Artikel

Uitkering voor Wmo beïnvloedde huishoudelijke hulp én andere vormen van thuiszorg

Wij concluderen dat een hervorming van de uitkering voor de Wmo niet alleen invloed had op het gebruik huishoudelijke hulp binnen de Wmo, maar ook op het gebruik van AWBZ-gefinancierde thuiszorg. Deze waterbedeffecten binnen de AWBZ concentreren zich op zorgvormen die aan huis geleverd worden (individuele begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging). Wij vinden aanwijzingen dat de gevonden effecten binnen de Wmo en binnen de AWBZ elkaar opheffen, waardoor de hervorming in de uitkering voor de Wmo aan de marge geen invloed had op de totale uitgaven aan thuiszorg.

Hervormingen binnen de thuiszorg
Het beheersbaar houden van de uitgaven aan langdurige zorg is een belangrijke beleidsdoelstelling, omdat stijgende zorgkosten een bedreiging kunnen vormen voor de houdbaarheid van de publieke financiën. Thuiszorg, zorg die thuis bij de patiënt geleverd wordt, speelt hierbij een belangrijke rol. Met de invoering van de Wmo in 2007 is de huishoudelijke hulp daarom gedecentraliseerd naar gemeenten. Vanaf 2015 geldt dit ook voor begeleiding. De overige vormen van thuiszorg werden tot 2015 betaald en georganiseerd via de AWBZ en sindsdien via de Zvw.

Door de decentralisatie kunnen gemeenten huishoudelijke hulp en begeleiding eenvoudiger integreren met (of vervangen door) andere gemeentelijke diensten. Hier staat tegenover dat het de coördinatie bemoeilijkt met zorgvormen die geleverd worden via de Zvw en Wlz. Daardoor bestaat het risico dat besparingen op de  zorg binnen de Wmo de totale zorguitgaven niet verlagen, omdat dit  leidt tot meer zorg in de Zvw en Wlz.
 
Veranderde een hervorming van de Wmo het gebruik van zorg binnen de Wmo en AWBZ?
Wij onderzoeken hoe een hervorming van de uitkering voor de Wmo doorwerkte op het gebruik van thuiszorg tussen 2007 en 2013. Door deze hervorming kregen gemeenten meer of minder geld van het Rijk, ongeacht de vraag naar thuiszorg. Wij bekijken niet alleen hoe deze hervorming het gebruik van huishoudelijke hulp binnen de Wmo beïnvloedde, maar ook de invloed hiervan op thuiszorg en intramurale zorg, die toen een onderdeel vormden van de AWBZ. Op deze manier krijgen we inzicht in hoeverre verschillende vormen van zorg elkaar beïnvloeden en de implicaties hiervan voor de publieke uitgaven aan thuiszorg over verschillende domeinen heen.

Effecten op huishoudelijke hulp grotendeels teniet gedaan door die op andere thuiszorg
Onze resultaten geven aan dat de hervorming van de uitkering voor de Wmo niet alleen invloed had op het gebruik huishoudelijke hulp binnen de Wmo, maar ook op het gebruik van AWBZ-gefinancierde thuiszorg. Een stijging van de uitkering voor de Wmo van 10 euro leidde tot een stijging van de uitgaven aan huishoudelijke hulp binnen de Wmo met ongeveer 3 euro. De stijging van de uitkering had echter ook gevolgen voor het zorggebruik binnen de AWBZ. We vinden een stijging van de uitgaven voor verpleging met ongeveer 2 euro en een daling van de uitgaven aan individuele begeleiding en persoonlijke verzorging van ongeveer 1 euro en 2,5 euro. Hiertegenover staat dat de hervorming geen effect had op uitgaven aan AWBZ-zorg die buitenshuis geleverd worden, zoals groepsbegeleiding of het gebruik van intramurale zorg. Ook concluderen we dat de verandering in de uitkering voor de Wmo aan de marge geen invloed had op de totale uitgaven aan thuiszorg, omdat de gevonden effecten binnen de Wmo en binnen de AWBZ elkaar opheffen.

Inzichten voor de Wmo 2015 en Zvw: houd rekening met neveneffecten
Ons onderzoek biedt beleidsmakers niet alleen inzichten over het huidige onderscheid in thuiszorg binnen de Wmo 2015 en de Zvw, maar ook over de relevantie van de financiële prikkels die gemeenten ervaren bij het organiseren van de thuiszorg. Wel past hierbij de kanttekening dat onze resultaten niet één-op-één vertaald kunnen worden naar het heden. Zo hebben gemeenten nu meer mogelijkheden gekregen om huishoudelijke hulp en begeleiding te combineren tot nieuwe zorgvormen en zijn persoonlijke verzorging en verpleging binnen de Zvw vervangen door wijkverpleging.

Het onderbrengen van huishoudelijke hulp en individuele begeleiding binnen de Wmo 2015 kan baten hebben, omdat dit de coördinatie tussen deze zorgvormen kan verbeteren. Dit volgt uit onze bevinding dat de uitkering voor de oude Wmo invloed had op de AWBZ-uitgaven aan individuele begeleiding. We vinden echter ook effecten voor persoonlijke verzorging en verpleging, die nu als wijkverpleging onderdeel zijn van de Zvw. Het risico is dus reëel dat het huidige onderscheid tussen Wmo en Zvw de coördinatie van thuiszorg bemoeilijkt.

Daarnaast volgt uit ons resultaat voor de ‘oude’ Wmo dat toekomstige subsidies of bezuinigingen binnen de Wmo of de Zvw het gebruik van verschillende vormen van thuiszorg kunnen veranderen zonder dat dit de totale uitgaven hoeft te beïnvloeden. Dergelijke effecten kunnen ook een rol spelen bij de recente hervormingen van de Wmo in 2015,  toen de uitkering aan gemeenten voor de Wmo werd gekort. Om het totale effect op publieke zorguitgaven te achterhalen zou onderzoek zich dus niet alleen moeten richten op het effect op het gebruik van Wmo-gefinancierde huishoudelijke hulp en individuele begeleiding, maar ook op mogelijk tegengestelde effecten op het gebruik van wijkverpleging en Zvw-gefinancierde zorg aan huis.

 

Auteurs: Mark Kattenberg, Pieter Bakx

CPB Discussion Paper 382, 13 september 2018

Bron: website CPB

Media

Documenten