Deze rapportage, De Staat van de Stad Amsterdam 2019, beschrijft hoe de stad ervoor staat op tal van terreinen. Dit hoofdstuk gaat over de vrijetijdsbesteding van Amsterdammers.
Nederlanders hebben gemiddeld 42 uur vrije tijd per week. Wat doen Amsterdammers zoal tijdens deze uren? Ze beoefenen bijvoorbeeld een hobby, nemen deel aan verenigingen, gaan naar een museum of naar de bioscoop, sporten, gebruiken (sociale) media en gaan op vakantie. In dit hoofdstuk lees je meer over deze thema’s; welke activiteiten zijn populair bij welke groepen Amsterdammers en welke trends zien we hierin?
Auteurs: Anne Huijzer, Bart Sleutjes & Milou Haggenburg
Deze rapportage, De Staat van de Stad Amsterdam 2019, beschrijft hoe de stad ervoor staat op tal van terreinen. Dit hoofdstuk gaat over de recente ontwikkelingen in het aanbod van arbeid in de stad.
Het aantal banen in Amsterdam is de afgelopen jaren opgelopen. Hoewel het aantal werkzame Amsterdammers ook toenam sluiten vraag en aanbod lang niet altijd op elkaar aan. In dit hoofdstuk staan de recente ontwikkelingen in het aanbod van arbeid centraal, zoals de stijging van het opleidingsniveau van de potentiële beroepsbevolking, de stijging van de arbeidsparticipatie, de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de daling van de werkloosheid, en de daling van het aantal WW-uitkeringen.
Deze rapportage, De Staat van de Stad Amsterdam 2019, beschrijft hoe de stad ervoor staat op tal van terreinen. Dit hoofdstuk bespreekt de ontwikkelingen in onderwijsdeelname- en prestaties van de Amsterdamse jeugd en jongeren.
Onderwijs is een belangrijke vorm van participatie. Ongeveer 190.000 Amsterdammers volgen onderwijs: van voorschool tot universiteit en van speciaal onderwijs tot taalcursussen voor volwassenen. Dit is ruim een vijfde van alle Amsterdammers. De ontwikkelingen in onderwijsdeelname- en prestaties van de Amsterdamse jeugd en jongeren staan centraal in dit hoofdstuk.
Auteurs: Merel van der Wouden, Joeke Kuyvenhoven, Frederique van Spijker & Soufyan Ahamiane
Deze rapportage, De Staat van de Stad Amsterdam 2019, beschrijft hoe de stad ervoor staat op tal van terreinen. Dit hoofdstuk bespreekt de staat van de gezondheid van de Amsterdammers.
Gezondheid speelt een belangrijke rol in participatie. Fysieke en psychische beperkingen kunnen immers participatie belemmeren. Omgekeerd kan participatie, zoals het actief zijn in de maatschappij, de gezondheid bevorderen. Hoe staat het ervoor met de fysieke en psychische gezondheid van Amsterdammers, en welke verschillen zien we daarin tussen groepen? En hoe vaak ontvangen zij informele hulp en gemeentelijke zorgvoorzieningen? Deze vragen staan in dit hoofdstuk centraal.
Auteurs: Francien Meester, Daan Schmitz & Idske de Jong
Deze rapportage, De Staat van de Stad Amsterdam 2019, beschrijft hoe de stad ervoor staat op tal van terreinen. Dit hoofdstuk beschrijft de staat van duurzaamheid in de stad.
Amsterdam is voor veel bewoners, bezoekers en bedrijven een aantrekkelijke stad. Door de sterke concentratie van mensen, bedrijven en activiteiten in de stad neemt de druk op de omgeving en het milieu ook toe. Amsterdammers kunnen op verschillende manieren zelf bijdragen aan een leefbare en duurzame stad. Bijvoorbeeld door zuinig om te gaan met energie, te kiezen voor duurzaam vervoer en door afval te scheiden. In dit hoofdstuk wordt nagegaan hoe het op deze gebieden gesteld is met de duurzaamheid van de stad.
Amsterdamse twintigers wonen vaker thuis dan 2 jaar geleden
In 2019 woont 69% van de in Amsterdam geboren 20 tot en met 23-jarigen bij (een van) hun ouders. In 2017 was dit aandeel lager (64%). OIS heeft op verzoek van stadsdeel Zuid gekeken waar in de stad 20 tot 40-jarigen wonen die bij hun ouders staan ingeschreven en hoe deze groep is samengesteld.
Meerderheid Amsterdammers voor terugdringen vuurwerkoverlast
Vier op de vijf (81%) Amsterdammers vindt het (zeer) belangrijk dat de overlast veroorzaakt door vuurwerk wordt teruggedrongen. Daarnaast vindt 88% van de Amsterdammers het (zeer) belangrijk dat de gemeente zich meer inzet voor het terugdringen van deze overlast. Dat blijkt uit onderzoek van OIS in opdracht van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland naar de standpunten en ervaringen van Amsterdammers ten aanzien van vuurwerk.
Leefsituatie statushouders minder gunstig dan gemiddeld in Amsterdam
In januari 2019 woonden er in Amsterdam ruim 6.800 vluchtelingen met een verblijfsvergunning, ofwel statushouders. Over het algemeen gaat het met statushouders minder goed dan met andere Amsterdammers. Ze hebben bijvoorbeeld vaker een laag inkomen en een minder gunstige woonsituatie. Op sommige punten is de situatie van statushouders ongeveer gelijk aan het gemiddelde in Amsterdam, bijvoorbeeld als het gaat om gezondheid. Dit heeft mogelijk te maken met de gemiddeld jonge leeftijd van de groep Amsterdamse statushouders.
Uitstroom uit de armoede blijkt in de helft van de gevallen duurzaam
Het aantal Amsterdammers met een laag inkomen en weinig vermogen daalt. Dit is vooral het gevolg van een verminderde instroom in de armoede. In- en uitstroom uit de groep minima is vaak het gevolg van een relatief kleine inkomensverandering: veel mensen die uitstromen hebben in het jaar na uitstroom alsnog een relatief laag inkomen. De helft van de uitstroom is duurzaam over een periode van ten minste vijf jaar. Dit blijkt uit de resultaten van de nieuwe editie van de Amsterdamse Armoedemonitor.
Eén op de acht ervaart discriminatie op de werkvloer
Hoe vaak komt discriminatie voor op de Amsterdamse arbeidsmarkt? En waar gaat het dan om? OIS vroeg Amsterdammers naar hun ervaringen en keek naar registraties. Eén op de vijf Amsterdammers die afgewezen zijn bij een sollicitatie denkt dat dat (soms) met discriminatie te maken had. Van de werkenden voelde 12% zich de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd op het werk, waarbij het vaak gaat om kwetsende grappen. Niet iedereen doet melding van ervaren discriminatie op de arbeidsmarkt. Vaak denkt men dat het niets zal veranderen of dat het niet ernstig genoeg was.
Eind november heeft Amsterdam meer inwoners dan ooit tevoren. Het recordaantal van 872.428 inwoners op 1 januari 1959 is daarmee verbroken. Strikt genomen kan het inwonertal pas achteraf worden vastgesteld, wanneer ook alle nagekomen verhuis- en overlijdensberichten zijn verwerkt. Op basis van voorlopige cijfers tot en met eind oktober en de gemiddelde groei per maand in de afgelopen jaren, is geraamd dat de stad op 30 november 873.200 inwoners telt.
Bereik voorzieningen onder werkende minima relatief laag
Van alle Amsterdamse huishoudens met werk in loondienst als belangrijkste bron van inkomen behoort in 2016 4% tot de minima. Minimahuishoudens leven van een laag inkomen (tot 120% van het wettelijk sociaal minimum) en hebben weinig vermogen (tot de bijstandsnorm). Van de huishoudens die leven van een eigen bedrijf is datzelfde jaar 12% minima.
Segregatie op Amsterdamse basisscholen en middelbare scholen verschuift
De segregatie op Amsterdamse basisscholen en middelbare scholen verschuift: er zijn steeds minder scholen met heel weinig leerlingen met hoogopgeleide ouders maar steeds meer scholen met heel veel leerlingen met hoogopgeleide ouders. Dat blijkt uit de Segregatiemonitor primair- en voorgezet onderwijs 2018/’19 die OIS in opdracht van de afdeling Onderwijs jaarlijks uitvoert.
Amsterdamse Poort: kwetsbare huishoudens, leegstand en criminaliteit
n de Amsterdamse Poort in stadsdeel Zuidoost zijn er verschillende problemen, zoals overlast, criminaliteit, kwetsbare huishoudens en leegstand. Om dit te verhelpen heeft het stadsdeel een plan van aanpak opgesteld. Stadsdeel Zuidoost wil voor de uitvoering van de aanpak graag weten wat de huidige stand van zaken is in het gebied. OIS heeft hiervoor een onderzoek uitgevoerd.
Amsterdammers overwegend positief over gemeentelijke handhavers
Amsterdammers zijn bekend met gemeentelijke handhavers, maar hebben niet veel contact met ze en de handhavers zijn te weinig zichtbaar in de buurt. Dit blijkt uit een onderzoek dat OIS deed voor het communicatiebureau van de gemeente.
Bewoners centrum blij met meer groen, minder met toeristen
Vier op de tien mensen die wonen of werken in Centrum-Oost en drie op de tien in Centrum-West vinden dat er iets is verbeterd in de buurt het afgelopen jaar. Dit blijkt uit de buurtenquête die elk jaar gehouden wordt onder bewoners, ondernemers en werkenden in het stadsdeel.
De schrijfwijze van een aantal gebieden die de gemeente gebruikt is veranderd. Op advies van het Genootschap Onze Taal zijn alle slashes (/) of koppeltekens (-) vervangen door een komma. Zo schrijven we nu Buitenveldert, Zuidas in plaats van Buitenveldert/Zuidas en Geuzenveld, Slotermeer, Sloterdijken in plaats van Geuzenveld-Slotermeer-Sloterdijken. Daarnaast zijn sommige namen uitgebreid. Zo heet Bijlmer-Centrum nu Bijlmer-Centrum, Amstel III.
De aanleiding voor het aanpassen waren vragen over de verschillen in de naamgeving van de 22 gebieden door gebruikers. Vervolgens heeft de afdeling Basisinformatie samen met de afdeling Onderzoek, informatie en Statistiek advies ingewonnen bij onder meer stadsdeelonderzoekers en gebiedsteams, communicatieadviseurs, de Commissie naamgeving openbare ruimten en het Genootschap Onze Taal.
Het resultaat is een consistente spelling en interpunctie van de gebiedsnamen. Deze is vastgesteld door College en Raad (zie de verordening op het lokaal bestuur) en geldt sinds 3 oktober. De nieuwe namen zijn al doorgevoerd op de kaart op deze website. Ze zijn ook te vinden in de datacatalogus.
Amsterdam heeft een jonge bevolking met veel twintigers en dertigers. Zij vinden elkaar in de stad en een deel van hen vormt vervolgens een gezin. Deze gezinnen komen dan voor de keus te staan: in Amsterdam blijven of verhuizen naar de omliggende gemeenten?
De uitstroom van gezinnen is de afgelopen jaren toegenomen. Ook is de richting van het vertrek veranderd, de regio Haarlem en Het Gooi nemen toe in populariteit, terwijl het vertrek naar Purmerend en Almere op een lager niveau is gekomen. Amsterdamse gezinnen hebben in toenemende mate een hoog inkomen. In 2007 had 41% van de gezinnen met kinderen (oudste kind maximaal 12 jaar) een hoog inkomen. In 2017 is dit toegenomen tot 51%. Gezinnen die meer te besteden hebben, kiezen relatief vaak voor een woning buiten de stad. De regio Haarlem en de Gooi en Vechtstreek zijn bij gezinnen met een hoog inkomen sterk in trek. Gezinnen met een laag of middeninkomen vertrekken minder vaak uit de stad en verhuizen eerder naar plaatsen als Almere en Zaanstad. De groei van de groep jonge gezinnen met een hoger inkomen is daarmee een belangrijke verklaring in de toegenomen uitstroom van gezinnen uit de stad en in de verandering in de richting van het vertrek.
In de fact sheet ‘Gezinnen in Amsterdam: Gaan ze weg of blijven ze?’ gaan we dieper in op het woongedrag van jonge gezinnen in Amsterdam. Hoeveel gezinnen wonen er in de stad? Welke trends zijn er waar te nemen in het vertrek uit de stad? En hoe ziet dit zoekgedrag bij gezinnen eruit?
De monitor De Staat van de Stad Amsterdam geeft tweejaarlijks een overzicht van ontwikkelingen op het gebied van participatie en leefsituatie in de stad. Daarbij gaat het om het algehele welzijnsniveau van de Amsterdammers (de Leefsituatie-index) en participatie op primaire terreinen als onderwijs, arbeid en inkomen en op secundaire terreinen (maatschappelijke, culturele en politieke participatie, vrijetijdsbesteding). Ook komen de thema’s demografie en wonen, gezondheid, economie, mobiliteit, duurzaamheid en leefbaarheid en veiligheid aan bod.
Gemiddeld genomen gaat het goed met de stad en haar 863 duizend bewoners (januari 2019), maar dat geldt niet voor iedereen. De economie ontwikkelt zich gunstiger dan landelijk en het aantal banen groeit sterk, vooral in de toeristische sector, en de werkloosheid daalt. Sinds 2008 komen er jaarlijks rond de 10.000 inwoners bij en naar verwachting wordt in 2032 de grens van één miljoen inwoners behaald. De meeste migranten komen tegenwoordig uit het Verenigd Koninkrijk, India en de Verenigde Staten. De Amsterdamse woningvoorraad groeit snel, in 2018 met een recordaantal van 8.673 woningen. Niettemin is de woningmarkt gespannen: de prijzen, koop en huur, stijgen sterker dan landelijk.
Het welzijnsniveau van volwassen Amsterdammers (in de vorm van de Leefsituatie-index) is ten opzichte van 2004 verbeterd en sinds 2016 stabiel. Maar de leefsituatie blijft relatief ongunstig voor 55-plussers, hoewel de positie van 75-plussers verbetert, mensen met een laag inkomen, laagopgeleiden, inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond, werklozen en mensen met gezondheidsproblemen. Opvallend is dat het welzijnsniveau van jongvolwassenen (18-24 jaar) er niet op vooruit is gegaan en die van Amsterdammers met een niet-westerse migratieachtergrond minder dan gemiddeld.
Veel Amsterdammers zijn redelijk tevreden, zij geven hun leven gemiddeld een 7,4 (landelijk is dat een 7,8 [1]), en driekwart voelt zich (erg) gelukkig. Dit is de afgelopen jaren stabiel, evenals het vertrouwen in de toekomst: ruim driekwart van de Amsterdammers heeft (veel) vertrouwen in de toekomst.
Deze en meer resultaten van het onderzoek van OIS vindt u in de rapportage De Staat van de Stad Amsterdam X
[1] Bron: SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau). De Sociale Staat van Nederland 2019. Den Haag, 10 september 2019.
Zomerrecreatie Bogortuin en Park Somerlust zorgt voor overlast
Veel omwonenden van de Bogortuin en Park Somerlust vinden de drukte op zomerse dagen gezellig. Ook maken ze vaak zelf gebruik van de recreatiemogelijkheden. Desondanks wordt er ook veel overlast ervaren van de zomerrecreatie. Dat blijkt uit onderzoek dat OIS in juli uitvoerde onder omwonenden van de Bogortuin en Park Somerlust in stadsdeel Oost. Dit onderzoek is onderdeel van de aanpak overlast zomerrecreatie.
Geluid en afval veroorzaken meeste overlast
Van de omwonenden van de Bogortuin zegt 44% altijd tot vaak overlast te ervaren op zomerse dagen. Onder omwonenden van Somerlust gaat het om 55%. Geluid en afval veroorzaken de meeste overlast. De overlast heeft veel invloed op het woongenot, zo zeggen veel omwonenden dat hun nachtrust verstoord wordt en dat ze ramen en deuren gesloten moeten houden vanwege stank en lawaai.
Omwonenden positief over maatregelen
Het stadsdeel heeft diverse maatregelen getroffen om de overlast tegen te gaan. Over de meeste maatregelen zijn omwonenden positief. Het meest te spreken zijn ze over de afvalbakken en dagelijkse schoonmaak. Dit geldt zowel voor omwonenden van de Bogortuin als voor omwonenden van Somerlust.
Handhaving belangrijkst
Handhaving wordt het meest genoemd als suggestie om de overlast terug te dringen. Daarnaast worden meer afvalbakken, een barbecueverbod en een avondklok vaak genoemd.
Hoe vaak ervaart u bij mooi weer overlast van recreanten in (de buurt van) uw woning? (procenten)
Eén derde van de Amsterdammers is in hoge mate bezorgd over de luchtkwaliteit van de stad. Dat blijkt uit een meningspeiling over de luchtkwaliteit van Amsterdam. De helft geeft aan een beetje bezorgd te zijn hierover.
Meerderheid Amsterdammers overweegt geen elektrische auto
Ruim een derde van de ondervraagden (36%) met een eigen auto geeft aan te overwegen om binnen vijf jaar een elektrische auto aan te schaffen ter vervanging van hun huidige auto. De meerderheid (56%) geeft aan dit niet te overwegen. Drie op de tien geeft aan dat zij de overstap wel zouden overwegen als zij subsidie krijgen, het aantal oplaadpunten toeneemt en/of de kosten ten opzichte van benzine gelijk blijven. 30% blijft echter bij hun standpunt geen overstap te willen maken.
Amsterdammers positief tegenover maatregelen luchtkwaliteit maar verdeeld over haalbaarheid
Ruim twee derde van de ondervraagde Amsterdammers staat positief tegenover het streven van de gemeente om steeds grotere delen van de stad schoon en uitstootvrij te laten zijn. Over het algemeen lijken jongere Amsterdammers hier wat positiever tegenover te staan dan oudere Amsterdammers. Er bestaat echter verdeeldheid over de haalbaarheid hiervan: een kwart van de ondervraagde Amsterdammers acht het streven haalbaar, een kwart denkt dat het streven redelijk haalbaar is en nog een kwart beschouwt het als (nauwelijks) haalbaar. Jongere Amsterdammers achten het streven over het algemeen haalbaarder dan oudere Amsterdammers.
Programma Luchtkwaliteit van de gemeente Amsterdam wil meer inzicht in het draagvlak onder Amsterdammers voor maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit in de stad. Onderzoek, Informatie en Statistiek heeft daarom een meningspeiling uitgevoerd onder 564 inwoners. Zes op de tien respondenten in het onderzoek is 55-plus, waardoor oudere Amsterdammers in de resultaten oververtegenwoordigd zijn.
18% van alle Amsterdammers leest wel eens een buurtkrant. Dat blijkt uit het onderzoek naar buurtkranten dat OIS deed voor de stadsdelen Oost, Centrum, Zuidoost en Noord op basis van de Burgermonitor (2017).
Deze stadsdelen willen graag weten wie de buurtkrant leest en waarom; voelen mensen zich meer verbonden door het lezen van de buurtkrant en wat zouden ze missen als de buurtkrant niet meer zou bestaan? Het aandeel buurtkrantlezers verschilt sterk per leeftijdscategorie. Zo geeft bijna een derde van de 55-plussers aan wel eens een buurtkrant te lezen; van de 16-29 jarigen is dit slechts 6%.
Achtergrondkenmerken lezers buurt- en wijkkranten, 2017 (procenten)
Verschuiving van krant naar online
Nieuwssites en -apps worden een steeds belangrijkere bron van nieuws. Bijna alle respondenten van 16-29 jaar bekijken wel eens een nieuwssite of -app, maar ook onder 55-plussers is dit aandeel ruim driekwart. Vooral hoogopgeleiden volgen het nieuws vaak online. Daarnaast komt naar voren dat ruim een derde van de Amsterdammers sociale media gebruikt om op de hoogte te blijven van nieuws in het algemeen en 16% gebruikt het om op de hoogte te blijven van zaken in de stad of hun stadsdeel.
Vooral 55-plussers geven de voorkeur aan huis-aan-huisbladen
Een derde van de respondenten geeft aan dat zij het liefst geïnformeerd zouden willen worden over zaken in de stad via huis-aan-huisbladen (vooral 55-plussers). Een veel groter aandeel van de Amsterdammers geeft de voorkeur aan bewonersbrieven om geïnformeerd te worden over zaken in de stad (51%). Verder valt op dat de voorkeur voor digitale informatiebronnen sterk is toegenomen. Jongere Amsterdammers geven vaker de voorkeur aan digitale informatiebronnen dan oudere Amsterdammers.
Buurtkrantlezers voelen zich meer verbonden met de buurt
Amsterdammers die buurtkranten lezen voelen zich iets meer verbonden met de buurt dan Amsterdammers die ze niet lezen. Toch hoeft dit niet te betekenen dat dit komt door het lezen van buurtkranten. Vermoedelijk spelen ook andere factoren hier een belangrijke rol.
Eén Zuidoost: verbondenheid oost- en westkant spoor, nulmeting
Stadsdeel Zuidoost streeft bij de ontwikkelingen binnen het stadsdeel naar ‘één Zuidoost’. OIS heeft onderzocht in hoeverre bewoners van Zuidoost en werkenden in Zuidoost de gebieden ten oosten en westen van het spoor 1) als één gebied ervaren en gebruiken. Daarnaast is gekeken in hoeverre men zich verbonden voelt met beide kanten van het spoor.
Bewoners Zuidoost komen vaker aan andere kant spoor dan werkenden
De meeste mensen die in Zuidoost wonen en/of werken, komen wel eens aan de andere kant van het spoor (84%). Onder bewoners is dit aandeel groter dan onder werkenden in Zuidoost. Ook de frequentie waarmee bewoners aan de andere kant van het spoor komen is hoger dan bij werkenden.
Vooral naar de andere kant van het spoor om te winkelen
Bewoners van Zuidoost gaan vooral naar de andere kant van het spoor om te winkelen, om te recreëren of om naar de bioscoop te gaan. Werkenden in Zuidoost gaan vooral naar de andere kant van het spoor om te winkelen en voor hun werk. Meer dan de helft van de respondenten kent geen mensen die aan de andere kant van het spoor wonen of werken.
Respondenten ervaren beide kanten spoor als enigszins verbonden
Mensen die in Zuidoost wonen en/of werken ervaren beide kanten van het spoor enigszins als één gebied. Mensen die in Zuidoost werken ervaren het minder als één gebied dan mensen die in Zuidoost wonen.
In hoeverre ervaart u de westzijde en oostzijde van het spoor als één gebied, ofwel als één Zuidoost?
1) De oostkant van het spoor kenmerkt zich als woongebied. De westkant van het spoor is nu vooral gericht op werken en entertainment, maar is een belangrijke woningontwikkellocatie van de stad.
In een aantal gebieden in Amsterdam is er sprake van veel overlast, bijvoorbeeld van dronken mensen op straat, drugsgebruik of rondhangende jongeren. Wanneer deze overlast de openbare orde ernstig verstoort, kan de burgemeester dit gebied aanwijzen als een overlastgebied. Amsterdam heeft drie overlastgebieden: Centrum, Zuidoost en Oost. Hier mag de politie verblijfsverboden opleggen aan personen die overlast veroorzaken. Iemand die een verblijfsverbod opgelegd krijgt, moet het gebied verlaten en mag daar voor een bepaalde periode niet meer komen.
OIS maakt elke twee jaar een Monitor Overlastgebieden om de ontwikkeling van de overlast en de opgelegde verblijfsverboden in kaart te brengen. Per 1 juli 2019 is de aanwijzing van de overlastgebieden verlengd.
De meeste gebieden waarin sprake is van aanzienlijke overlast, zijn gelegen in de huidige aangewezen overlastgebieden. Dit betekent dat de gebieden juist gekozen zijn. Wel dienen de ‘randen’ van de overlastgebieden in de gaten te worden gehouden. Te zien is dat er op sommige plekken net buiten de grenzen van een overlastgebied relatief veel overlast plaatsvindt. Daarom is besloten het overlastgebied Centrum per 1 juli 2019 uit te breiden met de Vondelparkbuurt Oost. In Centrum vindt de meeste overlast plaats. Hier wordt door de politie en de handhaving de meeste overlast geregistreerd, bewoners ervaren hier het vaakst overlast en de verblijfsverboden worden veel ingezet. Bewoners ervaren vooral overlast van dronken mensen op straat en drugsgebruik of drugshandel.
Overlastincidenten die gelden als verwijderingsgrond geregistreerd door de politie per buurt, 2018
De speelplekken in de buurt Buitenveldert Oost Midden zijn aan vernieuwing toe. Dat blijkt uit onderzoek dat OIS heeft uitgevoerd onder 197 buurtbewoners. In Buitenveldert Oost Midden bevinden zich 12 speelplekken, dat is relatief veel. OIS heeft onderzocht hoe deze speelplekken gewaardeerd en gebruikt worden.
Speelplekken worden weinig gebruikt
Veel speelplekken in de buurt zijn niet bekend bij de bewoners. Aan de bewoners die de speelplekken wel kennen is gevraagd of zij gebruik maken van de speelplekken. Gemiddeld zegt 38% van deze bewoners gebruik te maken van een speelplek.
Veel speelplekken niet hoog beoordeeld
De speelplekken worden net aan voldoende beoordeeld met een gemiddeld rapportcijfer 5,6. Vijf van de twaalf speelplekken krijgen een onvoldoende. De speelplekken die het minst gebruikt worden, krijgen gemiddeld ook het laagste rapportcijfer.
Speelplekken zijn toe aan vernieuwing
Vooral bewoners met kinderen hebben behoefte aan een goed onderhouden speelplek met veel variatie aan speeltoestellen. Zij hebben liever één mooie, grote speelplek dan meerdere kleine speelplekken. De speelplekken worden ook daadwerkelijk gezien en gebruikt als speelplek, recreatie komt weinig voor. Veel speelplekken worden weinig gebruikt, het lijkt erop dat deze meer gebruikt zullen gaan worden als ze vernieuwd zijn.
OIS vraagt Amsterdammers periodiek of ze met bepaalde vormen van straatintimidatie zijn geconfronteerd, hoe zij dat hebben ervaren en waar het incident heeft plaatsgevonden. De vragen zijn onderdeel van de Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland.
Van de 3518 ondervraagde Amsterdammers geeft 41% aan de afgelopen 12 maanden een keer of vaker te zijn geconfronteerd met straatintimidatie. Het aandeel mannen dat in 2018 geconfronteerd werd met straatintimidatie is stabiel (30%). Vrouwen hebben, hoewel er sprake is van een daling sinds 2016 vaker te maken met straatintimidatie: van 59% naar 51%. Dat geldt vooral voor jongere vrouwen: 81% van de 15- tot 35-jarigen. Jongere mannen overkomt dit minder vaak (38%). Leeftijd speelt hier minder een rol.
OIS voert in opdracht van Ruimte en Duurzaamheid iedere vijf jaar het Grote Groenonderzoek uit. In dat onderzoek wordt nagegaan hoe Amsterdammers het groen in en rondom de stad gebruiken en in hoeverre zij dat waarderen. Deze informatie is een belangrijke basis voor stedenbouwkundige programma’s als de Groenvisie en de Omgevingsvisie.
Amsterdammers zijn tevreden over het groen in de stad. Gemiddeld gaven de 3.687 respondenten een 7,2 voor de totaalindruk van de parken en zelfs een 7,6 voor de recreatiegebieden die ze bezochten. De hoogste gewaardeerde parken zijn het Amstelpark en het Westerpark, voor de recreatiegebieden zijn dat de duinen en ’t Goois Natuurreservaat. Daarbij valt op dat geen enkel gebied of park een onvoldoende heeft gekregen. Men wil wel meer groen en daar meer voorzieningen en beter onderhoud. Tegelijkertijd wil men het graag rustig houden: minder evenementen, fietsen, honden, drukte, lawaai en afval. Het groen wordt vooral gebruikt om te wandelen, te rusten of te chillen of om te genieten van de flora en fauna. Daarnaast worden met name parken gebruikt voor uiteenlopende activiteiten zoals lezen, fotograferen of een feestje vieren. Ruim een derde geeft aan de parken ook als doorgangsroute te gebruiken.
Van alle ondervraagden geeft 93% aan wel eens een park te hebben bezocht. De grotere, centraal gelegen parken als het Vondelpark, Westerpark of Oosterpark zijn daarbij het populairst. Het aandeel dat een recreatiegebied heeft bezocht is kleiner: 62%. Een aandeel dat door de tijd heen bovendien een dalende trend laat zien. Het Amsterdamse Bos en het Noordzeestrand zijn de meest genoemde gebieden. Een nagenoeg even groot deel van de respondenten (61%) geeft aan ook ander omgevingsgroen te gebruiken voor recreatie. Het gaat hierbij om plantsoenen, speelplaatsen of groenstroken, maar ook minder groene plekken als pleinen of kades. Genoemde plekken zijn daarbij de Weesperzijde, de Bogortuin of de kop van het Java-eiland. Mensen maken graag gebruik van groen in hun directe woonomgeving. Als ze aangeven dat niet te doen dan zijn de argumenten dat men geen behoefte heeft of liever in de eigen (volks)tuin of op het balkon zit.
Dit blijkt uit de jongste leerlingenprognose 2018/’19 die Onderzoek, Informatie en Statistiek heeft gemaakt in opdracht van Onderwijs, Jeugd en Zorg. De leerlingenprognose volgt uit de nieuwste bevolkingsprognose van 2019.
Verwacht wordt dat de PO basisgeneratie de komende jaren, tot en met 2025, gaat afnemen. De afname van het aantal 4- tot en met 12-jarigen die we in de prognose terugzien is het gevolg van het toenemend vertrek van vooral jonge gezinnen uit de stad sinds 2014. In de OIS bevolkingsprognose van 2019 wordt rekening gehouden met meer nieuwe woningen dan in de vorige prognose. Na 2025 gaat de PO basisgeneratie weer stijgen. Met name de hogere woningbouwproductie zorgt ervoor dat het aantal kinderen in de PO basisgeneratie toeneemt. In de bestaande wijken is er veelal sprake van krimp, in de nieuwe wijken vindt er groei plaats.
In 2018/’19 telt het Amsterdamse basisonderwijs 62.130 leerlingen. De leerlingenprognose basisonderwijs laat zien dat het leerlingenaantal zal afnemen, met als verwacht laagste punt 60.340 leerlingen in 2024/’25 (een daling van 2,9%). Hierna stijgt het leerlingenaantal tot 68.270 leerlingen in 2034/’35 (een stijging van 9,9% ten opzichte van het huidige schooljaar).
Leerlingenaantal voortgezet onderwijs blijft nog even groeien
De belangrijkste verwachte ontwikkeling voor de VO scholen is dat de leeftijdsgroep van 12 tot en met 18 jaar de komende jaren zal blijven groeien en vanaf 2026 gaat afnemen. Deze afname wordt voornamelijk veroorzaakt door het verder toegenomen vertrek uit de stad van gezinnen met jonge kinderen. De extra woningen die op korte termijn (tot 2020) gebouwd worden zorgen voor een verwachte groei van de VO basisgeneratie vanaf 2032. Dit effect wordt echter geremd door het toegenomen vertrek van jonge gezinnen uit de stad. Uit de jongste leerlingenprognose VO 2018/’19 van OIS blijkt dat het leerlingenaantal naar verwachting zal groeien met ongeveer 1.500 leerlingen op het toppunt 2023/’24: van 42.184 in schooljaar 2018/’19 naar 43.720 in 2023/’24 (een stijging van 3,7%). Daarna zal het leerlingenaantal dalen tot 41.600 in 2031/’32 (een daling van 1,4%) en zal dan weer stijgen naar bijna 42.480 leerlingen in 2034/’35 (een stijging van 0,7% ten opzichte van het huidige schooljaar).
Meer weten?
In de rapportages leerlingenprognose BO, VO, SBO en SO wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van hoe de leerlingenprognose en de bevolkingsprognose tot stand komen en wat de belangrijkste verschillen met vorig jaar zijn. Als laatste zijn er tabellen te vinden met de geprognotiseerde leerlingenaantallen per school.
Kwetsbaarheidsscore: 11% van de Amsterdammers meest kwetsbaar
Wie de kwetsbaarheid van bewoners in kaart wil brengen heeft de keuze uit een groot aantal indicatoren. Voorbeelden zijn de hoogte van het inkomen, het opleidingsniveau, de gemiddelde werkloosheid, de tevredenheid met de buurt, het aandeel eenoudergezinnen etc.
De nieuwe Kwetsbaarheidsscore combineert de vier belangrijkste voorspellers voor een lagere kwaliteit van leven in één getal, namelijk een laag inkomen, een laag opleidingsniveau, geen werk en een slechte gezondheid. Met een getal tussen 0 en 4 wordt aangegeven op hoeveel van deze voorspellers een persoon kwetsbaar is. Bij een score van 3 of 4 wordt iemand tot de meest kwetsbaren gerekend.
Van de Amsterdammers wordt 11% tot de meest kwetsbaren gerekend. De verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn groot. Van de Amsterdammers onder de 18 jaar is 6% meest kwetsbaar, en onder 66-plussers gaat het om 25%. Naast dat ouderen meer gezondheidsproblemen hebben, zijn zij ook vaker laag opgeleid.
Aandeel meest kwetsbaren o.b.v. de Kwetsbaarheidsscore, 2017
Stedelijke werkgroep Kwetsbaarheid
De Kwetsbaarheidsscore is ontwikkeld door de stedelijke werkgroep kwetsbaarheid. Het doel van de werkgroep is om consensus te bereiken over de manier waarop kwetsbaarheid wordt gemeten en cijfers te produceren die minimaal op buurtniveau beschikbaar zijn voor de doelgroepen jeugd, volwassenen en ouderen. Dit heeft geresulteerd in de volgende nieuwe indicatoren voor sociale kracht:
De Kwetsbaarheidsscore: hoeveel Amsterdammers zijn kwetsbaar op minimaal 3 van de volgende 4 factoren: inkomen, opleiding, werk en gezondheid
De Sociaaleconomische Score (SES): een schaal van 2 tot 10 die alle Amsterdammers indeelt op basis van de hoogte van het opleidingsniveau en het huishoudinkomen.
Draagkracht van een buurt: het oordeel van de bewoners over de sociale cohesie in hun buurt en het aantal buurtactiviteiten gericht op participatie dat plaatsvindt in de buurt
Aan de werkgroep Kwetsbaarheid namen de volgende afdelingen en organisaties deel: WPI, Wonen, OJZ, GGD, AHTI, Sport en Bos, AFWC, stadsdelen en OIS.
Waar staan de cijfers over sociale kracht?
De cijfers over het thema sociale kracht zijn terug te vinden in twee dashboards:
Woon-werkstromen Amsterdams onderwijspersoneel en startende leraren in beeld
In Amsterdam is, net als in andere delen van het land, sprake van een tekort aan leraren. In de Amsterdamse lerarenagenda 2019-2023 ‘Liever voor de Klas’ van de Taskforce Lerarentekort wordt gekeken naar manieren om nieuwe leraren te trekken naar Amsterdam en om huidige leraren te behouden.
Meer dan de helft van het totale Amsterdamse onderwijspersoneel woont in de stad
Het onderwijspersoneel van buiten Amsterdam komt grotendeels uit de metropoolregio Amsterdam, met name uit Zaanstad, Almere en Amstelveen. Het onderwijspersoneel dat werkzaam is in het Amsterdamse primair onderwijs woont hemelsbreed gemiddeld het dichtst bij de school waarop zij werken. Meer weten? Klik dan hier voor het online dataverhaal.
Minder startende leraren werken op de lange termijn in het Amsterdamse (speciaal) basisonderwijs
Dat blijkt uit het cohortonderzoek ‘startende leraren in Amsterdam’, waarin drie cohorten leraren die na hun studie voor een baan in het Amsterdamse onderwijs hebben gekozen tot zeven jaar na afstuderen zijn gevolgd. Onder startende leraren voor het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs lijken er juist wat meer voor Amsterdam te kiezen op de lange termijn. Binnen drie jaar na afstuderen vindt de grootste uitstroom plaats. Van de gestarte leraren in het Amsterdamse (speciaal) basisonderwijs uit cohort 2010 (afgestudeerd in studiejaar 2009/’10) werkte 13% na drie jaar niet meer in de stad. In cohort 2012 en 2014 is deze uitstroom toegenomen naar meer dan één vijfde. Vooral de gestarte leraren van buiten de stad verlaten op de lange termijn het Amsterdamse onderwijs. Mogelijke redenen hiervoor zijn de toegenomen druk op de Amsterdamse woningmarkt en het oplopende lerarentekort in Nederland waardoor zij waarschijnlijk een baan vinden dichter bij huis.
OIS vroeg zo'n 1.400 Amsterdammers naar hun kennis, houding en gedrag ten aanzien van klimaatmaatregelen. Daaruit blijkt dat een ruime meerderheid de overstap naar duurzame energie steunt en onderkent daaraan ook zelf te moeten bijdragen.
Klimaatverandering overdreven?
Bijna 60% van de Amsterdammers denkt dat klimaatverandering een groot effect heeft op Amsterdam. En slechts 5% vindt klimaatverandering overdrijving. Verder herkent ongeveer 90% van de ondervraagden duurzame energiebronnen, zoals zon- en windenergie. Ongeveer 40% van de Amsterdammers is bekend met de doelstellingen van de gemeente op het gebied van CO2 uitstoot en aardgasvrij wonen.
Wat draagt ú bij?
We vinden het klimaat dus bijna allemaal best belangrijk. En de kleinere, makkelijke energiebesparende handelingen binnenshuis zijn veel Amsterdammers best bereid te doen. 87% geeft aan het licht uit te doen bij het verlaten van de kamer. En 71% zet de verwarming uit in kamers waar op dat moment niemand is. Maar maatregelen die meer moeite of een investering kosten, worden minder vaak genomen. Zo'n 28% geeft bijvoorbeeld aan vloer-, muur- of dakisolatie te hebben, of een 100% duurzame energieleverancier.
Waarom doen we niet méér?
Omdat lang niet iedereen er het geld voor heeft. Omdat veel mensen afhankelijk zijn van de woningeigenaar/verhuurder. Of omdat er belemmeringen zijn bij de organisatie van de maatregelen die iemand wil nemen (er is bijvoorbeeld geen overeenstemming binnen de VvE).
En wat kan de gemeente doen?
Amsterdammers vinden dat de gemeente zou kunnen helpen door (meer) goedkope leningen/subsidies aan te bieden, maar ook door duidelijke informatievoorziening over (lokale) mogelijkheden en plannen te geven.
In het kader van We make the City heeft OIS in samenwerking met Het Parool aan Amsterdammers gevraagd hoe gelukkig zij zijn met het leven in de stad. Gemiddeld geven bewoners een 7,8 voor hun leven in Amsterdam. Bijna zeven van de tien (69%) geven een acht of hoger en slechts 3% van de respondenten geeft een onvoldoende.
De top vijf van kenmerken die een (sterk) positieve invloed hebben op het persoonlijke geluk zijn:
Amsterdam is een mooie stad (93%)
Je kunt hier bijna alles bereiken op de fiets (86%)
Ik voel me thuis in mijn eigen buurt (86%)
Amsterdam heeft een breed en kwalitatief goed cultuuraanbod (85%)
Er is een goed aanbod van voorzieningen (sport / scholen / winkels / medisch) (84%)
Van de 25 voorgelegde stellingen was er slechts één waarvan de meerderheid van de respondenten (51%) ongelukkiger werd, namelijk de betaalbaarheid (van de woningen). De meeste Amsterdammers (74%) verwachten dat dit in de toekomst nog erger zal worden. De kansen(on)gelijkheid in de stad maakt ruim een kwart van de Amsterdammers (27%) minder gelukkig, en ook op dit punt voorzien relatief veel Amsterdammers dat dit erger zal worden (41%). Over het terugdringen van de auto zijn de Amsterdammers verdeeld: de meerderheid (57%) vindt dit (sterk) positief, maar de maatregel staat ook in de top vijf van kenmerken die Amsterdammers minder gelukkig maken (21%).
Welke invloed hebben de volgende kenmerken van Amsterdam op uw persoonlijk geluk?
Van de 146.500 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15 tot en met 26 jaar waren er in 2018 gemiddeld 6.100 werkloos, dit komt neer op 6,2% van de beroepsbevolking. In 2014 was dit nog 13,3% (13.300 jongeren). De Amsterdamse jeugdwerkloosheid lag in 2014 ruim boven het landelijke gemiddeld, inmiddels zijn Amsterdamse jongeren even vaak als gemiddeld in Nederland werkloos.
OIS heeft de belangrijkste ontwikkelingen in de jeugdwerkloosheid in beeld gebracht door jongeren op basis van de kenmerken onderwijs, werk en werkloosheid in te delen in zes groepen. De cijfers, gebaseerd op de internationale definitie van werkloosheid, zijn nu voor 2014 tot en met 2018 beschikbaar.
Jeugdwerkloosheid Amsterdam lager dan Rotterdam en Den Haag
De totale Amsterdamse jeugdwerkloosheid ligt met 6,2% rond het landelijke gemiddelde (6,5%). In Den Haag (9%), Rotterdam (10%) is nog steeds sprake van hogere jeugdwerkloosheid dan in Amsterdam. In Utrecht (6%) ligt de jeugdwerkloosheid op eenzelfde niveau als in Amsterdam.
Jongere zonder startkwalificatie die geen onderwijs meer volgen vaakst werkloos
Laagopgeleide jongeren zijn vaker dan andere groepen werkloos (11%), dit geldt het sterkst voor de laag opgeleide jongeren (jongeren zonder startkwalificatie) die geen onderwijs meer volgen (16%). Ook jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond (8% werkloos) zijn nog steeds vaker werkloos dan jongeren zonder migratieachtergrond (5% werkloos), maar het verschil is wel kleiner geworden in de afgelopen jaren. Wanneer opleidingsniveau en migratieachtergrond gecombineerd worden, blijkt dat het verschil in werkloosheid tussen jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond en jongeren met een Nederlandse achtergrond blijft bestaan voor laag- en middelbaar opgeleide jongeren. Bij hoogopgeleide jongeren is er geen verschil meer in werkloosheid tussen jongeren met een niet-westerse en jongeren met een Nederlandse migratieachtergrond.
Aantal jongeren met bijstand daalt
Op 1 januari 2019 ontvingen 2.854 jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 26 jaar een uitkering in het kader van de participatiewet (1,9% van de jongeren). In januari 2015 ontvingen 2.769 jongeren een uitkering (2%), 83 minder dan begin 2019. Dat het totaal aantal bijstandsuitkeringen van 18-26 jarigen vrijwel gelijk is gebleven in de afgelopen jaren komt door de instroom van statushouders. Zij zijn, zeker in de eerste jaren na hun komst naar Nederland, nog vaak afhankelijk van bijstand. Als alleen wordt gekeken naar de ontwikkelingen van het aantal jongeren met bijstand exclusief de statushouders dan was er tussen januari 2015 (2.558, 1,8%) en januari 2019 (1.743, 1,2%) sprake van een daling van 33%.
Groot deel bemiddelingen naar school en werk duurzaam
In 2015 is de aanpak jeugdwerkloosheid gestart met als doel in vier jaar tijd tenminste 21.000 jongeren naar school of werk begeleiden. Dit is gelukt, er zijn 24.684 jongeren bemiddeld naar een opleiding (18%) of een baan (82%). Van deze bemiddelingen is nagegaan in hoeverre zij duurzaam zijn. Dat wil zeggen minimaal zes maanden onafgebroken onderwijs volgen of werken. Van de jongeren die een opleiding zijn gaan volgen is zes maanden later 83% nog steeds bezig met een opleiding. Van de jongeren die zijn gaan werken is zes maanden later 60% nog steeds werkzaam. Verder blijkt dat bemiddelingen naar een baan voor minimaal 12 uur per week en banen met een vast karakter (bepaalde of onbepaalde tijd) vaker duurzaam zijn dan bemiddelingen naar bijvoorbeeld uitzendbanen. Zie de rapportage bemiddelingen jeugdwerkloosheid 2015-2018 voor meer informatie.
GroenLinks en de PvdA zijn in Amsterdam de grote winnaars van de verkiezingen voor het Europees Parlement.
Beide zagen hun electoraat met 50% toenemen in vergelijking met de vorige verkiezingen in 2014. Winst is er ook voor nieuwkomers Forum voor Democratie, met 6,3% van de stemmen, Volt Nederland met 4,6% en DENK met 3,2%. Forum voor Democratie haalde in Tuindorp Oostzaan 17,5%, Volt Nederland op de Zuidas 7,5% en DENK in Geuzenveld/Eendracht 24,6%.
Fors verlies was er voor D66, SP en PVV, die ieder de helft of meer van hun aanhang kwijtraakten. Bescheiden winst was er voor de VVD en de Partij voor de Dieren.
Net als in de rest van Nederland lag de opkomst aanmerkelijk hoger dan in 2014. In Amsterdam was de opkomst zelfs hoger dan in Nederland gemiddeld. Wel zijn er grote verschillen in opkomst binnen de stad. In Centrum lag de opkomst op 69,2%, veel meer dan de 52,6 % uit 2014. In Zuidoost was de opkomst 5 jaar geleden 22,7% en 28% nu. Ook al kan dit beeld enigszins zijn beïnvloed doordat iedereen overal mag stemmen, overeind blijft dat specifieke groepen nog meer dan andere gemotiveerd zijn gebleken dit keer hun stem voor het Europees Parlement uit te brengen.
Dit blijkt uit de Monitor Sociale Veiligheid in het Openbaar Vervoer 2018. In het onderzoek zijn vragen gesteld aan reizigers over de veiligheidsbeleving, het vermijdingsgedrag, het ervaren van overlast, criminaliteit, toezicht en drukte in het openbaar vervoer.
Reizigers voelen zich veiliger
Uit het onderzoek blijkt dat 85% van de Amsterdammers zich over het algemeen (zeer) veilig in het Amsterdamse openbaar vervoer voelt. In 2017 was dit 80%. Zes op de tien reizigers (59%) voelen zich op elke halte of traject veilig. Het gemiddelde rapportcijfer dat reizigers geven voor sociale veiligheid nam afgelopen jaar geleidelijk toe: van een 7,1 in 2013 naar een 7,8 in 2018.
Minder mensen vermijden het openbaar vanwege sociale onveiligheid
Het aandeel reizigers dat bepaalde haltes of trajecten vermijdt, is gehalveerd van 16% in 2017 naar 8% in 2018. Eén op twintig mensen (5%) die geen gebruik maakt van het openbaar vervoer, geeft sociale onveiligheid als reden hiervoor. De haltes Lelylaan, Amsterdam Centraal en Bijlmer Arena blijven net als vorig jaar aandachtspunten, omdat relatief veel reizigers zich hier onveilig voelen.
Bepaalde vormen van overlast nemen af
De meeste overlast wordt nog steeds veroorzaakt door mobiel bellen, geluidsoverlast en dronken mensen. Overlast van bedelaars en muzikanten is met 4% afgenomen ten opzichte van 2017. Ook worden er minder reizigers lastig gevallen (-4%). Voor de overige vormen van overlast, zijn er geen significante veranderingen.
Minder grote stijging WOZ-waarde van Amsterdamse woningen
In Amsterdam is tussen de aanslag onroerendezaakbelasting van 1 januari 2018 en de aanslag van 1 januari 2019 de WOZ-waarde van de woningen met gemiddeld 11% gestegen.
Dat is aanzienlijk maar minder dan in de voorgaande twee jaar waarin de stijging gemiddeld 16% was. Bovendien steeg toen de WOZ-waarde vooral binnen de ring A10, terwijl afgelopen jaar de woningwaarde juist buiten de ring A10 sterk toenam.
In het afgelopen jaar is de WOZ-waarde vooral in de stadsdelen Nieuw-West, Zuidoost en Noord gestegen. In Bijlmer Centrum en Nellestein (+20%) steeg de WOZ-waarde zeer sterk maar ook elders in stadsdeel Zuidoost steeg de WOZ-waarde veel meer dan het Amsterdams gemiddelde. Hetzelfde geldt voor Oud-Noord , Banne Buiksloot, Buikslotermeer en de Waterlandpleinbuurt in stadsdeel Noord en Osdorp-Midden en -Oost, Overtoomse Veld, Westlandgracht en Geuzenveld in stadsdeel Nieuw-West. Over het algemeen was in wijken met na 2000 gebouwde woningen de waardestijging geringer dan in wijken met oudere woningen. Eigenaar/bewoners in deze gebieden zullen nu een wat hogere aanslag hebben gekregen dan inwoners in stadsdelen met een lagere waardestijging.
Vier op de tien Amsterdamse middelbare scholieren heeft een potentiële onderwijsachterstand
Vier van de tien middelbare scholieren (41%) behoren tot de doelgroep Kansenaanpak VO, 56% niet, en van 3% van de leerlingen zijn achtergrondgegevens onbekend. Bij de verdeling van de middelen van de aanpak wordt rekening gehouden met de samenstelling van de leerlingpopulatie van de scholen.
De scholen verschillen sterk als we kijken naar het aandeel scholieren met een potentiële onderwijsachterstand, dit varieert van 6% tot 93% van de schoolpopulatie. In de stadsdelen Zuidoost, Nieuw-West en Noord wonen relatief gezien de meeste middelbare scholieren met een potentiële onderwijsachterstand. Ongeveer zes op de tien kinderen uit deze stadsdelen valt onder de doelgroep kansenaanpak. Van de leerlingen die in stadsdeel Centrum wonen valt slechts een vijfde (19%) onder de doelgroep, vergelijkbaar met de leerlingen die buiten de stad wonen (20%).
De berekening van de doelgroep kansenaanpak VO die door OIS is ontwikkeld, is gebaseerd op de sociaaleconomische status (ses) van de leerlingen. Dit is berekend op basis van het opleidingsniveau van de ouders en het huishoudinkomen. De doelgroep bestaat uit leerlingen die vallen in de laagste twee (van de vijf) categorieën, namelijk 'zeer laag' en 'laag/onzeker'. Leerlingen van wie de ses score onbekend is maar van wie wel bekend is dat zij statushouder zijn, worden ook tot de doelgroep gerekend.
Zowel de jeugdcriminaliteit als de volwassenencriminaliteit in Amsterdam blijven dalen. Dit blijkt uit de rapportage ‘Criminaliteitsbeeld 2018’. Hierin wordt ingegaan op het aantal Amsterdamse jeugdige- en volwassen verdachten van een misdrijf. Ook het aantal misdrijven waarvan jongeren en volwassenen verdacht zijn wordt beschreven.
Jeugdcriminaliteit daalt sterker dan volwassenencriminaliteit
In 2018 was 2,3% van de Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 12-24 jaar verdacht van een misdrijf. Onder volwassenen van 25 jaar en ouder was dit 0,9%. Zowel het aandeel jeugdige verdachten als het aandeel volwassen verdachten daalt sinds 2015. Het aandeel jeugdige verdachten daalt sterker. In stadsdeel Zuidoost wonen relatief de meeste verdachten, in de stadsdelen Centrum en Zuid wonen juist relatief weinig verdachten.
Meeste gepleegde misdrijven in Centrum
In stadsdeel Centrum worden zowel door jongeren als door volwassenen verreweg de meeste misdrijven gepleegd. Het gaat om een derde van alle in Amsterdam gepleegde misdrijven waarvan jongeren en volwassenen verdacht worden. Wel is tussen 2017 en 2018 sprake van een relatief grote afname van het aantal misdrijven in Centrum. Zowel jongeren als volwassenen plegen misdrijven het vaakst op de Wallen. Andere gebieden waar relatief vaak misdrijven gepleegd worden zijn de Bijlmer en de Grachtengordel-Zuid. Net als de Wallen zijn dit uitgaansgebieden.
Gepleegde misdrijven in Centrum vooral door niet-Amsterdammers
De misdrijven in Centrum zijn voor het grootste gedeelte gepleegd door verdachten die niet in Amsterdam wonen. De misdrijven in de stadsdelen Noord en Nieuw-West worden juist vaak door Amsterdamse verdachten gepleegd.
Welke attracties trekken de meeste bezoekers? Hoe zijn ze gespreid over Amsterdam en de regio? En wat wordt er precies verstaan onder ‘attracties’? Om deze vragen te beantwoorden heeft OIS attractiesmonitor opgezet. De resultaten van de eerste meting zijn beschreven in het rapport Monitor Attracties Amsterdam 2018. De gegevens zijn openbare data geschikt voor andere onderzoeken.
De aanleiding voor de start van de monitor was de behoefte om een beeld te krijgen van het volledige toeristische aanbod in Amsterdam en regio. Hotels, restaurants en winkels worden al jaren gemonitord, maar het aantal attracties blijkt moeilijk in beeld te krijgen. Afhankelijk van het onderzoeksdoel kunnen attracties worden beschouwd als bedrijven of als tijdbesteding van bezoekers. Dit verklaart waarom er verschillende definities en bronnen in omloop waren.
Keuze voor brede definitie van attracties en verschillende bronnen
In afstemming met verschillende gemeentelijke partijen is er gekozen voor één brede definitie: attracties zijn publiekstrekkers op het gebied van kunst, cultuur, entertainment en (natuur)recreatie. OIS verzamelt gegevens van attracties vanuit verschillende invalshoeken: vanuit bedrijvigheid, vanuit bezoekers, vanuit registraties en vanuit beleid en organisatie. Voor de monitor zijn gegevens uit meerdere bronnen opgehaald en gekoppeld: Kamer van Koophandel, monumentenregistraties, databestanden van provincie Noord-Holland, regiogemeenten, amsterdam&partners en TripAdvisor. Alle attracties die voldoen aan de definitie zijn opgeslagen in het Attractiesbestand MRA, gecategoriseerd en voorzien van geodata. Gegevens zijn beschikbaar voor andere onderzoeken. De kaart hieronder laat de locaties van de attracties in de MRA zien.
Attractiesbestand voor meten van spreiding en drukte
Het rapport beschrijft verschillende toepassingen van het Attractiesbestand, onder andere de mogelijkheden en beperkingen van het gebruik van de registraties van de Kamer van Koophandel en de gegevens van TripAdvisor. Het gebruik van TripAdvisor is geïnspireerd op het rapport van McKinsey “Coping with Success: Managing Overcrowding in Tourism Destinations.” Daarin worden indicatoren geformuleerd op basis van de gegevens van TripAdvisor. OIS heeft onderzocht in hoeverre deze indicatoren toepasbaar zijn voor het meten van drukte in Amsterdam. Twee van de drie indicatoren wijzen op het hoogste risico op overmatige drukte: concentratie van attracties en het aandeel “matige” en “vreselijke” reviews. Als het gaat om de dominantie van historische plekken dan is het risico op overmatige drukte, en de bedreiging van cultureel erfgoed, relatief laag.
Uitslag verkiezingen Provinciale Staten in Amsterdam 20 maart 2019
In de provincie Noord-Holland gaat de strijd om wie de grootste is tussen GroenLinks en Forum voor Democratie. De VVD verliest de koppositie in de provincie. De verschillen in de provincie zijn groot. Zo haalde Forum voor Democratie in Amsterdam zo’n 9% van de stemmen, in Zaanstad 18%, in Purmerend 24% en in Volendam/Edam 41%. GroenLinks haalde in deze gemeenten respectievelijk, 24, 12, 10 en 7% van de stemmen.
De regeringscoalitie verliest haar meerderheid in de Eerste Kamer. Dat was bij de vorige verkiezingen voor de Provinciale Staten, in 2011 en 2015, ook het geval.
Opvallend is de relatief hoge opkomst. Naast de vraag naar de positie van de regeringscoalitie in de Eerste Kamer speelt daarbij het verkiezingsthema klimaat een rol. De beide winnaars nemen op dat thema tegengestelde posities in. Hun achterban kan daardoor extra gemotiveerd zijn om een stem uit te brengen. Bij Statenverkiezingen is de opkomst lager dan bij de Tweede Kamerverkiezingen en dan kunnen dit soort selectieve opkomsteffecten relatief sterk doorwerken in de uitslag. In 2011 was de opkomst ook relatief hoog. Ook toen, ten tijde van het Kabinet Rutte I met gedoogsteun van de PVV, waren specifieke kiezersgroepen extra gemotiveerd om te komen stemmen.
In Amsterdam is GroenLinks veruit de grootste partij, met bijna een kwart van de stemmen. Niet eerder haalde deze partij zoveel stemmen in de stad. Forum voor Democratie heeft ongeveer 9% van de stemmen, meer dan de 6% bij de Gemeenteraadsverkiezingen maar minder dan landelijk gemiddeld. Verlies is er voor D66: haalde de partij bij de Raadsverkiezingen 2018 nog iets meer dan 15% nu is dat iets minder dan 14%. Ten opzichte van de Statenverkiezingen is het verlies groter. Ook de SP verliest, fors ten opzichte van de vorige Statenverkiezingen, maar ook in vergelijking met de laatste Raadsverkiezingen. De PvdA verliest in vergelijking met de vorige Statenverkiezingen, maar handhaaft zich in vergelijking met de laatste Raadsverkiezingen.
De huidige coalitie van GroenLinks, D66, PvdA en SP haalde bij de Staten verkiezingen ongeveer evenveel stemmen als bij de Gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar.
Subsidie zet ouderbetrokkenheid op de agenda in de het Amsterdamse voortgezet onderwijs
Met behulp van gemeentelijke subsidie hebben 33 middelbare scholen tijdens het schooljaar 2017/’18 gewerkt aan het verbeteren van de ouderbetrokkenheid. Voor veel scholen was de subsidieregeling een aanleiding om meer aandacht te besteden aan het contact met ouders. OIS heeft met scholen gesproken over de manieren waarop zij ouders betrekken bij de schoolontwikkeling van hun kind. De resultaten van dit onderzoek zijn te lezen in het rapport ”Zo’n subsidie mobiliseert de energie.” De bijbehorende factsheet bevat een aantal concrete tips en adviezen voor scholen.
Tijdens het schooljaar 2017/’18 en 2018/’19 konden Amsterdamse middelbare scholen gebruik maken van de subsidieregeling ‘Ouderbetrokkenheid Voortgezet Onderwijs’, bedoeld voor activiteiten die de ouderbetrokkenheid verbeteren. Thuis praten over school, contact met de mentor en het bezoeken van ouderavonden zijn voorbeelden van ouderbetrokkenheid.
De subsidie was voor veel scholen een aanleiding om meer aandacht te besteden aan ouderbetrokkenheid. Zij hebben tijdens het schooljaar gewerkt aan hun visie en beleid rondom dit onderwerp. Een deel van de scholen ervaart dat het contact met ouders dit schooljaar al is verbeterd. Uit de gesprekken met OIS bleken een aantal dingen hieraan te hebben bijgedragen: meer aandacht voor een positieve benadering van ouders; ouders vaker en duidelijker informeren via de website, nieuwsbrieven of mails; en meer ruimte maken voor de inbreng van ouders, bijvoorbeeld via een ouderraad of ouderklankbordgroep. Bij het versterken van de ouderbetrokkenheid stuitten scholen ook op belemmeringen. Zo kosten veranderingen in het beleid vaak veel tijd en energie, en hebben bijna alle scholen aan een groep ouders is die zij heel moeilijk bereiken.
Factsheet met tips voor scholen
Voor de scholen is de gemeentelijke subsidie een belangrijke ondersteuning bij het werken aan ouderbetrokkenheid. Daarnaast geven scholen aan dat zij behoefte hebben aan concrete tips en adviezen over dit onderwerp. OIS heeft daarom de factsheet Ouderbetrokkenheid in het Voortgezet Onderwijs gepubliceerd. Behalve een samenvatting van het onderzoek over de subsidieregeling bevat deze factsheet ook een overzicht van de belangrijkste bevindingen op het gebied van ouderbetrokkenheid uit de wetenschappelijke literatuur en informatie over Nederlandse organisaties met expertise op dit gebied.
De vraag naar Amsterdam als toeristische bestemming stijgt elk jaar. Dit is het gevolg van de mondiale toeristische groei, mobiliteitstoename en meer uitgaven aan toerisme en vrije tijd door consumenten wereldwijd en ook in Nederland. Daarnaast neemt het aantal logiesaccommodaties toe en komen er meer bezoekers in het laagseizoen. Het groeitempo van toerisme in Amsterdam ligt in 2017 hoger dan gemiddeld in Nederland en in Europa. In 2018 zwakt het groeitempo af.
In 2017 hadden Amsterdamse hotels 15,9 miljoen overnachtingen, 13% meer dan in 2016. Volgens de voorlopige cijfers van het CBS waren er in 2018 16,9 miljoen hotelovernachtingen, een groei van 7%. Ook is de landelijke groei afgezwakt van +9% in 2017 naar +7% in 2018.
Het aantal hotels en hotelovernachtingen neemt ook in de buurt van Amsterdam toe. 44% van alle hotelovernachtingen in Nederland vindt plaats in de Metropoolregio Amsterdam (MRA): 33% in Amsterdam, 6% in Haarlemmermeer en 5% in de rest van de metropool.
Het groeitempo waarmee het aantal hotelbedden toeneemt is twee jaar stabiel (+7%). Opvallend is dat de groei zich aftekent op alle bezoekersmarkten : zakelijke en recreatieve, binnenlandse en buitenlandse. De bezoekers worden gelijkmatiger gespreid over het jaar: toerisme in het laagseizoen stijgt en de pieken houden langer aan. De kamerbezetting stijgt mee naar 84%. Ook neemt het aantal banen en omzet van logies- en horecabedrijven toe.
De Europese Commissie adviseert naast economische ook sociale en ruimtelijke impact van toerisme te meten. De impact van toerisme is niet gelijk verdeeld over de stad. In het Amsterdamse stadsdeel Centrum – vanwege de centrumfunctie – is de hoogste toeristische intensiteit en dichtheid vergeleken met andere gebieden.
In deze digitalisering van de samenleving ziet de helft van de Amsterdammers meer kansen dan gevaren. Tegelijkertijd blijkt dat laagopgeleide Amsterdammers vaker hulp nodig hebben bij het regelen van online regelen van zaken dan hoogopgeleide Amsterdammers.
De bevindingen uit de bovenstaande alinea komen uit het rapport ‘Hoe digitaal zijn Amsterdammers’ dat dient als naslagwerk bij de infographic met dezelfde naam. Het rapport en de infographic zijn hier te downloaden.
Amsterdammers kochten in 2017/2018 een kwart (24%) van de laatst aangeschafte producten online. Twee jaar daarvoor, in 2015/2016, was dat aandeel 20%. Elektronica en vrijetijdsartikelen worden het meest via internet besteld. Het aandeel dat kleding en schoenen online besteld heeft is stabiel gebleven ten opzichte van 2016. Dit blijkt uit de Monitor Detailhandel 2018 waarin het koopgedrag van Amsterdammers is onderzocht tussen januari 2017 tot juli 2018.
Met het koopgedrag wordt de koopkrachtbinding berekend. Dit is het aandeel bewoners dat aangeeft in het eigen stadsdeel te kopen. De koopkrachtbinding voor dagelijkse boodschappen schommelt tussen 81% en 92% per stadsdeel. Een klein deel schaft de boodschappen in andere stadsdelen aan of buiten de stad en een (vooralsnog) verwaarloosbaar deel bestelt ze online.
De koopkrachtbinding voor Amsterdammers met Amsterdam is ook uitgerekend. Dit is het deel van de Amsterdammers dat in de stad als geheel dagelijkse boodschappen koopt. In dit geval is koopkrachtbinding voor dagelijkse boodschappen 95%. Vijf procent wordt buiten de stad of online aangeschaft.
De koopkrachtbinding voor niet-dagelijkse boodschappen is 66%. Bijna een kwart vloeit af naar het internet en tien procent is buiten de stad aangeschaft. De koopkrachtbinding van stadsdeelbewoners met hun stadsdeel is lager omdat een substantieel deel van de niet-dagelijkse boodschappen in Centrum wordt aangeschaft of bijvoorbeeld in een grote woon- en interieurwinkel in Amsterdam Zuidoost.
Minder winkels, meer winkelmeters
Het aantal winkelvestigingen is in tien jaar tijd met tien procent gedaald, terwijl het winkelvloeroppervlak juist is toegenomen. Er is dus sprake van schaalvergroting. De afname van het aantal winkels is goed zichtbaar in het niet-dagelijkse boodschappensegment, waar in tien jaar tijd 14% minder winkels zijn geregistreerd.
In het dagelijkse boodschappensegment is het aantal winkels wel toegenomen, te weten met 3%. De winkelvloeroppervlakte is met 30% toegenomen. Dit komt vooral de toename van het aantal supermarkten.
In veel winkelbranches voor niet-dagelijkse boodschappen is zowel het aantal vestigingen als de winkelvloeroppervlakte afgenomen (boeken- en tijdschriftenbranche, elektronica, meubels). Bij de kledingbranche, de ijzerwaren- en gereedschappenbranche (waaronder doe-het-zelfzaken) is juist sprake van een afname van het aantal winkels en toename van het winkeloppervlak. Ook hier is dus sprake van schaalvergroting. Het aantal warenhuizen is tussen 2008 en 2018 toegenomen dankzij de komst van grote nieuwe spelers zoals Action. Hier tegenover staat dat het totale winkelvloeroppervlak is gedaald als gevolg van het faillissement van V&D.
Bevolkingsprognose 2019-2040: meer woningen, meer groei
Vandaag heeft OIS de nieuwe bevolkingsprognose gepubliceerd. Verwacht wordt dat de bevolkingsgroei aanhoudt en Amsterdam in 2032 een miljoenenstad wordt. In de loop van 2019 telt de stad een recordaantal inwoners. Het hoogste inwonertal tot nu (ruim 872.000 inwoners in 1959) wordt waarschijnlijk dit jaar voorbijgestreefd.
In 2040 staat de teller op 1.062.500 inwoners: 60.000 meer dan volgens de vorige prognose. Dat komt doordat er rekening is gehouden met meer nieuwe woningen. Daarnaast wordt er wederom meer buitenlandse migratie verwacht. In de nieuwe prognose houdt OIS rekening met 115.000 nieuwe woningen tussen 2019 en 2040. In de vorige prognose waren dat er 32.000 minder. Het aantal verwachte woningen is naar boven bijgesteld omdat het aantal concrete woningbouwplannen toeneemt.
2018: Meer woningen dan inwoners erbij
In 2018 groeide het Amsterdamse inwonertal minder sterk dan in de jaren daarvoor. Het definitieve inwonertal op 1 januari 2019 bedraagt 862.987 inwoners; 8.671 meer dan het jaar ervoor. De woningvoorraad nam in 2018 met een recordaantal toe; er kwamen 8.673 woningen bij. Dat het aantal inwoners niet sterker toenam dan het aantal woningen is het gevolg van meer leegstand. Vermoedelijk zijn vooral veel nieuwbouwwoningen nog onbewoond.
Groei door nieuwbouw, krimp door vergrijzing en vertrek
De bevolking groeide in 2018 minder sterk dan in de afgelopen tien jaar. Net als in de vorige jaren groeide het aantal inwoners vooral als gevolg van de buitenlandse migratie en werd de groei gedempt door een toenemend binnenlands vertrek uit de stad. In de prognose wordt verwacht dat deze trend op korte termijn afzwakt doordat er een groot aantal nieuwe woningen opgeleverd gaat worden. Wel zal het binnenlands saldo ook op de langere termijn negatief zijn. De verwachting is dat er ook dan veel huishoudens vertrekken naar de regio.
Wijken waar veel nieuwe woningen gebouwd worden, groeien het sterkst. Koplopers zijn , IJburg-Oost en Noordelijke IJ-oevers-West, beide goed voor ruim 25.000 extra inwoners tot 2040, gevolgd door Zeeburgereiland/Nieuwe diep en Amstel III/Bullewijk (beide +17.000 inwoners) en Omval/Overamstel (+15.000). Ook de wijken Zuidas, Sloterdijk, Noordelijke IJ-oevers-Oost en Westlandgracht bieden plaats voor veel groei.
Tot slot zijn er ook wijken waar het aantal inwoners (licht) afneemt, waaronder Geuzenveld en Osdorp-Midden. In veel van deze wijken is weinig verhuisdynamiek; de meeste bewoners blijven zitten waar ze zitten. Het aantal inwoners in deze wijken neemt af doordat de zittende huishoudens kleiner worden, bijvoorbeeld door het uit huis gaan van kinderen. Ook speelt in deze wijken de vergrijzing een rol en worden huishoudens kleiner door het overlijden van een van beide partners. In een aantal wijken wordt juist veel verhuisd, maar daalt het aantal inwoners doordat het de grotere huishoudens zijn (gezinnen met jonge kinderen) die hun woning achterlaten voor kleinere huishoudens (alleenstaanden of stellen).
Scholen positief over subsidieprogramma Stadsscholen020
In opdracht van de gemeente Amsterdam, afdeling Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) heeft Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) in samenwerking met het AMC het subsidieprogramma Stadsscholen020 geëvalueerd. Dit programma is bedoeld voor basisscholen waarvan de leerlingen, door een opeenstapeling van problemen, veelal niet aan leren toekomen. Het programma is gestart in schooljaar 2016/’17 met een pilot voor een periode van twee jaar op twaalf scholen. Eén van deze scholen is in het schooljaar 2017/’18 gesloten en heeft om die reden één jaar meegedaan aan Stadsscholen020.
Uit de gesprekken zijn een aantal factoren naar voren gekomen die van belang zijn voor het succes en de duurzaamheid van de ingezette interventies. Zij worden samengevat in vier randvoorwaarden die belangrijk zijn om mee te nemen in de opzet van soortgelijke subsidieprogramma’s in de toekomst.
Formatie op orde;
De juiste personen op de juiste plek;
Delegerend en verbindend leiderschap;
Voldoende tijd voor het invoeren van veranderingen
Op een aantal van de scholen zien we dat aan deze vier randvoorwaarden is voldaan, op diezelfde scholen blijkt de aanpak het meest succesvol.
Het imago van stadsdeel Zuidoost is verbeterd. Dat blijkt uit het vijfde imago-onderzoek dat OIS eind 2018 heeft uitgevoerd. Ruim 1.500 respondenten hebben meegedaan, waaronder bewoners van Zuidoost, andere Amsterdammers, forenzen en studenten.
Associaties met Zuidoost zijn positiever geworden
Bewoners, Amsterdammers en forenzen noemen minder vaak criminaliteit en onveiligheid als zij aan Zuidoost denken. Positieve associaties worden juist vaker genoemd, zoals sport en thuisvoelen. Studenten associëren Zuidoost nog wel relatief vaak met criminaliteit en onveiligheid.
Criminaliteit minder vaak als belangrijkste probleem gezien
Naast het feit dat Zuidoost minder vaak wordt geassocieerd met criminaliteit, denken mensen ook minder vaak dat criminaliteit het belangrijkste probleem is van Zuidoost. Wel wordt het imago en de berichtgeving over Zuidoost vaak als belangrijkste probleem gezien. Zuidoost kampt dus met een stigma: men denkt dat anderen een negatief beeld hebben van het stadsdeel. Wel is het zo dat Amsterdammers hun beeld van het stadsdeel steeds minder vaak op de media baseren en steeds meer op hun eigen bezoek aan Zuidoost.
Zuidoost aantrekkelijker bevonden als woongebied
Steeds minder mensen geven aan niet in Zuidoost te willen wonen. Studenten zouden het vaakst (misschien) wel in Zuidoost willen wonen. Betaalbaarheid en het groen zijn voor degenen die er misschien wel willen wonen redenen waarom ze het stadsdeel interessant vinden. Ook de ruime en nieuwe woningen worden relatief veel genoemd. De belangrijkste redenen waarom mensen niet in Zuidoost zouden willen wonen, is dat men momenteel al goed woont en dat het te ver van het centrum is.
De toekomstige woonlocaties bij Amstel III en ArenAPoort worden door Amsterdammers meestal niet aantrekkelijk gevonden. Onder studenten die in Zuidoost wonen en bewoners is er wel animo voor deze woonlocaties.
Ruimte voor verbetering
Ondanks dat het de goede kant op gaat met het stadsdeel, blijft er ruimte voor verbetering. Het horeca- en winkelaanbod zou beter kunnen. Het aanbod wordt vaak eenzijdig gevonden en er ontbreekt sfeer en gezelligheid. Daarnaast vinden Amsterdammers Zuidoost nog vaak een geïsoleerd stadsdeel dat ver van het centrum ligt.
Ruim de helft van de Amsterdammers (55%) komt minstens een paar keer per jaar in het Wallengebied. Dit is minder dan in 2013 toen nog bijna driekwart van de Amsterdammers (73%) zei wel eens in het gebied te komen.
In samenwerking met AT5 en Het Parool heeft OIS aan Amsterdammers verschillende vragen gesteld over het Wallengebied. Daaruit blijkt onder andere dat de redenen om het Wallengebied te bezoeken ongeveer hetzelfde zijn als vijf jaar geleden. Zo maakt 28% van de Amsterdammers (wel eens) gebruik van de horeca in het gebied en bezoekt 12% de winkels. Coffeeshops en erotiek zijn beide voor 5% van de Amsterdammers reden om het Wallengebied te bezoeken. Tegenwoordig kiest men er wel minder vaak voor om door het Wallengebied naar een andere locatie in de stad te gaan (van 51% naar 33%). Dit zou te maken kunnen hebben met de toegenomen drukte.
Het Wallengebied is volgens een meerderheid van 54% de meest geschikte locatie in de stad voor raamprostitutie. Bijna een kwart (23%) zou de raamprostitutie verspreiden over Amsterdam of verplaatsen naar de rand van de stad. Een groep van 11% zou helemaal geen locaties toewijzen aan raamprostitutie. De groep die een antwoord geeft in de categorie anders geeft onder andere aan locaties in overleg met prostituees vast te stellen.
In Amsterdam staan ruim 11.000 docenten voor de klas in het po, so, vo en mbo. Zowel in het po/so als vo is een relatief grote groep mannen 55 jaar of ouder. In het mbo is het aandeel vrouwelijke docenten onder de 35 jaar juist relatief groot.
Diversiteit naar migratieachtergrond onder docenten is groter in het mbo dan op basisscholen
De diversiteit naar migratieachtergrond aan de lerarenopleiding neemt toe en is aan de Amsterdamse lerarenopleidingen relatief groot in vergelijking met Nederland. De diversiteit naar migratieachtergrond is groter voor opleidingen tot leraar in het voortgezet onderwijs en beroepsgerichte vakken dan voor opleidingen om docent te worden op een basisschool.
Vergelijkbaar met de studentenpopulatie aan docentenopleidingen heeft 25% (po/so) tot 30% van de docenten (vo) een migratieachtergrond. Op het mbo is er sprake van meer diversiteit: drie op de tien docenten heeft een niet-westerse migratieachtergrond en ongeveer één op de tien een westerse migratieachtergrond. Vooral de groep Nederlands-Marokkaanse docenten is relatief groot op het mbo. Nederlands-Surinaamse docenten vormen in het po en vo de grootste groep met een niet-westerse migratieachtergrond.
Net als in de rest van het land hebben scholen in Amsterdam momenteel moeite om vacatures in te vullen. Om te kunnen bepalen op welke manier de gemeente hier iets in kan betekenen brengt Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) samen met de directie Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) de huidige situatie wat betreft Amsterdamse docenten in beeld. In twee verschillende factsheets bekijken we de Amsterdamse studenten aan docentenopleidingen, en de docenten die in Amsterdam voor de klas staan.
Amsterdamse mbo-uitstromers vs. mbo-uitstromers Nederland
Amsterdamse mbo uitstromers hebben minder vaak werk dan mbo uitstromers uit de rest van Nederland. Jaarlijks volgen ruim 17 duizend Amsterdamse jongeren een opleiding op het middelbaar beroepsonderwijs. Daarmee is het mbo een belangrijke bepaler van toekomstige arbeidsmarktpositie voor veel jongeren.
Cohortonderzoek naar een specifiek deel van deze mbo’ers, namelijk diegenen die uit het onderwijs zijn gestroomd en in schooljaar 2008/’09 een diploma hebben behaald, laat zien dat Amsterdamse mbo uitstromers minder vaak werk hebben op de langere termijn. Recentere cohorten van 2012/ ’13 en 2014/’15 bevestigen dit beeld voor de kortere termijn na uitstroom.
Onderstaande figuur laat zien dat veruit de meeste mbo uitstromers uit schooljaar 2008/’09 zeven jaar na uitstroom een baan hebben. In de MRA is dit 89% en in de rest van Nederland 90%. Opmerkelijk is dat dit percentage onder Amsterdamse mbo uitstromers lager ligt en over tijd ook nog afneemt, terwijl de werkgelegenheid in Amsterdam en omstreken het meest toegenomen is. Dit onderzoek geeft een eerste zicht op de factoren die mogelijk de waargenomen verschillen kunnen verklaren.
[1] De groep overig bestaat in dit geval uit uitstromers zonder inkomen.
Het is bijvoorbeeld duidelijk de Amsterdamse mbo uitstromers populatie in een aantal opzichten verschilt van die van rest van Nederland. Een groot deel van de Amsterdamse mbo uitstromers heeft een niet-westerse migratieachtergrond. Juist deze groep heeft minder vaak werk. Dit is overigens niet alleen in Amsterdam het geval. Ook in de andere grote steden zien we een soortgelijk beeld. Daarnaast hebben Amsterdamse mbo uitstromers ook vaker een lagere vooropleiding en laagopgeleide ouders. Ze behalen ook vaker een bol diploma op niveau 2 en kiezen de minder/niet-technische opleidingsrichtingen waarvan de arbeidsperspectieven minder gunstig zijn.
Opleidingsrichtingen waarbij de Amsterdamse mbo uitstromers vaak werk hebben, zijn opleidingen met een meer technisch profiel, zoals techniek- en procesindustrie, transport, scheepvaart en logistiek en ambacht, laboratorium- en gezondheidstechniek. Amsterdamse mbo uitstromers uit de richting bouw en infra en de richting voedsel, natuur en leefomgeving zijn zelfs vaker aan het werk dan mbo uitstromers uit deze richtingen in de rest van het land.
Vervolg
Vervolgonderzoek moet tot een completer beeld van de waargenomen verschillen leiden.
Begin 2018 stonden er in het handelsregister 1.061 ondernemers als kapper ingeschreven. Niet al deze ondernemers drijven een kapsalon (40% werkt vanuit zijn of haar woning) en bovendien komt het veel voor dat zelfstandige kappers samen een kapsalon runnen. Er zijn begin 2018 in Amsterdam 643 kapsalons plus 20 kapperszaken in hotels, ziekenhuizen en verzorgings-/bejaardentehuizen. De vrees dat door de BTW-verhoging per 1 januari 2019 het aantal kappers zal dalen lijkt ongegrond.
Op de kaart is de spreiding van de kappers te zien. De meeste kapsalons bevinden zich in winkelgebieden en winkelstraten.
Aanbod De kaart hieronder laat het aantal kapsalons per 10.000 inwoners zien. Gemiddeld zijn er 7,6 kapsalons per 10.000 inwoners met uitschieters naar boven (Burgwallen Nieuwe Zijde) en naar beneden (Middelveldse Akerpolder); in enkele wijken zijn helemaal geen kapsalons. Het Centrum en de wijken eromheen zijn goed bedeeld met kapsalons, in de buitenwijken zijn er veel minder. Als ook de kappers die vanuit een woning opereren worden meegeteld zijn er meer kappers per 10.000 inwoners (12,6) maar het beeld blijft in grote lijnen hetzelfde. In 1950 was het aanbod aan kapsalons veel hoger, toen waren er 11,4 kapsalons per 10.000 inwoners. Als het aantal mensen dat als kapper werkten als maatstaf wordt genomen was in 1965 het aanbod het hoogst, toen waren er 32 kappers per 10.000 inwoners, nu zijn dat er 24. Het aanbod aan kappers was dus in het verleden groter.
Ontwikkeling Volgens de bedrijventelling van 1950 waren er in Amsterdam 951 kapperszaken, alle kapsalons. Er werkten toen 2.438 mensen, gemiddeld 2,6 per kapperszaak. In 1965 is het aantal kapperszaken gedaald maar er werkten wel meer mensen (2.749), er heeft dus schaalvergroting plaatsgevonden. Er werken dan ruim 3 mensen per kapperszaak. Begin 2018 werken er 1.707 kappers in een kapsalon, 335 werken er vanuit hun woning, die laatste zijn bijna allemaal eenmanszaken. De meeste kappers gebruiken eenmanszaak als rechtsvorm, als er meer kappers in een kapsalon werken schrijven ze zich soms allen apart in (het maximum is 14) maar meestal wordt dan voor een vennootschap onder firma gekozen. Er zijn enkele ketens actief waarvan Rob Peetoom met ruim 80 mensen in dienst de grootste is. Ook is er een aantal franchise-formules waarvan Salon B met 16 salons in Amsterdam de grootste is.
Het aantal kapperszaken is tot begin jaren negentig afgenomen, daarna stijgt het weer, vooral vanwege thuiskappers, mensen die geen kapsalon hebben maar op locatie (meestal bij mensen thuis) komen knippen. In 2007 had 77% van de kappers een kapsalon, in 2018 is dat gedaald naar 61%. Een deel van de toename van het aantal kappers kan ook worden verklaard door de mode: hipsters met baarden en snorren vragen kennelijk meer verzorging. Waren er in 2010 maar enkele kapsalons die zich als barbier afficheerden, in 2018 zijn dat er 33. Vooral sinds 2013 neemt het aantal barbiers toe.
Invloed BTW verhoging Het vervallen van de vestigingseisen voor kappers per 1 januari 1996 en het verlagen van het BTW tarief voor kappers per 1 januari 2000 hebben in Amsterdam nauwelijks invloed gehad op het aantal kappers. De geringe invloed van de verlaging van het BTW tarief in 1996 wordt bevestigd door een recent onderzoek van het Centraal Planbureau voor geheel Nederland. De kappers hebben indertijd de prijzen verlaagd maar men ging niet vaker naar de kapper. Daarom wordt ook geen groot effect verwacht van de komende verhoging van het lage BTW tarief van 6 naar 9% per 1 januari 2019. Dit wordt bevestigd door Fins onderzoek.