Artikel

Eindadvies 'Genereus verbonden' / Adviescommissie Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam

EEN CONCEPT-INRICHTINGSPLAN VOOR HET IJ IN AMSTERDAM ALS ROBUUST EN TOEKOMSTVAST WATERKRUISPUNT

De onafhankelijke commissie is in 2019 gevraagd een uitspraak te doen over waar hoe en wanneer de oevers van de Rijkswateren binnen de ring A10 (het IJ en een deel van het Amsterdam-Rijnkanaal) het beste te verbinden voor fietsers en voetgangers. De commissie, bestaande uit Alexander D'Hooghe, Maarten Schmitt en Larissa van der Lugt, kreeg deze opdracht van de gemeente Amsterdam en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (en Rijkswaterstaat). Partners bij het tot stand komen van het rapport zijn Provincie Noord-Holland, Vervoerregio Amsterdam, Port of Amsterdam en Centraal Nautisch Beheer. Zowel de minister van IenW als het college van B&W van Amsterdam en aangesloten partners, hebben het advies begin 2021 onderschreven als een goede basis voor het vervolg. Het advies ligt ten grondslag aan het gemeenteraadsbesluit 2022 "Voorkeursbesluit Sprong over het IJ", waarbij de locaties van twee bruggen en een tunnel inclusief uitgangspunten zijn vastgesteld.

Samenvatting uit Eindadvies - pag. 8-9:
'De commissie adviseert een toekomstvast inrichtingsplan voor het IJ met genereuze oeververbindingen en een vrije en robuuste vaarweg. Het concept-inrichtingsplan legt drie primaire oeververbindingen vast die zowel op stedelijke als regionale schaal een logische structuur voor de hoofdfietsverbindingen van Amsterdam introduceren. Twee van deze primaire verbindingen zijn nieuwe bruggen over het IJ op locaties waar een in te richten fietsbinnenring het IJ kruist (NDSM - Haparandadam en Johan van Hasseltweg - Azartplein - Rietlandpark). Deze genereuze en toekomstvaste bruggen hebben een standaard vrije hoogte van 12,50 meter boven de maatgevende hoogwaterstand op het IJ. Dit laat de veilige doorvaart van schepen met vier gestapelde lagen (lege) high-cube containers toe. Deze bruggen faciliteren ook openbaar vervoer (tram en/of bus).
De oostzijde van de stad wordt via de te vernieuwen of uit te breiden Amsterdamsebrug over het Amsterdam-Rijnkanaal aangesloten op de fietsbinnenring. De doorvaartbreedte onder deze brug vergroten we tot 100 meter, en het brugdek zelf wordt breed genoeg gemaakt voor een ruime fietsverbinding én openbaar vervoer.
Het concept-inrichtingsplan voorziet daarnaast in twee nieuwe pontverbindingen (Hamerkwartier - Kop Java-eiland en Sluisbuurt - Sporenburg) en een nieuwe voetgangerstunnel bij het Centraal Station. Deze tunnel introduceert feitelijk een nieuwe in- en uitgang van het centraal station op de noordoever van het IJ. Ook vervangen de primaire oeververbindingen twee bestaande pontverbindingen (Pontsteiger - NDSM en Azartplein - Zamenhofstraat); deze verbindingen komen te vervallen.
De commissie adviseert een toekomstvaste, vrije en robuuste vaarweg. In dit kader is het advies om naast de twee voorgestelde bruggen geen andere bruggen over de Rijkswateren in het Amsterdamse te bouwen in de toekomst. Het concept-inrichtingsplan voorziet op het geheel IJ een vaargeul met een breedte van minimaal 160 meter voor binnenscheepvaart, met parallelle nevengeulen van 35 meter breed aan beide zijden. Ook adviseert de commissie ruimte voor nautische functies, zoals wacht- en ligplaatsen (onder andere ter hoogte van KNSM-eiland) en een verbreding van het Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte van de Amsterdamse brug.
De commissie stelt voor om het IJ ten oosten van de Haparandadam af te waarderen als maritieme toegangsweg. In dit kader wordt een stappenplan voorgesteld waarbij de huidige cruiseterminal (PTA) westwaarts, naar de Coenhaven, wordt verplaatst, en het reeds bestaande plan om de Oranjewerf te sluiten wordt uitgevoerd.
Ten slotte wijst de commissie het openstellen van de IJ-tunnel voor fietsverkeer af, en beschouwt de commissie een kabelbaan als een extra secundaire verbinding op een locatie nabij de Coenhaven.'

Media

Documenten