Artikel

Een inventarisatie van de barrières die slechtziende ouderen (65-plus) ondervinden tijdens het voor- en natransport met het openbaar vervoer in Amsterdam

ACHTERGROND Voor slechtziende mensen is het openbaar vervoer (OV) de belangrijkste
manier om zich zelfstandig te verplaatsen over een langere afstand. De toegankelijkheid van de
openbare ruimte tijdens het voor- en natransport met het OV heeft invloed op de mate van het OV
gebruik (Vilans, 2008). Door de toegankelijkheid van het voor- en natransport van het OV te
verbeteren kunnen de slechtzienden gestimuleerd worden om het OV vaker te gebruiken.

DOEL Het doel van het onderzoek is om een inventarisatie te maken van de barrières die
slechtziende ouderen (65-plus) ondervinden tijdens het voor- en natransport met het OV in
Amsterdam. In dit onderzoek wordt expliciet gekeken naar het verschil in de barrières die
slechtziende ouderen tegenkomen en ervaren vergeleken normaalziende ouderen.

METHODE Een groep slechtziende ouderen (N=7) en een leeftijdsgerelateerde groep
normaalzienden (N=7) met een leeftijd tussen 68 en 84 jaar legden een route af met het OV in
Amsterdam. De groep normaalzienden was geïncludeerd om te kunnen achterhalen welke barrières
specifiek zijn voor slechtziende ouderen. Aan de hand van filmbeelden werd geobserveerd welke
barrières de deelnemers tegenkwamen. Bovendien werd met behulp van interviews gemeten welke
barrières de deelnemers zelf ervaarden. De barrières werden gecategoriseerd binnen de volgende
categorieën: wegdek, zicht, ontwerp infrastructuur, verkeerslichten, voetpad, oriëntatie,
metro(halte) en tram(halte) (tabel 3).

RESULTATEN Over het algemeen komen slechtziende ouderen meer barrières tegen dan
normaalziende ouderen. De filmbeelden toonden dat de categorieën wegdek (oneffenheden,
vuiligheid op de weg), infrastructuur (geen of onduidelijke voetinfrastructuur, paaltjes en obstakels
op of langs het voetpad, onoverzichtelijke kruispunten), verkeerslichten (onduidelijke
verkeerslichten, kapotte of ontbrekende tikkers) en oriëntatie (metrobewegwijzering) vaker
voorkomen bij slechtziende ouderen dan bij de controlegroep. De interviews toonden dat de
categorieën infrastructuur (onoverzichtelijke kruispunten), verkeerslichten (kapotte of ontbrekende
tikkers), en oriëntatie (metrobewegwijzering) vaker voorkomen bij slechtziende ouderen dan bij de
controlegroep. De resultaten van de filmbeelden en de interviews toonden aan dat de deelnemers
meer barrières tegenkwamen dan daadwerkelijk werden ervaren.

CONCLUSIE Er zijn specifieke barrières voor slechtziende ouderen. Onoverzichtelijke
kruispunten, kapotte of ontbrekende tikkers en de metrobewegwijzering behoeven urgente
aandacht. Bij het verbeteren van de toegankelijkheid van het voor- en natransport met het OV
moeten met deze barrières rekening worden gehouden.

Media

Documenten