The pdf below is in Dutch. An Engels longread can be found on the website of the National Government.
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, 2022
Every year, Statistics Netherlands (CBS) publishes the Monitor of Well-being. It shows the state of well-being in the Netherlands and also looks the effects therof for the future. In this 2022 report, the Sustainable Development Goals are also taken into account.
The pdf below is in Dutch. An Engels longread can be found on the website of the National Government.
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, 2022
Met het oog op effectief armoedebeleid heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onderzocht hoe goed op basis van (combinaties van) kenmerken de kans geschat kan worden dat iemand arm blijft dan wel arm wordt, en voor welke aspecten de combinatie van populatiedekkende registerdata en machine learning tot nieuwe inzichten over risicofactoren voor transities in en uit armoede kan leiden. Hiervoor zijn meer dan 500 potentiële risicofactoren voor armoede op het gebied van demografie, economie, gezondheid en criminaliteit onderzocht op basis van gegevens over de periode 2011 – 2018.
Bekostigd door: ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
Auteurs:
Jan van der Laan
Joep Burger
Marijn Detiger
Naomi Schalken
Wouter van Andel
Marion van den Brakel
Sita Tan
In 2018 verhuisde 12 procent van de gezinnen met kinderen jonger dan vier jaar uit Amsterdam naar een andere gemeente. Ook uit de andere drie grote steden vertrokken wederom meer jonge gezinnen dan uit kleinere gemeenten. Gezinnen met een hoger inkomen verlaten de grote stad het vaakst, evenals gezinnen zonder migratieachtergrond. Dat blijkt uit een nieuwe analyse van het CBS.
Uit Den Haag vertrokken de laatste jaren maar iets meer jonge gezinnen dan uit de middelgrote gemeenten, 6 procent in 2018. Uit Amsterdam vertrokken relatief de meeste jonge gezinnen, bijna 12 procent. Utrecht (9 procent) en Rotterdam (8 procent) zitten ertussenin. Het vertrekpercentage van jonge gezinnen uit de stad nam vanaf 2014 elk jaar toe en daalde in 2018 licht. De vertrekcijfers liggen nog steeds op of boven het langjarige gemiddelde van voor 2009. Tijdens de economische crisis verhuisden minder mensen.
Gezinnen verhuizen vooral als de kinderen nog niet naar de basisschool gaan, met name naar kleinere gemeenten in de regio. Uit alle vier de grote steden vertrokken meer gezinnen naar andere gemeenten dan andersom.
In bijna alle Nederlandse gemeenten verhuizen stellen met kinderen veel minder dan stellen zonder kinderen. De grote steden, en vooral Amsterdam, vormen hierop een uitzondering. Amsterdam is de enige gemeente waaruit jonge gezinnen vaker vertrekken dan stellen tot 40 jaar zonder kinderen. Uit Rotterdam en Utrecht vertrekken jonge gezinnen bijna net zo vaak als stellen zonder kinderen. Het patroon in Den Haag lijkt het meest op dat in middelgrote en kleine gemeenten: jonge gezinnen verlaten de gemeente aanzienlijk minder vaak dan stellen zonder kinderen. Uit eerder onderzoek van het CBS bleek dat 27 procent (Den Haag) tot 40 procent (Amsterdam) van de gezinnen binnen vier jaar na de geboorte van het eerste kind uit een van de grote steden verhuisde.
Mogelijke redenen voor het vertrek van gezinnen uit de grote steden zijn onder andere een tekort aan woonruimte of het ontbreken van een tuin. Uit het onderzoek WoON2018van BZK en CBS blijkt dat gezinnen in de grote steden die geen tuin of (te) weinig kamershebben vaker willen verhuizen dan gezinnen met een tuin of voldoende woonruimte. Van de gezinnen in de grote steden die een tuin hebben, gaf 12 procent in het onderzoek aan binnen twee jaar te willen verhuizen, zonder tuin was dat 29 procent. Gezinnen met een woning met meer kamers dan gezinsleden hadden minder vaak een verhuiswens (11 procent) dan gezinnen met minder kamers dan gezinsleden (39 procent).
In Amsterdam wonen naar verhouding de meeste gezinnen met kinderen in een woning met minder kamers dan gezinsleden (25 procent). In Utrecht was dat met 10 procent veel lager en is het vergelijkbaar met de woningen van gezinnen buiten de vier grote steden (6 procent). De woonruimte van gezinnen in Rotterdam en Den Haag ligt tussen die in Utrecht en Amsterdam in.
Amsterdamse gezinnen hebben niet alleen de minste woonruimte, zij hebben ook minder vaak een tuin dan gezinnen in andere gemeenten. Van de gezinnen in Amsterdam heeft 46 procent een tuin. Het verschil met Utrecht is groot: 84 procent van de Utrechtse gezinnen heeft een tuin. Ook wat dit betreft lijkt Utrecht meer op de overige gemeenten dan op de andere grote steden. Rotterdam en Den Haag liggen ook wat betreft gezinnen met een tuin tussen Amsterdam en Utrecht in.
Hoe hoger het huishoudensinkomen van jonge gezinnen is, hoe groter de kans dat zij vanuit de grote steden naar een andere gemeente verhuizen. Van de jonge gezinnen die behoren tot de hoogste 20%-inkomensgroep verhuisde 11 procent in 2018 vanuit een van de vier grote steden naar een andere gemeente. Bij de laagste 20%-inkomensgroep was dit 5 procent. Verhuizingen binnen de grote steden hangen niet af van het inkomen van jonge gezinnen. Minder welvarende jonge gezinnen blijven dus na een verhuizing vaker in de grote stad wonen. Bij jonge gezinnen die wonen in kleinere gemeenten is het beeld omgekeerd. Minder welvarende gezinnen verhuizen daar juist vaker dan rijkere gezinnen naar een andere gemeente.
Jonge gezinnen met een migratieachtergrond verhuizen minder vaak uit de grote stad. Van de gezinnen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond verhuisde 4 procent vanuit een van de vier grote steden, tegen 12 procent van de jonge gezinnen zonder migratieachtergrond. De verhuizingen van gezinnen met Surinaamse of Antilliaanse achtergrond lagen daartussenin. Ook als rekening wordt gehouden met verschillen in huishoudensinkomen en eigendom van de woning blijft het zo dat jonge gezinnen met een migratieachtergrond vaker in de grote steden blijven wonen dan jonge gezinnen zonder migratieachtergrond.
De jonge gezinnen met migratieachtergrond verhuizen wel wat vaker binnen de grote steden. Jonge gezinnen zonder migratieachtergrond die in kleinere gemeenten wonen, verhuizen juist minder vaak naar andere gemeenten dan jonge gezinnen met een migratieachtergrond.
Voor meer informatie en tabellen, zie website CBS
In de Monitor Brede Welvaart 2018 beschrijft het CBS hoe de welvaart zich in de brede zin van het woord zich in Nederland ontwikkelt. Het gaat daarbij om zowel de economische als de ecologische en sociaal-maatschappelijke aspecten van welvaart.
In de Monitor Brede Welvaart wordt niet alleen gekeken naar het niveau van de brede welvaart “Hier en Nu” maar ook in hoeverre dit welvaartsstreven mogelijk een druk legt op volgende generaties in Nederland (brede welvaart “Later”) of op andere landen (brede welvaart “Elders”).
Daarnaast wordt in de monitor aandacht geschonken aan verdelingsaspecten van brede welvaart en wordt de brede welvaart beschreven voor zestien beleidsthema’s. Per indicator is bepaald welke trend die heeft vanuit de optiek van brede welvaart en welke positie Nederland voor die indicator inneemt op de Europese ranglijst.
De monitor is gemaakt op verzoek van het kabinet als een vervolg op de aanbevelingen van de Tijdelijke Kamercommissie Breed Welvaartsbegrip (commissie Grashoff) uit 2016. De monitor maakt samen met een kabinetsreactie op de publicatie deel uit van de stukken voor het Verantwoordingsdebat in mei 2018 in de Tweede Kamer.
Bron: CBS
Hoeveel mensen roken wel eens? Hoe hebben de prijzen van voedingsmiddelen zich ontwikkeld? Hoeveel banen en vacatures telde Nederland de afgelopen jaren?
In Trends in Nederland 2018 vindt u het antwoord op deze en nog veel meer vragen. Deze editie besteedt extra aandacht aan onder meer leraren in het basisonderwijs, netto-arbeidsparticipatie en de economie.
Bron: website CBS
Het Trendrapport toerisme, recreatie en vrije tijd 2017 biedt een actueel statistisch overzicht van vraag en aanbod in de toerismesector en geeft inzicht in voor de vrijetijdssector relevante trends en innovaties. Het Trendrapport is samengesteld door NRIT Media, NBTC Holland Marketing, het Centre of Expertise Leisure, Toerisme & Hospitality, en het CBS.
Hoe kunnen patronen in het stadsleven helpen bij het analyseren en oplossen van problemen in de stad, bijvoorbeeld op het gebied van (on)veiligheid of sociale cohesie? Dat onderzocht onlangs de TU Delft, in samenwerking met de gemeenten Den Haag, Helmond, Zaanstad, Amsterdam, Zoetermeer en Rotterdam. Hedwig Miessen, werkzaam bij de gemeente Den Haag als programmamanager CBS/Urban Data Center en één van de initiators van het City Rhythm-project, was er nauw bij betrokken en licht het belang ervan toe.
De stad Den Haag beschikt over veel gemeentelijk informatie, maar er is behoefte aan meer data om maatschappelijke vraagstukken te analyseren en te kijken wat de effecten zijn van gemeentelijk beleid. Miessen: ‘De gemeente Den Haag heeft een eigen team van onderzoekers, die in de afgelopen jaren al veel onderzocht hebben. Zij monitoren voortdurend hoe de burgers en de stad er voor staan. Met het CBS/Urban Data Center Den Haag kunnen we - sinds de oprichting vorig jaar september - onze data nu combineren met die van het CBS. Doel is verbreding, verdieping en verbetering van lokale data door informatie van de gemeente te koppelen aan CBS-data. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar hoeveel kinderen in armoede leven in onze stad. Door de data van het CBS hebben we nu meer kennis over de gezinnen waar deze kinderen in opgroeien. Ook hebben we met de inkomensdata van het CBS het gebruik van thuishulp in bepaalde inkomensgroepen onderzocht.’ Het gaat hier altijd om het waarnemen van trends en nooit over individuele gevallen.
Miessen ziet een duidelijke tendens bij de gemeente Den Haag om nóg meer datagedreven te gaan werken. ‘Dat streven is er zowel bij de bestuurders als de onderzoekers. Samen willen we kijken hoe we met organisaties als het CBS, maar bijvoorbeeld ook met de TU Delft bepaalde thema’s kunnen oppakken met data op lokaal niveau. Er is namelijk nog van alles uit te zoeken met elkaar. De slogan ‘Meten is weten’ zou ik eigenlijk willen veranderen in: meten is leren. We kijken samen met andere steden of we vergelijkbare maatschappelijke problematieken hebben en proberen van elkaar te leren. Een goed voorbeeld daarvan is het City Rhythm project. Dat laat zien hoe een analyse van leefpatronen van wijkbewoners kan helpen bij beleid om de veiligheidsbeleving en sociale cohesie te vergroten. Den Haag, Helmond, Zaanstad, Amsterdam, Zoetermeer en Rotterdam waren betrokken bij het onderzoek.
In het kader van het City Rhythm project is in Den Haag gekeken naar de manier waarop nieuwe bewoners - zoals vluchtelingen - goed in een buurt kunnen worden opgevangen. Hier werden leefritmes geanalyseerd die de verschillende culturen gemeen hebben. Conclusie: interventies op het gebied van kinderen (samen buitenspelen, samen sporten en samen eten) hebben de meeste kans van slagen om mensen gemakkelijker te laten integreren in een buurt. Een ander voorbeeld speelt in Amsterdam, stadsdeel Zuidoost. Daar bleek dat alleenstaande moeders vaak geen gebruik maken van de diensten van het stadsdeel, omdat ze voortdurend moeten improviseren met hun dagindeling. Om dit probleem op te lossen zou het stadsdeel - met name de buurtkamers, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten - meer kunnen inspelen op het leefritme van deze alleenstaande moeders.
Miessen: ‘Tijdens het City Rhythm project is anderhalf jaar onderzoek gedaan naar ritmes van sociale thema’s in buurten. Op basis daarvan heeft de TU Delft een City Rhythm Data Model (CRDM) gemaakt. Het merendeel van de data daarvoor was afkomstig van het CBS. Het datamodel is nu gebruikt om het thema veiligheid in kaart te brengen, maar dit model heeft veel meer potentie.’ Het gebruik van CBS-data is volgens Miessen redelijk complex. ‘Niet voor niets is in het boek ‘City Rhythm, logboek of an exploration’ een heel hoofdstuk besteed aan het datamodel en de obstakels die de onderzoekers zijn tegengekomen bij het gebruik van de data. Het is daarom van groot belang dat studenten worden opgeleid om data goed te duiden. Dashboards kun je pas begrijpen als je de context kent.’ Miessen is dan ook een groot voorstander van het instellen van een leerstoel op het gebied van City Rhythm vanuit de gemeente Den Haag. De haalbaarheid hiervan wordt momenteel onderzocht. Daarnaast is ze van mening dat er nóg meer ingezet moet worden op standaardisatie van ICT, definities en organisaties. Ook wijst de programmamanager op de ethische aspecten rond het gebruik van data om maatschappelijke problemen in de stad op te lossen. ‘We hebben al veel goede stappen gezet, maar het blijft belangrijk om héél zorgvuldig met de data om te gaan om negatieve segmentering en profilering te voorkomen. Ons doel met het CBS Urban Data Center/Den Haag is immers responsible innovation.’
Wat is het CBS Urban Data Center/Den Haag?
De gemeente Den Haag en het CBS werken sinds september 2017 samen in een CBS Urban Data Center (UDC). Het doel: nog beter gebruik maken van beschikbare data en deze inzetten voor beleidsontwikkeling. Door verbanden te leggen tussen informatie van de gemeente en data van het CBS willen beide partijen oplossingen vinden voor maatschappelijke vraagstukken zoals armoede en veranderingen in de zorg. De gemeente Den Haag heeft al een aantal onderzoeken met het CBS gedaan. Het gezinsonderzoek inkomen is er een van.
Bron: CBS website
Deze digitale publicatie geeft een uitgebreid overzicht van de arbeidsmarkt in 2017.
Er wordt verslag gedaan van de recente ontwikkelingen op het gebied van armoede en levensomstandigheden in Nederland.
Deze rapportage schetst een beeld van de stand van zaken van de Beleidsinformatie Veilig Thuis, aan de hand van de resultaten per Veilig Thuis-regio over het 1e en 2e halfjaar van 2017.
Sinds 2015 verzamelt het CBS elk half jaar bij de Veilig Thuis organisaties (VT's) gegevens over kindermishandeling en huiselijk geweld, in het kader van de Beleidsinformatie Veilig Thuis.
De gegevensleveringen van de VT’s zijn onderling niet goed vergelijkbaar. Het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, de ministeries van VWS en JenV en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voeren een gezamenlijk verbetertraject uit om tegemoet te komen aan de behoefte aan vergelijkbare cijfers. Het CBS draagt hier aan bij, onder andere door de aangeleverde gegevens inzichtelijk te maken in deze rapportage. De rapportage richt zich qua doelgroep dan ook primair op de genoemde partijen. De rapportage dient altijd gezien te worden binnen de context van dit verbetertraject. Het wordt sterk afgeraden om de cijfers in deze rapportage buiten de context van dit verbetertraject te gebruiken.
De rapportage is samengesteld in opdracht van de ministeries van VWS en JenV en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Bron: website CBS
In deze rapportage presenteert het CBS de voorlopige cijfers over jeugdhulp in 2017.
In deze rapportage presenteert het CBS de voorlopige cijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2017.