloten.
Het Rainproof magazine staat boordevol mooie verhalen en resultaten, tips over samenwerking en interviews met Rainproofers. Lees hoe Rainproof is begonnen en nu een standaard is in gebiedsontwikkeling, projecten en onderhoudswerkzaamheden. Over de oplossingenkaarten, netwerkaanpak, communicatiestrategie en nog veel meer...
Dit voorbeeldenboek toont de mogelijkheden van eenvoudige en haalbare klimaatbestendige inrichtingen van woonstraten.
Met dit boek laten we, aan de hand van veelvoorkomende straatbeelden, zien dat een klimaatbestendige inrichting van woonstraten veelal eenvoudig is en voor vlakke gebieden niet duurder hoeft te zijn dan de traditionele inrichting. Dit is gebaseerd op onderzoek met diverse gemeenten. Wij willen u inspireren door de voorbeelden, zodat u hiermee ook in uw gemeente aan de slag gaat, want Het klimaat past ook in uw straatje!
Een groene gevel is een met planten begroeide muur. Naast het vasthouden en verdampen van regenwater, hebben groene gevels nog meer voordelen.
Als de gevelplanten in de volle grond staan, kan aflopend regenwater in de grond infiltreren. Klimplanten houden verder de gevel koel in de zomer en niet-bladverliezende soorten isoleren in de winter (voornamelijk bij minder goed geïsoleerde gebouwen). Klimplanten bieden daarnaast aan verschillende dieren en insecten een schuilplaats, broedplaats en voedsel. En groene gevels verfraaien een huis, de tuin en het straatbeeld!
Er zijn verschillende manieren om een groene gevel aan te leggen: met klimplanten direct tegen de gevel, een klimconstructie of, als planten in de volle grond niet mogelijk zijn, met bakken aan de gevel. Ook is een constructie met substraat die aan de gevel is bevestigd mogelijk. Deze laatste optie is over het algemeen duurder, omdat er meer onderhoud, een bewateringssysteem en bemesting nodig zijn.
Als de planten in de volle grond staan, bijvoorbeeld in combinatie met een geveltuin, draagt een groene gevel het meest bij aan een goede stedelijke waterhuishouding, doordat het water in de grond kan infiltreren.
Groene gevels beschermen het gebouw tegen opwarming in de zomer. Doordat de zon de gevel minder opwarmt en de warmte minder wordt vastgehouden, wordt er ook minder warmte weerkaatst van de gevel en blijft de buitenruimte koeler. Groene gevels in de volle grond kunnen enigszins bijdragen aan het beperken van de gevolgen van droogte door regenwater van de gevel te laten infiltreren.
Gemeenten hebben aangegeven voor hitte behoefte te hebben aan concrete richtlijnen voor een hittebestendige stad. In het RAAK-project ‘De hittebestendige stad’ zijn naar aanleiding van deze behoefte drie ontwerprichtlijnen voor een hittebestendige inrichting van de buitenruimte opgesteld. Deze voorgestelde richtlijnen zijn in het onderzoek concreet met grenswaarden ingevuld (bijvoorbeeld 300 meter tot een koele plek, of 40 % schaduw op loopgebieden).
Gemeenten hebben aangegeven voor hitte behoefte te hebben aan concrete richtlijnen voor een hittebestendige stad. In het RAAK-project ‘De hittebestendige stad’ zijn naar aanleiding van deze behoefte drie ontwerprichtlijnen voor een hittebestendige inrichting van de buitenruimte opgesteld (zie kader). Deze voorgestelde richtlijnen zijn in het onderzoek concreet met grenswaarden ingevuld (bijvoorbeeld 300 meter tot een koele plek, of 40 % schaduw op loopgebieden). Gemeenten vinden de gekozen richtlijnen logisch en hebben vooral nog vragen over de voorgestelde grenswaarden en de exacte definitie van koele plekken in de stad. Er is daarom nog een slag met gemeenten nodig om deze grenswaarden en ook de definitie van termen beter te onderbouwen. Het is immers zo dat iedere gemeenten zelf keuzes dient te maken over wat zij hittebestendig vindt. Een goede lokale afweging en onderbouwing is van belang.
Het doel van dit praktijkonderzoek is om met meerdere gemeenten de richtlijnen concreter uit te werken en gemeenten handvatten te geven om zelf specifieke grenswaarden te kiezen. De verwachting is dat andere gemeenten bij een bredere onderbouwing makkelijker de voorgestelde richtlijnen grenswaarden overnemen of daar hun eigen specifieke invulling in kiezen. En dus concreet aan de slag kunnen met het hittebestendig inrichten van de buitenruimte. In dit onderzoek zijn de richtlijnen in de praktijk onderzocht door metingen, interviews foto’s en GIS analyse te combineren. Voor elke van de richtlijnen worden de methode, resultaten en aanbevelingen beschreven zodat de aanpak eenvoudig opschaalbaar is naar andere gemeenten.
Amsterdam zal steeds intensiever worden gebruikt, aldus Maurits de Hoog. Hij pleit voor een compacte bebouwing om het buitengebied te sparen. Amsterdam heeft hart voor groen, maar heeft de stad de potentie om de ecologische hoofdstad te worden? Een verkenning: van natuurinclusief bouwen tot drastische keuzes in voedsel-, water-, afval- en energiemanagement.
Duurzaamheid is vanzelfsprekend. We willen verspilling en vervuiling tegengaan. Voor de gezondheid van de inwoners én voor de toekomst van de stad. Dit document vertaalt het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Amsterdam naar specifieke ambities en maatregelen op het niveau van kavel en gebouw. Per duurzaamheidsthema wordt het gemeentelijke ambitieniveau met bijbehorende maatregelen toegelicht. Thema’s die besproken worden zijn duurzame energie en aardgasvrij, uitstootvrije mobiliteit en schone lucht, klimaatadaptatie, groen in de openbare ruimte, groene daken of gevels en natuurinclusief bouwen, circulair bouwen en afval. Ook gaat het kort in op subsidies. ‘Duurzaam bouwen in Amsterdam’ is onder andere bedoeld voor projectleiders, ontwikkelaars en ontwerpers/architecten die een rol spelen bij de ontwikkeling of het ontwerp van een gebouw.
Auteur: Gemeente Amsterdam
Beeldmateriaal voorpagina: Edwin van Eis, Rienk Kuiper en Alphons Nieuwenhuis
Een wei vol bloemen en vlinders, een zee vol vissen en koralen… Het begrip ‘biodiversiteit’ staat tegenwoordig veel in de belangstelling. Maar wat betekent het eigenlijk? Waarom is het belangrijk en wat kunnen we met die kennis? Aan Wageningen University & Research doen we daar samen onderzoek aan. Zo dragen we bij aan toepassingen voor onder meer landbouw en natuurbescherming, maar ook voor duurzame economische groei en gezondheid. Dat doen we vanuit allerlei invalshoeken, van plantkunde, microbiologie en dierecologie tot economie en sociale wetenschappen.
Wat is biodiversiteit?
Biodiversiteit is kortweg de verscheidenheid aan leven in een bepaald gebied – van een waterdruppel tot een compleet bos of zelfs de aarde als geheel. Biodiversiteit omvat alle soorten planten, dieren en micro-organismen, maar ook de enorme genetische variatie binnen die soorten en de variatie aan ecosystemen waar ze deel van uitmaken, van moerassen tot woestijnen. Het gaat dus lang niet alleen over bloemen, bomen en aaibare beesten. Het begrip omvat het totaalpakket aan levende organismen en systemen – en de interacties daartussen. Genoeg te onderzoeken dus, voor wetenschappers die de biodiversiteit willen beschrijven, begrijpen en beschermen.
Waarom is biodiversiteit belangrijk?
Een insect meer of minder, wat maakt dat nu uit? Hoe erg is het als bos plaatsmaakt voor monocultuur? “Zulke vragen zijn niet eenvoudig te beantwoorden”, zegt Lawrence Jones-Walters, hoofd van het onderzoeksprogrammaNatuurinclusieve Transities. “Dat hangt af van allerlei factoren. Laten we beginnen met te benoemen waar wij biodiversiteit voor nodig hebben.”
Vrijwel alles wat we eten, is direct of indirect te herleiden tot biodiversiteit – wild of gedomesticeerd. Het gros van onze bouwmaterialen, medicijnen en industriële grondstoffen betrekken we van biologische hulpbronnen. Veel vormen van toerisme draaien voornamelijk om natuur. “Biodiversiteit vertegenwoordigt dus een enorme economische waarde”, benadrukt Jones-Walters. De VN-Biodiversiteitsconventie verwoordt het als volgt: “Minstens 40 procent van de wereldeconomie en 80 procent van de behoeften van arme bevolkingsgroepen is afhankelijk van biologische hulpbronnen. Bovendien: hoe rijker de biodiversiteit, hoe groter de kans op medische ontdekkingen, economische ontwikkeling en aanpassing aan nieuwe uitdagingen zoals klimaatverandering.”
Daarnaast, zo vervolgt Jones-Walters, zijn er de niet-tastbare voordelen van biodiversiteit. “We kennen een grote intrinsieke waarde toe aan de biodiversiteit om ons heen”, zegt hij. “Allerlei onderzoekheeft laten zien dat mensen zich beter voelen en productiever zijn in een groene omgeving. Mensen worden sneller beter als hun ziekenhuiskamer een groen uitzicht heeft. Patiënten met dementie of psychische problemen hebben aantoonbaar profijt van planten en dieren om zich heen. En landschappen geven ons een tastbare link met het verleden, ze helpen ons te ontspannen en te aarden.”
Werken mét de natuur, in plaats van ertegen
Biodiversiteit is dus belangrijk – maar wat gebeurt er als dieonder drukkomt te staan? “Er zijn veel voorbeelden van achteruitgang van biodiversiteit door toedoen van de mens”, vertelt Jones-Walters. “Vaak komt dat door het najagen van kortetermijnbelangen. Maar uiteindelijk merken wij zelf de gevolgen.”
Hij noemt een aantal voorbeelden. Ontbossing veroorzaakt bijvoorbeeld erosie, waardoor vruchtbare grond wegspoelt en landbouwgrond op de lange duur onbruikbaar wordt. Overbevissing zorgt ervoor dat de vangsten teruglopen en sommige soorten zelfs helemaal verdwijnen. En monocultuur in de landbouw maakt gewassen kwetsbaarder voor plagen, plantenziekten en natuurrampen.
“Berekeningen laten zien dat als je mét de natuur werkt, in plaats van ertegen”, vervolgt Jones-Walters, “je minder kosten maakt en kunt rekenen op stabielere opbrengsten. Het is vaak lastig om mensen daarvan te doordringen. Het is onze taak als wetenschappers om overtuigende voorbeelden te verzamelen van hoe het niet moet, en vooral te laten zien hoe het óók kan en wat daarvan de voordelen zijn. Wageningen loopt in dat opzicht wereldwijd voorop.”
Bron: Biodiversiteit, Wageningen University & Research.
Biodiversity is often measured as the species count in a given area, be it a single tree, an ecosystem, a landscape or region, or the planet as a whole. However, biodiversity may be measured in other ways.
Biodiversity may be measured as genetic diversity
Genetic diversity is the total variety of genes within a single species. We know that species are made up of a number of different individuals, and each individual is made up of thousands of individual genes. Pooling all of the genes in a species gives you a measure of the genetic variety of the species.
Biodiversity may be measured as the diversity of a region's endemic species
Endemic species are restricted to one location; they do not occur anywhere else in the world. Several examples of endemic species exist, including Hawaiian honeycreepers (which are endemic to Hawaii), Javan rhinoceroses (which live on the Indonesian island of Java), and marine iguanas (which are found only in the Galapagos Islands). Endemic species have relatively small ranges, and they tend to be much more vulnerable to human activity than are more widely distributed species, because it is easier to destroy all the habitat in a small geographic range than in a large one. Thus, the presence of endemic species in an area provides additional insight into the area’s ecological quality or value.
Biodiversity may be measured as ecosystem diversity
A region, whether it is a landscape, a country, or a large swath of a continent, may be dominated by one or more ecosystems. The greater the variety of ecosystem types, the greater number of species that could potentially live there. Consequently, ecosystem diversity (the total number of ecosystems in a region) can be used to get an idea of its biodiversity.
Another aspect of ecosystem diversity in a region could involve an assessment of the number of the unique ecosystems it contains. As with endemic species, a unique ecosystem (that is, one that occurs in only one location on the planet) may provide an indication of the region’s value in terms of biodiversity. As such, a unique ecosystem may have a distinctive ecological structure with an unusual combination of species that have evolved novel physical adaptations and behaviours that allow them to survive. The Galapagos Islands is an archipelago of remote, relatively large tropical volcanic islands where the climate is governed by the cold Humboldt Current. The islands contain a mix of endemic plants and animals, and it is often cited as an example of a unique ecosystem because of the interplay between the physical and biological forces that affect it.
Abstract: Understanding varying levels of biodiversity within cities is pivotal to protect it in the face of global urbanisation. In the early stages of urban ecology studies on intra-urban biodiversity focused on the urban–rural gradient, representing a broad generalisation of features of the urban landscape. Increasingly, studies classify the urban landscape in more detail, quantifying separately the effects of individual urban features on biodiversity levels. However, while separate factors influencing biodiversity variation among cities worldwide have recently been analysed, a global analysis on the factors influencing biodiversity levels within cities is still lacking. We here present the first meta-analysis on intra-urban biodiversity variation across a large variety of taxonomic groups of 75 cities worldwide. Our results show that patch area and corridors have the strongest positive effects on biodiversity, complemented by vegetation structure. Local, biotic and management habitat variables were significantly more important than landscape, abiotic or design variables. Large sites greater than 50 ha are necessary to prevent a rapid loss of area-sensitive species. This indicates that, despite positive impacts of biodiversity-friendly management, increasing the area of habitat patches and creating a network of corridors is the most important strategy to maintain high levels of urban biodiversity.
Deze factsheet gaat in op het begrip biodiversiteit in de stad, het belang daarvan en de rol van groen (bomen, vaste planten, bloembollen en andere vormen van groen) voor ondersteuning van die biodiversiteit. Daarnaast biedt het door middel van voorbeelden en aanbevelingen handvatten voor het versterken van de biodiversiteit in het stedelijk gebied en daarmee voor het beter benutten van de baten van de groene infrastructuur.
Bron: Hiemstra, J. A., van Kuik, A. J., & Coolen, S. (2018). Groen in de stad: Biodiversiteit. Wageningen University & Research. https://edepot.wur.nl/460542
Green Urbanism makes every effort to minimize the use of energy, water and materials at each stage of the city’s or district’s life-cycle, including the embodied energy in the extraction and transportation of materials, their fabrication, their assembly into the buildings and, ultimately, the ease and value of their recycling when an individual building’s life is over.
Green Urbanism is by definition interdisciplinary; it requires the collaboration of landscape architects, engineers, urban planners, ecologists, transport planners, physicists, psychologists, sociologists, economists and other specialists, in addition to architects and urban designers. Green Urbanism makes every effort to minimize the use of energy, water and materials at each stage of the city’s or district’s life-cycle, including the embodied energy in the extraction and transportation of materials, their fabrication, their assembly into the buildings and, ultimately, the ease and value of their recycling when an individual building’s life is over. Today, urban and architectural design also has to take into consideration the use of energy in the district’s or building’s maintenance and changes in its use; not to mention the primary energy use for its operation, including lighting, heating and cooling. The following diagrams identify the inter-connectedness of issues impacting on urban development decisions.
Bron: Lehmann, S. 2011. What is Green Urbanism? Holistic Principles to Transform Cities for Sustainability. Intechopen. DOI: 10.5772/23957
Stefano Boeri en MVSA ontwerpen torens Jaarbeursboulevard
Stefano Boeri Architetti en MVSA Architects ontwerpen ieder een toren aan de Jaarbeursboulevard in Utrecht. De respectievelijk negentig en zeventig meter hoge torens vormen samen het Healthy Urban Quarter. De gebouwen moeten bijdragen aan een gezond stedelijk leven in Utrecht.
Stefano Boeri Architetti en MVSA Architects ontwerpen ieder een toren aan de Jaarbeursboulevard in Utrecht. De respectievelijk negentig en zeventig meter hoge torens vormen samen het Healthy Urban Quarter. De gebouwen moeten bijdragen aan een gezond stedelijk leven in Utrecht.
Het project wordt ontwikkeld door een consortium onder leiding van G&S Vastgoed en KondorWessels Projecten, zo heeft de gemeente Utrecht vrijdag bekendgemaakt. Het samenwerkingsverband werd via een tender, waarbij vier partijen een plan mochten presenteren, geselecteerd. Het plan Wonderwoods gaat over het terughalen van de natuur in de stad voor een gezonder leven.
De negentig meter hoge, door Stefano Boeri in samenwerking met Arcadis ontworpen toren komt aan de Croeselaan te staan. Het gebouw ziet eruit als een verticaal bos, waarbij de beplanting is mee ontworpen op de balkons en aan de gevel. De ontwerpers werden geconsulteerd door de Botanische Tuinen van de Universiteit Utrecht.
De door MVSA ontworpen toren bevat rondingen en veel groen aan de binnenkant. Dit is van buiten te zien doordat de te openen atria een doorkijk bieden naar de binnenkant. Enerzijds heeft de toren zoals de kantoren in de omgeving een robuuste uitstraling, anderzijds wordt het op detailniveau aangepast voor een prettig straatniveau.
Bron: Weessies, R. 2017. Stefano Boeri en MVSA ontwerpen torens Jaarbeursboulevard. Architectenweb.
Door klimaatverandering krijgen we in de toekomst vaker te maken met extreem weer: van zware regenbuien tot hete zomerdagen. Door goed na te denken over de inrichting van de openbare ruimte én het ontwerp van nieuwe gebouwen, kunnen we extreem weer in de toekomst het hoofd bieden.
De gemeente Amsterdam en Waternet willen die inzichten op Centrumeiland samen met bewoners in de praktijk brengen. Zelfbouwers spelen daarin een cruciale rol. Door groen en blauw te bouwen, kunnen we hittestress en regenwateroverlast voorkomen, en ook nog eens bijdragen aan de biodiversiteit en de luchtkwaliteit in de stad.
Deze brochure heeft als doel om u te inspireren en laat u zien hoe u bij kunt dragen aan een groene, gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
In opdracht van: Gemeente Amsterdam, Grond en Ontwikkeling Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, Amsterdam Rainproof, Waternet
Ondernemersvereniging Tuinen van West werd opgericht in 2015 om de partijen in de polders te verbinden, versterken, en verder te ontwikkelen in de toekomst. De vereniging bestaat uit ondernemers, verenigingen, stichtingen, ZZP-ers, kunstenaars en bewoners. Wij spraken met Norinda Fennema van Flower Power @ Tuinen van West, tweede voorzitter en secretaris van de ondernemersvereniging, over de geschiedenis en toekomst van de vereniging.
Hoe is de ondernemersvereniging voor de Tuinen van West gestart?
Deze vereniging is opgericht in 2015 en is nu aan het groeien. Wij zitten nu in Fruittuin van West, een biologisch-dynamische fruittuin. Hier vlakbij staan ook stadslandbouwprojecten. Precies een jaar na het begin hebben we een contract afgesloten met de gemeente voorsamenwerkingsovereenkomsten en daaruit hebben we een subsidie gekregen, die loopt voor vijf jaar. Met dat geld zorgen wij dat het gebiedverder ontwikkeld wordt in de richting die wij willen en wat ook het Stadsdeel wil: duurzaam. Wat heel bijzonder hieraan is, is dat in het DNA van de ondernemersvereniging stadslandbouw, recreatie, landschap, cultuur en duurzaamheid zit.
Hoe ziet dat eruit, de ondernemersvereniging?
De vereniging bestaat uit mensen die elkaar in een gezamenlijk doel herkenden, die meer wilden en hun krachten te bundelen. Het grootste deel van de mensen in dit gebied is lid van de vereniging. Het is een ondernemersvereniging, maar ook de bewoners natuurlijk mogen er ook bij. Wij hebben een algemene ledenvergadering en die proberen wij door te vertellen waar we mee bezig zijn. Wij nodigen de mensen uit om mee te denken en ook kritiek hebben. Bekendheid creëren is een fase waar wij nu veel aandacht aan besteden, dat is vanaf het begin ook een groot doel.
Wat is jullie rol in buurtverbinding en de samenleving?
Wij zijn trots op het gebied en denken dat wij iets uit kunnen stralen en iets kunnen bieden. Wij willen hier eigenlijk een nieuwe economie maken en laten zien dat het kan. Dat is ook een voorbeeldfunctie: ik geef graag mensen de boodschap dat ze ook zelf iets kleins (voor bijen en vlinders) kunnen doen, in hun tuin. Wij hopen dat mensen van ons ideeën overnemen, of mee gaan doen aan een van de projecten van de Circulaire ProefTuin. Wij proberen samen te werken met andere initiatieven die hier ook bezig zijn.
Hoe maken jullie direct contact met grote thema’s zoals duurzaamheid?
Wij hebben twee “vaste richtingen”: duurzaamheid en landschap. Voor duurzaamheid hebben wij een adviseur, zij is de vaste motor voor de duurzame projecten en werkt veel samen met de Hogeschool van Amsterdam. Wij houden ook vast aan de landschapsarchitect als adviseur, die voor een groot deel de herindeling van dit gebied heeft bedacht.
Een voorbeeld van het thema duurzaamheid is het gemeenschappelijk composthoopproject: daarvoor hadden we geld nodig om mensen te onderhouden. We hebben onderzoek gedaan en een werkconferentie georganiseerd. Een ander thema is schonere energie en warmte. Daar komen veel mensen op af en die nemen het verhaal en de voorbeelden weer ‘mee naar huis’.
Wat zijn de belangrijke lessen geleerd?
Een goede koers hebben en goede doelstelling is heel belangrijk. Transparantie en openheid naar buiten maar ook onderling en gezamenlijkheid, dat de ondernemers van ons een paar keer per jaar horen waar wij mee bezig zijn. Dat ze uitgenodigd worden en vooral meedoen aan projecten. Communicatie en de verbinding met de stad is alles.
Een klein voorbeeldje waar het bijna mis ging: bij mijn stadstuin was een wildgroei van gebouwtjes, dat mag helemaal niet. Je moet ergens toestemming krijgen. Wij mogen wel een beetje creatief met de regels omgaan, maar hier was het iets te veel. Daarbij was het fijn dat wij die korte lijntjes met de gemeente hebben om samen te gaan oplossen. Wij moeten niet alleen naar onze eigen projecten kijken, maar ook hoe dit over komt op andere mensen.
The ‘nature and society’ theme is particularly relevant now because Dutch nature policy is in a period of transition. The aim is a radical deinstitutionalisation of nature policy, not only to achieve conservation objectives but also to retain and strengthen public and political support. This policy is set out in the government’s vision on nature, The Natural Way Forward (Natuurlijk verder), and the Nature Pact (Natuurpact). Besides conserving and increasing biodiversity, the aim of the policy is to strengthen social engagement with nature and strengthen the relationship between nature and economy.
The Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality asked the Netherlands Environmental Assessment Agency (PBL) to elaborate, investigate and report on the theme of ‘nature and society’ for the Assessment of the Dutch Human Environment 2018. To this end PBL and Wageningen University & Research carried out a policy study. This report concerns a research project carried out as an input to the policy study.
The ‘nature and society’ theme is particularly relevant now because Dutch nature policy is in a period of transition. The aim is a radical deinstitutionalisation of nature policy, not only to achieve conservation objectives but also to retain and strengthen public and political support. This policy is set out in the government’s vision on nature, The Natural Way Forward (Natuurlijk verder), and the Nature Pact (Natuurpact). Besides conserving and increasing biodiversity, the aim of the policy is to strengthen social engagement with nature and strengthen the relationship between nature and economy. The question is what forms this social engagement takes, what determines whether or not initiatives by individuals, businesses and NGOs come to fruition and can be scaled up, and what we can expect from them in terms of biodiversity, conservation or contact with nature, as well as public support and greening the economy.
The aim of the research was to identify the conditions that are required to bring socially based natureinclusive practices to fruition and scale them up with a view to bringing about the transition in nature policy, focusing on factors which government is able to influence. The study was restricted to natureinclusive social initiatives, in particular those taken by businesses and individual entrepreneurs. This report, therefore, confines itself to nature-inclusive business activities rather than citizens’ initiatives, because citizens’ initiatives, in which economic considerations play a lesser role, have already been relatively widely investigated. The study focused on initiatives in four economic domains, because the content and dynamics of nature-inclusive business depend on the content and dynamics of the nature of the business activity itself, such as producing and selling houses, food or holiday homes. The four economic domains investigated were: nature-inclusive farming, urban agriculture, the construction industry and the holiday accommodation sector.
The study investigated the following four research questions:
1. What are the trends in nature-inclusive practices in agriculture, urban agriculture, the construction industry and the holiday accommodation sector?
2. What are the aims of nature-inclusive practices? Which discourses and development paths are taking shape and what are the interactions between these discourses?
3. What are the biggest opportunities for and barriers to the further upscaling of nature-inclusive practices?
4. What options are there to increase these opportunities?
The research was an explorative study based on a document analysis, interviews and group discussions with stakeholders who have a good grasp of the trend in nature-inclusive practices in their sectors, rather than detailed knowledge of specific initiatives. The study examined four types of nature-inclusive practices: nature-inclusive farming, urban agriculture, nature-inclusive construction, and holiday accommodation and nature – the last focusing in particular on the Zeeland coastal vision policy document (Zeeuwse Kustvisie). The initiatives examined are not cases studies as such, but more in the way of interesting practices from which conclusions can be drawn (not included in this summary). To supplement this, some overarching conclusions and recommendations have also been formulated. The analytical framework used in the study was a combination of the transition and policy arrangement approaches.
Source: Farjon, J. M. J., Gerritsen, A. L., Donders, J. L. M., Langers, F., & Nieuwenhuizen, W. (Eds.) (2018). Condities voor natuurinclusief handelen: Analyse van vier praktijken van natuurinclusief ondernemen. (WOt-technical report; No. 121). Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu. https://doi.org/10.18174/461494
This project was conducted together with local stakeholders in Amsterdam and concerns a search for suitable locations for greening the city with pocket parks or public gardens. Prior research has shown that such little green spaces offer many benefits which far outweigh the costs involved. Urban green plays an important role in reducing the impacts of extreme weather events and for urban biodiversity. It also contributes to the health and wellbeing of citizens, often functions as a space for people to meet and can play a role in food production.
This project was conducted together with local stakeholders in Amsterdam and concerns a search for suitable locations for greening the city with pocket parks or public gardens. Prior research has shown that such little green spaces offer many benefits which far outweigh the costs involved. Urban green plays an important role in reducing the impacts of extreme weather events and for urban biodiversity. It also contributes to the health and wellbeing of citizens, often functions as a space for people to meet and can play a role in food production.
With these values of green space as a point of departure, a search was conducted to identify suitable locations in the city of Amsterdam where small-scale greening can have an important positive impact. On basis of available spatial data, four maps (1 per theme) have been drawn to search for good public spaces where greening is of value for climate adaptation, for nature, for social wellbeing and for the health of citizens. These four maps have been integrated into one ‘inspiration map’ which shows in which locations of Amsterdam greening can have a lot of impact. With this, we have identified 60 locations which appear to be particularly suitable for greening in the form of a pocket park or public garden – combining the inspiration map with data on the shape, area and current function of these spaces.
Greening the city is – in principle – valuable when done in a good manner. However, since our analysis is only based on spatial data, we highlight the important of looking beyond the ‘facts and figures’ in this report. We identify five special points of focus which need to be taken into account: underground infrastructure, soil quality, spatial plans and regulations, local needs for greening as well as the enthusiasm and support amongst local citizens. We see our inspiration map and list of suitable locations not as an end result indicating what needs to be done, but rather as an important point of departure for goal-oriented urban greening in Amsterdam.
Source: Hennen, W., & Mattijssen, T. (2020). Postzegelparken en buurttuinen: een zoektocht naar locaties voor vergroening van Amsterdam. (Rapport / Wageningen University & Research Wetenschapswinkel; No. 365). Wageningen University & Research, Wetenschapswinkel. https://doi.org/10.18174/531598
Johan Smits heeft een fruitboomkwekerij zonder dat hij zelf ook maar een stukje grond bezit. Hij kweekt de bomen op grond van anderen. Een mooie, ecologische oplossing in Oosterwold. Al loopt hij soms wel tegen onverwachte zaken aan. “Had ik ineens 3000 boompjes in mijn gang thuis staan.” Het verhaal van StadsBomerij.
Johan was klaar met werken in loondienst in de glastuinbouw, het was tijd voor wat anders. “In de kassen gebruik je zoveel gas en zoveel plastic. Ik dacht echt: ‘Waar zijn we toch mee bezig?’ Kerststerren kweken in december met een temperatuur van 18 graden in de kas, terwijl het buiten steeds kouder wordt. Het was tijd voor werk waar ik een passie voor heb en wat wel goed is voor het milieu.”
De deal
Na een opleiding permacultuur en een jaar meelopen bij een andere boomkweker kreeg Johan het voor hem perfecte idee. “Ik zoek sinds 2017 naar mensen die graag samenwerken met StadsBomerij en een stuk van hun grond willen uitlenen. In Oosterwold zit vaak enkele jaren tussen het kopen van een kavel en het afronden van de bouw van het woonhuis. Ik gebruik die grond vier jaar lang en dan laat ik een boomgaard voor de eigenaren achter. Het deel daar extra opgekweekte bomen kan ik verkopen aan alle Almeerders die een fruitboom willen hebben. Iedereen profiteert van deze manier van biologisch kweken.”
Crowdfunding
StadsBomerij sloeg meteen aan in Almere. Een crowdfundingactie was een succes waardoor Johan het geheel uitvoert zonder schulden of hulp van een bank. “Voor Oosterwolders is mijn idee ideaal omdat ze een stuk verplichte stadslandbouw op deze manier invullen. Je merkt toch dat mensen te weinig tijd hebben om het zelf te doen of het liever aan een professional overlaten. Het loopt zelfs zo goed, dat ik dit jaar eigenlijk teveel grond en teveel bomen heb. In totaal heb ik zo’n 8.000 bomen, verspreid over stukken grond in en rond Oosterwold. Over één à twee jaar kan ik de eerste van de zelfgekweekte bomen gaan verkopen. Om die tijd te overbruggen verkoop ik ieder najaar al bomen van een andere biologische kweker. Zo bouw ik toch een klantenkring op en kan de verkoop organisch groeien.”
Acht soorten
Maar liefst acht verschillende fruitbomen en vruchtdragende struiken kweekt Johan: appel, peren, pruimen, kersen, kweeperen, mispel, amandel en bessen. Hij heeft nog geen dag spijt gehad van zijn overstap van loondienst naar een eigen onderneming. Al is het soms wel onhandig dat StadsBomerij geen enkel stukje grond bezit. “In de winter houd ik mij bezig met enten, het vermeerderen van de fruitplanten. In het eerste jaar deed ik dat thuis, maar vanwege het koude weer, kon ik de bomen niet buiten neerzetten. Stonden er 3000 boompjes in mijn gang. Heerlijk toch?”
Een Eettuintje is een plantenpakket voor een klein stukje eetbaar groen in je tuin. Dat kan straks ook zomaar in jouw tuin, want de gemeente stelt een aantal van zulke pakketten beschikbaar aan inwoners. Een groen en gezond Almere houdt namelijk niet op bij het tuinhek: ook bij Almeerders thuis kunnen we samen een verschil maken!
Een Eettuintje is een stukje van jouw eigen tuin (1 m2 of 6 m2) omgetoverd tot eetbaar groen. Om dat te doen krijg je een plantenpakket met daarin (fruit)boompjes, struiken, kruiden, bloemen en tips over hoe je het Eettuintje aanplant en ervoor zorgt.
Op zaterdag 7 november werden eettuintjes uitgedeeld op een aantal locaties in Almere, o.a. bij de IVN Bostuin in Almere Haven.
Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door Growing Green Cities, IVN Natuureducatie, IVN Almere, StadsBomerij, Kwekerij de Arend en een enthousiast team van Almeerse vrijwilligers met een groen hart voor de stad.
Almere is de gemeente met de meeste Tiny Forets van Nederland! Een Tiny Forest is een dichtbegroeid, inheems bos ter grootte van een tennisbaan (ca. 200-300m2). Dit bos is niet alleen een prettige plek voor vlinders, vogels, bijen en kleine zoogdieren, maar ook voor mensen. Een ideale plek voor kinderen om te leren over de natuur.
Steeds meer bosjes door de hele stad
Het eerste Almeerse mini-bos plantten kinderen en buurtbewoners in 2017 het Cascadepark. In de twee jaar daarna volgden er nog eens 7. In november 2019 wordt nummer 9 geplant. Kijk bij 'Onze bossen' waar in Almere je al Tiny Forests kunt vinden.
Van ontwerp tot educatie
Voor elke bosje is er in samenwerking met scholen, buurtbewoners en de gemeente een uniek ontwerp gemaakt. Aan de hand van het soort bodem op de plantlocatie is vervolgens gekozen welke bomen er zouden komen. Kinderen en vrijwilligers uit de buurt zijn vervolgens zelf de boompjes gaan planten. Toen de jonge boompjes eenmaal wat groter waren, kregen de betrokken bassisschoolleerlingen en ook hun leraren les over wat je allemaal doet in een Tiny Forest.
Meer informatie over Tiny Forest Almere vindt u hier.