Auteur: Ernst Hirsh Ballin - Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)
Deze publicatie is afkomstig van de website van de WRR.
Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de WRR schreef prof. dr. Ernst Hirsch Ballin het essay Tijd en ruimte voor beleid: Vooruitzichten voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid na een halve eeuw van politieke getijdewisselingen. In het essay analyseert Hirsch Ballin vijftig jaar lange termijn advisering door de WRR, mede in het licht van relevante politieke veranderingen. Aan de hand van deze analyse kijkt hij vervolgens vooruit. Gegeven de grote maatschappelijke vraagstukken waar Nederland de komende jaren voor staat is op wetenschap gebaseerde beleidsadvisering wezenlijk voor goed regeringsbeleid, ook waar het de langere termijn aangaat. En in tijden waar vooral de werkelijkheid van alledag leidend is, mag een kennisinfrastructuur gericht op de lange termijn niet ontbreken.
Auteur: Ernst Hirsh Ballin - Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)
Deze publicatie is afkomstig van de website van de WRR.
Dit memo bespreekt vijf grote thema’s waar belangrijke politieke keuzes voorliggen. Per thema geven we kort de ontwikke lingen weer, laten we zien hoe het thema samenhangt met andere maatschappelijke uitdagingen, reflecteren we op de aannames in het beleid en formuleren we een agenda. De memo is opgesteld aan de hand van lopende en reeds afgeronde adviestrajecten van de Wetenschappelijke Raad Regeringsbeleid.
De vijf thema's waar keuzes voorliggen:
1) Brede veiligheid en vergrijzende wereld
2) Digitalisering en democratie
3) Economie en publieke belangen
4) Veerkrachtige en rechtvaardige samenleving
5) Betrouwbare overheid
Rechtvaardigheid moet, net als doelmatigheid en rechtmatigheid, een belangrijke pijler zijn van het Nederlandse klimaatbeleid. Het klimaat en het klimaatbeleid zullen de komende decennia veranderen. Niet alleen moet de CO2-uitstoot in 2050 teruggebracht zijn tot netto nul, ook zal Nederland steeds meer te maken krijgen met een stijgende zeespiegel en extreem weer. Deze opgaven gaan gepaard met hoge kosten. Als de verdeling van deze klimaatkosten niet als rechtvaardig wordt ervaren, dan komt het draagvlak voor het klimaatbeleid onder druk. In het rapport Rechtvaardigheid in klimaatbeleid. Over de verdeling van klimaatkosten doet de WRR daarom drie aanbevelingen: (1) Verbreed het debat en behandel het klimaatbeleid als een verdelingsvraagstuk. (2) Veranker de aandacht voor rechtvaardigheid in het beleidsproces door verdelingsbeginselen stelselmatig en vroegtijdig expliciet te maken. (3) Zorg voor institutionele borging en toetsing van de aandacht voor een rechtvaardige verdeling van klimaatkosten.
Het rapport gaat over de verdeling van de kosten van het klimaatbeleid. Met klimaatbeleid bedoelt de WRR drie opgaven:
De kosten die gepaard gaan met mitigatie, adaptatie en klimaatschade schaart de WRR onder de noemer “klimaatkosten". Als klimaatkosten niet rechtvaardig worden verdeeld, dan heeft dat negatieve gevolgen hebben voor het draagvlak voor klimaatbeleid. Daarom is het belangrijk om een rechtvaardige verdeling van die kosten een centrale plaats te geven in het klimaatbeleid.
De WRR onderzoekt op welke manieren klimaatkosten op een rechtvaardige wijze verdeeld kunnen worden. Wij onderscheiden tien verdelingsprincipes zoals ‘de vervuiler betaalt’, een verdeling naar draagkracht of ‘de verduurzamer verdient’. Aan de hand van vier case studies komen we in het rapport tot de conclusie dat het verdelingsvraagstuk in klimaatbeleid vaak niet expliciet aan bod komt bij beleidsontwikkeling. Daardoor blijft onduidelijk voor welk verdelingsprincipe is gekozen, en waarom die keuze is gemaakt. Daarnaast heeft de WRR een onderzoek laten uitvoeren door I&O Research onder ruim 2.300 burgers. Dat onderzoek liet zien dat burgers een eerlijke verdeling van klimaatkosten belangrijker vinden dan een zo groot mogelijke reductie van CO2-uitstoot. Ook liet het onderzoek dat het afhangt van de concrete klimaatmaatregel welk verdelingsprincipe burgers het meest rechtvaardig vinden.
In deze podcast bespreken Raadslid Suzanne Hulscher en projectcoördinatoren Annick de Vries en Gijsbert Werner het belang van een rechtvaardige verdeling van klimaatkosten, en lichten zij toe hoe dat in het beleid centraal gesteld kan worden.
Auteurs: Suzanne Hulscher, Mark Bovens, Annick de Vries,
Gijsbert Werner, Victor Toom & Elsenoor Wijlhuizen.
Bron: WRR
De overheid moet bij het maken en uitvoeren van beleid meer inzetten op het vergroten van de grip van burgers. Burgers moeten zoveel mogelijk kunnen beschikken over de middelen, mogelijkheden en rechten om hun levensdoelen te kunnen realiseren. Wanneer mensen onvoldoende grip op hun leven ervaren, kan dat leiden tot meer gezondheidsproblemen, eerder overlijden, meer maatschappelijk onbehagen, en mogelijk zelfs complotdenken. Dat schrijft de WRR in het rapport ‘Grip. Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle’ dat op 30 november is gepubliceerd.
Veel burgers hebben te maken met onzekerheid en een gebrek aan grip. In dit rapport laat de WRR op basis van gedragswetenschappelijk onderzoek zien dat de combinatie van onzekerheid en een gebrek aan grip kan leiden tot een slechtere gezondheid, een bron is van maatschappelijk onbehagen en samenhangt met beelden en overtuigingen die op gespannen voet kunnen staan met de democratische rechtsstaat. De WRR nodigt met dit rapport beleidsmakers uit om vanuit grip naar beleid te kijken: hoe kan de overheid burgers meer persoonlijke controle geven, zodat zij hun levensdoelen dichterbij kunnen brengen?
Nederland staat voor grote opgaven op het gebied van klimaat, gezondheid, arbeidsmarkt en het toekomstige verdienvermogen. Om die opgaven succesvol aan te pakken zijn ondernemingen onmisbaar. Het ontsluiten van hun maatschappelijke kracht vergt echter een ander overheidsbeleid. De overheid houdt gevestigde ondernemingen te veel uit de wind. Dat maakt hen afwachtend en belemmert vernieuwing voor de aanpak van opgaven. Ook onderkent de overheid de zakelijke realiteit van bedrijven onvoldoende. Daardoor worden cruciale kansen gemist om maatschappelijke oplossingen tot kern van het bedrijfsmodel van ondernemingen te maken. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr) pleit daarom voor een omslag in het bedrijvenbeleid: van pamperen naar uitdagen en motiveren. In dit rapport doen we aanbevelingen om deze omslag te maken.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. (2023). Goede zaken. Naar een grotere maatschappelijke bijdrage van ondernemingen. wrr-rapport 107. Den Haag: wrr.
Goede zaken. Naar een grotere maatschappelijke bijdrage van ondernemingen is een advies aan de regering uit naam van de voltallige Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
wrr-Rapport 107 is voorbereid en geschreven door:
Prof. dr. A.W.A. (Arnoud) Boot (projectvoorzitter, raadslid tot 1 januari 2023),
Prof. dr. mr. C.C.J.H. (Catrien) Bijleveld (raadslid),
Dr. M. (Marthe) Hesselmans (projectcoördinator),
Dr. B.J.P (Bart) Stellinga (projectmedewerker),
Dr. ir. R.G.S. (Ramy) El-Dardiry (projectmedewerker),
D. (Danique) François ma msc (projectmedewerker).
Dit rapport is afkomstig van de website van de WRR.
Deze studie laat zien dat het vertrouwen in Nederland de afgelopen jaren niet is afgenomen. Ook in het meedoen met de samenleving, zoals in sociale contacten, het geven van hulp aan anderen, en de inzet als vrijwilliger zijn geen indicaties te vinden die duiden op een afname. Wel zijn er grote verschillen tussen opleidingsgroepen: het vertrouwen neemt met het stijgen van het opleidingsniveau toe. En deze verschillen veranderen nauwelijks.
Afnemend vertrouwen?
Het sentiment in Nederland is dat er steeds minder vertrouwen is in de samenleving. Veelal is de gedachte dat steeds meer mensen elkaar wantrouwen, er weinig fiducie is in maatschappelijke instituties, en dat het vertrouwen in de politiek op een dieptepunt is beland. Bovendien zouden de tegenstellingen en spanningen tussen bevolkingsgroepen toenemen. Dergelijke constateringen worden echter weinig gestaafd met systematisch empirisch onderzoek. Het doel van deze studie is om een beeld te schetsen van het vertrouwen in Nederland in de afgelopen vijf jaar op basis van bijna 40 duizend personen die hebben deelgenomen aan het onderzoek ‘Sociale Samenhang en Welzijn’ van het cbs. Tevens wordt de relatie met het opleidingsniveau en het stemgedrag besproken.
Toenemend vertrouwen
Aangetoond wordt dat er geen sprake is van een teloorgang van het vertrouwen in Nederland. Eerder is er sprake van een toename in het vertrouwen in elkaar en in de samenleving. Wel zijn er grote verschillen tussen opleidingsgroepen: het vertrouwen neemt met het stijgen van het opleidingsniveau toe. En deze verschillen veranderen nauwelijks. Indien echter gedetailleerder opleiding onder de loep wordt genomen, door specifiek het vertrouwen van de middelbaar opgeleiden te belichten, dan is het vertrouwen van de mbo-ers substantieel lager dan dat van de mensen met een havo- of vwo-diploma als hoogst behaalde opleiding. Bovendien zijn er indicaties dat in de afgelopen vijf jaar op een aantal vertrouwensaspecten de mbo-ers steeds meer op de vmbo-ers zijn gaan lijken. Tevens wordt aangetoond dat de wijze waarop kiezers scoren op de vertrouwensaspecten indicatief is voor hun stemgedrag.
Bron en link naar het rapport: https://www.wrr.nl/publicaties/working-papers/2017/07/05/vertrouwen-in-elkaar-en-in-de-samenleving
Deze gezamenlijke publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) brengt een aantal sociaal-culturele tegenstellingen in Nederland in kaart. Het eerste deel bestaat uit een internationale vergelijking, het tweede behandelt politieke tegenstellingen en wereldbeelden in Nederland en het derde verkent in welke mate hoger- en lageropgeleiden in ons land in gescheiden werelden leven.
Een simpel, eenduidig antwoord op de vraag hoe ongelijk Nederland is, is niet te geven. Dat hangt af van de manier van meten. Wel duidelijk is dat de inkomensongelijkheid in ons land in vergelijkend perspectief laag is, terwijl de vermogensongelijkheid juist aan de hoge kant is. Dat blijkt uit de WRR-Verkenning Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid (WRR-Verkenningen nr. 28, 2014).
Het gebruik van Big Data in het veiligheidsdomein vraagt om nieuwe kaders. Dat is nodig om de mogelijkheden van Big Data te benutten en tegelijkertijd de fundamentele rechten en vrijheden van burgers te waarborgen. Dat schrijft de WRR in zijn rapport Big Data in een vrije en veilige samenleving (rapport nr. 95, 2016).
De WRR analyseert in dit rapport hoe de Nederlandse overheid Big Data op een
verantwoorde wijze kan gebruiken. Het rapport richt zich specifiek op (Big) Dataanalyses door politie en justitie, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en verschillende organisaties en samenwerkingsverbanden op het gebied van fraudebestrijding. Big Data biedt zeker kansen voor opsporing en surveillance, maar vraagt tevens om sterkere waarborgen voor de vrijheidsrechten van burgers. Het zwaartepunt in de huidige juridische regelgeving ligt op de regulering van het verzamelen van data. De WRR pleit ervoor dat die bestaande wetgeving wordt aangevuld met de regulering van en het toezicht op de fases van de analyse en het gebruik van Big Data.
Bron: WRR-rapport nr. 95: Big Data in een vrije en veilige samenleving
Overige bestanden: Kamerbrief over waarborgen tegen risico's van data-analyses door de overheid. 2019. Rijksoverheid.
De wereld leeft nu anderhalf jaar met Covid-19. De pandemie heeft de samenleving hard geraakt. Allereerst natuurlijk de mensen die dierbaren verloren door covid-19 en de mensen die in de zorg werken, maar de impact is veel breder geweest. Anderhalf jaar pandemie en crisisbestrijding laten hun sporen na in de samenleving.
Met dit gezamenlijk advies bieden de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr) wetenschappelijk-strategische handvatten voor de volgende fasen van de pandemiebestrijding en voor het versterken van de samenhang daarvan met belangrijke politieke en maatschappelijke langetermijnopgaven. Hierin worden beleidsaanbevelingen in het licht van de Covid-19-pandemie geformuleerd.
Dit advies bevat twee hoofdboodschappen. Ten eerste dienen zowel overheid als samenleving zich voor te bereiden op verschillende mogelijke scenario’s voor de ontwikkeling van de pandemie. Ten tweede dient de overheid zich in haar beleidsaanpak niet alleen te richten op de pandemiebestrijding en het herstel, maar ook op de samenhang daarvan met andere belangrijke maatschappelijke vraagstukken.
Bron: Gezamenlijk WRR- en KNAW-advies: Navigeren en anticiperen in onzekere tijden | Publicatie | WRR
Projectgroep:
Tanja van der Lippe (co-voorzitter), hoogleraar sociologie aan de Universiteit Utrecht en voorzitter van
de Sociaal-Wetenschappelijke Raad van de knaw.
André Knottnerus (co-voorzitter), arts-epidemioloog, em. hoogleraar huisartsgeneeskunde aan de
Universiteit Maastricht, oud-voorzitter wrr en oud-voorzitter Gezondheidsraad.
Josta de Hoog, projectcoördinator en wetenschappelijk medewerker bij de wrr.
Ruth Mampuys, wetenschappelijk medewerker bij de wrr.
Myrthe van de Pavert, stagiair bij de wrr.
Frans Brom, directeur wrr en hoogleraar normatieve aspecten van wetenschappelijke beleidsadvisering
aan de Universiteit Utrecht.
De Nederlandse zorg presteert over het algemeen goed, maar er zijn in delen van de zorg grote knelpunten. Om kwaliteit en toegankelijkheid te kunnen borgen dient de zorg in financieel, personeel en in maatschappelijk opzicht houdbaar te zijn. Deze drie dimensies van houdbaarheid staan echter steeds meer onder druk door ontwikkelingen als vergrijzing, de opkomst van nieuwe zorgtechnologie en de toename van het aantal chronisch zieken.
In het rapport Kiezen voor Houdbare Zorg. Mensen, middelen en maatschappelijk draagvlak (rapport nr. 104, 2021) komt de WRR tot de conclusie dat we – om de groei van de zorg te begrenzen - beter moeten gaan kiezen waar onze prioriteiten in de zorg liggen. Leidend zijn hierbij twee uitgangspunten. Waar kunnen we de meeste gezondheidswinst behalen? En in welke delen van de zorg moeten kwaliteit en toegankelijkheid versterkt worden?
Overige bestanden:
De coronacrisis gaat eerst en vooral over onze gezondheid. Inmiddels wordt het steeds duidelijker dat we ook voor een immens economisch en maatschappelijk vraagstuk staan. Toch is er nog een ander aspect waarom we ons deze crisis straks zullen herinneren: de enorme potentie van digitalisering en de vlucht die talloze online applicaties hebben genomen om het dagelijks leven aan de gang te houden. Veel meer nog dan voorheen valt op hoe diep wij met die technologie verweven zijn geraakt en wat voor mogelijkheden zij ons biedt in tijden van crisis. Alsof we een kijkje krijgen in wat zonder de coronacrisis vooral nog de toekomst zou zijn. Laten we dit fascinerende fenomeen eens nader bekijken. Wat valt er dan op?
In ieder geval, zo betogen we hieronder, dat de recente vlucht in digitalisering kan leiden tot een te groot techno-optimisme. Dat de schaduwkanten van digitalisering veel verder reiken dan welbekende kwesties als privacy en security, hoe belangrijk die ook zijn. Zonder enige twijfel heeft digitalisering ons in deze crisis veel geboden en nog te bieden. Tegelijkertijd zien we op veel terreinen ook een verschraling van contacten, relaties en maatschappelijke processen en verhoudingen. Laten we daarom vooral ook dit moment benutten voor een breed maatschappelijk debat over het verantwoorde gebruik van digitale technologie. Want eenmaal langdurig geïmplementeerd, is het gebruik ervan nog heel moeilijk terug te draaien.
In onze huidige tijd lijken we digitalisering ten volle te omarmen. Maar natuurlijk is niet alles anders of nieuw. Talloze applicaties en technologieën die nu uitkomst bieden, werden in feite al gebruikt. Het is meer de intensiteit die nu anders is. Streamingplatformen zoals bijvoorbeeld Netflix, NPOStartPlus en andere zorgen ervoor dat er altijd iets te kijken is en online videogames hebben veel ouders wat rust gegeven, toen ze plotseling de hele dag met hun kinderen thuis zaten. En hoewel online een pakket of maaltijd bestellen al langer gangbaar was, lijkt nu vrijwel iedereen z’n toevlucht te zoeken tot deze ‘veilige’ manier van boodschappen doen.
Daarnaast zien we dat allerlei toepassingen van digitale technologie die nauwelijks op gang leken te komen plotseling het momentum kregen. Binnen een paar weken leerden wij hoe wij moesten vergaderen via video, hebben scholen hun lespakketten in een e-learning-omgeving omgezet en vonden medische consulten online plaats. Ook stimuleert deze crisis een variëteit aan nieuwe of minder bekende toepassingen. Drones worden ingezet om mensen te waarschuwen als ze te dicht bij elkaar komen, videoverhoor van gedetineerden is in de plaats gekomen van fysieke aanwezigheid in de rechtszaal en er zijn tal van technologie-initiatieven om social distancing in goede banen te leiden.
Maar digitalisering wordt niet alleen ingezet om de samenleving en economie draaiende te houden. Er zijn ook allerlei projecten om digitale technologie te benutten in de strijd tegen de oorsprong van de crisis zelf: corona. Vooral in Azië zijn er veel interessante voorbeelden. Het Chinese platform Alibaba kondigde een algoritme aan dat met een hoge mate van zekerheid een diagnose in twintig seconden kan stellen. Voedsel en medicijnen werden in Wuhan door autonome voertuigen naar mensen in quarantaine gebracht. In Singapore wijzen ze de inwoners erop om afstand van elkaar te houden op straat. Maar ook in de Verenigde Staten wordt geëxperimenteerd met het op afstand monitoren van ouderen. Op de onlinedatabase Kaggle worden grote datasets over corona verzameld in de hoop dat AI daarin patronen kan herkennen.
In ons land werken onderzoekers van de TU Delft aan een programma dat op basis van expertkennis artsen kan ondersteunen bij het nemen van morele beslissingen. Artsen in ziekenhuizen benutten een diagnostisch algoritme om een inschatting te maken van het risico op COVID-19 en medische centra werken aan de ontwikkeling van machine learning, een variant van AI, voor de keuze van behandelingen en onderzoek van het ziekteverloop.
Link naar hele artikel
Bron: Sheikh, H., & Prins, C. 2020. Coronacrisis vraagt om debat over digitalisering. WRR.
De WRR en KNAW vroegen vooraanstaande wetenschappers naar hun visie op de belangrijkste beleidsopgaven voor Nederland op hun vakgebied. Vervolgens is hen gevraagd naar de gevolgen van de COVID-19-pandemie hierop. Deze zijn gebundeld in ‘COVID-19: Expertvisies op de gevolgen voor samenleving en beleid’. De bundel biedt een overzicht van de langetermijnontwikkelingen op acht hoofdthema’s: gezondheid, economie, samenleving, duurzaamheid & leefomgeving, kennis & technologie, recht, bestuur en internationaal.
COVID-19 heeft de samenleving op veel vlakken hard geraakt. Toen het virus begin 2020 Nederland bereikte, ging alle aandacht in eerste instantie naar de verspreiding van dit nieuwe virus, de dreiging voor de gezondheid en de druk op de gezondheidszorg die dit met zich meebracht. Al snel volgden economische steunpakketten. In de loop van de tijd kwam er aandacht voor de bredere impact van het virus en van de maatregelen die genomen zijn om het virus te bestrijden, zoals de invloed op de reguliere zorg, het onderwijs en het bredere welzijn.
Hoewel het virus de beleidsagenda het afgelopen jaar heeft gedomineerd, is het vanzelfsprekend niet de enige beleidsopgave waar Nederland voor staat. Er zijn nieuwe herstelopgaven bijgekomen, maar ook voor de crisis stond Nederland al voor een aantal grote vraagstukken, bijvoorbeeld rond digitalisering en duurzaamheid. De pandemie heeft deze en andere vraagstukken soms verdiept, soms meer zichtbaar gemaakt of juist verdrongen.
Voor u ligt een bundel van korte papers die ingaan op de vraag wat de belangrijke beleidsopgaven zijn voor Nederland en welk effect de COVID-19-pandemie hierop heeft gehad. De KNAW en de WRR hebben vooraanstaande wetenschappers op basis van hun expertise gevraagd om zo’n paper te schrijven over hun vakgebied. Aan hen is gevraagd om een beknopte kennissynthese aan de hand van de volgende hoofdvragen1:
Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen/lange lijnen in dit domein?
Welk effect heeft de COVID-19-pandemie hierop gehad?
Wat zijn de belangrijkste onzekerheden binnen dit domein?
Wat zijn de belangrijkste beleidsopgaven op dit terrein voor de komende drie tot vijf jaar?
Deze kennissyntheses bieden een compact en tegelijkertijd zeer rijk overzicht van de langetermijnontwikkelingen onder acht hoofdthema’s: gezondheid, economie, samenleving, duurzaamheid & leefomgeving, kennis & technologie, recht, bestuur en internationaal.
Deze publicatie maakt deel uit van een project dat de KNAW en de WRR zijn gestart om beleidsopgaven voor Nederland voor de komende jaren in beeld te brengen, in het licht van de COVID-19-pandemie. Hiermee willen zij wetenschappelijk- strategische handvatten bieden ten behoeve van het regeringsbeleid in de komende jaren. Belangrijke input voor dit project vormen interviews met deskundigen in de wetenschap, het beleid en de media. Op basis van deze gesprekken werden de belangrijkste thema’s geselecteerd voor dit project.
Dit project omvat een drietal publicaties. Begin juni werd een tussentijds bericht voor de informateur gepubliceerd met vijf mogelijke scenario’s voor het verdere verloop van de pandemie. De tweede publicatie is deze bundel met korte papers over de langetermijnontwikkelingen op een aantal belangrijke thema’s. In het najaar volgt de afrondende publicatie met de eigen bevindingen van de WRR en de KNAW.
In het ‘tussentijds bericht’ werd geconcludeerd dat de COVID-19 crisis nog niet voorbij is en dat er onzekerheid is over het verdere verloop ervan. Deze onzekerheid werd uitgewerkt in vijf mogelijke scenario’s. Niet alle scenario's zijn even waarschijnlijk, maar het is belangrijk om op verschillende mogelijke ontwikkelingen voorbereid te zijn, omdat zij ook een verschillende impact kunnen hebben op de ontwikkelingen en beleidsopgaven die naar voren komen in deze bundel.
De projectgroep die deze bundel heeft voorbereid bestaat uit Tanja van der Lippe (co-voorzitter), André Knottnerus (co- voorzitter), Josta de Hoog (projectcoördinator), Ruth Mampuys (onderzoeker), Myrthe van de Pavert (stagiair) en Frans Brom (directeur WRR).
Bron: Gezamenlijke uitgave van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) (2021). ‘COVID-19: Expertvisies op de gevolgen voor samenleving en beleid’. Den Haag: WRR/KNAW.
De coronacrisis gaat eerst en vooral over onze gezondheid. Inmiddels wordt het steeds duidelijker dat we ook voor een immens economisch en maatschappelijk vraagstuk staan. Toch is er nog een ander aspect waarom we ons deze crisis straks zullen herinneren: de enorme potentie van digitalisering en de vlucht die talloze online applicaties hebben genomen om het dagelijks leven aan de gang te houden. Veel meer nog dan voorheen valt op hoe diep wij met die technologie verweven zijn geraakt en wat voor mogelijkheden zij ons biedt in tijden van crisis. Alsof we een kijkje krijgen in wat zonder de coronacrisis vooral nog de toekomst zou zijn. Laten we dit fascinerende fenomeen eens nader bekijken. Wat valt er dan op? In ieder geval, zo betogen we hieronder, dat de recente vlucht in digitalisering kan leiden tot een te groot techno-optimisme. Dat de schaduwkanten van digitalisering veel verder reiken dan welbekende kwesties als privacy en security, hoe belangrijk die ook zijn. Zonder enige twijfel heeft digitalisering ons in deze crisis veel geboden en nog te bieden. Tegelijkertijd zien we op veel terreinen ook een verschraling van contacten, relaties en maatschappelijke processen en verhoudingen. Laten we daarom vooral ook dit moment benutten voor een breed maatschappelijk debat over het verantwoorde gebruik van digitale technologie. Want eenmaal langdurig geïmplementeerd, is het gebruik ervan nog heel moeilijk terug te draaien.
Lees het volledige artikel op de website van de WRR
Dit artikel is geschreven door:
In dit Working Paper wordt internationaal AI-beleid onderzocht aan de hand van de gepubliceerde strategieën en aanpakken van vijftien landen en twee internationale organisaties (de Europese Unie en de Verenigde Naties). Het op 2 april 2019 afgeronde onderzoek analyseert tevens de belangrijkste patronen in de bestudeerde cases.
Dit Working Paper is een achtergrondstudie voor het later te verschijnen WRR-rapport over de invloed van kunstmatige intelligentie op publieke waarden.
Auteur: Bennie Mols
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag 2019
Voor meer informatie en bron, zie website WRR
Digitale infrastructuur is - vaak zonder dat we het merken - intens verweven met processen die van groot belang zijn voor de samenleving, de economie en de democratische rechtstaat. Voor verstoringen in de fysieke wereld bestaan professionele crisisorganisaties en uitgebreide wet- en regelgeving. De voorbereiding op een digitale ontwrichting krijgt echter nauwelijks tot geen aandacht. In het rapport Voorbereiden op digitale ontwrichting (rapport nr. 101, 2019) pleit de WRR voor een betere voorbereiding op een digitale ontwrichting door o.a. adequate bevoegdheden om escalatie te voorkomen en inspanningen op het terrein van cyberverzekeringen te verrichten.
Bron en meer informatie: website WRR
Hoe zorgen we dat mensen anderhalve meter afstand blijven houden? Zoveel mogelijk thuis blijven werken? En al die andere dingen blijven doen die noodzakelijk zijn om de pandemie te stoppen? “Alleen met ons gedrag kunnen we het virus terugdringen”, aldus premier Rutte. Goede communicatie is daarom essentieel. In een korte notitie beschrijft WRR-collega Will Tiemeijer drie fundamentals en zeven praktische punten met betrekking tot communicatie en draagvlak rond Covid-19.
In juni 2020 verscheen de notitie Kwetsbaarheid en veerkracht. In de WRR-notitie zijn de eerste reflecties verzameld op een situatie die nog volop in beweging is. De coronacrisis heeft grote economische, maatschappelijke en politieke gevolgen. Hoewel er in ons land veel goed gaat tijdens deze crisis, signaleert de WRR ook een opeenstapeling van financiële en gezondheidsrisico’s bij kwetsbare mensen, een beperkt incasseringsvermogen van het bedrijfsleven en een moeizame internationale samenwerking. Met zijn notitie wil de WRR de regering en het parlement ondersteunen bij de aanpak van de coronacrisis.
Auteur: Will Tiemeijer is onderzoeker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en mede-auteur van de WRR-rapporten “Met kennis van gedrag beleid maken” en “Weten is nog geen doen”. Sinds 2019 is hij tevens bijzonder hoogleraar Gedragswetenschappen en Beleid aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam
Voorbereiden op een volgende crisis betekent vooral het besef dat die crisis er gáát komen. Dat is de conclusie die de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Gezondheidsraad en de Raad voor het Openbaar Bestuur trekken met het essay ‘Verwerven, waarderen en wegen. De inzet van kennis bij beleidsadvisering in crisistijd’. Het essay volgt uit een werkconferentie van de drie raden over de rol van kennis bij het omgaan met een acute, chronische of voorspelde crisis. Drie lessen staan centraal: adaptiviteit (politici, bestuurders en adviesraden moeten zich goed en op tijd kunnen aanpassen), multidisciplinariteit (verschillende perspectieven zijn van belang) en verantwoordelijkheidsverdeling (wetenschap, advisering en politiek moeten niet teveel vervlochten raken).
Tijdens crises vervullen adviesraden een essentiële rol als het erom gaat kennis
over de crisis te verwerven, te interpreteren en te duiden. Het is vervolgens aan
politiek en bestuur om de aangedragen kennis te waarderen en te wegen en op basis
hiervan te besluiten hoe de crisis te bestrijden. Dat lijkt een duidelijke en logische
verantwoordelijkheidsverdeling, maar deze blijkt in de praktijk makkelijker gezegd
dan gedaan. De Gezondheidsraad, de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) en
de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) hebben op 18 februari
2021 een werkconferentie georganiseerd over de rol van kennis vanuit het perspectief
van crisisparaatheid, of ‘preparedness’, in het licht van de COVID-19-pandemie.
De centrale vraag was hoe de overheid en andere bestuursorganen en -lagen van
wetenschappelijk geschraagd advies kunnen worden voorzien in verschillende fases
van een pandemie of andersoortige crises
De COVID-19 pandemie heeft zeer grote maatschappelijke, politieke en economische gevolgen die we nog lang zullen voelen. De kans is groot dat deze crisis leidt tot veranderingen in hoe we de wereld begrijpen en welke keuzes we als samenleving maken. De Nederlandse samenleving staat dus voor de uitdaging om te behouden wat goed ging, lessen te trekken waar verbetering mogelijk is en in te spelen op de veranderingen die op ons afkomen. Met deze notitie beoogt de WRR de regering en het parlement te ondersteunen bij het aanpakken van de gevolgen van de coronacrisis voor Nederland.
Hoewel er in ons land veel goed is gegaan tijdens deze crisis, heeft de pandemie ook een aantal belangrijke kwetsbaarheden blootgelegd. We signaleren onder andere een opeenstapeling van economische en gezondheidsrisico’s bij mensen die al in een lastige situatie zitten, het beperkte schokabsorberende vermogen van het bedrijfsleven, de fragiliteit van globalisering en moeizame internationale samenwerking.
Op basis van onze publicaties van de afgelopen jaren presenteren wij beleidsuitgangspunten om deze kwetsbaarheden te verminderen. Het gaat hierbij onder meer om versterking van de kennis en capaciteit binnen de overheid, aanpassingen in de flexibele arbeidsmarkt en de sociale zekerheid, een betere maatschappelijke inbedding van het bedrijfsleven, het in goede banen leiden van de versnelde digitalisering en meer schokbestendigheid tegen internationale verstoringen.
Voor de overheid ligt hier een cruciale opdracht: zij moet de veerkracht van de samenleving versterken zodat we kunnen herstellen van de crisis en voorbereid zijn op de veranderingen die nog gaan komen. Maar de overheid kan dit niet alleen: hier ligt ook een collectieve verantwoordelijkheid van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Bovendien kan Nederland dit niet alleen: internationale afstemming en solidariteit zijn onmisbaar. Dit is geen vanzelfsprekendheid, want het vergt de bereidheid van mensen, ondernemingen, organisaties en landen om op hun eigen belangen in te leveren met het oog op het collectieve belang.
Bron en meer informatie: website WRR
Nieuwe technologie, de toename van flexibel werk en de intensivering van werk kunnen grote gevolgen hebben voor de kwaliteit van werk. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid adviseert bedrijven, instellingen, sociale partners en de overheid in te zetten op goed werk voor iedereen die wil en kan werken. Goed werk is essentieel voor de brede welvaart in ons land: voor de economie en voor de sociale samenhang.
In het rapport ‘Het betere werk’ formuleert de WRR drie condities voor goed werk, die passen bij de wensen vanuit de Nederlandse samenleving en de aard van de economie: grip op geld, oftewel een gepast loon met zekerheden; grip op het werk, dat wel zeggen autonomie en verbondenheid op het werk; en grip op het leven, met een goede balans tussen werk en privé.
Bron: website WRR
Beleidsmakers moeten meer openstaan voor burgers die zich inzetten voor de samenleving. Actief betrokken burgers zijn van groot belang voor een levende democratie. Het is daarom zaak meer te denken vanuit de burgers en hen vertrouwen en ruimte te bieden voor betrokkenheid. Dat concludeert de WRR in zijn rapport Vertrouwen in burgers (rapport nr. 88, 2012).
Betrokken burgers zijn belangrijk voor een levende democratie. Ze houden volksvertegenwoordigers en overheidsinstanties scherp en spelen een belangrijke rol in de inkleuring van de maatschappij; ze verschaffen het draagvlak voor het uitvoeren van beleid, vullen het in door hun alledaagse handelen, en zorgen voor maatschappelijke vernieuwing door het inbrengen van ideeën, onderwerpen en aanpakken. Burgers moeten echter wel betrokken kunnen en willen zijn. De afgelopen decennia hebben beleidsmakers zich vele inspanningen getroost om het betrokkenheidsaanbod aantrekkelijker te maken, maar de resultaten zijn teleurstellend. Voortdurend is het een verhaal van veel projecten, weinig leren en onvoldoende structurele inbedding; vooral de aansluiting op onze samenleving is zoek. En juist die samenleving verandert, snel en onvoorspelbaar. Ook de wijze waarop burgers betrokken zijn verandert. Niet langer gebeurt dat alleen op uitnodiging van beleidsmakers, maar steeds vaker op eigen initiatief, via directere kanalen en voorbijgaand aan het traditionele middenveld.
Bron: website WRR
De drie grootste uitdagingen op het gebied van gezondheid en welzijn zijn obesitas, ondervoeding en klimaatverandering. Volgens de Lancet Commission vertegenwoordigen zij samen een wereldwijd syndemisch syndroom, drie pandemieën die onderling verbonden zijn en geïntegreerde oplossingen vereisen op lokaal, nationaal, Europees en internationaal niveau. Op 3 april bespraken Europese beleidsmedewerkers en wetenschappers hoe een samenhangende voedselbeleidsagenda kan worden opgesteld van lokaal naar Europees niveau. Ook de WRR was aanwezig en gaf een presentatie op basis van haar rapport Naar een voedselbeleid.
Nu de onderhandelingen voor EU-budgetten opnieuw worden bepaald, is het wellicht ook een goed moment om het landbouwbeleid te verbreden naar voedselbeleid? Josta de Hoog, senior onderzoeker bij de WRR, vindt van wel. ‘De manier waarop ons voedsel wordt geproduceerd is sterk veranderd. Vroeger ging het voedsel van boer naar bord, daar zaten geen of weinig schakels tussen. Nu komt het eten op ons bord via een complex netwerk. Naast de agrarische sector spelen bijvoorbeeld ook de voedselindustrie, de supermarkten en de horeca een grote rol. Toch hebben veel overheden nog altijd het klassieke landbouwbeleid. Wat we nodig hebben is een verbreding waarin ook duurzaamheid en gezondheid een plaatst krijgt. Verder zal het beleid gericht moeten zijn op alle spelers in de huidige voedselketen. Voedselbeleid vraag dan ook om een interdepartementale aanpak.' Het pleidooi voor een geïntegreerde aanpak sluit aan bij het rapport Naar een voedselbeleid dat de WRR in 2014 publiceerde en het Nederlands pleidooi voor een voedselbeleid op Europees niveau (zie bijvoorbeeld Fresco en Poppe 2016) en wat naast de agrarische sector ook de distributie, detailhandel, levensmiddelenindustrie en horeca beslaat.
Bron: website WRR
Door gelijktijdig te werken aan huisvesting, taalverwerving, opleiding en werk verliezen overheden bij de integratie van asielmigranten met een status zo min mogelijk kostbare tijd. En om het proces van integratie te versnellen en relevante partijen bij elkaar te brengen is een actievere rol voor gemeenten gewenst. Dat staat in de WRR-Policy Brief Geen tijd verliezen: van opvang naar integratie van asielmigranten (WRR-Policy Brief nr. 4, 2015).
Aandacht voor arbeidspotentieel
Slechts een op de drie in Nederland verblijvende statushouders van 15-64 jaar heeft een betaalde baan. Voorkomen moet worden dat zij langdurig afhankelijk worden van de bijstand. Dat leidt tot verkwisting van menselijk kapitaal en tot onnodige belasting van de bijstand. Daarom is het van belang om al vroeg in de asielprocedure aandacht te hebben voor het arbeidspotentieel van statushouders en hun mogelijkheden op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Unieke cohortstudie
Deze Policy Brief is een gemeenschappelijk product van het SCP, het WODC en de WRR, opgesteld in samenwerking met Regioplan. Hij is onder andere gebaseerd op een unieke cohortstudie naar de positie van 33.000 in Nederland geregistreerde asielmigranten. Daarnaast is onderzoek verricht in elf gemeenten naar de huidige praktijk van de integratie van statushouders. Uit deze onderzoeken blijkt dat er geen tijd te verliezen is met het bespoedigen van de integratie van statushouders
Bron en link naar het rapport: website WRR
Meer aandacht voor gedragseconomische en psychologische kennis kan bijdragen aan een beter beleid. Gedragswetenschappelijke kennis verdient daarom een sterkere inbedding in de beleidsvorming. Bijvoorbeeld door een gedragswetenschappelijke basiscapaciteit bij elk ministerie in te richten. Dit is een van de bevindingen in het WRR-rapport Met kennis van gedrag beleid maken (rapport nr. 92, 2014).
Bron: WRR website
De afgelopen decennia is de verscheidenheid naar herkomst onder de Nederlandse bevolking sterk toegenomen. Waar voorheen grote groepen migranten uit een klein aantal landen kwamen, komen er tegenwoordig kleine groepen uit een groot aantal landen. Slechts een minderheid van de inwoners met een migratieachtergrond behoort nog tot de klassieke groepen.
Deze verkenning brengt de grote verscheidenheid naar herkomst in kaart en laat zien dat er grote verschillen bestaan tussen en binnen gemeenten. Die grote verscheidenheid naar herkomst is een blijvend fenomeen, dat leidt tot nieuwe maatschappelijke uitdagingen, vooral op het gebied van sociale cohesie. In buurten met veel verscheidenheid is het samenleven van inwoners ingewikkelder. Inwoners oordelen minder positief over de verhoudingen in hun buurt en voelen zich er minder thuis. Dat geldt ook voor personen met een migratieachtergrond.
Het is van belang de realiteit van de nieuwe verscheidenheid onder ogen te zien. Inwoners, overheden, publieke en private organisaties dienen toegerust te zijn voor het omgaan met de sterk toegenomen verscheidenheid onder de Nederlandse bevolking. In deze verkenning worden hiervoor enkele beleidsrichtingen geschetst.
Bron en link naar het rapport: website WRR
In deze Policy Brief pleit de WRR voor een nieuw perspectief op de manier waarop we in Nederland het preventiebeleid in de zorg vormgeven en evalueren. Sinds decennia heeft dit beleid als voornaamste doel om gezondheidsverschillen tussen de hoge en lage sociaaleconomische groepen te verkleinen. Na enkele decennia van beleidsinspanningen kunnen we vaststellen dat Nederlanders gezonder zijn geworden. We leven langer en het aantal jaren dat we ons gezond voelen neemt toe. De verschillen tussen de sociaaleconomische groepen zijn evenwel nauwelijks afgenomen, en op sommige punten zelfs toegenomen.
De WRR stelt voor om het preventiebeleid een nieuwe impuls te geven door niet langer de gezondheidsverschillen centraal te stellen maar het gezondheidspotentieel. We dienen ons dan af te vragen hoe zoveel mogelijk gezondheidswinst kan worden behaald, en hoe gezondheidsverlies zoveel mogelijk kan worden voorkomen.
Ook pleit de WRR voor verkenning van psychische gezondheid als nieuwe en urgente prioriteit. Tot slot is het van groot belang te investeren in onderzoek en monitoring.
Broeders, D.W.J., H.D. Das, R.P.W. Jennissen, W.L. Tiemeijer en M. de Visser (2018) Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, WRR-Policy Brief 7, Den Haag: WRR.
Bron: website WRR
Naast denkvermogen is 'doenvermogen' minstens zo belangrijk om aan de hoge eisen van de participatiesamenleving te kunnen voldoen. De overheid verwacht van burgers steeds vaker dat ze zelfredzaam zijn op het gebied van gezondheid, persoonlijke financiën en de arbeidsmarkt. De WRR vraagt met dit rapport aandacht voor het belang van niet-cognitieve vermogens, zoals een doel stellen, in actie komen, volhouden en om kunnen gaan met verleiding en tegenslag.
Kennis en intelligentie alleen zijn niet genoeg voor redzaamheid. Ook mensen met een goede opleiding en een goed inkomen kunnen in moeilijkheden komen omdat ze even niet opletten of zaken voor zich uitschuiven. Dat geldt zeker op een momenten dat het leven tegenzit, zoals bij een echtscheiding, faillissement of ontslag. En soms is het juist de overheid die mensen minder redzaam maakt, omdat ze onvoldoende rekening houdt met verschillen in het doenvermogen van burgers.
Met dit rapport zet de WRR een volgende stap in de toepassing van gedragswetenschappelijke kennis in beleid. Steeds meer beleidsmakers onderzoeken hoe ze keuzearchitectuur kunnen inzetten om cognitieve beperkingen van burgers te compenseren. Weten is nog geen doen richt zicht op de niet-cognitieve vermogens. Door een slimmer en realistischer ontwerp van beleid kan de overheid de redzaamheid van burgers versterken.
In het rapport beveelt de WRR aan om bij voorgenomen beleid en regelgeving vooraf te toetsen of de regeling ‘doenlijk’ is voor burgers. Zij moeten de wet niet alleen kennen maar ook ‘kunnen’. De kernvraag in deze toets luidt: gaat de regeling uit van realistische assumpties over de mentale belastbaarheid van burgers?
Na de verschijning van het rapport heeft de WRR het idee van deze toets verder uitgewerkt. De raad heeft hierbij dankbaar gebruik gemaakt van de expertise van deskundigen. De bijlage biedt een nadere uitwerking van de doenvermogentoets. Uitgangspunt is dat in uitvoeringstoetsen niet alleen het perspectief van uitvoeringsorganisaties moet worden betrokken, maar ook het perspectief van burgers.
Bron: website WRR
In het politieke en het maatschappelijke debat wordt regelmatig gesproken van ‘maatschappelijke scheidslijnen’. Dat is bijna altijd in negatieve zin. Er dreigen nieuwe scheidslijnen te ontstaan en dat beschouwt men als reden voor zorg. Maar wat zijn maatschappelijke scheidslijnen eigenlijk? En wanneer nemen ze onwenselijke vormen aan? Deze vragen staan centraal binnen de publicatie Wat is er mis met maatschappelijke scheidslijnen? (WRR-Verkenning nr.35, 2017).
De verkenning besteedt aandacht aan een zestal zorgen die kunnen schuilgaan achter de vrees voor scheidslijnen. Zoals de angst dat scheidslijnen leiden tot wantrouwen en conflict, het ontbreken van groepen in de politiek en onoverbrugbare meningsverschillen over de feiten. Daarnaast geeft de studie, op basis van de literatuur, negen algemene aandachtspunten die gezamenlijk een globale agenda of toetsingskader zouden kunnen vormen om scheidslijnen tegen te gaan.
De WRR heeft de afgelopen jaren diverse publicaties uitgebracht met feiten en cijfers over maatschappelijke verschillen, zoals de bundels Hoe ongelijk is Nederland? en Gescheiden werelden? (samen met het Sociaal Cultureel Planbureau). Deze verkenning onderzoekt de theoretische achtergronden bij dit onderwerp.
Deze theoretische reflectie vormt een rondgang langs psychologische, sociologische en politiek-filosofische literatuur op zoek naar antwoorden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in drie dimensies: de mate waarin groepen objectief verschillen (bijvoorbeeld in inkomen, gezondheid of leefomgeving), de mate waarin de leden van groepen zich daadwerkelijk identificeren met hun eigen groep en de mate waarin deze groepen als onderscheiden worden gerepresenteerd in politiek en media. Hoe hoger de ‘score’ op elk van deze dimensies, hoe meer reden er is om te spreken van een scheidslijn.
Auteur: Will Tiemeijer
© Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag 2017
Bron: website WRR
Working Paper nr. 28: 'Verlies van thuisgevoelens en de relatie met de bevolkingssamenstelling in de buurt' is geschreven door Laura Mulder. In deze publicatie is op een kwantitatieve manier gekeken naar de relatie tussen thuisgevoelens en de bevolkingssamenstelling in de buurt.
Door stedelijke geografen en omgevingspsychologen en -sociologen wordt al enkele decennia onderzocht of inwoners zich thuis voelen in hun omgeving. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar de relatie tussen thuisgevoelens en de etnische samenstelling van de bevolking in de buurt. Het onderzoek dat in Nederland op dit gebied is uitgevoerd, heeft vooral een theoretische of kwalitatieve insteek.
Auteur: Laura Mulder
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag 2018
Bron: website WRR
Working Paper 27 is geschreven door Iris Glas. Onderzocht is in welke mate etnische diversiteit in de buurt verband houdt met enerzijds hoe positief of negatief inwoners buurtverhoudingen ervaren en anderzijds het ervaren van onveiligheidsgevoelens.
Om deze verbanden te onderzoeken, zijn verschillende regressienanlyses uitgevoerd op basis van survey-data afkomstig van de Veiligheidsmonitor 2014. Uit deze analyses blijkt dat meer etnische diversiteit in de buurt samenhangt met een negatievere kijk op buurtverhoudingen en een vergrote kans om onveiligheidsgevoelens te ervaren. Deze bevindingen zijn grotendeels in lijn der geschetste verwachtingen en de literatuur.
Daarnaast is onderzocht of het effect van diversiteit lineair of non-lineair verloopt en of etnische diversiteit voor bepaalde groepen een grotere impact heeft dan voor andere. De analyses tonen aan dat voor zowel buurtverhoudingen als het ervaren van onveiligheidsgevoelens het effect van etnische diversiteit non-lineair is en dat voornamelijk middeninkomensgroepen en lager opgeleiden bij toenemende diversiteit de buurtverhoudingen als minder positief ervaren en een grotere kans hebben op het ervaren van onveiligheidsgevoelens.
Auteur: Iris Glas
Working Paper nummer 27, WRR, Den Haag 2018
Bron: website WRR
Deze verkenning behandelt voorbeelden van de omgang met de toegenomen migratiediversiteit in een groot aantal Europese steden. De hoofdstukken zijn gebaseerd op internationale onderzoeksprojecten die door Nederlandse onderzoekers zijn geleid. Het blijkt dat er geen one-size-fits-all aanpak bestaat. Daarvoor zijn de verschillen tussen de onderzochte steden te groot. Wel kiezen beleidsmakers in deze steden steeds vaker voor een generieke benadering voor de gehele stedelijke samenleving en niet voor specifiek beleid voor bepaalde migrantengroepen.
Internationale migratie naar West-Europa kenmerkt zich door een steeds grotere verscheidenheid aan herkomstlanden, migratiemotieven, opleidingsniveau's, verblijfsstatussen en verschillen in verblijfsduur van migranten. Vanwege deze verscheidenheid spreken we van migratiegerelateerde diversiteit, of kortweg 'migratiediversiteit'.
Steden zijn de plaats waar migranten binnenkomen en voor het eerste kennismaken met de samenleving waarin ze zich, al dan niet tijdelijk vestigen. Naast de aankomstplaats zijn steden voor migranten steeds vaker ook een vertrekpunt. De stedelijke bevolking krijgt steeds meer een vlottend karakter.
Godfried Engbersen en Peter Scholten (red.)
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag 2018
Bron: website WRR
Geld en schuld zijn van fundamenteel belang voor onze samenleving, maar lastig te doorgronden. In Geld en Schuld: De publieke rol van banken bespreekt de WRR hoe geldschepping werkt, waarom geld en schuld nauw met elkaar samenhangen, wat de belangrijkste problemen zijn en welke oplossingen mogelijk zijn.
In ons geldstelsel creëren banken giraal geld wanneer zij leningen verstrekken. Deze wijze van geldschepping is niet nieuw. Wel nieuw is de context waarbinnen geldschepping plaatsvindt, deze is de laatste decennia langzaam maar ingrijpend veranderd. De steeds belangrijkere rol van giraal geld, het verdwijnen van een publieke betaal- en spaaroptie en de concentratie en toegenomen uniformiteit in het bankwezen hebben geleid tot een situatie waarin geld en schuld gemakkelijker uit de hand kunnen lopen. Ook heeft het geleid tot een onbalans tussen publieke en private belangen.
De WRR beveelt daarom aan om te zorgen voor meer diversiteit in het stelsel, meer werk te maken van het temmen van de schuldengroei, beter voorbereid te zijn op de volgende crisis en te zorgen voor een stevigere verankering van de publieke dimensie van het bankwezen.
Bron: website WRR
Ute Frevert, mede-directeur van het Max Planck Institute for Human Development, besprak tijdens haar lezing Emotional Politics de rol van emoties in de democratische politiek. Frevert besprak hoe emoties in de politiek zich hebben ontwikkeld in Europa sinds het einde van de achttiende eeuw. Vervolgens ging ze in op de rol van emoties vanuit het perspectief van zowel politici als burgers. Daar kwamen hedendaagse zaken aan bod die nauw verbonden zijn met de triomf van de neoliberale politiek sinds de jaren tachtig. Maar ook met de opkomst van het rechtse en linkse populisme in recentere jaren. Frevert eindigde met een pleidooi dat wij nu een verschuiving kunnen waarnemen van de emotionalisering van de politiek naar de ’politisering van emoties.’ “Emoties mogen niet worden ontweken, omdat ze cruciaal zijn voor een levendige democratie. Echter mogen ze de politieke communicatie niet domineren en ook niet centraal staan” aldus Frevert.