Authors: Melissa Bremmer & Luc Nijs (2024)
Link to publication
Editor: Cornelieke van Voskuijlen
Bremmer, M. & Nijs, L. (2024). Embodiment in music education. Journal de recherche en éducations artistiques, 2, 13-26.
In this article, we give an overview of theoretical and empirical research that exemplifies how and why the body of the student and teacher plays a pivotal role in music learning and teaching processes. We discuss the concepts of entrainment, alignment, and prediction, that have been developed within the theory of embodied music cognition, and their relation to music learning. Furthermore, we discuss how physical modelling, gestures and touch are important embodied teaching strategies. The article concludes with some suggestion as to how these concepts and strategies can be put into the music educational practice.
Bremmer, M., Van Miert, M., & Staals, E. (2023) - LKCA/Lectoraat Kunsteducatie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
Om kansenongelijkheid in de kunstzinnige en culturele ontwikkeling tegen te gaan is een veelzijdig en toegankelijk cultuureducatief systeem nodig. Om zicht te krijgen op hoe kunst en cultuur toegankelijker kunnen worden, wil LKCA een analyse maken van de kansen en belemmeringen van het cultuureducatief systeem van kinderen en jongeren (Benning et al., 2022). Hierin komen verschillende domeinen van het systeem aan bod die direct of indirect invloed hebben op hen, zoals de thuissituatie, school, buitenschoolse opvang, vrije tijd en culturele instellingen. Het uiteindelijke doel is om vanuit die analyse aanbevelingen te doen voor een florerend cultuureducatief systeem waarin bestaande leermogelijkheden verbonden worden, en nieuwe leermogelijkheden worden gecreëerd die aansluiten bij kinderen, jongeren en hun ouders/verzorgers.
Met dit onderzoek willen we een breder zicht geven op de belemmeringen en kansen van het cultuureducatief systeem voor leerlingen uit het (v)so dan alleen vanuit het perspectief van de school. Door belemmeringen en kansen van het brede systeem in kaart te brengen, kunnen we aanwijzingen krijgen welke vervolgstappen nodig zijn om dit systeem inclusiever te maken (Benning et al., 2022). De uitkomsten van de systeemanalyse wil LKCA dan ook gebruiken om de kansen voor een inclusiever
systeem voor deze leerlingen bij politici, beleidsmakers, fondsen en culturele partners te agenderen en daarnaast om praktische aanbevelingen te doen voor de verschillende domeinen om het cultuureducatief systeem voor leerlingen in het (v)so te versterken.
Auteurs: Melissa Bremmer, Marian van Miert & Emma Staals (2023)
Link to publication
Editor: Cornelieke van Voskuijlen
Dit is de podcastserie van het lectoraat Kunsteducatie aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. In elke aflevering interviewen gespreksleiders Manu van Kersbergen en Aminata Cairo onderzoekers over hun ervaringen met het doen van onderzoek en de bevindingen die ze deden. Aminata studeerde in de VS, waar ze promoveerde als antropoloog. Ze is een veelgevraagd spreker met grote interesse in educatie en inclusiviteit.
Beluister hier de trailer via Spotify.
Alle afleveringen zijn te luisteren via Spotify en Apple podcast
Luc Nijs, Melissa Bremmer, Dylan van der Schyff & Andrea Schiavio (2023)
The article introduces a theoretical framework to explore music performance from a perspective inspired by the conceptual resources of two orientations known as Dynamical System Theory and Embodied Cognitive Science. We discursively elaborate on how music performance might be conceived of as a complex, multi-component system that deals with evolving patterns of stability and instability, and examine how a combination of cognitive, motor, and affective skills stands at the heart of the performer’s capacity to optimize their performance. In doing so, we consider how musicians often generate different interpretative “hypotheses” with little or no pre-planning and use their body to selectively navigate the range of possibilities such hypotheses entail. In conclusion, the relevance of this perspective is discussed in relation to current research in music performance and music education to outline continuities and differences between the two domains.
Authors: Luc Nijs, Melissa Bremmer, Dylan van der Schyff & Andrea Schiavio (2023)
Link to publication
Editor: Cornelieke van Voskuijlen
Edited by Jorge Lucero and Catalina Hernández-Cabal (2023)
What Happens at the Intersection of Conceptual Art and Teaching? was first a live, six-hour and ten-minute marathon zoomposium held on August 15, 2020. With contributions from thirty-nine artists, researchers, and teachers at every level and kind of institution in Poland, Canada, Korea, Mexico, Colombia, Sweden and the United States.
Authors: Jorge Lucero and Catalina Hernández-Cabal (2023)
Link to publication
Editor: Cornelieke van Voskuijlen
Auteurs: Emiel Heijnen en Nadieh Graumans-Tigchelaar (2023)
Hoe kunnen theaterdocenten hun praktijk doorlopend relevant houden en vernieuwen?
Dit was een van de uitgangspunten in het professionaliseringstraject waarin een groep theaterdocenten vernieuwende lessenseries ontwierpen en uitvoerden met hun leerlingen en studenten. Tijdens dit traject werd onderzocht in hoeverre de concepten authentieke kunsteducatie en teacher as conceptual artist de theaterdocenten handvatten gaven om hun praktijk te innoveren. Authentieke kunsteducatie is gebaseerd op het uitgangspunt dat leren betekenisvoller wordt als lessen aansluiten bij de interesses van de leerling, actuele ontwikkelingen in de kunsten en hedendaagse thema’s. Teacher as conceptual artist biedt werkstrategieën op basis van het idee dat een kunsteducatieve praktijk ook een artistieke praktijk kan zijn. Onderzoeksdata werden verzameld via een schriftelijke voor- en nameting, een online logboek en groepsinterviews met de deelnemende theaterdocenten.
Belangrijke conclusies van het onderzoek zijn:
- Authentieke kunsteducatie daagt theaterdocenten uit om een balans te zoeken tussen een leerlinggerichte, vakgerichte en maatschappijgerichte curriculumbenadering
- Het maken van ‘wicked’ theateropdrachten helpt theaterdocenten om authentieke kunsteducatie in de praktijk toe te passen en maakt hen meer vertrouwd met de rol van educatief ontwerper. De beste theateropdrachten die tijdens dit professionaliseringstraject zijn ontworpen door de deelnemers zijn in dit verslag opgenomen.
- Het concept teacher as conceptual artist biedt bruikbare handvatten om het ideaal van de docerend theatermaker te realiseren. Hierbij is de relatie van theaterdocent tot de leerling niet zozeer die van regisseur-acteur maar eerder die van medetheatermaker.
Auteurs: Emiel Heijnen en Nadieh Graumans-Tigchelaar (2023)
Link naar publicatie
Editor: Cornelieke van Voskuijlen
Met medewerking van Damar Lamers en Jelle van der Leest is een verkenning inclusieve danseducatie voor deelnemers met MS en Parkinson afgerond.
In deze verkenning is gekeken of een case study bij Stichting ReDiscoverMe aanknopingspunten kan bieden voor het beschrijven van een inclusieve dansdidactiek. Deze Amsterdamse organisatie onder leiding van Damar Lamers verzorgt hedendaagse danslessen voor mensen zonder – en met chronische ziektes zoals Parkinson en Multiple Sclerose. ReDiscoverMe organiseert (nog) geen bijscholingscursussen, maar Lamers wil wél haar kennis overdragen aan de studenten van de opleiding Docent Dans van de AHK, waar ze sinds april 2021 tevens de artistiek leider van is.
This research study evaluated an Artist-in-Residence-project (AIR-project) at the Conservatory of Amsterdam, focusing on inclusive music education. For this project, the Conservatory invited the organization Drake Music Scotland to work with its students. The project’s aim was to provide students with practical skills regarding music technology, to discuss the social model of disability, and to play in an inclusive music ensemble with a musician with a severe physical disability. The perceived learning experiences of students, the experienced value of the project, and recommendations for its improvement were explored through online questionnaires with the students and online semistructured interviews with the AIR-project leader, the musician with a disability, and the two workshop leaders of Drake Music Scotland. Findings suggest that alongside learning practical skills regarding music technology, students changed or broadened their perceptions about people with disabilities and inclusive music-making in positive ways. Furthermore, participants valued that the project created a space in which “taking enough time” and “belonging” could be experienced; these values are important in inclusive music environments as they can empower musicians with disabilities. The main recommendation for similar projects was that students wanted to gain hands-on experience in inclusive music education.
Saskia Sap (2023)
In dit educatief ontwerponderzoek staat het ontwikkelen en testen van het model voor Taalondersteunend Lesgeven door Dans centraal. Dit TOLD-model geeft dansdocenten handvatten om lessen te ontwerpen die de taalontwikkeling van NT2-kleuters ondersteunen en is ontwikkeld met een literatuuronderzoek. Het TOLD-model bestaat uit drie ontwerpprincipes:
1. Creëer een positief, veilig en rijk leerklimaat, waarbij het lokaal als een theater inrichten, thematisch werken en communicatie op kleuterniveau belangrijk zijn.
2. Ontwikkel betekenisvolle activiteiten, waarbij het gebruik van dans als artistieke activiteit en fantasie en spel centraal staan.
3. Bied ondersteuning door interactie, waarbij het draait om veelvuldige herhaling van woorden en interactie.
Gedurende drie maanden testten drie vierdejaarsstudenten van de opleiding Docent Dans van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) op drie basisscholen in Amsterdam lessen die ontwikkeld waren op basis van het TOLD-model. Tijdens en na deze lessen verzamelden we gegevens over de werking van de ontwerpprincipes in de praktijk met gestructureerde observaties, audioreflecties en (focusgroep-)interviews. Uit het onderzoek blijkt dat dansdocenten en leerkrachten de drie ontwerpprincipes zien als een bijdrage aan de ondersteuning van de taalontwikkeling. Met name thematisch werken, de inrichting van het lokaal als theater, communicatie op kleuterniveau en de veelvuldige herhaling van woorden waren daarbij volgens hen belangrijk. Ook de betekenisvolle dansopdrachten met fantasie en spel droegen volgens hen hieraan bij. De kinderen blijken het dansen zelf het leukste te vinden van de TOLD-lessen. Uit de data kwam verder naar voren dat het model aan te vullen is met ‘indeling in ontwikkelingsniveaugroepen’ en ‘reflectie met de kinderen’ aan het einde van de les, om de woorden extra te verankeren.
Sap, S. (2023) Dansend Nederlands leren voor NT2-kleuters. Amsterdam NL: Lectoraat Kunsteducatie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
Auteur: Saskia Sap
Editor: Cornelieke van Voskuijlen
Dennis Meyer (2023)
De zoektocht naar hoe mensen met verschillende culturele achtergronden met elkaar omgaan en samenwerken is een actueel en belangrijk onderwerp, ook bij het maken van theater. Er is veel theorie over intercultureel theater en interculturaliteit, maar er zijn nauwelijks goed onderbouwde analysekaders en richtlijnen voor het maken van theater in cultureel diverse contexten. Daarom ontwikkelde Dennis Meyer op basis van een literatuurstudie een analysemodel voor interculturele theaterprojecten. Het model is gebaseerd op de geschiedenis van interculturele kunst- en theaterprojecten, de werkwijzen van de theatermakers Milo Rau en Lotte van den Berg en diverse theorieën over ethiek, esthetiek en participatieve kunst.
Het analysemodel is een theoretisch onderbouwd hulpmiddel om dilemma’s binnen intercultureel theater te analyseren en om (onbewuste) cultureel bepaalde normen zichtbaar en bespreekbaar te maken. Het biedt hedendaagse theatermakers en theaterdocenten handvatten om zich te positioneren binnen thema’s als culturele diversiteit, dekolonisatie, ethiek en esthetiek.
Meyer, D. (2023) Wij in wording: een analysemodel voor interculturele theaterprojecten. Amsterdam NL: Lectoraat Kunsteducatie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
Auteur: Dennis Meyer
Editor: Cornelieke van Voskuijlen
Claire Goedman & Manon Habekotté (2022)
This design-based research project explored how an online art appreciation course can contribute to intercultural exchange processes between student art teachers from two countries: Israel and the Netherlands. The study is based on a collaboration between two Bachelor’s degree programmes in Fine Art in Education, at the Faculty of Arts - Hamidrasha at Beit Berl College in Tel Aviv and the Breitner Academy of the Amsterdam University of the Arts. Based on five design principles, an online art appreciation course was designed in which students could develop vocabulary and knowledge about each other through group and peer learning, by interpreting art in art appreciation assignments, and through collaborative practical art assignments. The course was then implemented and evaluated with all sixteen participating students: eight from each country. The students’ experiences and perceived learning outcomes were evaluated by means of group interviews and learner reports. Taking the analysed data into consideration, the pedagogical design principles showed that a rich learning environment, where students work in pairs to create artworks, stimulated the mutual cultural exchange processes. Considering the content matter, the data showed that a semiotic reading of global artworks that trigger discomforting emotions, namely a pedagogy of discomfort, is key when aiming to achieve cultural awareness among participating students.
Goedman, C., Habekotté, M. (2022) Between spaces: Art appreciation lessons as a platform for intercultural exchange. Amsterdam NL: Lectoraat Kunsteducatie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
Authors: Claire Goedman and Manon Habekotté.
Editor: Cornelieke van Voskuijlen
Folkert Haanstra, Cock Dieleman, Ellen van Hoek, Linda Reus & Diederik Schönau (2022)
Onder regie van de Inspectie van het Onderwijs worden periodieke onderzoeken uitgevoerd naar de inhoud, kwaliteit en het niveau van een bepaald leergebied. Deze onderwijspeilingen richten zich op groep 8 van het primair onderwijs (po). Het gaat daarbij om twee vragen: welke kennis en vaardigheden hebben leerlingen op het onderzochte gebied en hoe ziet het aanbod van scholen eruit op dat leergebied? Voorafgaand aan een peiling maakt SLO een domeinbeschrijving van het betreffende gebied. Daarnaast wordt een reviewstudie uitgevoerd naar wat uit internationaal onderzoek bekend is over beïnvloedbare factoren die bijdragen aan leerprestaties van leerlingen. Deze review ondersteunt de ontwikkeling van onderzoeksinstrumenten om de aanbodkenmerken van het onderwijs in kaart te brengen.
In schooljaar 2024/2025 zal een peiling plaatsvinden van het onderwijsniveau van kunstzinnige oriëntatie aan het eind van de basisschool. Kunstzinnige oriëntatie omvat de kunstdisciplines beeldend, dans, drama, muziek en cultureel erfgoed. In 2015/2016 vond de vorige peiling kunstzinnige oriëntatie plaats (Inspectie van het Onderwijs, 2016). Geruime tijd daarvoor, in de jaren negentig van de vorige eeuw, waren er peilingen van muziek (Weerden & Veldhuijzen, 2000) en beeldend (Hermans et al., 2001).
Ter voorbereiding van de peiling in 2024 heeft het Lectoraat Kunsteducatie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten een reviewstudie uitgevoerd. Centrale vraagstelling van deze studie is: wat is er bekend over beïnvloedbare factoren voor leerprestaties bij kunstzinnige oriëntatie in (het einde van) het primair onderwijs?
Haanstra, F., Dieleman, C., van Hoek, E., Reus, L. & Schönau, D. Wat werkt in kunstzinnige oriëntatie? Amsterdam, NL: Lectoraat Kunsteducatie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
Editor: Cornelieke van Voskuijlen
Auteur: Folkert Haanstra, Cock Dieleman, Ellen van Hoek, Linda Reus en Diederik Schönau.
Redactie: Folkert Haanstra, Melissa Bremmer en Emiel Heijnen.
Schooluitval komt veelvuldig voor bij leerlingen met Autisme Spectrum Stoornis (ASS) omdat het aanbod en didactiek van het reguliere onderwijs slecht bij deze groep aansluit.
Ook het kunstonderwijs aan veel po- en vo-scholen lijkt slecht te passen bij leerlingen met ASS. Inhoud en didactiek van het kunstonderwijs zijn vaak gebaseerd op modernistische uitgangspunten, waarbij de nadruk ligt op zelfexpressie en het verbeelden van gevoelens (Haanstra, 2001; Heijnen, 2015). Daardoor doet het een beroep op precies die vaardigheden die bij leerlingen met ASS vaak minder goed zijn ontwikkeld, waardoor zij soms moeilijk mee kunnen komen tijdens deze lessen (Zernitz, 2016).
Melissa Bremmer, Emiel Heijnen, Sanne Kersten (2022)
Onderwijs- en zorgorganisaties die (uitgevallen) leerlingen met ASS ondersteunen, zoeken dan ook naar mogelijkheden om voor hen een meer passend lesaanbod te kunnen bieden. Onderwijs in ArtsSciences, dat op het snijvlak van kunst, wetenschap en techniek opereert, zou zo’n mogelijkheid kunnen zijn omdat het meer uitgaat van een oplossingsgerichte, systematische en technisch georiënteerde manieren van denken en werken.
Het doel van dit onderzoeksproject was om te onderzoeken of en hoe ArtsSciences het kunstonderwijs beter kan aansluiten bij de mogelijkheden en wensen van (uitgevallen) jongeren met ASS. Onderzocht werd hoe de deelnemers dit artssciences lestraject hebben ervaren, of het hen een ander beeld heeft gegeven van wat kunst is en kan zijn én of dit lestraject de jongeren meer zelfvertrouwen heeft gegeven en een positieve (hernieuwde) kennismaking is met leren.
Dit onderzoek is mogelijk gemaakt door een KIEM-subsidie.
Deze studie is een aanvulling op het onderzoek naar compositie in Nederland door de blik van authentiek kunstonderwijs (Haanstra, 2001; 2011). Het onderzoek is gericht op de mogelijkheden en moeilijkheden die leerlingen en leerkrachten ondervinden als ze in aanraking komen met Authentiek Compositieonderwijs. Drie gespecialiseerde muziekdocenten maakten een ontwerp van drie compositielessen, gebaseerd op vijf ontwerpprincipes met leerlingen van ongeveer 11 jaar oud.
Reinhard Findenegg (2021)
Een kwalitatieve analyse van de gegevens verzameld van docenten en leerlingen leidde tot verschillende inzichten over het structureren van leertaken en de verwachtingen van docenten met betrekking tot de composities van studenten. Het (onbewuste) idee van een ‘juist’ resultaat van de compositieopdracht kan leiden tot teleurstelling bij de docent over de producten van leerlingen. Dit vormt een risico voor de vrijheid van de leerlingen bij het maken van de composities vanuit hun persoonlijke expertise en ervaring. De lesopzet zou aangepast kunnen worden om de vrijheid van de leerling te waarborgen bij het maken van een persoonlijke compositie. Hierdoor werden ontwerpprincipes aangepast zodat het beter kon aansluiten bij Authentiek Compositieonderwijs.
In deze vierde editie van Muziekpedagogiek in beweging zetten we, meer dan ooit, muziek centraal. Dat doen we ook deze keer aan de hand van het geschreven woord, hoe lastig dat misschien ook is. Uitdagend is het in elk geval.
Muziekverteller Marc Erkens laat in zijn voorwoord duidelijk zien waar het in muziek volgens hem om draait. Samengevat stelt hij dat het fenomeen muziek zich niet gemakkelijk en niet volledig met woorden laat beschrijven. In deze vierde editie van Muziekpedagogiek in beweging zetten we, meer dan ooit, muziek centraal. Dat doen we ook deze keer aan de hand van het geschreven woord, hoe lastig dat misschien ook is. Uitdagend is het in elk geval.
Meer dan elk ander mogelijk educatief onderwerp, bepaalt vooral het leergebied zelf de eigenheid van het onderwijs. Hoewel algemene onderwerpen zoals bijvoorbeeld motivatie, leerlinggerichte werkvormen of technologie relevant zijn, zijn ze niet typisch voor het muziekonderwijs. Dat worden ze pas als ze actief worden gekoppeld aan muziek. In deze editie vertrekken we daarom niet vanuit zo’n algemeen thema, maar vanuit de muziek zelf. We realiseren ons daarbij dat muziek een bijzonder rijk en veelzijdig fenomeen is, met onder meer muziektheoretische, psychologische, filosofische, esthetische, artistieke, sociologische, symbolische, ervaringsgerichte, instrumentele en educatieve dimensies.
Bremmer, M. & Nijs, L. (2021). Lichamelijkheid in muziekonderwijs. In A. de Vugt, & T. De Baets, (red.) Muziekpedagogiek in beweging: Typisch muziek! (Muziekpedagogiek in beweging, Vol. 4) (pp. 49-62). Heverlee: Euprint.
Wie lesmateriaal maakt voor kunst (algemeen) moet kiezen. Welke verhalen krijgen aandacht, welke kunstenaars licht je uit, welke vallen af? Geschiedschrijving is nooit neutraal. Steeds stellen we anders vragen aan het verleden. Dat maakt volgens de auteurs van lesmethode Bespiegeling het schrijven over kunst tot een uitdagend en interessant proces.
Groenendijk, J., Heijnen, E. & Keuning, S (2021)
This multiple-case-studies research explored a multimodal approach to teaching music to pupils (from 4 to 18 years old) with severe or multiple disabilities. By combining music with, for example, tactile stimulation, movement, or visuals, meaning-making processes in music of these pupils was stimulated, helping them to understand the internal structures and expressive qualities of music.
Three music teachers and a social worker participated in this study. Individual and collective video reflections and microanalysis were applied to gather data about their multimodal teaching practice. The data were analyzed through Schmid’s framework (2015) of “multimodal dimensions of children’s music experiences,” developed for general music education. This framework consists of four dimensions: narrativity, sociality, materiality, and embodiment. Based on the findings, Schmid’s framework could be revised for special education, thus providing music teachers with a tool for designing multimodal music lessons for pupils with severe or multiple disabilities. Read the full article.
In deze publicatie blikken we, na 10 jaar, terug en vooruit op het Digital Art Lab. Hiervoor zijn we het archief ingedoken, hebben we betrokkenen geïnterviewd en de vakliteratuur geraadpleegd.
Het Digital Art Lab houdt zich bezig met Research & Development voor cultuureducatie in Zoetermeer en daarbuiten. Het Digital Art Lab is in 2010 als innovatietraject gestart als reactie op een aantal signalen. Er was een sterke afname van het aantal jonge leerlingen dat zich inschreef voor het reguliere CKC-cursusaanbod. Daarnaast had (digitale) technologie nog nauwelijks een plek verworven in de cultuureducatie bij CKC & partners, terwijl dit allang een vanzelfsprekendheid was voor kinderen en jongeren. In deze publicatie blikken we, na 10 jaar, terug en vooruit op het Digital Art Lab. Hiervoor zijn we het archief ingedoken, hebben we betrokkenen geïnterviewd en de vakliteratuur geraadpleegd.
Deze publicatie is een samenwerking van The Patching-zone, lectoraat Kunsteducatie en CoE Kunsteducatie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en CKC & partners in opdracht van het Digital Art Lab.
Kersten, S, Wirtz, P. en Nigten, A., (2021) 10 jaar Digital Art Lab, Zoetermeer: Digital Arty Lab.
In 2016 adviseert Platform Onderwijs2032 staatssecretaris Dekker een betere balans tussen persoonsvorming, kennisontwikkeling en maatschappelijke vorming in het onderwijs. Dat betekent dat er in de kerndoelen meer aandacht voor persoonsvorming moet komen. Dit advies is meegenomen in het ontwikkelproces van Curriculum.nu. Transformatief leren heeft deze persoonsvorming als belangrijkste doelstelling. Met een ontwerponderzoek is onderzocht hoe kunstdocenten in het voortgezet onderwijs transformatief leren vorm en invulling kunnen geven.
Op basis van literatuuronderzoek is een model geconstrueerd waarmee de kunstdocenten transformatieve lessen hebben ontwikkeld en uitgevoerd in de voorexamenklassen van havo en mavo. De verzamelde onderzoeksgegevens uit interviews en learner reports zijn geanalyseerd op de mogelijkheden en onmogelijkheden van dit type beeldend kunstonderwijs in het voortgezet onderwijs, vanuit docent- en leerling-perspectief. Deze data hebben bijgedragen aan een verbeterd en hanteerbaar ontwikkelmodel dat naast een theoretische onderbouwing nu ook een empirische basis heeft.
Melvin Crone (2021)
One of the ways in which pupils in Dutch primary education are being equipped with 21st Century Skills is through Design-based Learning. Building musical instruments could be an interesting entry point for Design-based Learning in music education. In this educational design research study, we explored how this approach could be applied to designing and building new, technology-based musical instruments.
Workshops were developed on the principles of Design-based Learning and carried out in two cycles. Each cycle took place at a different primary school and was evaluated through observations, interviews with classroom teachers, and learner reports from pupils.
The findings showed that the phases of Design-based Learning are helpful in structuring the pupils’ learning process when designing and building new, technology-based musical instruments. Furthermore, a Design-based Learning approach in music education holds the possibility for the development of the 21st century skills of problem-solving, creative thinking, and cooperation.
The findings also illuminated challenges. Workshop leaders not only need to have content knowledge of science, technology, and music, but also need to know how to guide a design process and how to approach problems that can arise during that process, such as design fixation.
Hogenes, M., Diepenbroek, A., Bremmer, M., & Hogerheide, M. (2021). Journal of the European Teacher Education Network, 1-18.
Het door Mocca geïnitieerde project MoccaTAC richt zich op de vraag of cultuuronderwijs kan zorgen voor meer kansengelijkheid in de stad.
Geïnspireerd door het voorbeeld van SLiCE, van de Britse organisatie Curious Minds, nodigde Mocca deelnemers uit het culturele en het onderwijsveld uit om deel te nemen aan een leergemeenschap over kansengelijkheid. De resultaten van het onderzoek zijn te lezen in deze publicatie.
Marike Hoekstra (2020)
Het doel van het onderzoek is tweeledig: het evalueren van de gebruikte vorm en het in kaart brengen van de bevindingen van de leergemeenschap over de aanpak van kansenongelijkheid met kunst- en cultuureducatie. De twee onderzoeksvragen zijn:
Muziek is Meer is een ontwerponderzoek naar een digitaal volgsysteem voor muziek in het speciaal onderwijs, met aandacht voor zowel de muzikale als de sociale en emotionele ontwikkeling van een leerling.
In de vooronderzoeksfase is een basis gelegd voor een theoretisch kader als grondlegger van het volgsysteem. De kerndoelen voor muziek en de sociale en emotionele ontwikkeling, het Engelse volgsysteem Sounds of Intent en de leerlijnen voor de sociale en emotionele ontwikkeling van de CED-groep zijn hierbij als uitgangspunt gebruikt. Het kader werd getoetst in focusgroepinterviews met vier vakleerkrachten en resulteerde in inhoudelijke criteria voor het definitieve ontwerp ervan en in vormcriteria voor het volgsysteem.
In de ontwerpfase is via een cyclisch proces van ontwerpen, testen in de praktijk en evaluaties door interviews en observaties het theoretisch kader verder vormgegeven en is het volgsysteem praktisch uitgewerkt.
Het resultaat van het ontwerponderzoek is een bruikbaar volgsysteem waarin vakleerkrachten muziek de voortgang van leerlingen die zeer moeilijk lerend zijn en leerlingen met een meervoudige beperking systematisch in kaart kunnen brengen.
Marijke Smedema (2020)
Hoe laat je kinderen een open, inhoudelijk gesprek voeren naar aanleiding van de theatervoorstelling die ze net gezien hebben? Leerkrachten vinden het vaak een grote uitdaging om esthetische ervaringen in de klas te bespreken. Hoe voorkom je bijvoorbeeld dat zo’n gesprek te schools – of andersom – juist te vrijblijvend wordt?
Nadieh Graumans-Tigchelaar (2020)
In dit ontwerponderzoek is een laagdrempelige gesprekstool ontwikkeld waarmee groepsleerkrachten het bezoek aan een theatervoorstelling kunnen nabespreken. Uitgangspunt voor het gesprek is de esthetische ervaring die bestaat uit de elementen emotie, verbeelding, verbinding en wereldbeeld. Er is een prototype gevormd door kenmerken van de gesprekstechniek van Barrett (2010) en het socratisch gesprek te combineren met nieuwe ontwerpprincipes. Een expertpanel bestaande uit een theatermaker/-docent en twee groepsleerkrachten heeft het prototype beoordeeld, waarna het verbeterd is.
Het uitgangspunt van dit ontwerponderzoek is de veronderstelling dat activistische kunst en de werkwijze van hedendaagse activistische kunstenaars leerlingen kunnen inspireren om kritisch na te denken over de maatschappij waarin zij leven en hen aanzetten tot het bieden van weerstand tegen situaties waar zij het niet mee eens zijn. Om deze veronderstelling in de educatieve praktijk te onderzoeken is samen met een docent kunst, een docent maatschappijleer en een activistische kunstenaar een lessenserie ontworpen waarbinnen leerlingen kennismaken met het werk en de werkwijze van activistische kunstenaars en waarin vaardigheden als kritisch denken en weerstand bieden centraal staan.
Nathalie Roos (2020)
De opbouw van het onderzoek volgt de vier fases van ontwerponderzoek. In het tweede hoofdstuk, de identificatiefase, wordt de relatie tussen kunst, activisme en burgerschapsonderwijs en het daaruit voortgekomen ontwerpmode beschreven. In hoofdstuk 3 komen de onderzoeksvragen, methodologie, onderzoeksinstrumenten en participanten van het onderzoek aan bod. In het vierde hoofdstuk de ontwerp-, test- en evaluatiefase en tot slot in de reflectiefase (hoofdstuk 5) wordt teruggeblikt op de
uitvoering van de lessenserie en het onderzoek.
Auteur: Natalie Roos.
Een veranderende, globaliserende maatschappij vraagt om meervoudige perspectieven op complexe vraagstukken, waarbij grenzen tussen expertises vervagen. Vakoverstijgend onderwijs is dan ook een belangrijk thema in beleidsstukken over toekomstgericht onderwijs. Van aankomende leraren wordt gevraagd om onderwijs te kunnen verzorgen waarin kennis uit verschillende vakgebieden geïntegreerd wordt, en waarin leerlingen vakoverstijgende vaardigheden opdoen zoals creatief, kritisch, probleemoplossend en samenwerkend vermogen. In dit artikel beschrijft het lectorenplatform Onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie een designathon, een pressure cooker, waarin gemengde groepen studenten werkten aan een centrale ontwerptaak.
Voor aankomende leraren is het belangrijk om vakoverstijgend onderwijs te kunnen verzorgen waarin leerlingen, naast vakinhouden, ook vakoverstijgende vaardigheden opdoen zoals creatief-, kritisch- en probleemoplossend vermogen. Daartoe dienen student-leraren ook zelf ervaring op te doen met vakkenintegratie. In deze bijdrage worden het proces en de leeropbrengsten van een zogenaamde designathon beschreven. Hierin worden aspecten van kunst en bètavakken geïntegreerd rond een centrale ontwerpwerpvraag, waarmee gemengde teams van student-leraren met verschillende achtergronden (kunst, pabo en bèta) aan de slag zijn gegaan. In een kleinschalig onderzoek is door middel van observaties en het inzetten van learner reports gekeken naar het proces van de designathon, de rol van de begeleiders en de leeropbrengsten. Het blijkt dat vooral het aspect van de 'pressurecooker' (in korte tijd een volledig ontwerpproces doorlopen) goed werkte: het daagde uit tot uitwisseling van ideeën en geëngageerde discussies. Uit observaties blijkt dat een combinatie van procesmatige en inhoudelijke begeleiding het meest effectief was. De meeste gerapporteerde leerervaringen waren gerelateerd aan het opdoen van ervaring met het samenwerken met studenten uit andere disciplines en met de inhoud en didactiek van de designathon.
In dit onderzoek ontwikkelden Faizah Grootens en Ise An Verstegen een model voor ‘ritmisch-dynamisch dansonderwijs’ in het primair onderwijs. De ritmisch-dynamische benadering is een vorm van transcultureel onderwijs waarin de docent de aangeboden stof vermengt met de individuele belevingswereld, afkomst en interesse van de deelnemer, waarbij de eigen inbreng wordt gestimuleerd en gewaardeerd.
In dit onderzoek ontwikkelden Faizah Grootens en Ise An Verstegen een model voor ‘ritmisch-dynamisch dansonderwijs’ in het primair onderwijs. De ritmisch-dynamische benadering is een vorm van transcultureel onderwijs waarin de docent de aangeboden stof vermengt met de individuele belevingswereld, afkomst en interesse van de deelnemer, waarbij de eigen inbreng wordt gestimuleerd en gewaardeerd.
Door interviews brachten de onderzoekers in kaart hoe de ritmisch-dynamische benadering wordt toegepast op de opleiding Docent Dans van de Amsterdamse Hogeschool voor
de Kunsten, waarna ze deze benadering onderbouwden met literatuur. Uit het onderzoek bleek dat de ritmisch-dynamische benadering zich kenmerkt door een specifieke didactiek (holistische didactiek), inhoud (polyritmiek, polycentrisme en expressiviteit), en door een specifieke attitude (o.a. lichaam en
geest als geheel, collectiviteit, uithoudingsvermogen en mindset). Vervolgens werden de mogelijkheden en moeilijkheden van ritmisch-dynamisch dansonderwijs in de praktijk van het primair onderwijs onderzocht door middel van actieonderzoek. Door de combinatie van theorie en praktijk levert dit onderzoek zowel een theoretische basis op voor ritmisch-dynamisch dansonderwijs als voorbeelden van lessen voor dansdocenten die met deze benadering aan de slag willen gaan.
Een kwalitatief etnografisch onderzoek naar amateurdans van ouderen (55 jaar en ouder) in een grootstedelijke context aan de hand van drie dansgroepen voor ouderen in en rond Amsterdam.
auteurs: Roos van Berkel en Emiel Heijnen
m.m.v. Damar Lamers, Jimat Pelupessy en Nita Liem
Deze publicatie doet verslag van een kwalitatief onderzoek naar amateurdans onder ouderen (55 jaar en ouder) met verschil-lende culturele achtergronden. Het gaat om een meervoudige casestudie naar drie verschillende dansgroepen in de regio Amsterdam: een groep voor moderne dans (Dance Connects), een Afro-Caribische dansgroep (Trinitaria1) en een salsadans-groep (Salsa Sociál).
We wilden weten hoe de danspraktijk van cultureel diverse groepen ouderen eruit ziet, wat deelnemers motiveert om te participeren, hoe hun leerprocessen verlopen en hoe de dansdocent omgaat met deze doelgroep. Door dit in kaart te brengen willen we het beeld van de functies die dans heeft voor ouderen in een grootstedelijke omgeving actualiseren en verrijken, en bovendien voorbeelden en aanknopingspunten bieden voor hoe je dit soort danslessen kunt vormgeven en uit-voeren. Het onderzoek is daarmee relevant voor (toekomstige) dansdocenten en organisaties en beleidsmakers die betrokken zijn bij amateurdans.
De conclusie is dat de lessen voor senioren niet heel sterk afwijken van danslessen voor andere groepen amateurs, zoals jongeren of volwassenen. De bewegingen van de dansers zijn soms wat trager of minder soepel en er is veel aandacht voor informeel contact, maar de lessen zijn allerminst vrijblijvend en vragen om betrokkenheid en inzet van zowel deelnemers als docent.
Waar in de wetenschappelijke literatuur over dans voor ouderen vaak extrinsieke aspecten (gezondheid, sociaal welzijn) centraal staan, laat deze studie zien dat oudere dansers wel degelijk ook sterk intrinsiek gemotiveerd zijn. Ze dansen niet alleen om sociale of gezondheidsredenen, maar beleven plezier in het dansen zelf en willen nieuwe dingen leren, hun artistieke en technische vermogens vergroten en de resultaten daarvan tonen aan anderen. De drie geobserveerde praktijken bieden een rijke leeromgeving. De danslessen draaien niet enkel om het aanleren of imiteren van danspassen, maar er is ruimte voor de eigen creatieve inbreng van de deelnemers en de docenten stimuleren sociale interactie en samenwerking tussen de dansers. Ook het didactisch handelen is gevarieerd: docenten wisselen frontale instructie af met werken in deelgroepen, individuele opdrachten en persoonlijke coaching.
Hoewel de lessen qua inhoud en didactiek niet onder-doen voor ‘reguliere danslessen’, is er wel degelijk sprake van maatwerk voor deze specifieke doelgroep. In en rond de lessen besteden docenten veel aandacht aan persoonlijk contact tussen dansers onderling en met de docent, onder meer door te variëren in organisatievormen tijdens de les. Ze gebruiken die afwisseling in werkvormen om ervoor te zorgen dat iedere deelnemer evenveel aandacht krijgt en om het collectieve leerproces te stimuleren. De docenten dagen de deelnemers uit om een zo hoog mogelijk niveau te halen, binnen de fysieke beperkingen die horen bij deze groep. Omdat de deelnemers sterk verschillen in hun danscapaciteiten bieden docenten individueel maatwerk: deelnemers met een fysieke beperking doen alles mee, maar in een aangepaste vorm. Bovendien houden de docenten rekening met de diversiteit in culturele achtergronden door te kiezen voor een breed palet aan muziekstijlen uit diverse werelddelen. Verder baseren de docenten hun didactiek eerder op het ervaren van een puls of groove, dan op de ‘typisch westerse’ telling van bewegen op muziek.
Teacher as conceptual artist is not a method. At best, it is a filter, a way of thinking. This sounds much more
pretentious than it is. Teacher as conceptual artist is a way of thinking about one’s teaching practice/existence through the permissions of conceptual art. One of those permissions is to consistently and purposefully rethink what counts as art. If you’re thinking about yourself and your practice through the teacher as conceptual artist lens you may consistently be asking the question, “how is this the world that I’m involved with pliable?”. You encounter something – anything – and you ask yourself “how is this pliable? How does it bend? How is it made soft? How can I move it? How can I use it or think it differently?”
This is not a question about the physical world, although it is a question of materiality. Pliability doesn’t mean that the thing you’re bending will necessarily change in the physical world, but rather will turn into your work because you have thought it through your conceptual art filter. Conceptual art gives an ‘art’ permission which is to enact the question of pliability outside of the insistence of the plastic arts. The teacher who practices through conceptual art detaches him or herself from mandatory craftsmanship, traditions of practice, the labor-equals-worth paradigm, and the archival. In many ways teaching as conceptual art sees everything as special, but doesn’t require any kind of specialness to enact whatever is enacted. School then becomes material. Through the permissions of conceptual art people who find themselves within institutions or frameworks of education find a path to make art – even – with the banalities and materialities of those very institutions. Teaching as conceptual art asks the questions: How is school material? How is school pliable? How is the teacher a work? How is what I’m already doing within the institution already the work I want to be doing in the world? What permissions does conceptual art give to teacher as conceptual artist? Let’s call them modes.
Bron en meer informatie: website AHK
Deze publicatie is een initiatief van het lectorenplatform Onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie. De lectoren van dit platform hebben zich bij de oprichting in 2017 ten doel gesteld samen met collega’s uit het onderwijs- en praktijkveld een onderzoeksagenda op te stellen, gericht op onderzoek naar ArtsSciences-onderwijs.
Het platform richt zich op vakoverstijgend onderwijs op het hybride snijvlak van kunst, wetenschap en technologie, ook wel ArtsSciences genoemd. Interdisciplinaire praktijken van wetenschappers en kunstenaars worden gezien als inspiratiebron voor de vernieuwing van het funderend en beroepsonderwijs, met als doel om leerlingen en studenten te stimuleren om vanuit verschillende kennisdomeinen tot een nieuwe manier van leren en probleemoplossen te komen. Om deze vernieuwing te realiseren moeten vanuit verschillende vakgebieden onderzoek en praktijkervaringen gecombineerd worden.
Deze publicatie bestaat uit een manifest voor onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie, de daaruit voortvloeiende onderzoeksagenda, en een beschrijving van de activiteiten van het platform 2017-2019.
Het opstellen van deze onderzoeksagenda heeft geleid tot nieuwe ontmoetingen, discussies en ideeën voor samenwerking. We hopen dat deze agenda zal leiden tot nog meer onderzoek en samenwerking inzake vakoverstijgend onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie.
Heijnen, E., Bremmer, M., Hotze, A., Van Dartel, M., Pijls, M., Keulen, H., Rijken, D., & Roos, N. (2019)
Verkregen uit: publicaties AHK
Een interdisciplinaire herpositionering van de kunstvakken moet je niet louter baseren op instrumentele argumenten, maar vooral inhoudelijk aanjagen, betogen Emiel Heijnen en Melissa Bremmer . Als gastredacteuren geven ze een introductie op ArtsSciences en belichten ze kort de inhoud van dit themanummer over onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en techniek.
Heijnen, E. & Bremmer, M. (2019). ArtsSciences als aanjager van curriculumvernieuwing. Cultuur+Educatie, 51, 6-16.
Verkregen uit: publicaties AHK
Kunst maken en lesgeven in kunst worden over het algemeen als twee verschillende bezigheden gezien. Dit verschil weerhoudt sommigen er echter niet van om voor een dubbele beroepspraktijk te kiezen, zowel die van kunstenaar als die van docent. Dit boek gaat over kunstenaardocenten: professionals met een dubbele beroepspraktijk in kunst en educatie. In het boek wordt een verband gelegd tussen de praktijk van kunstenaardocenten en democratische pedagogiek. Hoe verhoudt de pedagogische praktijk van kunstenaardocenten zich tot de idealen van progressieve pedagogen en praktijken van een democratische leeromgeving? Dit vraagstuk wordt vanuit verschillende invalshoeken beschouwd om inzicht te krijgen in de pedagogische praktijk van professionals die een plek voor zichzelf creëren in de marges tussen kunst en onderwijs.