Article

Vrouwelijke beeldend kunstenaars in Nederland

Arbeidsmarktpositie, carrièreverloop, representatie

Het jaarinkomen van vrouwelijke beeldend kunstenaars is 20 procent lager dan van mannelijke collega's, blijkt uit nieuw onderzoek van de Boekmanstichting in opdracht van het Niemeijer Fonds. De resultaten zijn op 28 maart 2024 overhandigd aan staatssecretaris Fleur Gräper van Cultuur en Media in het Mauritshuis in Den Haag.

Er wordt geregeld gesproken over de ondergeschoven positie van vrouwelijke beeldend kunstenaars. Maar wat is hier precies van waar, en dienen er wellicht nuances aangebracht te worden? Het onderzoekrapport “Vrouwelijke beeldend kunstenaars in Nederland: Arbeidsmarktpositie, carrièreverloop, representatie” laat met nieuwe cijfers een gedetailleerd beeld zien van de arbeidsmarktpositie, carrièreverloop en representatie van vrouwelijke beeldend kunstenaars.

“De cijfers laten zien dat de trend voorzichtig bemoedigend is, maar dat er nog een lange weg te gaan is naar volledige gelijkheid”, zegt Andrea Davina, directeur Niemeijer Fonds. “Met dit onderzoek willen we het debat over gelijkheid in de sector verder helpen. Ik nodig iedereen uit om op basis van de uitkomsten en aanbevelingen met elkaar in gesprek te gaan.”

Inkomensongelijkheid tussen beeldend kunstenaars

In Nederland studeerden tussen 2002 en 2022 jaarlijks gemiddeld 400 kunstenaars af aan autonome beeldende kunstopleidingen. Van dat totaal is 64 procent vrouw. Uiteindelijk kozen vrouwelijke beeldend kunstenaars vaker dan hun mannelijke collega’s voor een andere carrière. Van het totaal aantal personen dat tussen 2017 en 2022 werkzaam was als beeldend kunstenaars is namelijk 54 procent vrouw.

Vrouwelijke beeldend kunstenaars hadden tussen 2017-2021 gemiddeld een bruto jaarinkomen van 16.900 euro. Mannelijke beeldend kunstenaars hebben gemiddeld een bruto jaarinkomen van 20.200 euro. Dat is een verschil van bijna 20 procent. Een uitzondering is de leeftijdscategorie 35 tot 44 jaar, daar hadden vrouwen een hoger inkomen omdat zij dan vaker een tweede baan hebben.

De gemiddelde inkomensongelijkheid is wel kleiner in vergelijking met alle overige creatieve beroepen. Daar is het inkomensverschil van vrouwen 33 procent lager ten opzichte van mannen. Het gemiddeld inkomen van beeldend kunstenaars (18.500 euro bruto per jaar) lag tegelijkertijd fors lager dan bij andere creatieve beroepen (35.100 euro bruto per jaar).

Minder subsidie naar vrouwen

Als het gaat om het inkomen, dan hebben beeldend kunstenaars de mogelijkheid om zelfstandig subsidie aan te vragen bij diverse fondsen. Onderzoek naar drie subsidieregelingen van het Mondriaan Fonds laat zien dat 52 procent van het totaal gehonoreerde bedrag naar mannen gaat, 45 procent naar vrouwen en 3 procent naar non-binaire makers en anderen die geen gender invulden op hun aanvraagformulier.

Een verklaring is dat mannen vaker een aanvraag doen voor een regeling met een hoger vast subsidiebedrag. Mannen doen vaker een beroep op de regeling Kunstenaar Basis, waar vrouwen vaker inschrijven op de regeling Kunstenaar Start. Daarnaast vragen vrouwen gemiddeld iets minder geld als ze een aanvraag doen voor een projectsubsidie.

Kunstenaars komen ook in aanmerking voor kunstprijzen. De verdeling tussen het aantal vrouwelijke (54 procent) en mannelijke (43 procent) winnaars weerspiegelt de verhouding op de arbeidsmarkt. De overige 3 procent behelst een kunstenaarscollectief. Dezelfde genderverhouding geldt voor de samenstelling van de jury’s. Daarbij blijkt uit de analyse dat er nog geen non-binaire winnaars en juryleden zijn.

Ongelijke representatie

Er is de afgelopen jaren vooruitgang geboekt, zo blijkt uit het onderzoek. Sommige claims over de achtergestelde positie van vrouwen op de arbeidsmarkt kunnen worden genuanceerd. De Boekmanstichting constateert tegelijkertijd dat er nog steeds ongelijke kansen zijn tussen mannen en vrouwen in de beeldende kunstsector.

Met name op het gebied van representatie hebben vrouwen een achtergestelde positie. Het gaat dan onder andere over de samenstelling van de collectie en hoe deze werken worden gepresenteerd. Het is volgens de onderzoekers noodzakelijk om de genderverhouding in representatie op het niveau van museum, galerie, beurs en presentatie-instelling scherper in beeld te brengen.

De onderzoekers benadrukken in het rapport de verantwoordelijkheid van individuele instellingen om te meten. Ze wijzen daarbij specifiek op de rol van koepelorganisaties die het bereik en de middelen hebben om dit sectorbreed te monitoren. Voor deze gegevensverzameling zien de onderzoekers een taak weggelegd voor onder andere de Museumvereniging en de Nederlandse Galerie Associatie (NGA).

 

Colofon

Auteurs: Maxime van Haeren (Boekmanstichting) & Hannah Sweering (zelfstandig onderzoeker)
In samenwerking met: Hans Mariën (HTH Research)
In opdracht van: Stichting Niemeijer Fonds

Bron: Boekmanstichting

Additional info

Media

Documents