Aldo van Eyck
Onderdeel van
Trefwoorden
Speelplaatsen
Spelen op straat. De uitvinding van de speelplaats in de stad.
Speelplaatsen in de stad zijn tegenwoordig in elke buurt van Amsterdam te vinden. Toch is dit een relatief modern verschijnsel. Tot aan 1947 bestond dit fenomeen niet. Er waren wel speeltuinen in de stad. Maar hier stond een hek omheen en was contributie verplicht. Een opzichter hield toezicht.
Na de Tweede Wereldoorlog lagen veel huizen in de binnenstad in puin. Vaak is het hout in de laatste jaren van de oorlog uit de huizen gesloopt als materiaal voor kachels en koken.
Geld en materiaal voor wederopbouw is in de jaren na de oorlog nog niet voorhanden. Dit zorgt ervoor dat veel straten in de stad holle gaten hebben van afgebroken huizen.
In samenwerking met Jacoba Mulder, ambtenaar bij de afdeling Stadsontwikkeling van de dienst Publieke Werken begint de jonge architect Aldo van Eyck (1918) in 1947 met het ontwikkeling van openbare speelplaatsen in Amsterdam. De lege plekken van de afgebroken huizen vormen een logische plek voor deze nieuwe speelplaatsen.
Eerst verschijnen de speelplaatsen vooral in het centrum en oude wijken van de stad, later ook in de nieuw aan te leggen wijken van het Algemeen Uitbreidingsplan.
Van Eyck ontwerpt niet alleen de speelplaatsen, hij ontwerpt ook een serie zandbakken en speeltoestellen die in de jaren erna over de hele wereld invloed hebben op het denken over spelen in de stad. De toestellen moesten op meerdere manieren gebruikt kunnen worden, de beweging van het kind stond centraal.
Van Eyck heeft tussen 1947 en 1978 speeltuinen voor Amsterdam ontworpen. Dit resulteerde in ruim 700 uitgevoerde speelplaatsen.
(Beeld: locatie voor de bouw van de speelplaats, plan en uitgevoerde speelplaats op de Zeedijk in 1955)