Een onderdeel van de X-curve (leidraad ontwikkelt door DRIFT) is het afbreken van processen. Dit is een van de lastigste onderdelen in ons werk als ambtenaar. Op 21 november kwam Marije van den Berg spreken over ‘afbreken en transities’ en de beleidsbubbel. Daar schrijft en spreekt ze veel vaker over. “We kunnen er niet meer omheen: het overheidswerk moet beter. De grote opgaven van deze tijd – van energietransitie tot woningbouw – worden niet opgelost met de huidige manier van beleid maken. Integendeel, we graven steeds dieper in een kuil van beleidsplannen, overleg en regels, zonder dat het tot echte verandering leidt. Onze publieke kwaliteit, staatsrechtelijke verantwoording en vooral de kracht van onze gemeenschap staan op het spel. Dit is niet meer te fiksen met een driesporentraject, een uitzondering op de regel of een nieuwe programmamanager.”

De Beleidsbubbel
De beleidsbubbel is een complex van beleid, processen en regels die zich langzaam steeds verder vult. De reactie op falend beleid, is vaak meer beleid, en zo vult de bubbel zich. Dit komt volgens Marije voort uit een combinatie van sturingsdrang en een onvermogen van de overheid om effectief om te gaan met de complexiteit van de samenleving. Een misvatting is dat beleid dient om burgers te sturen, terwijl beleid alleen bedoelt is om de acties van de overheid te sturen. Burgers sturen zichzelf, binnen de grenzen van beleid. Marije, die zelf verschillende rollen vervult – van onderzoeker tot gemeenteraadslid – belicht deze situatie kritisch, terwijl ze tegelijkertijd erkent dat ook zijzelf niet zonder fouten is. Het idee dat in de gemeenschap de oplossing ligt voor veel problemen, geldt als een kernpunt in haar betoog. Ze benadrukt het belang van positie binnen de gemeenschap om daadwerkelijk veranderingen te kunnen realiseren, zoals bijvoorbeeld te zien is bij de energiefixers in Leiden, een initiatief van buurtbewoners die gezamenlijk hun energieverbruik aanpakken.

Beleidsmakers werken volgens een beleidscyclus van probleemidentificatie, voorbereiding, besluitvorming, uitvoering en evaluatie. Echter, betoogt Marije, in een complexe samenleving werken zaken niet altijd lineair, en veel beleid gaat uit van statische problemen die onterecht als ongewijzigd worden verondersteld. Dit leidt tot de zogenaamde beleidswaterval; Beleid is te vaak gericht op het oplossen van deelproblemen zonder het grotere geheel in beeld te houden, wat kan leiden tot onbedoelde negatieve effecten. Verschillende deeloplossingen creëren in combinatie met elkaar meer chaos.

We zijn gewend te denken in organisatieharkjes, waarbij de hardnekkige illusie is dat er bovenin iemand, een directeur of bestuurder, zit die alles overziet. Vaak worden die gezien als alwetend en boven het systeem staand, terwijl het in werkelijkheid een dynamisch, complex geheel is waarin top-down sturing niet altijd werkt. Die verwachting kunnen bestuurders onmogelijk waarmaken. Om te slagen, moeten beleidsmakers minder de macht van de overheid laten gelden, en meer van onderaf werken, vanuit de gemeenschap, waar conflicten en diverse belangen vaak het best zichtbaar zijn. Tegelijkertijd is de rol van machtige overheidsinstituties belangrijk om te voorkomen dat de wet van de sterkste geldt. Beleid en instituties moeten dus in balans blijven: je kunt niet zomaar afbreken wat ooit opgebouwd is, maar moet tegelijkertijd ruimte maken voor verandering.

Whatever the problem, community is the answer
Marije stelt dat het belangrijk is om in plaats van te denken in abstracte beleidsmodellen, echt te luisteren naar de mensen in de gemeenschap en te begrijpen wat hun behoeften en perspectieven zijn. De beleidsbubbel is gevuld met abstracte indicatoren en sturing, maar de werkelijke kracht ligt in het versterken van de gemeenschap. Beleidsmakers zouden moeten stoppen met het uitvoeren van beleid vanuit een ivoren toren en in plaats daarvan naar de samenleving kijken, niet door een rietje, maar vanuit een breed perspectief.

In dit proces is het belangrijk om altijd de gemeenschap te versterken. Wanneer beleidsmaatregelen worden genomen, moeten ze altijd de vraag oproepen: draagt dit bij aan de gemeenschap? Het beleid moet verder kijken dan de statische doelen en altijd ruimte bieden voor de kracht en kansen die er al in de gemeenschap liggen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de jeugdzorg, die vaak op de gebreken van gezinnen: binnen een gezin kunnen dingen fout gaan, maar tegelijkertijd gaan ook veel dingen goed. En binnen de jeugdzorg, waar gefocust gaat op wat goed gaan, gaan ook veel dingen fout. Beleidsmakers moeten dus eerst de context en de perspectieven van de betrokkenen in kaart brengen, maar ook de kansen die er zijn in de gemeenschap. Van daaruit kunnen ambities en beleid worden bepaald. 

De proof of the pudding is in the eating
Vervolgens is het ook aan de beleidsmaker om bewijs te leveren voor de werking van het beleid in de context waar het zijn werk moet doen. De uitvoering van beleid moet altijd een terugkoppeling hebben naar de praktijk en de samenleving. De bewijslast ligt bij de instituties: zij moeten laten zien dat het beleid werkt en daadwerkelijk bijdraagt aan de samenleving. Daarbij is het belangrijk om de juiste sturingsinformatie te verzamelen, en daarvoor ook de gemeenschap te raadplegen. Sturingsinformatie uit participatie die Marije noemt: Aantal buurtbanen, aantal ervaringsdeskundigen dat wordt ingezet en gewaardeerd – aantal vrijwilligersvergoedingen dat wordt uitgekeerd – substantiele inkoop bij ondernemers in de wijk. Vanuit die kennis kan de beleidsmaker agenderen, het juiste conflict opzoeken, en dat op de tafel van bestuurders leggen.

Als je geen positie kiest, krijg je er eentje toegewezen: waar ga jij staan?
Samenvattend benadrukt Marije dat sturing vanuit de politiek en van beleidsmakers moet helpen om de gemeenschap te versterken, niet te verzwakken. Er zijn geen professionele standaarden voor beleidsmedewerkers, iedereen kan er een worden. Toets dus je eigen werk: wat is mijn resultaat in de samenleving? Dat kan alleen door je daar ook te begeven. Beleidsmaatregelen moeten niet alleen gestuurd worden op basis van cijfers en indicatoren, maar altijd in relatie tot de werkelijke behoeften en beleving van de mensen in de gemeenschap. Elke beleidsmaker moet de een positie kiezen binnen de samenleving en zich realiseren dat hij/zij onderdeel is van een groter geheel dat voortdurend in beweging is.

Over Marije van den Berg

Marije werkt aan meer gemeenschapskracht en het bestuur dat daarvoor nodig is. Ze doet dat als zelfstandig onderzoeker, procesbegeleider, publicist en actieve bewoner. Ze is vice-voorzitter van de Rekenkamer Leiden en Leiderdorp, voorzitter van het Druckerfonds en voorzitter van de raad van toezicht van Ouders & Onderwijs. Ook host ze sinds 2018 de podcast Democratie in uitvoering. Ze is auteur van Stop. Stopstrategie voor organisaties (shortlist Managementboek van het Jaar 2021) en De beleidsbubbel, En hoe we die liefdevol leeg laten lopen (Longlist Boek van het Jaar 2024 van de Orde van organisatiekundigen en -adviseurs). Ze woont in Leiden met haar man en drie kinderen.

 

Luister ook deze aflevering van 'Voer voor verandering' waarin ze met Derk Loorbach (DRIFT) in gesprek gaat over afbouwen, stoppen en afbreken.

Downloads