Het Jeugdfonds Sport & Cultuur Amsterdam (JFSCA) wil zoveel mogelijk kinderen – die het financieel moeilijk hebben thuis – helpen om mee te doen aan sport, cultuuractiviteiten en zwemles. Het fonds betaalt de contributie of het lesgeld voor kinderen & jongeren (0 t/m 17 jaar) uit gezinnen waar te weinig geld is om lid te worden van een club of vereniging. In het jaaroverzicht van 2023 meer over de activiteiten, werkwijze en de (financiële) cijfers van het JFSCA. Ook lees je over de waarde van het fonds door mooie verhalen van de kinderen, ouders en intermediairs. Voorwoorden door Touria Meliani (Wethouder Kunst en Cultuur) en Levi Heimans (Directeur JFSCA).
Met bijdragen van Annekatrien Gielkens, Annemieke Kling, Eveline Ypma, Inaaya Sadloe, Jannat, Sadloe, Jayla Richardson, Levi Heimans, Nisrine Hanjou, Susanne Thiel, Tahira Mehmood, Tenzing, Youdon, Touria Meliani en alle kinderen op de foto’s
Interviews en redactie Carla Kuipers, Elvira d’Agrella, Hannah Tans, Kim Stoutenbeek, Levi Heimans, Lisette Sijm
Vormgeving Mediamens BV
Jong, creatief, levendig: Cultuur is voor iedereen!
Deze clip is gemaakt door Jeugdfonds Sport en Cultuur Amsterdam en producent YVE Ent. in samenwerking met stadsdeel- en de jongeren uit Amsterdam Zuidoost.
Mensen hebben in Nederland geen gelijke toegang tot cultuur. Het aanbod van cultuur verschilt namelijk sterk per regio. Ook hebben kunstenaars of cultuurinstellingen nog niet overal gelijke kans op financiële ondersteuning. Uit het culturele en creatieve veld klinkt de roep om verandering.
De Raad voor Cultuur heeft daarom op verzoek van de staatssecretaris van Cultuur en Media op 26 januari het rapport ‘Toegang tot cultuur; op weg naar een nieuw bestel in 2029’ uitgebracht.
Met het rapport beoogt de raad om de overheidsfinanciering zo veel mogelijk te laten bijdragen aan een rijk cultureel leven voor iedereen in Nederland. Dit is belangrijk omdat cultuur kleur geeft aan het leven van mensen en omdat cultuurproductie, -beoefening en -beleving bijdragen aan de brede welvaart in Nederland.
De Raad voor Cultuur wil cultuur toegankelijker maken door:
Te zorgen voor voldoende cultuuraanbod in elke regio door de financiering evenwichtiger te verdelen over alle regio’s en hier extra geld voor uit te trekken. Nu verschilt per regio te veel welke culturele voorzieningen er zijn, wat daar is te zien, te horen, te beleven en welke mogelijkheden voor cultuurparticipatie er zijn. De cultureel sterke regio's worden steeds sterker, terwijl in andere regio's de kansen en voorzieningen juist afnemen.
Verbreden naar verschillende soorten makers, culturele organisaties en soorten cultuur. Delen van het culturele veld zijn nu nog ondervertegenwoordigd, bijvoorbeeld omdat de genres waarin ze werkzaam zijn, of de manier waarop ze werken of zich organiseren, niet in het huidige systeem passen.
Te werken aan de vitaliteit van de sector door cultuureducatie stevig te verankeren in en rond school, de financiering voor talentontwikkeling consistenter te maken en meer verbinding tot stand te brengen tussen amateurs en professionals.
Minder administratieve druk voor makers en culturele organisaties door de manier waarop zij moeten aanvragen en verantwoording afleggen, te verlichten.
Voorstellen voor verandering:
Kom tot een ‘Kaderwet cultuur’ en veranker daarin de zorg van het Rijk, provincies en gemeenten voor cultuur.
Breng de hele financiering vanuit de rijksoverheid onder bij 1 rijksfonds, met daarbinnen afdelingen met een provincie als werkgebied (en Caribisch Nederland) om alle regio’s vanuit cultuurbeleid aandacht te geven. De Raad voor Cultuur 'nieuwe stijl' zal dan niet meer adviseren over subsidieaanvragen, maar wel over de kaders en het beleid.
Hanteer brede begrippen van kunst en kwaliteit waarbij het bestaande aanbod wordt gekoesterd en het nieuwe wordt omarmd.
Verhoog het budget structureel met 200 miljoen euro per jaar.
Samen met de sector verder uitwerken In aanloop naar de invoering van een nieuw stelsel per 1 januari 2029 is nog veel uitwerking nodig. De raad adviseert de regering om de sector verder te betrekken en zo de creativiteit van makers en van culturele organisaties te benutten.
Kinderen in achterstandswijken die creatieve talenten hebben, worden vaak niet genoeg gezien en begrepen in de omgeving waar ze opgroeien. Het perspectief op ontwikkeling van hun nog prille talenten wordt belemmerd door beperkende sociale en culturele omstandigheden in hun directe leefomgeving. In dit onderzoek wordt gekeken op welke manier wij deze jongeren alsnog kunnen bereiken.
De Hogeschool van Amsterdam, in de vorm van het Centre of Expertise Urban Education, in samenwerking met Jongerencultuurfonds Amsterdam (JCFA) en The Beach heeft een kwalitatief onderzoek uitgevoerd met de hoofdvraag:
Hoe kan The Beach het bereik en de betekenis van kunst en cultuur bij jongeren uit de Wildenmanbuurt in Amsterdam Nieuw-West vergroten, waardoor zij kunnen participeren in het aanbod en de doorstroommogelijkheden in het kunst-en-cultuurdomein?
Deze vraag is opgesplitst in drie deelvragen: 1. Welke referentiekaders kunnen we onderscheiden met betrekking tot definiëring van kunst en cultuur? 2. Welke omgevingsfactoren en personen spelen een rol in deelname van jongeren aan ‘creatief maken’ en hun ontwikkeling in het proces van creatief maken? 3. Welke factoren (bijvoorbeeld ouders, scholen en andere wijkorganisaties) zijn van invloed op de doorstroom van jongeren in het kunst en cultuur domein?
In dit rapport worden het theoretisch kader, de onderzoeksopzet en -aanpak, resultaten, conclusies en aanbevelingen uiteengezet.
Bron: Marian Zandbergen, & Nesrien Abu Ghazaleh (2022). Kunst en cultuur voor iedereen mogelijk maken. Hogeschool van Amsterdam, Lectoraat Kansrijke Schoolloopbanen in een Diverse Stad.
Het is lang niet voor iedereen vanzelfsprekend om een podium of museum op 10 minuten fietsafstand te hebben –en daarmee kan er nog veel gesleuteld worden aan toegang tot kunst en cultuur voor iedereen. In deze aflevering neemt adviseur en belangenbehartiger Nicolle van Lith (Cultuurslagers) ons mee in de manieren waarop ze zich inzet voor makers en cultuur in de regio. Ze ziet hierin een kerntaak voor provincies, maar streeft het liefst naar éen overheid: een gedeelde verantwoordelijkheid met gemeentes en het Rijk. Ook spreekt ze over het Nederlandse subsidiebestel en in hoeverre dat houdbaar is: geïnstitutionaliseerde cultuur weet z’n weg te vinden –maar wanneer wordt het een vanzelfsprekendheid om ‘mensgerichte’ en minder-georganiseerde cultuur ook een plek te geven? En wat zegt dit over de belemmering van toegang tot cultuur in brede zin?
Bij wie zou jij het onderwerp van deze aflevering op de agenda willen zetten? Stuur deze aflevering naar ze door! Of heb je zelf een agendapunt dat je graag wilt inbrengen? Stuur een DM via instagram @boekmanstichting of mail naar activiteiten@boekman.nl
In deze podcast:
Hodan Warsame (Podcast host)
Nicolle van Lith (adviseur en belangenbehartiger Cultuurslagers)
MSc scriptie - Kunsteducatie en de veelkoppige draak Kansenongelijkheid
Janneke Berendsen onderzoekt voor de master kunsteducatie aan de AHK in hoeverre kunsteducatie kan bijdragen aan de bevordering van kansengelijkheid in het primair onderwijs.
Aanleiding voor dit literatuuronderzoek is de toenemende sociaaleconomische ongelijkheid in de Nederlandse samenleving en daardoor ontstane kansenongelijkheid binnen het primair onderwijs. Deze ongelijkheid heeft een grote uitwerking op het levensverloop van individuen maar ook op de samenleving. Wanneer mensen zich niet optimaal ontwikkelen gaat er immers talent verloren en blijft sociaaleconomische ongelijkheid in stand. Omdat in meerder onderzoeken naar voren is gekomen dat kunsteducatie bijdraagt aan de algemene ontwikkeling van kinderen (Hoekstra, 2020; Notten, 2020) is het daarom relevant te onderzoeken in hoeverre kunsteducatie kan bijdragen aan het bevorderen van kansengelijkheid in het primair onderwijs.
Berendsen concludeert dat de mechanismen die kansenongelijkheid in het primair onderwijs veroorzaken ook doorwerken binnen kunsteducatie. Kunsteducatie zal daarom kunnen bijdragen aan kansengelijkheid mits de werking van deze mechanismen wordt teruggedrongen. Om dit te bereiken moeten oude denkbeelden en patronen binnen kunsteducatie worden doorbroken en een nieuwe weg worden ingeslagen.
Vanuit de geraadpleegde onderzoeken komen de volgende strategieën naar voren om dit te bereiken:
Aansluiten bij de thuisomgeving van kinderen en daaruit voortkomende kennis en vaardigheden (Moll et al., 1992).
Aansluiten bij buitenschoolse kunstbeleving van kinderen (Haanstra, 2008; Heijnen & Bremmer, 2020)
School en thuisomgeving verbinden door middel van Leerecosystemen en Cultuurcoaches (Hoekstra, 2020; Lareau, 2015; Notten, 2020)
Dekolonisering van het curriculum (Banks 1993; Desai, 2017; Sions & Wolfgang, 2021)
Doceren vanuit een zelfbewuste open houding (Hooks, 1994)
Deze strategieën zijn slechts een beperkte selectie van de mogelijkheden om een radicale verandering binnen kunsteducatie te bewerkstelligen. Wat hieruit echter ontegenzeggelijk blijkt is dat er kansen liggen. Kansen om kunsteducatie de plek te laten zijn van verbinding en gelijkwaardige uitwisseling en op deze manier bij te dragen aan de ontwikkeling van íeder kind en zo, al is het in beperkte mate, bij te dragen aan kansengelijkheid binnen het primair onderwijs.
In dit literatuuronderzoek van Milena Boudinova staat de vraag of 'het gebruik van visuele storytelling (zoals film en andere vormen van populaire visuele cultuur) in het educatieproces de sociale verschillen in de samenleving kan helpen verkleinen' centraal. Te beginnen in het basisonderwijs, omdat dit een cruciale fase blijkt te zijn met inachtneming van het bovengenoemde advies van de leerkracht voor de verdere doorstroming van leerlingen in het vervolgonderwijs (CBS, 2019).
Boudinova concludeert met verschillende argumenten, die voorzichtig wijzen naar dat film wel degelijk een bijdrage kan leveren aan effectief leren voor alle leerlingen in het basisonderwijs en daarmee mogelijk kansenongelijkheid tegengaan. Als aanbeveling op basis van de gewonnen informatie in dit onderzoek kan in haar inziens nog meer gebruik worden gemaakt van films en andere media-uitingen om inhoud in de klas te ondersteunen en stof te geven voor analyse en reflectie door basisschoolleerlingen. Een belangrijke nuance, in het kader van het belang van lezen en taalontwikkeling voor alle leerlingen, is dat film als aanvulling op de leesstof moet dienen. Om het gelezen materiaal bijvoorbeeld een gezicht te geven en daarmee identificatie of betrokkenheid te creëren; of door middel van een meeslepende plot conceptbegrip van abstracte onderwerpen te vergroten (Reia-Baptista et al., 2014; Tan, 1991).
Haar conclusie onderschrijft de veronderstelling dat authentiek onderwijs met gebruik van populaire visuele cultuur, waaronder ook film gerekend, bevorderlijk kan zijn voor inclusiviteit in de klas en daarmee kansengelijkheid kan versterken.
Urban culture, en hiphopcultuur in het bijzonder, zijn sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw niet meer weg te denken uit het Nederlandse cultuurlandschap. Denk hierbij aan hiphopmuziek, graffiti, diverse dansvormen zoals breakdance en popping, spoken word, rap, dj’ing en beatbox. Recentelijk worden sporten zoals skating, BMX, freerunning, 3x3 basketbal, ook vaak in één adem genoemd met urban culture. Al deze cultuuruitingen hebben een grote reikwijdte onder jongeren, maar óók onder veertigplussers die opgegroeid zijn met hiphop. Toch zien we dit nog onvoldoende terug in de culturele basisinfrastructuur. Ook worden de kansen die urban arts bieden voor andere beleidsterreinen – zoals bijvoorbeeld jongerenbeleid en onderwijs – onvoldoende benut.
In dit position paper pleit de Hiphop Kenniskring* daarom voor structurele verankering van hiphop en urban culture in gemeentelijk, provinciaal en landelijk beleid. Leden van de Hiphop Kenniskring constateren dat het idee van veel beleidsmakers dat het ‘misschien wel goed is om iets met urban te doen’ op zich te waarderen valt, maar dat het vaak blijft hangen bij eenmalige incidenten en zonder dat het gebaseerd is op diepgaande kennis over de betekenis van hiphopcultuur. Erkenning en waardering van de cultuur kan op verschillende manieren: 1) Investeer in bruggenbouwers – mensen uit de hiphopscene die samenwerking tussengevestigde instellingen (gemeenten, fondsen, grotere culturele instellingen en welzijnsorganisaties) en meer grassroots organisaties kunnen stimuleren. 2) Benader de jeugd op een positieve manier en ga uit van mogelijkheden in plaats van problemen. Door urban culture een plaats te geven in het jongerenbeleid draag je bij aan het vergroten van veerkracht van jongeren. 3) Door onderwijs te baseren op hiphopwaarden en hiphop disciplines een plek te geven in het onderwijs creëer je binding van leerlingen, doe je een beroep op de competentie van leerlingen en geef je hen meer autonomie. 4) Onderzoek op welke andere manieren urban culture waardevol is voor jouw plaats: er zijn voorbeelden van stadsmarketing, sport, sociale binding in wijken, ondernemerschap… Van belang is daarbij dat je geloofwaardig blijft door in te spelen op het DNA van jouw plaats én de mensen om wie het gaat te laten meebeslissen.
Dit alles levert kansen op voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken als kansenongelijkheid, polarisatie en positieve identiteitsontwikkeling.
*De HipHop Kenniskring, gefaciliteerd door LKCA, is een netwerk bestaande uit professionals uit de hiphopscene en urban culture en onderzoekswereld werkzaam in heel Nederland. Zij komen een aantal keer per jaar bijeen om kennis te delen, ideeën te agenderen en elkaar te inspireren.
Contact naar aanleiding van dit position paper, bijvoorbeeld om sleutelpersonen in jouwregio te spreken? Neem dan contact op met Claudia Marinelli (claudiamarinelli@lkca.nl).
Theatervoorstelling als onderdeel van het curriculum van de ambtenaar
Op dinsdag 27 en woensdag 28 september bezochten 130 mensen de theatervoorstelling ‘Angry Young Men’ in het Frascati theater in Amsterdam. Zij waren hiervoor uitgenodigd door het RIEC Amsterdam-Amstelland, het Actiecentrum Veiligheid en Zorg en het Masterplan Amsterdam Zuidoost. De theatervoorstelling vertelt op indrukwekkende en interactieve wijze het verhaal van twee opgroeiende jongens en hun moeders. Zij groeien op in een kwetsbare wijk met moeders die hun best doen om hun zonen op het rechte pad te houden, maar ook niet kunnen voorkomen dat een criminele organisatie vat op een van hen krijgt.
Regisseur Floris van Delft en rapper Winne maakten deze voorstelling niet speciaal voor ambtenaren, maar toen Job van Beekhoven (hoofd van het RIEC - een informatie- en kenniscentrum gericht op het aanpakken van ondermijning en georganiseerde criminaliteit) Angry Young Man zag, herkende hij meteen de potentie om het toneelstuk in te zetten ter reflectie op thema's als sociale ongelijkheid, armoede en criminaliteit. En op deze manier reflecteren werkt, vertelde hij in het Parool (1-10-2022): "De reflectie op het systeem vind ik heel sterk. In een voorstelling komt dat zo veel harder binnen dan als je er alleen een lezing over houdt.”
"Kunstenaar Judith De Leeuw wilde wijzen op klassenongelijkheid en verborgen racisme in Nederland; actuele gebeurtenissen zoals Black Lives Matter, het etnisch profileren van de Belastingdienst, de zogeheten toeslagenaffaire, en de documentaireserie Klassen gaven verdere voeding voor het maken van het kunstwerk. De directe aanleiding van deze mural was het bureaucratische proces bij het aanvragen van vergunningen en fondsen waarin De Leeuw zelf belandde toen ze een mural wilde maken."
Diversity in bureaucracy op Kleine-Gartmanplantsoen, Amsterdam-Centrum (april 2021)
"De Leeuw: ‘Je ziet een ballerina die danst door een wervelwind van ambtelijke papieren. Het is een verwijzing naar de tijdrovende subsidieaanvraag voor de totstandkoming van dit werk en de ingewikkelde regelgeving die het je hier bijna onmogelijk maakt om ergens te komen als je niet minimaal een HBO-diploma op zak hebt. En zo staat het symbool voor de kansenongelijkheid in de stad. Voor de afstand tussen de Bijlmer en het centrum van Amsterdam. Ik woon zelf in Zuidoost en voel me daar compleet geïsoleerd van de rest van de stad. Maar dat geldt misschien nog wel meer voor anderen, zoals mijn buurvrouw en haar kind, die niet meer bij machte zijn die kloof te overbruggen. De mensen in het centrum van Amsterdam, de toeristen, die hebben daar geen weet van. Ik wilde een statement maken. Door dit zo groot op een muur te verbeelden, probeer ik die ongelijkheid zichtbaar te maken.
Kunst kent geen taal die je moet beheersen om het te kunnen begrijpen. Iedereen kan dit werk zien en zijn ideeën daarover hebben. Ik hoop dat de toeristen die hier uitgaan en Amsterdam kennen van de coffeeshops en de kroegen, straks dit schilderij zien en beseffen dat de stad ook een andere kant kent en dat ze zo een ander beeld krijgen van het leven hier. Een meer realistisch beeld. Het zou mooi zijn als er zo een gesprek op gang komt, zoals dat eerder gebeurde met een muurschildering die ik maakte in Rome voor de homorechtenbeweging in die stad. Dat kreeg veel aandacht. Om dat beeld ontstond discussie. Zoals dat met dit werk ook al het geval is. Er zijn mensen die het gewoon mooi vinden en anderen die zich afvragen waarom de afgebeelde ballerina in hemelsnaam een Surinaams meisje is. Positief en negatief. Kennelijk doet het iets. Zo moet het ook zijn. Ik wil dat het tot denken aanzet en dat er zo een gesprek op gang komt. En dat een muurschildering als deze uiteindelijk een trigger kan zijn tot verandering.’"
Wie lesmateriaal maakt voor kunst (algemeen) moet kiezen. Welke verhalen krijgen aandacht, welke kunstenaars licht je uit, welke vallen af? Geschiedschrijving is nooit neutraal. Steeds stellen we anders vragen aan het verleden. Dat maakt volgens de auteurs van lesmethode Bespiegeling het schrijven over kunst tot een uitdagend en interessant proces.
De inspiratiebron voor de recente productie van Pepijn Smit, artistiek leider van het sociaal geëngageerde PS | theater, is de documentaire Klassen. Na het zien van deze serie, gemaakt in Amsterdam Noord, waarin een aantal kinderen uit groep 8 wordt gevolgd, zette hij alle plannen opzij voor de ontwikkeling van Wij Zijn De Stad: een interactieve theatervoorstelling in de vorm van een gezelschapsspel. Zijn doel? Zo veel mogelijk mensen laten voelen wat kansongelijkheid is.
Ik mocht dit spel uitproberen samen met 19 deelnemers van het cluster Digitalisering, Informatie en Innovatie. Achterin de Kromhouthal vol geroezemoes te Amsterdam Noordoost belandde ik, met een fictief paspoort en persoonsgebonden dobbelsteen in de aanslag, op een soort van levensgroot ganzenbord. Aan het eind van de vijftig tegels stond een kleine, sappige chocoladetaart. Wie hem het eerst wist te bereiken mocht de taart verdelen.
Hardwerkende jongen met overgewicht
Om mijn nek hing het paspoort van Amir Youssef, een hardwerkende jongen met overgewicht uit een groot gezin met liefhebbende ouders, wonend in een achterstandswijk. Het feit dat hij een jongen was hielp hem in het spel vooruit. Dat zijn ouders bij elkaar waren en een eigen winkeltje hadden hielp ook.
Maar door zijn niet-westerse naam, slechtere gezondheid en achterstand op school hielden zijn kansen niet bepaald over. Na tien minuten spelen was er een aanzienlijk gat geslagen tussen de plek waar Amir stond, de middenmoters en – vertrouwd vooraan – een klein clubje rijkeluiskinderen met dubbele voornamen. Twee spelers waren er juist slechter aan toe dan Amir. Van de ene kon ik de naam niet lezen, op het plaatje van de ander stond Davina.
Net toen ik dacht dat het spel daarmee wel gespeeld zou zijn, gebeurden er dingen die ik niet zag aankomen. Zo raakte iemands koophuis onder water, verloor iemand zijn vaste inkomen en werd een derde beloond voor haar assertiviteit, om even later, door het lot bepaald, precies evenveel stappen in haar leven terug te moeten doen.
Wij Zijn De Stad bleek een weldoordachte productie waarin allerhande gebeurtenissen en beslismomenten in de vergelijking waren meegenomen. De achterstand waarmee iemand begint is nauwelijks in te halen, maar toch is er ruimte voor keuzes en fortuinlijke omstandigheden die op de wilskracht van een mens bijzondere uitwerkingen kunnen hebben. ‘Negen van de tien keer wint één van de personages die kansrijk geboren wordt’, zo legden projectleider Rian Evers en acteur Judith Schuur mij na afloop uit, ‘maar wat er tijdens het spel gebeurt en hoe dit wordt ervaren staat niet vast.’
Verwondering
Met Amir ging het langzaam beter. Hij kreeg hulp uit onverwachte hoek en begon aan een tweede opleiding. Hij vond werk, een huurhuis en een lief. Maar terwijl hij goed vooruit ging bemerkte ik een vreemd soort ongemak. Zijn kansarme lotgenoten raakten nog meer bij hem achterop en ik voelde me ineens onzeker over zijn verbeterde positie.
Dat ongemak sloeg om in ongeloof toen Amir door pure mazzel de positie wist in te nemen van Jan Joris. Daardoor kwam Amir helemaal vooraan te staan, slechts enkele tegels verwijderd van de taart. Jan Joris werd op zijn beurt flink op achterstand gezet. Dit kan niet kloppen, dacht ik: een type als Jan Joris kan toch amper verliezen, en voor Amir is deze sprong naar voren veel te groot. Dit was toch een spel over kansongelijkheid? Aan deze verrassende ontknoping kon ik niet zomaar geloof hechten.
Overtuigd van een weeffout in het spel zocht ik oogcontact met de spelleider, maar die was allesbehalve in verwarring. Misschien lag mijn verwondering over het feit dat Amir zover had kunnen komen gewoon aan mij. Toen ik daarover wat langer nadacht begon er klein venijnig lampje te branden in een donker en schaamtevol hoekje van mijn geest.
Eva Baaren werkt bij het Chief Science Office van de gemeente Amsterdam en is redacteur van openresearch.amsterdam. Ze omschrijft zichzelf als een 'redelijk kansrijke witte vrouw opgegroeid in een Gelders middenklassegezin'.