De sector Gebouwde omgeving omvat twee deelsectoren, namelijk de huishoudens (wonen) en de diensten (utiliteitsbouw). De deelsectoren kunnen op diverse manieren onderverdeeld worden, maar voor het bepalen van het handelingsperspectief van de provincie is het vooral relevant om te kijken naar de eigendomsstructuur.

De sector Gebouwde omgeving omvat twee deelsectoren, namelijk de huishoudens (wonen) en de diensten (utiliteitsbouw). De deelsectoren kunnen op diverse manieren onderverdeeld worden, maar voor het bepalen van het handelingsperspectief van de provincie is het vooral relevant om te kijken naar de eigendomsstructuur. Die laat immers zien wie voor welke maatregelen verantwoordelijk is. De onderverdeling wordt dan als volgt:

Huishoudens Eigenaar-bewoner (koopwoningen)
Corporatie huur
Particuliere huur

Diensten Commercieel vastgoed - eigendom
Commercieel vastgoed - huur
Maatschappelijk vastgoed - eigendom
Maatschappelijk vastgoed - huur
Dienstverlening - zonder gebouw

Onder ‘diensten’ valt een grote diversiteit aan activiteiten. Onder ‘commercieel vastgoed’ vallen bijvoorbeeld kantoren, bedrijfsgebouwen, winkels, loodsen, schuren en datacenters. Onder ‘maatschappelijk vastgoed’ vallen alle gebouwen met een publieke functie op het gebied van politiek en bestuur, onderwijs, sport, cultuur, welzijn en (medische) zorg. Onder ‘diensten’ vallen verder ook bouwwerken als lantaarnpalen, gemalen en zendmasten.

De twee deelsectoren, huishoudens en diensten, hebben vergelijkbare opties om te verduurzamen. Wel is het van belang om onderscheid te maken in (nog te realiseren) nieuwbouw en bestaande bouw, omdat
oplossingen behoorlijk verschillen. Hoofdmoot van de opgave vormt de zogenoemde ‘warmtetransitie’. In de huidige situatie wordt er vooral van aardgas gebruikt gemaakt om de gebouwde omgeving te verwarmen. Hiervoor moeten alternatieven komen.

Centraal staan de volgende vragen: in welke mate het energieverbruik en de CO2-uitstoot van de sector Gebouwde omgeving kan verminderen, hoe dit tot stand kan worden gebracht, welke partijen hierbij een rol spelen en wat de provincie kan doen om de benodigde verduurzaming tot stand te brengen of te versnellen.

Uitgangspunten

  • Waar het in dit onderdeel gaat over ‘het energieverbruik van de gebouwde omgeving’, betreft het alle elektriciteit, gas en warmte die door andere partijen geleverd wordt. Het gaat dan dus om de totale energievraag, minus de zelf opgewekte energie.
  • Het energieverbruik van de gebouwde omgeving is afhankelijk van de buitentemperatuur en kan over de jaren heen fluctueren. Uiteraard is dit in de gebruikte cijfers verwerkt.
  • Het energieverbruik van utiliteitsgebouwen in de landbouw en industrie valt onder de sector Land- en tuinbouw dan wel de sector Industrie.
  • Het energieverbruik van gebouwen wordt gesplitst in ‘gebouwgebonden energieverbruik’ en ‘niet-gebouwgebonden energieverbruik’. Gebouwgebonden energie is alle energie die noodzakelijk is voor het verwarmen, koelen, ventileren en verlichten van een gebouw, onafhankelijk van het gebouwgebruik. Computers en huishoudelijke apparaten vallen hier niet onder. Momenteel richt veel beleid zich specifiek op het gebouwgebonden verbruik, bijvoorbeeld de zogenoemde ‘EPC-eisen’ voor nieuwbouw1 en het energielabel voor gebouwen. Een overzicht van de termen waarmee de mate van energieneutraliteit van gebouwen wordt geduid, staat in de bijlage ‘Definities van (bijna) energieneutrale gebouwen’.
  • De sector kan biomassa gebruiken als vervanging van fossiele brandstoffen, maar biomassa zal schaars zijn. Biomassa zal zoveel mogelijk beschikbaar moeten blijven voor de sectoren Industrie en Mobiliteit en Transport.

Raakvlakken met andere sectoren en opgaven

  • De industrie en energiesector kan restwarmte leveren die door huishoudens en diensten benut kan worden door het aanleggen van warmtenetten. Wat hiervoor aan infrastructuur nodig is, komt aan de orde in het deelstudie ‘Energie-infrastructuur’.
  • Elektriciteitsverbruik voor het thuis opladen van een elektrisch voertuig valt onder de sector Mobiliteit en Transport, maar wordt via de huishoudelijke energierekening in rekening gebracht. Op dit moment is dit verbruik nog verwaarloosbaar, maar op termijn kan dit relevant worden.
  • De gebouwde omgeving wordt niet alleen afnemer van elektriciteit, maar ook aanbieder van lokaal opgewekte elektriciteit (via zonnepanelen). Verder kan de gebouwde omgeving een rol gaan spelen in de opslag van elektriciteit en de balancering van vraag en aanbod van elektriciteit, via thuisbatterijen, de batterij van de elektrische auto en ‘slimme apparaten’. Dit komt aan de orde in het deelstudie ‘Energie-infrastructuur’.

Er wordt eerst ingegaan op de huidige situatie en de ontwikkelingen tot 2050. Daarna wordt het verwachte toekomstbeeld voor het energieverbruik in 2050 geschetst, waarbij ook wordt ingegaan op onzekerheden. Per deelsector wordt geschetst wat de aangrijpingspunten zijn, wat het speelveld is (welke actoren zijn betrokken en hoe beïnvloeden ze elkaar). Tot slot wordt ingegaan op het handelingsperspectief van de provincie.

Downloads