Artikel

Natuurinclusief handelen en ondernemen

Scopingstudie ‘Bedrijven, economie en natuur’

Deze scopingstudie zet de belangrijkste onderzoeksresultaten op een rij van de manier waarop bedrijven hun maatschappelijke betrokkenheid bij natuur vormgeven en natuurorganisaties zijn gaan ondernemen. Daartoe zijn verschillende onderzoeken, zowel binnen de WOT Natuur en Milieu als daarbuiten, tegen het licht gehouden. Toekomstig onderzoek dat ondernemen met natuur wil versterken, moet zich richten op monitoring en analyse van initiatieven, kansen en belemmeringen voor opschalen, motivatie van natuurinclusief ondernemen en het vinden van balans tussen een duurzame, circulaire economie en het behoud van natuur en biodiversiteit.

Doel en methode

De afgelopen jaren is er in het natuurbeleid meer aandacht gekomen voor ‘Natuurinclusief handelen en ondernemen’, ofwel het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten die rekening houden met natuur. Daarmee is er ook momentum voor onderzoek naar ‘bedrijven, economie en natuur’, variërend van bedrijven en organisaties die bij hun bedrijfsvoering gebruik maken van natuur tot aan natuurorganisaties die aan groen ondernemerschap doen. Juist vanwege de breedte is er bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de behoefte aan een overzicht van waar we nu staan. In deze scopingstudie zetten we de belangrijkste onderzoeksresultaten op een rij, zowel binnen de WOT Natuur & Milieu, als daarbuiten, van de manier waarop bedrijven hun maatschappelijke betrokkenheid bij natuur vormgeven en natuurorganisaties zijn gaan ondernemen.

Resultaten

Bedrijven en natuur 

Natuurinclusief ondernemen blijkt langs drie sporen te kunnen verlopen: via grond, grondstoffen of principes. De grondgebonden bedrijven gebruiken de bodem op hun eigen terrein voor hun primaire productie en benutten daarbij de diensten van de natuur. Grondstofgebonden bedrijven zijn voor hun productieproces afhankelijk van bedrijven die elders grondstoffen winnen of produceren. Principegebonden bedrijven, zoals banken en investeringsmaatschappijen, kunnen natuurinclusief ondernemen bij andere bedrijven ‘afdwingen’ door bepaalde voorwaarden te verbinden aan het verstrekken van financiering. Deze driedeling valt vrijwel samen met de indeling in economische sectoren. In de primaire sector zitten met name bedrijven die doorgaans producten en grondstoffen produceren voor de secundaire sector die ze als input gebruikt in hun productieproces. Bedrijven uit de tertiaire sector bieden diensten aan en omvatten onder meer zakelijke dienstverleners.

Uit de diversiteit aan voorbeelden en initiatieven blijkt dat meer bedrijven zich bewust worden van de rol die natuur speelt voor hun bedrijf, en op basis daarvan natuur meenemen in hun bedrijfsvoering, of soms expliciet onderdeel maken van hun businesscase. Daarbij streven ze vooral naar het beperken van de schade die zij toebrengen aan de natuur, zodat ze er ook in de toekomst nog gebruik van kunnen blijven maken. Energiebesparing en duurzaam watergebruik zijn daarbij veelal de eerste prioriteiten. Verder blijkt dat natuurinclusief ondernemerschap nog vaak iets is voor kleine, bevlogen ondernemers. De meeste initiatieven bevinden zich nog in ‘niche’ markt. Daarnaast spelen ook gangbare bedrijven in op duurzaamheid en het creëren van toegevoegde waarde in internationale handelsketens (palmolie, cacao, koffie en sojaketen) door duurzaamheidsinitiatieven binnen de hele keten uit te rollen en op te schalen.

Groene verdienmodellen van natuurorganisaties

De verbinding van natuur met bedrijf en maatschappij vraagt om brede, vaak integrale benaderingen van groene vraagstukken. In het natuurbeleid levert die benadering vooralsnog de nodige dilemma’s op en blijft geld verdienen met natuur zonder de biodiversiteit te schaden een uitdaging. Flora en fauna zitten niet per se te wachten op files mountainbikers en picknickers. Inmiddels is de zoektocht naar ‘groene verdienmodellen’ uitgebreid, en wordt ingezet op natuur als economische drager van een heel gebied. Natuur als hefboom voor de regionale economie is echter nog nauwelijks onderbouwd door empirie.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

  1. Ondanks de initiatieven tot natuurinclusief handelen en ondernemen, zijn er nog veel ondernemers die deze stappen niet zetten. Daarom zijn meer cijfers nodig over initiatieven en hun resultaten in verhouding tot gangbare praktijken.
  2. Hoewel innovatieve ondernemers zien dat duurzaam, natuurinclusief ondernemen loont, blijken wet- en regelgeving, bestaande bedrijfsorganisatie en de samenleving opschaling tegen te houden. De vraag is wat opschaling belemmert en hoe deze factoren kunnen worden weg genomen. 
  3. Wanneer bedrijven inzetten op natuurinclusief ondernemen, zijn naast intrinsieke motivaties ook reacties vanuit de samenleving belangrijke stimulansen. De vraag is hoe het inspelen op intrinsieke en extrinsieke motivaties van ondernemers hun bijdrage aan een duurzame groene leefomgeving kan versterken.
  4. Bij een regio-brede aanpak kan een betere verankering van het Nationaal Park nieuwe vormen van financiële ondersteuning van het beheer inhouden. Maar behoud van plant- en diersoorten en recreatie als economische drager gaan niet vanzelf goed samen. De vraag is hoe een balans tussen natuurbehoud en een duurzaam gebruik ervan kan worden gevonden.
  5. De transitie naar een circulaire, duurzame economie waarbij de groene leefomgeving wordt gespaard, levert praktische uitdagingen voor ondernemers: meer ketensamenwerking, innovatie, minder grondstoffenverbruik en minder afval, terwijl er meer natuurlijke hulpbronnen nodig zijn. De vraag is daarom wat het totaaleffect van een duurzamere economie op de groene leefomgeving is.

Bron: van der Heide, C. M., & Overbeek, M. M. M. (Eds.) (2018). Natuurinclusief handelen en ondernemen: Scopingstudie ‘Bedrijven, economie en natuur’. (WOt-technical report; No. 127). Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu. https://doi.org/10.18174/463398

Afbeelding credits

Icon afbeelding: www.piqsels.com

Media

Documenten