Artikel

Monitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs (OIS)

De gemeente Amsterdam wil graag weten hoe het staat met de kansengelijkheid in het
onderwijs. In het coalitieakkoord ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ staat dat ieder kind de
kans verdient om zich te ontwikkelen tot wie zij of hij kan of wil zijn, los van haar of zijn
achtergrond.

In deze monitor staan de schoolloopbanen van Amsterdamse middelbare
scholieren centraal, vanaf het moment dat ze een basisschooladvies ontvangen en de overstap
maken naar de middelbare school tot aan het behalen van een diploma. Verschillen in de
schoolloopbaan tussen groepen leerlingen naar achtergrondkenmerken als het ouderlijk
opleidingsniveau, migratieachtergrond en geslacht worden uitgelicht. Daarnaast wordt de
situatie in Amsterdam vergeleken met Den Haag, Rotterdam en Utrecht (de G4-steden), zodat in
beeld kan worden gebracht hoe Amsterdam zich verhoudt tot andere grote steden in Nederland.

Deze monitor geeft antwoord op de volgende vragen:
1. Hoe verlopen de schoolloopbanen van leerlingen op Amsterdamse middelbare scholen?
2. Hoe ontwikkelen de schoolloopbanen van Amsterdamse middelbare scholieren zich in de tijd?
3. Hoe verhouden de schoolloopbanen van Amsterdamse middelbare scholieren zich tot die van
leerlingen in Den Haag, Utrecht, Rotterdam en de rest van Nederland?

In Amsterdam meer overadvies dan in de andere grote steden
In Amsterdam ligt het aandeel overgeadviseerde leerlingen een stuk hoger dan in de andere
grote steden en gemiddeld in Nederland: bij ruim vier op de tien leerlingen is het
basisschooladvies hoger dan het advies van de eindtoets. Het gaat hierbij in toenemende mate
om een half adviesniveau verschil. Het aandeel ondergeadviseerde leerlingen ligt in Amsterdam
een stuk lager dan landelijk en in de andere grote steden, ondanks een stijging in de afgelopen
vijf jaar. In schooljaar 2018/’19 haalde een kwart van de basisschoolleerlingen in Amsterdam een
hoger advies op de eindtoets. Hierna hebben zij recht op heroverweging van het advies. Het
aandeel dat hierna een bijgesteld advies heeft gekregen is gestegen in de afgelopen vijf jaar naar
ruim vier op de tien leerlingen. Dit aandeel is vergelijkbaar met Den Haag en Rotterdam en ligt
hoger dan in Utrecht en gemiddeld in Nederland.


De kans op onder- en overadvisering verschilt tussen groepen leerlingen
De kans op onder- en overadvisering verschilt tussen groepen leerlingen. Dit geldt zowel in
Amsterdam als in de andere grote steden en gemiddeld in Nederland. In Amsterdam hebben
leerlingen met laagopgeleide ouders, een niet-westerse migratieachtergrond, leerlingen uit
gezinnen met een laag inkomen en leerlingen uit eenoudergezinnen een grotere kans om
ondergeadviseerd te worden. Leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond krijgen
hierna wel vaker een bijgesteld advies. Dit geldt niet voor leerlingen met laagopgeleide ouders,
zij hebben een kleinere kans om een bijgesteld advies te krijgen dan leerlingen met
hoogopgeleide ouders. Andersom is de kans op overadvisering groter voor leerlingen met
hoogopgeleide ouders, leerlingen zonder migratieachtergrond, leerlingen uit gezinnen met een
hoog inkomen en leerlingen uit tweeoudergezinnen. Het maakt ook uit naar welke school een
leerling gaat: op scholen met veel leerlingen met hoogopgeleide ouders is de kans op
onderadvisering kleiner en de kans op overadvisering groter. In de stadsdelen Noord en Zuidoost
hebben leerlingen een grotere kans om te worden ondergeadviseerd dan in Centrum en Zuid.

 

Auteurs: Frederique van Spijker, Merel van der Wouden, 
Tobias Brils (OIS)

Media

Documenten