Artikel

Vlooienburg: de Jodenbuurt onder de Stopera

Archeologisch onderzoek Waterlooplein (1980-1982)


Het Waterlooplein vindt zijn oorsprong in het laat 16de-eeuwse eiland Vlooienburg dat in 1595 in de Amstel is aangelegd. In korte tijd verrezen hier vier huizenblokken met in totaal tweehonderd woonhuizen. Vlooienburg groeide vanaf het begin van de 17de eeuw uit tot een stadswijk met een gemengde, maar hoofdzakelijk joodse bevolking. Onder de eersten die zich rond 1600 op Vlooienburg vestigden, waren joden die Portugal (en Spanje) waren ontvlucht. Vanaf circa 1630 vond een groeiend aantal asjkenazische of Hoogduitse joden die de pogroms in Midden- en Oost-Europa ontvluchtten behuizing op het eiland. Vlooienburg vormde tot de Tweede Wereldoorlog de kern van de Amsterdamse Jodenbuurt. De bewoningsgeschiedenis van Vlooienburg, inmiddels vanaf 1882 omgedoopt tot Waterlooplein, eindigde in de jaren zeventig met de afbraak van de huizen die in en na de Tweede Wereldoorlog in verval waren geraakt. In 1982 werd met de bouw van de Stopera begonnen, het gecombineerde Stadhuis en Opera gebouw dat op de plaats van de gesloopte huizenblokken verrees en in 1986 in gebruik werd genomen.

De eerste archeologische onderzoeken vonden plaats in 1972 vanwege de aanleg van de Metro Oostlijn. Voor dit doel had de gemeente een eigen archeologische dienst opgericht: deze valt tegenwoordig onder Monumenten en Archeologie. Voor de metro werden aan de noordzijde van het plein zes aaneengeschakelde caissons afgezonken. Bij de archeologische begeleiding van deze werkzaamheden zijn tal van vondsten geborgen en structuren in kaart gebracht uit de laat 16de-eeuwse periode waarin het eiland was aangelegd. In 1981 en 1982, kort nadat de Metro-Oostlijn in 1980 in gebruik was genomen, vond vanwege de bouw van de Stopera een tweede, ditmaal veel grootschaliger, archeologisch onderzoek plaats. Het bood de mogelijkheid tot de integrale opgraving van de twee zuidelijke van de vier 17de- en 18de-eeuwse huizenblokken, in totaal een oppervlak van 7988 m2. De twee noordelijke huizenblokken waren al deels verstoord door het metrotracé. Deze opgravingen brachten voor het eerst materiële resten aan het licht die verband hielden met de geschiedenis van joodse Amsterdammers. Veel van de vondsten kwamen uit de beerputten, de latrines, die zich op de binnenplaatsjes achter de huizen bevonden. Daar stond een houten toilethokje (ook wel secreet genoemd) dat was aangesloten op een stortkoker in de koepel van de ondergrondse bakstenen of houten bak. Naast hun sanitaire functie dienden deze putten ook voor de stort van huishoudelijk afval.

In totaal zijn 95 beerputten opgegraven die een grote hoeveelheid archeologische vondsten hebben opgeleverd die samen de gehele bewoningsgeschiedenis van Vlooienburg in de 17de en 18de eeuw bestrijken. De inhoud van deze putten biedt unieke informatie over het dagelijks leven, de sociale geledingen en de culturele achtergronden van de bewoners van deze buurt. De archeologische vondsten bestaan uit huisraad, zoals keukengerei en serviesgoed, en uit etensafval, zoals dierlijke botten, visgraten, zaden, pitten, stuifmeel en andere organische resten. De archeologische etensresten kunnen een gedetailleerd beeld geven van vroegere voedingspatronen en daarmee ook inzicht geven in het specifieke dieet van de vroegere joodse inwoners van Vlooienburg. Botten en graten zijn interessant omdat daaraan kan worden afgeleid welke diersoorten en welke delen van het dier zijn geconsumeerd. Door de uitkomsten van het zoölogisch onderzoek te vergelijken met de joodse bereidings- en consumptievoorschriften kan worden achterhaald of er sprake was van een koosjer dieet. Een andere belangrijke aanwijzing biedt de aanwezigheid van koosjer loodjes in een beerput. Deze merkloodjes werden aan het vlees bevestigd als bewijs van een koosjere slacht en waren in gebruik vanaf 1675. Ook zijn er huisraadvondsten die direct in verband staan met joodse huishoudens: bijvoorbeeld, aardewerk dat afkomstig is uit Portugal of Spanje en gebruikt werd door de eerste generaties joden die van het Iberisch schiereiland afkomstig waren. Onmiskenbare indicatoren zijn voorwerpen in beerputten met een duidelijke ceremoniële betekenis die verband houden met de joodse religie, zoals een sjabbatlamp of een bord met een opschrift in het Hebreeuws.

De eerste verkennende analyses van de vondsten vonden plaats in de jaren tachtig maar de inhoud van de beerputten was zo omvangrijk dat dit onderzoek niet volledig kon worden afgerond. Daarom is in 2016 een samenwerkingsproject tussen de Universiteit van Amsterdam (ACASA), de gemeente Amsterdam (Monumenten en Archeologie) en het Joods Historisch Museum gestart onder de titel ‘Diaspora en Identiteit’

1657 (Balthasar Florisz van Berckenrode) 2.jpg

Vlooienburg met de vier huizenblokken op de stadsplattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1657

5 WLO (1982) 230.jpg

Opgravingen op het Waterlooplein in 1982 (foto MenA, W. Krook)

WLO (1981) 177.jpg

De funderingen van 17de-en 18de-eeuwse huizen op Vlooienburg, opgegraven in 1981 (foto MenA: W. Krook)

6 WLO (1981) BP 30 vol en leeg.jpg

De beerput van Zwanenburgerstraat 23: links met huisraad uit 1600-1625 en rechts geleegd (foto MenA, W. Krook)

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor informatie over het onderzoeksproject met de Universiteit van Amsterdam en het Joods Historisch Museum zie het artikel Diaspora en Identiteit

 

Afbeelding credits

Icon afbeelding: WLO 1625 LR.jpg

Media

Documenten