Landbouw in de stad heeft de toekomst! In deze visie van Wageningen UR op stedelijke ontwikkeling wordt recht gedaan aan ‘People, Planet & Profit’: het biedt zowel stad als platteland een duurzame oplossing voor de problematiek rond stedelijke ontwikkeling.
Nieuwe kijk op stedelijke ontwikkeling
De gemeente Almere staat open voor de mogelijkheden die stadslandbouw biedt. Samen met stakeholders en Wageningen UR werkt Almere aan een stadsuitbreidingsplan voor een innovatieve woon- werk- en leefomgeving waarin landbouw en stad met elkaar verbonden zijn.
Perspectief voor iedereen
In Agromere, de naam van de virtuele wijk, zijn de kansen en voordelen van deze integratie nieuwe stijl uitgewerkt. Stad en platteland lopen in elkaar over met perspectief voor alle partijen. Voor de stedeling in het aanbod van naschoolse opvang, zorg en recreatie op de boerderij, een groenere woonomgeving en dagverse producten met minder ‘voedselkilometers’ (dus minder belastend voor het milieu). Voor de landbouwsector betekent het onder andere een hechte band met de stedeling, betrokkenheid bij gebiedsontwikkeling en daardoor meer kans op continuïteit in de bedrijfvoering.
Aan de slag
Het enthousiasme bij gemeente en stakeholders is groot. Almere heeft in 2009 haar Concept Structuurvisie (Almere 2.0) vastgelegd dat stadslandbouw een van de dragers wordt van het te ontwikkelen Almere Oosterwold aan de Noordoostkant van de stad. Januari 2010 heeft het Rijk groen licht gegeven voor de uitwerking van deze Structuurvisie. De gemeente verkent momenteel welke vervolgstappen nodig zijn om te komen tot de gewenste ontwikkeling van Almere Oosterwold.
MSc Thesis UvA - Kleinschalige landbouwprojecten in Amsterdam Nieuw-West
In dit onderzoek wordt ingespeeld op het vraagstuk in hoeverre buurttuinen (stedelijke landbouwprojecten) bijdragen aan het creëren van sociaal kapitaal onder buurtbewoners in de Wijsgerenbuurt. Dit vraagstuk is gebaseerd op bestaand onderzoek naar buurttuinen waarin naar voren komt dat buurttuinen kunnen bijdragen aan het sociaal kapitaal van de tuinders en de sociale cohesie in een buurt.
In de bestaande literatuur wordt door enkele auteurs gesteld dat buurtbewoners een groter sociaal kapitaal krijgen als gevolg van deelname aan een buurttuinen. Andere auteurs zijn hier sceptischer over. Eerder onderzoek heeft ook laten zien dat buurtbewoners die deelnemen aan een stedelijk landbouwproject, zoals een buurttuin, elkaar beter kunnen leren kennen, meer onderling vertrouwen kunnen creëren en bereid zijn om andere buurtbewoners te helpen. In dit onderzoek ligt de nadruk op het concept sociaal kapitaal. Door de complexiteit van het concept is in dit onderzoek om het concept van de grond af aan op te bouwen waarbij is gekeken naar verschillende raakvlakken tussen een aantal bestaande definities. In dit onderzoek zal sociaal kapitaal gemeten worden aan de hand van drie aspecten:
(1) sociale netwerken, (2) vertrouwen en (3) wederkerigheid.
Door een gebrek aan onderzoek naar ervaringen van buurtbewoners die niet betrokken zijn bij een aanwezige buurttuin, is in dit onderzoek een vergelijking gemaakt tussen de deelnemers van een buurttuin (‘tuinders’) en de omwonenden van een buurttuin (‘omwonenden’).
De volgende hoofdvraag staat centraal in dit onderzoek: Op welke manier(en) draagt de aanwezigheid van de buurttuinen in de Wijsgerenbuurt , Amsterdam Nieuw--‐West, bij aan het creëren van sociaal kapitaal in de buurt? En is er een verschil in creatie van sociaal kapitaal waar te nemen tussen de tuinders en de omwonenden van de buurttuinen? Dit onderzoek betreft een kwalitatieve case studie die is uitgevoerd in de Wijsgerenbuurt te Amsterdam. Recentelijk zijn in deze buurt twee identieke buurttuinen gevestigd die zijn ontstaan vanuit de wens van de buurtbewoners. Aan de hand van interviews en observaties is getracht een goed inzicht te krijgen tussen de ervaringen van tuinders en omwonenden over de aanwezigheid van de buurttuinen en de onderwerpen ‘sociale netwerken’, ‘vertrouwen’ en ‘wederkerigheid’.
Zo is in dit onderzoek gekeken hoe de buurttuinen in de Wijsgerenbuurt worden gebruikt en door wie de buurttuinen worden gebruikt. Op deze manier kan er dieper worden ingespeeld op de vragen wie er gebruik maken van een buurttuinen. In beide tuinen is er sprake van een vaste groep tuinders. Iedere tuinder bezit een eigen stukje moestuin waar men jaarlijks contributie voor betaald. Doordat alle tuinders bewoners zijn van de Wijsgerenbuurt, is het mogelijk om te kijken wat de invloed is van de buurttuinen op de bewoners en de buurt.
De Wijsgerenbuurt kan bestempeld worden als een naoorlogse buurt. Tot op heden zijn alle woningen en de grond in bezit van woningcorporatie Ymere. De bevolking van de Wijsgerenbuurt is divers, waarbij de bewoners van Marokkaanse afkomst het dominants aanwezig zijn, gevolgd door bewoners van Nederlandse en Turkse afkomst. Dit zorgt dat bewoners uit de Wijsgerenbuurt geregeld in contact staan met bewoners met een andere afkomst. Uit het onderzoek is een aantal belangrijke resultaten naar voren gekomen.
Op de eerste plaats functioneren de buurttuinen als een plek om te tuinieren. De tuinders zijn het meest frequent aanwezig in de buurttuinen en komen hier voornamelijk om te tuinieren. Daarnaast functioneren de tuinen ook als een ontmoetingsplek voor de tuinders. Naast het tuinieren hebben de tuinders geregeld contact met elkaar in de tuinen. De buurttuinen zijn beide vrij toegankelijk voor alle bewoners en er zijn picknicktafels aanwezig waar de tuinders en de omwonenden gebruik van kunnen maken. Het onderzoek laat zien dat dit ook het geval is. Op deze manier functioneren de buurttuinen ook als een ontmoetingsplaats voor omwonenden.
De resultaten laten zien dat het voornamelijk de tuinders zijn die ‘profiteren’ van de aanwezigheid van de buurttuinen. Zij creëren door deelname aan de buurttuinen meer sociaal kapitaal (zowel bonding als bridging). Het merendeel van de tuinders ervaart een groter sociaal netwerk, is meer vertrouwd met medetuinders en buurtbewoners en door deelname aan de buurttuin ligt de drempel lager om medetuinders om hulp te vragen. Door de etnische diversiteit onder de tuinders hebben de tuinders geregeld contact met medetuinders met een andere afkomst.
Dit contact blijft echter beperkt door een taalbarrière onder een gedeelte van de tuinders. In vergelijking met de tuinders, profiteren de omwonenden in mindere mate van de buurttuinen. De resultaten uit de interviews laten zien dat het merendeel van de omwonenden geen binding heeft met de tuinen en daarnaast ook niet geïnteresseerd is in de tuinen. Observaties daarentegen laten zien dat de buurttuinen wel degelijk worden gebruikt door de omwonenden. Toch laat dit onderzoek zien dat omwonenden minder sociaal kapitaal creëren dan de tuinders.
Thomas Hartog
Masterthesis Universiteit van Amsterdam
Faculteit Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
Voedselbos Amsterdam Zuidoost (VBAZO) is een gebied van 55 hectare, gelegen in de K-buurt van Amsterdam Bijlmermeer, waar een groep actieve bewoners werkt aan ontwerp, uitvoering en beheer van een voedselbos. Met leeftijden van de leden die variëren van 26 tot 82 jaar, is de diversiteit van de groep representatief voor de buurt. Samen vormt de groep een ‘community of practice’,1 of praktijkgemeenschap (PG) met een breed scala aan kennis en talenten aangaande de vele deelonderwerpen die met het voedselbos te maken hebben, zoals permacultuur, agroecologie, regeneratieve landbouw, techniek, tuinieren, stedelijk groenbeheer, naaien, koken of voedsel inmaken.
Wat is een voedselbos?
Voedselbossen zijn de oudste vorm van landbouw, die met name in het Zuidelijk Halfrond nog veel wordt gepraktiseerd. Een aangelegd voedselbos reproduceert openingen in het bos en bosranden, waar de meeste biodiversiteit te vinden is. Plant-technisch gezien bestaat een voedselbos uit 7 aangeplante lagen: hoge bomen, lagere bomen, struiken/heesters, klimplanten, kruidlaag, bodembedekkers en knollen/bollen. Sommigen voegen een aparte ondergrondse fungi-laag, en waterschappen toe aan deze lijst en op 9 lagen uit. Een voedselbos is parkachtig en zeer geschikt voor de stedelijke openbare ruimte.
Een voedselbos is een tijdsopname in een ecologischesuccessie, dat wil zeggen dat in plaats van de natuur haar gang te laten gaan waardoor een dicht, donker bos zou ontstaan, een specifieke ontwikkelingsfase door middel van beheer in stand gehouden wordt. Na de initiële studie- en implementatieperiode heeft een voedselbos overigens relatief weinig onderhoud nodig.
De gemeente Amsterdam en haar inwoners streven naar een groenere stad en een gezondere leefomgeving. Agrarische voedselbossen verschijnen door heel het land, maar ook in Amsterdam zijn de afgelopen jaren meerdere voedselbosinitiatieven ontwikkeld. De interesse naar voedselbossen is flink toegenomen door de groeiende belangstelling voor en urgentie van natuur en een natuurlijke vorm van voedselproductie. Een voedselbos is een ontworpen systeem om een natuurlijke bosstructuur te ontwikkelen met meerdere vegetatielagen, gedomineerd door houtachtige planten. Kenmerkend voor een voedselbos is de hoge biodiversiteit aan flora en fauna en een hoge bodemkwaliteit. Zo ontstaat er een rijk, robuust en zelfvoorzienend ecosysteem. Een voedselbos heeft naast deze hoge natuurwaarde ook andere veelzijdige waardes op het gebied van klimaat, voedsel en sociaal. Dit rapport biedt een startpunt en een eerste overzicht van de veelzijdigheid en complexiteit van het thema voedselbossen in een stedelijke omgeving.
Gemeente Amsterdam en Wageningen University & Research Jaëla Arian Master Biology – Conservation and Systems Ecology Begeleiding Geertje Wijten Ruimte & Duurzaamheid - Gemeente Amsterdam Madelon Lohbeck Forest Ecology and Forest Management - Wageningen University & Research
In dit onderzoek hebben we een aantal kwetsbaarheden bij buurtmoestuinen geduid. Van daaruit hebben we een voorstel voor ondersteuning geformuleerd dat moet bijdragen aan robuustere buurtmoestuinen. In de praktijk blijkt het namelijk vaak lastig om met het volwassener worden van een initiatief het ‘moeten’ (de noodzakelijke organisatorische taken) in balans te houden met het ‘willen’ (de hobby, het tuinieren).
In dit onderzoek hebben we een aantal kwetsbaarheden bij buurtmoestuinen geduid. Van daaruit hebben we een voorstel voor ondersteuning geformuleerd dat moet bijdragen aan robuustere buurtmoestuinen. In de praktijk blijkt het namelijk vaak lastig om met het volwassener worden van een initiatief het ‘moeten’ (de noodzakelijke organisatorische taken) in balans te houden met het ‘willen’ (de hobby, het tuinieren).
Het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid (IVN) en NatuurSUPER hebben de afgelopen tien jaar veel opstartende buurtmoestuinen ondersteund. Ze zien dat veel buurtmoestuinen bezig zijn de volgende stap te maken in hun ontwikkeling. Met deze stap komen (mogelijk) nieuwe vragen naar boven. Wat is er nodig om het initiatief op lange termijn te behouden en of uit te bouwen (draagvlak, vrijwilligers, verdienmodellen, netwerken, samenwerking, etc.)? En wat kan eventueel de rol zijn voor IVN, NatuurSUPER of anderen? In overleg met IVN en NatuurSUPER zijn daarom drie onderzoeksvragen geformuleerd:
1. Hoe ontwikkelen buurtmoestuinen zich na de opstartfase?
2. Hebben buurtmoestuinen behoefte aan ondersteuning tijdens hun doorontwikkeling en zo ja bij welke vragen is dan behoefte aan ondersteuning?
3. Wat kan de rol van IVN, NatuurSUPER en andere partijen zijn bij een aantal concrete vragen m.b.t. ondersteuning?
De focus van het onderzoek is het inventariseren van de (ontwikkel)behoeften van buurtmoestuinen die de opstartfase voorbij zijn. Aan de hand van een opdeling in drie fasen (opstart, doorgroei, continuïteit) is getracht de ontwikkeling van de tuinen, die onderdeel waren van de casestudies, te duiden. De buurtmoestuinen zijn verschillend gestart, hebben met veel energie mooie dingen bereikt en staan allemaal na een aantal jaar ergens anders. De ontwikkelfasen zijn vervolgens afgezet tegen de mate van kwetsbaarheid van de tuinen. Hoe groter de kwetsbaarheid van een buurtmoestuin des te groter is de kans dat de tuin binnen afzienbare tijd stopt. Alle onderzochte tuinen lijken een zekere kwetsbaarheid te hebben. De onderzoekers komen tot vier belangrijke thema’s: leiderschap, financiën, locatie en tijd. Elk van deze thema’s kan bij disfunctioneren op zichzelf al leiden tot het beëindigen van een buurtmoestuin.
Buurtmoestuinen hebben kennis nodig die zich richt op het vergroten van de robuustheid van de tuinen door in de start, doorgroei- en continuïteit fase kennis te ontwikkelen, te delen, over te dragen of kennisvragers te verbinden met experts op de thema’s leiderschap, financiën, locatie en tijd. Tevens komt naar voren dat (bestuurs)leden van buurtmoestuinen weinig tijd hebben voor kennisuitwisseling. Ook zitten ze veel met dezelfde vragen. Dan heeft het oprichten van een netwerk weinig zin. ‘Halen’ en ‘brengen’ van kennis moet in zo’n netwerk enigszins in evenwicht zijn en dat lijkt hier niet het geval. Een alternatief is dan een (digitale) helpdesk in combinatie met een toolbox. Deze helpdesk en toolbox zullen moeten worden gemaakt en beheerd. Een aantal organisaties kan dit gezamenlijk oppakken. Een goede combinatie zou kunnen zijn: AVVN (gericht op volkstuinen, niet specifiek op buurtmoestuinen), IVN (gericht op natuureducatie, niet specifiek op de continuïteit van buurtmoestuinen) en NatuurSUPER (gericht op opstart en ondersteuning van buurtmoestuinen).
Wereldwijd neemt de urbanisatie toe. Om de groeiende stadsbevolking te voorzien van verse groenten, doen Wageningse tuinbouwspecialisten onderzoek naar verticale landbouw. Daarbij worden jaarrond gewassen in lagen boven elkaar geteeld in gebouwen, met ledlicht. Het land- en watergebruik daalt enorm. Pesticiden en verre transporten zijn verleden tijd. De onderzoekers kijken hoe verticale landbouw energiezuiniger kan, en de groenten nog voedzamer en smaakvoller. Goed idee, een tomatenflat?
Wereldwijd neemt de urbanisatie toe.Om de groeiende stadsbevolking te voorzien van verse groenten, doen Wageningse tuinbouwspecialisten onderzoek naar verticale landbouw. Daarbij worden jaarrond gewassen in lagen boven elkaar geteeld in gebouwen, met ledlicht. Het land- en watergebruik daalt enorm. Pesticiden en verre transporten zijn verleden tijd. De onderzoekers kijken hoe verticale landbouw energiezuiniger kan, en de groenten nog voedzamer en smaakvoller. Goed idee, een tomatenflat?
Verticale landbouw vindt plaats in gebouwen. De gewassen worden in meerdere lagen bovenop elkaar verbouwd. “Op een grondoppervlakte van ongeveer een voetbalveld kun je in een hoog gebouw genoeg groente telen voor 100.000 mensen die elk dagelijks 250 gram groente eten.
Je hebt volledige controle over het productieproces, waardoor je niet afhankelijk bent van het weer, de temperatuur, het daglicht en het jaargetijde. Daardoor isverticale landbouwoveral mogelijk. Ook in onvruchtbare gebieden, in de woestijn of op Mars”, vertelt Leo Marcelis, hoogleraar Tuinbouw.
De wereldbevolking groeit en klontert steeds meer samen in stedelijke omgevingen. Tegelijkertijd raken er meer mensen ondervoed door een eenzijdig dieet, of overvoed door te veel ongezond eten. Het is dus zaak om gezond en vers voedsel te produceren, liefst in de steden zelf. Daar leent verticale landbouw zich uitstekend voor. “Verticale landbouw zal geen voedseltekorten oplossen. Het leent zich niet voor de productie van rijst en granen. Maar wel voor gezonde verse groenten, boordevol vezels en vitamine C, en geteeld zonder verontreiniging door pesticiden of schadelijke micro-organismen. Dat maakt verticale landbouw wel een van de oplossingsrichtingen in het wereldvoedselvraagstuk”, aldus Marcelis.
Duurzaam en gezond
Verticaal geteelde groenten kunnen met fors minder water toe. “We kunnen al het water recyclen en het meeste water dat de planten verdampen terugwinnen. Daardoor is er voor de teelt van een kilo tomaten in totaal slechts 2 tot 4 liter water nodig, terwijl we daarvoor in een Nederlandse kas 17 liter water gebruiken en voor teelt in de grond in bijvoorbeeld Zuid-Europa in theorie minimaal 60 liter en in de praktijk vaak al gauw 200 liter”, zegt Marcelis. In het gesloten teeltsysteem blijven voedingsstoffen zoals nitraten en fosfaten eveneens behouden, terwijl ze bij buitenteelt in de bodem en het grond- en oppervlaktewater terecht komen.
Ook het gebruik van pesticiden is verleden tijd, benadrukt de hoogleraar. “Door een hoge hygiëne te waarborgen kan worden voorkomen dat beestjes en ziekten het gebouw mee in komen met werknemers, materialen, zaden of lucht.” Dat de groenten onbespoten zijn, is goed voor de gezondheid, het milieu en het behoud van planten- en diersoorten. Bovendien zijn er dankzij de lokale productie geen verre transporten nodig, waardoor de CO2-voetafdruk voor transport klein blijft.
Felroze licht
De groenten worden zonder daglicht in verdiepingen geteeld met behulp van speciale ledlampen, die vaak paars of felroze licht uitstralen. “Fotosynthese in planten is het meest efficiënt in rood licht, maar er moet wel een beetje blauw bij”, legt Marcelis uit. Soms wordt ook wel wit licht gebruikt. Maar welke kleur het licht ook heeft, de planten baden er niet altijd in. “Net als dieren hebben planten ook een 24-uurs cyclus, met een dag en een nacht.”
Is ledlicht wel gezond voor planten, er gaat toch niks boven zonlicht? Die vraag krijgt Marcelis regelmatig. “Als we de hoeveelheid, kleur en duur van het licht, de hoeveelheid water en de temperatuur en samenstelling van de lucht heel precies afstemmen, kunnen we de gewassen veel meer voedingswaarde geven. Daar ben ik absoluut van overtuigd; er zijn al bewijzen dat deze factoren de voedingswaarde beïnvloeden. Daarnaast kunnen we ook de smaak en houdbaarheid verbeteren.”
Energiegebruik
Toch heeft verticale landbouw ook nadelen, en dat zit hem vooral in het relatief hoge energiegebruik. “Ook al zijn ledlampen zuinig, dan nog zit een kwart van de kosten in het energiegebruik. Wanneer je daar fors op kunt bezuinigen, wordt de investering beter betaalbaar”, zegt Marcelis. Samen met collega’s bestudeert hij mogelijkheden om het energiegebruik terug te dringen. “We willen zorgen dat het licht efficiënter wordt benut door de plant. Als we de temperatuur, luchtvochtigheid, concentratie koolzuurgas en beschikbaarheid van water en meststoffen optimaliseren en de optimale intensiteit en kleur van het licht voor elk moment van de dag kunnen bepalen, kunnen we per eenheid licht veel meer produceren”, zegt Marcelis. Daarnaast wil hij de efficiëntie van de klimaattechniek verbeteren. De gewassen zelf kunnen ook worden verbeterd. De huidige gewassen zijn veredeld voor de buitenteelt en de kassenteelt. “We kunnen ook gewassen veredelen voor deze omstandigheden, maar dat is wel een zaak van lange adem. Met veredeling ben je zo tien jaar verder.” En tenslotte kunnen ook de gebouwen energiezuiniger worden gemaakt, bijvoorbeeld door het licht, dat wordt omgezet in warmte, te benutten voor de verwarming van huizen en kantoren.
Vooroplopen
Aan het Wageningseonderzoek naar verticale landbouwheeft de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)5 miljoen euro toegekend. “Onze glastuinbouwsector is leidend en heeft veel techniek en kennis in huis, die Nederland wereldwijd exporteert, ook op het gebied van verticale landbouw. Daarom is het belangrijk dat we voorop blijven lopen”, verklaart Marcelis.
In Nederland is kassenteelt heel efficiënt en dus veel goedkoper danverticale landbouw. In veel plaatsen in de wereld is het ’s winters echter te koud of ’s zomers te heet om het hele jaar groenten te kunnen blijven verbouwen. En soms is er domweg te weinig land beschikbaar, bijvoorbeeld in de stadstaat Singapore. Singapore, maar ook de VS, landen uit het Midden Oosten en Japan zijn geïnteresseerd in verticale landbouw, vertelt de hoogleraar. “In Japan is voedselveiligheid heel belangrijk geworden sinds dekernramp van Fukushima, en verticale landbouw is heel veilig”, licht Marcelis toe.
Aansprekend
Hoe economisch rendabelverticale landbouw in de toekomstwordt, is nog moeilijk te voorspellen. “Het is allemaal nog heel nieuw en moet zich nog bewijzen.” Toch hebben investeringsmaatschappijen en bedrijven als Google, Amazon en IKEA al honderden miljoenen euro’s in verticale landbouw geïnvesteerd, vervolgt Marcelis. Ookin Europa groeit de interesse en het aantal bedrijvendat zich richt op verticale landbouw. En de consument? “Tien jaar geleden ontmoette het idee nog vrij veel negatieve emoties. Dat is nu anders; jongere generaties zijn meer met techniek opgegroeid. Verticale landbouw spreekt steeds meer consumenten aan.”
De presentatie behandelt het concept van wisselborders, gebaseerd op negentiende-eeuwse perkprincipes, gericht op de realisatie van een eetbare tuin. Dit concept omvat het gebruik van alle eenjarige planten die volledig eetbaar zijn, inclusief alle wisselvakken, plantenbakken en inboet-borders, met een assortiment van meer dan 28.000 planten en 220 verschillende soorten. De variëteit omvat groenten, kruiden en bloemen.
Het doel van dit initiatief is het mogelijk maken van kruidenplukken door dierverzorgers in Artis, waarbij bij de wisseling naar bloembollen alle planten naar het dienstencentrum worden verplaatst om vervolgens gedroogd en ingevroren te worden als voedsel voor de winter, waardoor er geen afval ontstaat.
De implementatie van wisselborders vindt plaats op verschillende afdelingen binnen Artis, waaronder de Papegaaienlaan, Apenhuis, Vogelhuis, Apenrots, Gibboneiland, Micropia, Zebraveld, Bokkenrots, Pampa, Voormalig Aldebraveld, Reptielenhuis, Kleine Zoogdierenhuis, Palmentuin, Lemurenland, Chimpansees, Gorilla's, Aldebra's, Insectarium, Fazanterie, Aquariumveld en Aquarium, met speciale aandacht voor dierverrijking.
De oogst van de wisselborders wordt gedroogd voor invriezen, wat resulteert in een wintertuinvoorraad. De presentatie eindigt met een uitnodiging voor vragen.
bronvermelding: Presentatie door Ton Hilhorst (ontwerper tuin, Artis) over eetbare plantsoenen in Artis
Sowing Seeds for Healthier Diets: Children's Perspectives on School Gardening
School gardening programmes are among the most promising interventions to improve children's vegetable intake. Yet, low vegetable intake among children remains a persistent public health challenge. This study aimed to explore children's perspectives, experiences, and motivations concerning school gardening in order to better understand and increase its potential for health promotion.
School gardening programmes are among the most promising interventions to improve children's vegetable intake. Yet, low vegetable intake among children remains a persistent public health challenge. This study aimed to explore children's perspectives, experiences, and motivations concerning school gardening in order to better understand and increase its potential for health promotion. Using participant observation and semi-structured interviews, we provided 45 primary schoolchildren (9-10 years) from Amsterdam, who participated in a comprehensive year-round school gardening programme, the opportunity to share their experiences and ideas on school gardening. Children particularly expressed enjoyment of the outdoor gardening portion of the programme as it enabled them to be physically active and independently nurture their gardens. Harvesting was the children's favourite activity, followed by planting and sowing. In contrast, insufficient gardening time and long explanations or instructions were especially disliked. Experiencing fun and enjoyment appeared to play a vital role in children's motivation to actively participate. Children's suggestions for programme improvements included more autonomy and opportunities for experimentation, and competition elements to increase fun and variety. Our results indicate that gaining insight into children's perspectives allows matching school gardening programmes more to children's wishes and expectations, thereby potentially enhancing their intrinsic motivation for gardening and vegetable consumption.
Source: Nury, E., Sarti, A., Dijkstra, C., Seidell, J. C., & Dedding, C. (2017).Sowing Seeds for Healthier Diets: Children's Perspectives on School Gardening.International Journal of Environmental Research and Public Health,14(7), [688].https://doi.org/10.3390/ijerph14070688