Bron: Bos, J., Verberk, M., Lamers, S., Warnaar, M. 2020. Nibud in opdracht van de Gemeente Amsterdam, AFWC en FAH.
Overige bestand: Aanbiedingsbrief Nibud onderzoek "De financiële positie van huurders in Amsterdam".
Voor woningcorporaties, gemeente en voor de huurderskoepel is het van groot belang dat huurders in staat zijn hun huur en andere vaste lasten te betalen. Maatschappelijke ontwikkelingen als achterblijvende koopkracht, flexibilisering van arbeid en stijgende woningprijzen leiden tot een grotere focus op betaalbaarheid van wonen. Hierbij spelen zowel huur, energie als ook zorgkosten een rol. Uit onderzoek van zowel het Nibud als van de overheid1 (PBL) blijkt dat vooral huurders in de laagste inkomensgroepen steeds grotere betalingsrisico’s lopen.
Bron: Bos, J., Verberk, M., Lamers, S., Warnaar, M. 2020. Nibud in opdracht van de Gemeente Amsterdam, AFWC en FAH.
Overige bestand: Aanbiedingsbrief Nibud onderzoek "De financiële positie van huurders in Amsterdam".
Bijgaand de onderzoeksresultaten met betrekking tot het functioneren van de Amsterdamse beoordelingscommissie Goed Zedelijk Gedrag Gemeenteambtenaren (1942-1958) waarin ook een koppeling wordt gelegd naar het huidige beleid.
De gemeente Amsterdam heeft onderzoek laten doen naar de handelswijze van de Amsterdamse Beoordelingscommissie Goed Zedelijk Gedrag Gemeentepersoneel tussen 1912 en 1959. Dit is gedaan op basis van het archief dat zich in onze collectie bevindt. Er is onderzocht hoe de beoordelingen van de commissie tot stand kwamen, en in hoeverre er sprake was van discriminatie op basis van onder meer seksuele gerichtheid, geslacht en afkomst. De resultaten zijn, met begeleidende Raadsbrief, op 8 juni voorgelegd aan de gemeenteraad van Amsterdam.
De Amsterdamse Beoordelingscommissie Goed Zedelijk Gedrag Gemeentepersoneel werd ingesteld op 6 februari 1912 en opgeheven per 1 januari 1959. De commissie bracht advies uit of potentiële werknemers die eerder veroordeeld waren, desondanks toch in aanmerking kwamen voor functies bij de gemeente Amsterdam en andere semioverheidsbedrijven. De Beoordelingscommissie was ingesteld door de toenmalige burgemeester W.F. van Leeuwen. Er bestonden nog geen landelijke richtlijnen, en hij wilde niet persoonlijk oordelen over deze kwesties die zo belangrijk waren voor de betrokkenen. De Commissie was in feite verantwoordelijk voor wat wij nu kennen als de verklaring omtrent gedrag (VOG). Deze is verplicht voor alle Amsterdamse ambtenaren en wordt afgegeven door Justis, deel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
De commissieleden onderzochten in hoeverre kandidaten geschikt waren voor de functie en in staat waren het aanzien van de gemeente Amsterdam hoog te houden. Het ging voornamelijk om laaggeschoolde functies, zoals in de bewaking of op de tram. De commissie bestond uit een groep van zeven ambtenaren die om de twee tot drie maanden bij elkaar kwam voor een vergadering. Of de sollicitanten geschikt waren om bij de gemeente Amsterdam aan de slag te gaan, werd beoordeeld op basis van informatie van de politie, het Genootschap voor Reclassering en eigen inlichtingen. De commissie kreeg meer dan 17.000 verzoeken om advies. Hiervan zijn 3305 beoordelingen bewaard gebleven uit de jaren 1942 tot en met 1958. De rest van de verzoeken in deze periode, zo’n 70%, werd door de voorzitter en/of de secretaris zelfstandig afgehandeld. Het onderzoek is gedaan op basis van de notulen van de vergaderingen die bewaard zijn gebleven.
De gemeente Amsterdam heeft twee onafhankelijke onderzoeksrapporten laten opstellen door de onderzoekers Jurriaan Omlo (Bureau Omlo) en Gregor Walz (Verwonderzoek), en door onderzoeksjournalist Karin Spaink. Uit beide onderzoeken blijkt dat er binnen de commissie veel ruimte was voor willekeur en persoonlijke vooroordelen. Een duidelijke opdracht of een formeel beoordelingskader ontbrak. Interne of externe controle was er niet. Verantwoording hoefde er niet te worden afgelegd. De commissieleden waren geselecteerd op basis van hun aanzien en positie binnen de gemeente, en niet op basis van hun expertise op het gebied van werving en selectie of delinquentie. Inlichtingen werden niet altijd op een rechtmatige manier verworven, waardoor de privacy van kandidaten in het geding kwam. Commissieleden lieten impliciete en expliciete vooroordelen meewegen bij het beoordelen van homoseksuele mannen, vrouwen, mensen met een verstandelijke beperking, mensen met een crimineel verleden, mensen met een migratieachtergrond en mensen uit een lagere economische klasse.
Dat blijkt alleen al uit de verschillende typeringen die door de commissieleden geuit werden. Aanvragers waren netjes, rustig, fatsoenlijk, eerlijk en ‘doet erg zijn best’, maar werden ook ronduit ‘debiel’ genoemd of een ‘scharrelaar’, ‘stumperig’, ‘infantiel’, ‘psychopate’, ‘een lui man’, ‘ordinair’, ‘slappeling’, ‘onbeheerscht type’, ‘arrogant type’, ‘ongelikte beer’, mislukt type’, ‘losbandig’, ‘driftkop’, ‘dweil’, ‘vaatdoek’ of ‘snol’. In 76 gevallen kwam de homoseksuele gerichtheid van de aanvrager ter sprake. Een homoseksuele geaardheid was op zichzelf geen reden tot afwijzing, maar er werden vele expliciete waardeoordelen uitgesproken over homoseksuele mannen. Geregeld was het taalgebruik veroordelend en negatief. Zo werd homoseksualiteit gezien als ‘een kwaal waaraan iemand lijdt’, waarschuwde de voorzitter van de commissie voor een ‘reservoir van homoseksuelen’ en spreekt men soms over ‘verdacht van homoseksuele neigingen’. Als iemand volgens de commissie met zijn homoseksualiteit ‘te koop’ liep, kon dat reden zijn om een negatief advies te geven.
De commissie bestond meestal uit alleen maar mannen. De vrouwelijke aanvragers werden kritischer beoordeeld dan de mannelijke aanvragers. Ze werden veel vaker op basis van hun seksueel gedrag beoordeeld (36% van de vrouwen tegenover 8% van de mannen). Als een vrouw recent als sekswerker had gewerkt, of veel contacten met verschillende mannen had, werd haar dat zwaar aangerekend. Vrouwen werden verantwoordelijk gehouden voor het gedrag van mannen. Opvallend is dat seksueel wangedrag van mannen soms mild werd beoordeeld. Ontucht met minderjarigen (zelfs incest) was niet altijd een reden voor een negatief advies.
Voorbeelden van racisme komen weinig voor in de beoordelingen, er waren nog weinig aanvragers van niet-Europese afkomst. Deze uitspraak spreekt echter boekdelen: ‘De heer […] deelde mede, dat [aanvrager] een kleuring (Surinamer) is. Men heeft met deze menschen zooveel slechte ervaringen opgedaan, dat ze brandschoon moeten zijn willen ze een kans hebben om aangenomen te worden. Het vonnis is in dit geval niets, maar met het oog op de consequenties ten aanzien van soortgenooten komt de man niet in aanmerking. De aanvraag wordt derhalve, overeenkomstig het bepaalde in de vorige vergadering, teruggezonden.’
Bron: Gemeente Amsterdam - Onderzoek Commissie Goed Zedelijk Gedrag
Behandelend in Gemeenteraad 1/2 december 2021, Commissie Kunst Diversiteit Democratisering 13 oktober en 22 september 2021
Behandelend ambtenaar: Directie OJZD, afdeling Diversiteit, Sanne van Waarden, Directie P&O, Thijs Paanakker
Voor meer informatie/voordracht commissie klik hier
Voor meer informatie/voordracht Gemeenteraad klik hier
Bronnen:
Ter uitvoering van de Beleidsbrief diversiteit en inclusiviteit van 18 december 2018 is deze Nota Regenboogbeleid 2019-2022 gemaakt. In het Regenboogbeleid zijn de programma's opgenomen: lhbtiq+ beleid algemeen, programma transgenders, programma bi-culturele gemeenschap. In Amsterdam moet iedereen dezelfde kansen krijgen in vrijheid zichzelf kunnen zijn. Dat is de kern van het Regenboogbeleid 2019-2022. In deze nota leest u de visie en focus van het regenboogbeleid. Het doel is de acceptatie en emancipatie van alle Amsterdamse lhbtiq+ personen.
Behandeld in Commissie Kunst Diversiteit en Democratisering 16 september 2020 en Raad 18/19 september 2019
Behandelend ambtenaar: Bart Laas, 0638312927, b.laas@amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
Bron: Onderwijs, Jeugd en Zorg, Diversiteit
Auteur Sandrine Teh en Raad 18/19 september 2019.
Het stedelijke beleid en budget voor emancipatie wordt ingezet voor projecten en initiatieven die ten goede komen aan Amsterdammers uit meerdere stadsdelen. Op wijk- en stadsdeelniveau zijn de stadsdelen primair aan zet voor ondersteuning van initiatieven van Amsterdammers, en het ondersteunen van gendergelijkheid in bredere zin.Er wordt op gestuurd dat in alle stadsdelen, op basis van inzicht in de lokale situatie, gebiedsgericht gewerkt wordt aan gendergelijkheid. Om dit mogelijk te maken, en te zorgen voor synergie en gezamenlijk leren, versterken we de coördinatie en samenwerking. Er vindt regelmatige uitwisseling op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau plaats.
Mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen of niet kunnen omgaan met de computer hebben meer problemen en minder kansen. Zij vinden moeilijker hun weg in de snel veranderende samenleving die steeds meer van ons vraagt. Om mee te komen zijn voldoende basisvaardigheden nodig. Mensen die over onvoldoende taal-, reken- of digitale vaardigheden beschikken noemen we laaggeletterd.
Het college wil ook in de komende periode taal inzetten als middel om de kansen van mensen te vergroten. Dat doen we vanuit een breed perspectief, omdat laaggeletterdheid samenhangt met tal van problemen op andere leefgebieden: schulden, werkloosheid, sociaal isolement en aansluitingsproblematiek onderwijs. We verzorgen praktische cursussen die ingaan op belangrijke vragen waar mensen mee zitten: ‘Wat staat er in mijn werkinstructie?’ of ‘Hoe krijg ik overzicht over mijn financiën?’ Maar we bieden ook cursussen aan die opleiden tot het niveau geletterd en eraan bijdragen dat mensen een beroepsopleiding kunnen volgen. Het Taaloffensief voorziet zodoende in een divers aanbod voor alle Amsterdammers die bepaalde basisvaardigheden missen én voor midden- en hoger opgeleiden die zich Nederlands als tweede taal eigen moeten maken.
Bron: Gemeente Amsterdam - Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022
Overige documenten: Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022 (hertaling) en Beleidskader Taaloffensief 2019-2022
Een analyse van 12 leefdomeinen in 22 Amsterdamse gebieden. In welke gebieden en voor welke leefdomeinen gaat het goed en minder goed met de jeugd in Amsterdam? In dit rapport brengen we voor de 22 gebieden 12 leefdomeinen in kaart die samenhangen met de gezondheid van de Amsterdamse jeugd (van 0 tot en met 18 jaar). Deze informatie ondersteunt gebiedsgericht en data gestuurd werken. Waar zien we sterke en zwakke punten?
Behandeld in Commissie Zorg, Jeugdzorg en Sport 3 juni 2021
Behandelend ambtenaar: GGD Amsterdam, Claudia Verhagen, cverhagen@ggd.amsterdam.nl,GGDAmsterdam, Ilona Steenkamer, isteenkamer@ggd.amsterdam.nl,
Voor meer informatie klik hier
Bron: GGD Ilona Steenkamer, Claudia Verhagen en Marcel van der WalAfdeling Epidemiologie, Gezondheidsbevordering en Zorginnovatie (EGZ) GGD Amsterdam, Gemeente Amsterdam.
EGZ@GGD.amaterdam.nl
Wie de kwetsbaarheid van bewoners in kaart wil brengen heeft de keuze uit een groot aantal indicatoren. Voorbeelden zijn de hoogte van het inkomen, het opleidingsniveau, de gemiddelde werkloosheid, de tevredenheid met de buurt, het aandeel eenoudergezinnen etc.
De nieuwe Kwetsbaarheidsscore combineert de vier belangrijkste voorspellers voor een lagere kwaliteit van leven in één getal, namelijk een laag inkomen, een laag opleidingsniveau, geen werk en een slechte gezondheid. Met een getal tussen 0 en 4 wordt aangegeven op hoeveel van deze voorspellers een persoon kwetsbaar is. Bij een score van 3 of 4 wordt iemand tot de meest kwetsbaren gerekend.
Van de Amsterdammers wordt 11% tot de meest kwetsbaren gerekend. De verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn groot. Van de Amsterdammers onder de 18 jaar is 6% meest kwetsbaar, en onder 66-plussers gaat het om 25%. Naast dat ouderen meer gezondheidsproblemen hebben, zijn zij ook vaker laag opgeleid.
Aandeel meest kwetsbaren o.b.v. de Kwetsbaarheidsscore, 2017
De Kwetsbaarheidsscore is ontwikkeld door de stedelijke werkgroep kwetsbaarheid. Het doel van de werkgroep is om consensus te bereiken over de manier waarop kwetsbaarheid wordt gemeten en cijfers te produceren die minimaal op buurtniveau beschikbaar zijn voor de doelgroepen jeugd, volwassenen en ouderen. Dit heeft geresulteerd in de volgende nieuwe indicatoren voor sociale kracht:
Aan de werkgroep Kwetsbaarheid namen de volgende afdelingen en organisaties deel: WPI, Wonen, OJZ, GGD, AHTI, Sport en Bos, AFWC, stadsdelen en OIS.
De cijfers over het thema sociale kracht zijn terug te vinden in twee dashboards:
Het achterliggende bestand (BBGA) is te bereiken via het dataportaal van de gemeente.
Vrouwen doen het al jarenlang beter in het onderwijs dan mannen. Ze volgen vaker dan mannen hogere onderwijstypen, vallen minder vaak voortijdig uit en studeren sneller af in het hoger onderwijs. Maar op de arbeidsmarkt is deze voorsprong (nog) niet zichtbaar.
Dit blijkt uit de Monitor Vrouwenemancipatie 2017 die de positie van meisjes en vrouwen in Amsterdam op allerlei terreinen beschrijft. Hierbij staan vragen centraal als: Hoe doen vrouwen het in het onderwijs en op de arbeidsmarkt? Hoe is hun gezondheid? En voelen zij zich veilig in de stad?
Iets meer dan de helft van de Amsterdammers is vrouw (50,5%). De levensverwachting van pasgeboren meisjes ligt op ruim 82 jaar, bijna vier jaar hoger dan die van jongens. Vrouwen zijn gemiddeld ouder dan mannen. Zo is van alle 65-plussers 54% vrouw en van de 85-plussers zelfs 68%.
Meisjes volgen vaker een hogere opleiding dan jongens en vrouwen onder de 45 jaar zijn gemiddeld hoger opgeleid dan mannen. Vrouwen werken meer dan vroeger maar nog steeds hebben zij minder vaak een betaalde baan dan mannen. Er is echter nauwelijks verschil daarin tussen hoogopgeleide vrouwen en mannen. Ook werken vrouwen vaker parttime dan mannen, ook jonge vrouwen. Vijfenveertig procent van de vrouwen is werkzaam voor 32 uur of meer per week tegenover 69% van de mannen. Vrouwen verrichten vaker onbetaalde arbeid zoals vrijwilligerswerk en mantelzorg.
Vrouwen zijn minder vaak positief over hun gezondheid dan mannen en hebben vaker een chronische ziekte of aandoening, met uitzondering van hart- en vaatziekten en diabetes. Ook hebben zij vaker ernstig overgewicht (14% versus 10%). Vrouwen ervaren vaker psychische klachten dan mannen en zijn vaker sterk sociaal geïsoleerd, vooral vrouwen van 55 jaar en ouder (24% versus 16% onder mannen van die leeftijd).
Vrouwen voelen zich vaker onveilig dan mannen en zijn ook vaker slachtoffer van straatintimidatie en huiselijk geweld. Zo heeft ruim de helft van de vrouwen van 15 jaar en ouder de afgelopen 12 maanden een vorm van straatintimidatie ondervonden, jonge vrouwen het vaakst. Veertien procent van de 19-64 jarige vrouwen gaf in een enquête aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld (versus 6% van de mannen).
Er is onderzoek verricht naar waar, sinds de start van het Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen, de kwetsbare groepen met een urgente woonvraag zijn gaan wonen. De spreidingscijfers bevestigen het beeld dat hoe kwetsbaarder een wijk of buurt is, hoe meer kwetsbare groepen hier in het algemeen gehuisvest worden.
Op basis van het OIS rapport ‘Woningtoewijzing kwetsbare groepen in wijken: trends en ontwikkelingen 2016-2018' en een tabellenset heeft Nieuw-West een eigen factsheet voor het stadsdeel opgesteld. Deze analyse geeft naast extra inzicht in de spreiding over de stadsdelen, ook inzicht over de spreiding in de gebieden, wijken en buurten van alleen Nieuw-West. Daarnaast gaat de factsheet op enkele trends in.
Zie ook de rapportage en factsheet periode 2016- (1ste helft) 2017
Er is onderzoek verricht naar waar, sinds de start van het Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen, de kwetsbare groepen met een urgente woonvraag zijn gaan wonen. De spreidingscijfers bevestigen het beeld dat kwetsbare mensen vooral zijn gehuisvest in wijken waar veel corporatiewoningen vrijkomen en in wijken met veel kleine woningen met een lage huur.
Naast stedelijke producten (rapport ‘Toewijzing kwetsbare groepen in wijken’ (OIS), Factsheet ‘Huisvesting kwetsbare groepen: de spreiding over stadsdelen, wijken en buurten’ (Nieuw-West en Noord) en een Excel tabellenset) is er voor Nieuw-West een specifieke analyse uitgevoerd
Zie ook de rapportage en factsheet periode 2016-2017
Uitgave jaar 2018
Auteur: Roland Oude Ophuis (stadsdeel Nieuw-West)
De urgentie is hoog. De kans op sterfte en ziekte rondom de geboorte is in sommige wijken tot 3 maal hoger dan het landelijk gemiddelde. Veel kinderen groeien op in een kwetsbare situatie. Wie deze kinderen en hun ouders wil ondersteunen, doet er goed aan dat zo vroeg mogelijk te doen. Dat betekent vanaf het moment vóór de conceptie tot tenminste de eerste twee levensjaren. Hiervoor is een integrale samenwerking nodig tussen de domeinen en een excellente uitvoering door alle betrokken partners. De gemeente en al haar partners moeten gezamenlijk de verantwoordelijkheid oppakken om de kansen voor kinderen om gezond op te groeien te verbeteren. Als de omstandigheden tijdens deze ‘eerste duizend dagen’ goed zijn, dan heeft het kind een stevige fysieke, mentale en sociale basis voor de rest van zijn of haar leven
Behandeld in Gemeenteraad 7 juli 2021
Behandelend ambtenaar: GGD, Daniëlle Kretz, tel. , e-mailadres d.kretz@amsterdam.nl, Farida Bottse,f.bottse@amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
Kansenongelijkheid is 1 van de prioriteiten van het College. Het Bestuurlijk Team Sociaal (wethouders Moorman, Kukenheim, Groot Wassink, Ivens) heeft aangegeven een integrale aanpak voor Kansenongelijkheid te willen opzetten. Ambtelijk opdrachtgever is Duco Stuurman, stedelijk directeur cluster sociaal. De Verkenning Kansenongelijkheid bestaat uit 4 hoofdstukken
1.Wat zien we aan ongelijkheid? 2. Wat weten we over oorzaken en over wat werkt? 3. Wat doet de Gemeente Amsterdam om kansenongelijkheid tegen te gaan? 4. Hoe zetten we een volgende stap om kansenongelijkheid tegen te gaan? De Verkenning is opgesteld o.b.v. adviezen van wetenschappers, beleidsmedewerkers en professionals in combinatie met analyse op basis van literatuuronderzoek, best practices en aanwezige Gemeentelijke kennis.
Behandeld in Commissie Werk, Inkomen en Onderwijs 26 februari 2020
Behandelend ambtenaar: Stedelijk Strategieteam, Marije van Mens (m.van.mens@amsterdam.nl)
Voor meer informatie klik hier
“Een diverse organisatie is een organisatie die een goede afspiegeling is van de Amsterdamse beroepsbevolking, in alle lagen van die organisatie. Van uitvoering tot beleid en van management tot bestuur. Een inclusieve organisatie is een organisatie die de meerwaarde van een divers medewerkersbestand ziet. In een inclusieve werkcultuur worden verschillen gewaardeerd en benut.” (Bestuursopdracht Inclusie en Diversiteit, 2020),
Behandeld in Gemeenteraad 15 februari 2023, Commissie Commissie Financien, Kunst en Diversiteit 19 januari 2023 en Kunst Diversiteit Democratisering 23 juni 2021en Werk, Inkomen en Onderwijs 2 juni 2021
Behandelend ambtenaar 2023: Programma Inclusie en Diversiteit, Shalini Poiesz, s.poiesz@amsterdam.nl
Voor meer informatie/voordracht commissie klik hier
Voor meer informatie/voordracht gemeenteraad klik hier
Behandelend ambtenaar: Luke Schut, Programma Inclusie en Diversiteit, l.schut@amsterdam.nl
Bron: Programma Inclusie & Diversiteit
De Diversiteitsmonitor is een digitale monitor waarin eerder gepubliceerde cijfers samen zijn gevoegd en die zo een beeld geven van de participatie van verschillende groepen Amsterdammers, rekening houdend met kenmerken als leeftijd, herkomst en geslacht. De Diversiteitsmonitor bevat dus geen nieuwe cijfers. Om trends in de tijd te kunnen signaleren worden binnenkort beschikbare gegevens uit eerdere jaren toegevoegd. De monitor is ontwikkeld door OIS.
Behandeld in Commissie Jeugd en Cultuur 7 december 2017
Behandelend ambtenaar: OJZ/Diversiteit N. van Rossen, n.van.rossen@amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
Hoe gaat het met de gezondheid en het welbevinden van de Amsterdammer? Sinds de coronacrisis houdt deze vraag ons misschien wel meer bezig dan ooit. In deze rapportage leest u hoe het ging met de inwoners van Amsterdam in het najaar van 2020. De cijfers zijn afkomstig uit de Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 (AGM).
1. Gezondheid en functioneren
In 2020 ervaren meer Amsterdammers hun eigen gezondheid als (zeer) goed dan in 2016. Iets minder inwoners rapporteren een langdurige ziekte of aandoening. Ouderen en sociaaleconomisch kwetsbare groepen rapporteren vaker gezondheids problemen dan gemiddeld, maar ook bij hen zien we een verbetering ten opzichte van 2016.
2. Mentale gezondheid
In 2020 zien we een toename van psychische klachten in Amsterdam, met name onder jongvolwassenen en hoogopgeleiden. Eenzaamheid komt vaker voor in vergelijking met de voorgaande jaren. Nog steeds hebben inwoners met een kwetsbare sociaaleconomische positie het vaakst te maken met psychische en sociale problemen. Bij hen zijn de cijfers vergelijkbaar met eerdere jaren. Psychische klachten en eenzaamheid komen in Amsterdam vaker voor dan landelijk. De coronacrisis heeft het mentaal en sociaal welbevinden negatief beïnvloed, vooral bij jongvolwassenen.
3. Zorg en hulp
In 2020 verlenen evenveel Amsterdammers mantel zorg als in 2016. Van hen voelt 1 op de 6 zich zwaar belast. Het ondersteuningsaanbod bereikt slechts een kleine groep mantelzorgers. In vergelijking met 2016 gaven meer inwoners aan dat zijzelf of iemand in het huishouden geen behandeling voor psychische problemen ontving. Het niet ontvangen van een medische of tandheelkundige behandeling kwam minder vaak voor dan in 2016. De coronacrisis vormt de belangrijkste reden voor het niet krijgen van zorg.
4. Genotmiddelen
Tussen 2016 en 2020 daalde het percentage rokers. Dit is waarschijnlijk niet het gevolg van de coronacrisis. Het alcoholgebruik is ook afgenomen, wat ten dele komt door de coronacrisis. Het drugsgebruik ligt op hetzelfde niveau als in 2016. De hoogste cijfers voor tabak-, alcohol- en drugsgebruik zien we bij mannen, 18- t/m 34-jarigen en inwoners met een Nederlandse of westerse (migratie) achtergrond. De cijfers voor roken en alcoholgebruik zijn in Amsterdam hoger dan landelijk.
5. Leefgewoonten
Het aandeel Amsterdammers met overgewicht of obesitas is tussen 2008 en 2020 niet veranderd. Bij het stijgen van de leeftijd neemt overgewicht toe en hebben mensen minder lichaamsbeweging. Inwoners met een laag opleidingsniveau, een minimuminkomen of een niet-westerse migratieachtergrond hebben het hoogste risico op overgewicht en obesitas. Onvoldoende beweging en sporten komt bij hen ook vaker voor. De cijfers zijn in Amsterdam gunstiger dan landelijk. Dat komt gedeeltelijk door de grote groep jongvolwassenen in onze stad. De fruitconsumptie stijgt en een ruime meerderheid eet minimaal 5 dagen per week groente. Bij jongvolwassenen en bij mannen verdient gezonder eten extra aandacht.
6. Verschillen in de stad
Gezondheidsproblemen zijn niet gelijk verdeeld over de stad. Inwoners met een laag opleidingsniveau, een minimuminkomen of een niet-westerse migratieachtergrond rapporteren vaker lichamelijke en mentale klachten en een ongunstigere leefstijl. De stadsdelen Noord, Nieuw-West en Zuidoost scoren op meerdere gezondheidsaspecten ongunstig. Voor roken, alcohol en drugsgebruik zien we een ander patroon; deze cijfers zijn hoger bij jongvolwassenen, mannen en inwoners met een Nederlandse of westerse (migratie) achtergrond en in de stadsdelen Centrum, West en Zuid.
Bron: Gezondheid en welbevinden in Amsterdam: Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020.
het Plan van Aanpak Thrive Amsterdam Mentaal Gezond vast te stellen met als doel het vergroten van de mentale gezondheid en het versterken van de veerkracht van alle Amsterdammers. Dit richt zich met op name op de groepen: Jongeren, Amsterdammers met migratieachtergrond, werkgevers en ondernemers.
Behandeld in Gemeenteraad 16 decembver 2020 en Commissie Zorg, Jeugdzorg en Sport 3 december 2020
Behandelend ambtenaar: GGD Amsterdam, Marjolein Martens, mmartens@ggd.amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
Voor informatie Gemeenteraad 16 december 2020 klik hier
Bron: Thrive Amsterdam
Amsterdam Mentaal Gezond-Thrive is een resultaat van een samenwerking tussen de volgende betrokken partijen:▸GGD Amsterdam▸Gemeente Amsterdam▸Cliëntenbelang Amsterdam▸Arkin▸GGZinGeest▸Amsterdam UMC▸Eerste Lijn Amsterdam Almere (ELAA)▸Centre of Urban Mental Health UVA▸StigMag
Met het doel om inzicht te krijgen in hoeverre alle Amsterdammers mee kunnen doen in de maatschappij heeft de gemeente Amsterdam de Diversiteitsmonitor ontwikkeld. De Diversiteitsmonitor schetst een breed beeld van de structurele, maatschappelijke en politieke participatie op basis van de cijfers van 2015/2016.
Ook de randvoorwaarden voor participatie zoals de gezondheid, sociale netwerken en bejegening worden voor verschillende groepen Amsterdammers in beeld gebracht.
Verschillen in arbeidsparticipatie
Vooral laagopgeleiden en Amsterdammers met een niet-westerse migratieachtergrond hebben vaker een lager netto arbeidsparticipatieniveau. Zij zijn ook vaker werkloos en hebben een lager inkomen of moeite met rondkomen. De Diversiteitsmonitor kan ook gebruikt worden om naar de combinatie van opleidingsniveau en herkomst te kijken. Dan blijkt dat bij een gelijk opleidingsniveau de verschillen in netto arbeidsparticipatie veel kleiner worden (zie afbeelding 1). Amsterdammers met een niet-westerse migratieachtergrond en een laag opleidingsniveau participeren iets vaker en op de hogere opleidingsniveaus juist iets minder vaak dan andere Amsterdammers met eenzelfde opleidingsniveau.
Afb. 1 Netto arbeidsparticipatie (15 tot 75 jarigen) naar herkomst en opleidingsniveau, Amsterdam, 2016
bron: OIS Regionale Enquête Beroepsbevolking (REB)
Randvoorwaarden voor participatie
De voorwaarden voor participatie zijn niet altijd ongunstig voor Amsterdammers met een niet-westerse migratieachtergrond en laagopgeleiden. Ze hebben wel vaker te maken met een slechtere gezondheidssituatie en voelen zich vaker gediscrimineerd, maar op andere vlakken doen ze het juist relatief goed. Ze hebben bijvoorbeeld vaker een divers sociaal netwerk, zijn over het algemeen positiever over de omgang tussen verschillende bevolkingsgroepen en iets meer bekend met het slavernijverleden.
Afb. 2 Percentage Amsterdammers met een divers netwerk, positief oordeel omgang bevolkingsgroepen en bekendheid met slavernijverleden naar herkomst en opleidingsniveau, Amsterdam, 2015/2016
bron: Burgermonitor en Staat van de Stad (OIS)
Meer weten?
Via de link hieronder kunt u de Diversiteitsmonitor raadplegen. Hier kunt u ook de samenvatting van de opvallendste waarnemingen, de ruwe cijfers en een toelichting downloaden.
Voor verdieping in gerelateerde onderwerpen is het mogelijk om andere publicaties te raadplegen zoals Trendanalyse: diversiteit van de Amsterdamse bevolking, LHBTI's in Amsterdam en de Amsterdamse Gezondheidsmonitor.
Andere onderzoeken zoals de Burgermonitor, De Staat van de Stad, de Veiligheidsindex en Religie in Amsterdam bieden de mogelijkheid om nog meer indicatoren rondom de thema’s gelijke kansen en participatie te raadplegen.
In deze factsheet zijn de meest recente Amsterdamse cijfers opgenomen over ongelijkheid. De meeste cijfers zijn afkomstig uit onderzoeken van de gemeentelijke directie Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS). Andere cijfers komen uit andere bronnen: de politie, de GGD, het Meldpunt Discriminatie en het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). Uit de cijfers blijkt dat laagopgeleide mensen, vrouwen, en mensen met een niet-westerse migratie-achtergrond in Amsterdam relatief minder kansen en negatievere ervaringen hebben. Groepen Amsterdammers bij wie kenmerken samenvallen, hebben te maken met een opeenstapeling van ongelijkheid, onveiligheid en gebrek aan kansen. Overigens doet deze factsheet niet volledig recht aan de werkelijkheid van een hyperdiverse stad. Op de indeling in een ‘westerse’ of ‘niet-westerse’ migratieachtergrond is bijvoorbeeld het nodige af te dingen. Om informatie goed inzichtelijk te maken, vallen nuances noodgedwongen weg.
Behandeld in Commissie Kunst Diversiteit en Democratisering 27 januari 2021
Behandelend ambtenaar: OJZD/Diversiteit, Milanne Mulder, milanne.mulder@amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
De Gemeente Amsterdam heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de opdracht gegeven om de Barometer Culturele Diversiteit voor de Gemeente Amsterdam uit te voeren. In deze factsheet vindt u een weergave van de bevindingen.Het doel van de barometer is om inzicht te krijgen in de actuele veranderingen op het gebied van culturele diversiteit in de gemeentelijke organisatie. De meting is een herhaling van de pilotmeting uit 2019. Ten opzichte van de meting uit 2019 wijkt dit dashboard op een aantal punten af. Zo is een deel van de informatie anders weergegeven en geeft de factsheet niet langer informatie over opleidingsniveaus, functietypes en verschillende migratieachtergronden. Dat heeft te maken met de toegenomen eisen op het gebied van privacy waarbij de gemeten groepen uit 250 of meer personen moet bestaan om herleidbaarheid te voorkomen. Dit betekent dat kleinere groepen dan 250 niet meegenomen zijn in de barometer. Aanvullend zijn de cijfers op instroom, doorstroom en uitstroom ingevoegd. De Factsheet Barometer Culturele Diversiteit bij de Gemeente Amsterdam 2020 geldt als een nulmeting van de culturele diversiteit van medewerkers van de Gemeente Amsterdam en zal jaarlijks herhaald worden.
Behandeld in Commissie Kunst Diversiteit Democratisering 1 september 2021
Behandelend ambtenaar Directie P&O, Kai Bhawanibhiek, k.bhawanibhiek@amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
Bron:
Stedelijk Strategieteam
Stedelijk programma Inclusie & Diversiteit
inclusie@amsterdam.nl
amsterdam.nl
Met de raadsbrief van 21 januari 2020 heeft het college van B en W de prioriteit van het tegengaan van kansenongelijkheid bekrachtigd. Mensen van alle inkomensgroepen, opleidingsniveaus en typen migratie-achtergrond moeten in onze stad kunnen wonen en de kans krijgen zich te ontwikkelen tot wie men kan of wil zijn. Nog te vaak bepalen economische en sociale verschillen het resultaat van die ontwikkeling. In een rechtvaardige stad mag hier geen sprake van zijn. Niet voor de Amsterdammers zelf en niet voor de toekomst van onze samenleving.
Bron: Gemeente Amsterdam - Raadsbrief voortgang tegengaan Kansenongelijkheid
Hieronder vindt u de 'impressie inzet tegengaan kansenongelijkheid' voor de thema's Werk en Inkomen, Gezondheid en Zorg, Onderwijs en Opvoeding en Wonen.
Bron: Gemeente Amsterdam - Impressie inzet tegengaan kansenongelijkheid
De prioriteit van het tegengaan van kansenongelijkheid is belangrijker dan ooit. Het college van B&W heeft grote stappen gezet. Maar hiermee zijn we er nog niet.
Bron: Gemeente Amsterdam - Infographic Kansenongelijkheid
De aanpak van kansenongelijkheid is topprioriteit van het college. De coronacrisis maakt kansenongelijkheid zichtbaarder en zorgt ervoor dat het nog verder toeneemt.
Bron: Gemeente Amsterdam - Infographic Kansenongelijkheid
Het tegengaan van kansenongelijkheid is één van onze topprioriteiten. Al voor de coronacrisis zetten we ons hier stevig voor in, samen met onze maatschappelijke partners, Amsterdammers, kennisinstellingen en het Rijk. Nu is deze prioriteit belangrijker dan ooit. De coronacrisis raakt onze stad hard. Het vergroot de ongelijkheid en verdiept de tweedeling. De sociale gevolgen en gezondheidseffecten van de crisis zijn ongelijk verdeeld over de stad. Ze zullen naar verwachting nog jarenlang merkbaar zijn.
Zie hieronder de raadsinformatiebrief aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
De gemeente Amsterdam vindt het belangrijk dat kinderen van diverse achtergronden elkaar ontmoeten op school. In opdracht van Onderwijs, Jeugd en Zorg brengt Onderzoek, Informatie en Statistiek jaarlijks de segregatiemonitor primair onderwijs uit.In deze monitor wordt de stand van zaken omtrent onderwijssegregatie en de ontwikkeling hierin in het Amsterdamse primair (inclusief speciaal) onderwijs in kaart gebracht. Onderwijssegregatie betreft de ongelijke verdeling van leerlingen over scholen op basis van ongelijkheden in termen van sociaaleconomische, etnische of andere kenmerken. In deze segregatiemonitorwordt ten eerste naar de diversiteit onder leerlingen gekeken wat betreft hun sociaal economische positie (gemeten door het ouderlijk opleidingsniveau en de sociaaleconomische score) en migratieachtergrond. Daarnaast wordt gekeken naar de mate van segregatieop scholenop basis van het opleidingsniveau van de ouders. Ook wordt antwoord gegeven op twee verdiepende vragen. Ten eerste wordt gekeken naar de samenhang tussen schoolgrootte en segregatie. Gaan leerlingen op kleine scholen over het algemeen meer gesegregeerd naar school dan op grote scholen? En er wordt dieper ingegaan op de relatie tussen onderwijssegregatie en woonsegregatie. In welke mate wordt de segregatie op Amsterdamse scholen veroorzaakt door segregatie tussen woongebieden en door verschillende keuzes van leerlingen binnen het woongebied?
Behandeld in commissie Werk, Inkomen en Onderwijs 27 januari 2021, 6 januari 2021
Voor meer informatie/voordracht klik hier
Behandelend ambtenaar: OJZD/Onderwijs, Maggie Wissink ook Geerdink, m.wissinkookgeerdink@amsterdam.nl
In opdracht van: Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ
Frederique van Spijker (OIS) Lotje Cohen (OIS) Soufyan Ahamiane (OIS) Willem Boterman (UvA)
Leerlingen op Amsterdamse middelbare scholen hebben steeds vaker hoogopgeleide ouders (43%). Er zijn echter grote verschillen in de leerlingenpopulatie per type school. Ook de ontwikkeling door de jaren heen van het aandeel kinderen met hoogopgeleide ouders verschilt per type school. Veel leerlingen gaan naar een middelbare school in Centrum/Zuid, dit zijn vooral leerlingen met hoogopgeleide ouders.
Verschillende leerlingen op verschillende typen scholen
Het aandeel leerlingen in het voortgezet onderwijs met hoogopgeleide ouders neemt toe. Door verschillen in adviezen en schoolkeuzes zijn er grote verschillen in de leerlingenpopulatie per type school. Scholen met enkel vmbo of praktijkonderwijs hebben een laag aandeel leerlingen met hoogopgeleide ouders. Categorale vwo-scholen hebben juist een hoog aandeel leerlingen met hoogopgeleide ouders. De toename van het aandeel kinderen met hoogopgeleide ouders zien we terug op categorale vwo-scholen, havo/vwo scholen en categorale vmbo-t en/of havo scholen. Op scholen waar het aandeel hoogopgeleide ouders rond of onder het gemiddelde ligt (praktijkonderwijs, smalle en brede vmbo scholen en scholengemeenschappen) is dit aandeel de afgelopen jaren echter stabiel gebleven.
Figuur 1 Leerlingen met hoogopgeleide ouders per type VO-school, 2013/’14-2016/’17 (procenten)
bron: OJZ, OIS en CBS (bewerking van OIS)
Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat het totaalbeeld van de leerlingenpopulatie in de stad verandert. Het aantal leerlingen op sociaaleconomisch gemengde scholen (40-60% leerlingen met hoogopgeleide ouders) neemt iets af. Het aantal leerlingen op scholen met veel kinderen met hoogopgeleide ouders neemt toe. Sinds schooljaar 2015/’16 zijn er scholen waar meer dan 80% van de leerlingen hoogopgeleide ouders heeft.
Vooral leerlingen met hoogopgeleide ouders trekken naar Centrum/Zuid
Op het moment dat zij naar de middelbare school gaan is een deel van de leerlingen bereid om buiten hun eigen stadsdeel naar school te gaan. In Centrum/Zuid staan veel middelbare scholen en een groot deel van de middelbare scholieren gaat hier dan ook naar school. Het opleidingsniveau van de ouders lijkt met name een bepalende factor in de trek naar scholen in Centrum/Zuid: vooral leerlingen met hoogopgeleide ouders gaan vaak naar school in Centrum/Zuid. Dit verschil blijft ook als er rekening wordt gehouden met het onderwijsniveau van de leerling.
Bron: website OIS (publicatie in nieuwsbericht 8 december 2017)
Een belangrijke trend die de monitor laat zien is de toename van het aandeel leerlingen in het Amsterdamse primair en voortgezet onderwijs met hoogopgeleide ouders. Het aantal scholen in de stad met vooral leerlingen met lager opgeleide ouders neemt af. Dit is een positieve ontwikkeling. Maar steeds meer scholen hebben heel veel leerlingen met hoogopgeleide ouders. Zeker in het voortgezet onderwijs mengen deze leerlingen minder. Dit is onwenselijk. Daarnaast constateert OIS dat leerlingen met hoogopgeleide ouders het vaakst buiten hun eigen stadsdeel naar school gaan. Ook de diversiteit in migratieachtergrond van het Amsterdamse lerarenkorps is in de monitor onderzocht. 15% van de leraren in het Amsterdamse basisonderwijs en 19% van de leraren in het voortgezet onderwijs heeft een niet-westerse migratieachtergrond. Daarbij zien we dat veel leraren met een niet-westerse migratieachtergrond voor de klas staan op scholen met veel leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond. Een belangrijk onderdeel van de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in het onderwijs’ is de aanpak om segregatie in het onderwijs tegen te gaan. Met een divers pakket aan maatregelen zet Amsterdam erop in dat ouders op zoveel mogelijk plekken in de stad de keuze voor een gemengde school kunnen maken.
Behandeld in de Commissie Werk, Inkomen en Onderwijs 8 januari 2020
In opdracht van Jeugd, Onderwijs en Zorg
Behandelend ambtenaar: M. Louter, m.louter@amsterdam.nl
Bron: OIS
Voor meer info klik hier
De diversiteitsmonitor heeft als doel heeft om inzicht te geven in de staat van de diversiteit in het onderwijs. Hierbij wordt voor zowel primair- als voortgezet onderwijs naar de verdeling van leerlingen en verhoudingen tot de buurten en andere scholen gekeken als het gaat om herkomst en inkomen.
Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met OIS en de UvA.
Amsterdamse basisscholen zijn over het algemeen iets gemengder geworden wat betreft het opleidingsniveau van de ouders. Dat blijkt uit de Diversiteitsmonitor Primair Onderwijs 2017/’18 die OIS en de UvA in opdracht van Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) van de gemeente Amsterdam hebben uitgevoerd. Scholen zouden echter nog veel gemengder kunnen zijn. De schoolkeuze van ouders speelt hier een belangrijke rol in.
Samenstelling van scholen is wat gemengder geworden naar opleidingsniveau ouders
De verdeling van leerlingen over de Amsterdamse basisscholen is iets gelijker geworden wanneer gekeken wordt naar het opleidingsniveau van de ouders. In schooljaar 2015/’16 stagneerde de toename in het aandeel kinderen dat naar scholen met meer dan 80% hoogopgeleide ouders ging. In schooljaar 2017/’18 is dit aandeel iets gedaald. Daarnaast neemt het aandeel leerlingen op scholen met minder dan 20% hoogopgeleide ouders nog steeds af. Wat betreft migratieachtergrond is er in het afgelopen schooljaar weinig veranderd in de verdeling van kinderen over scholen.
Leerlingen op basisscholen met een bepaald aandeel kinderen met hoogopgeleide ouders, 2012/’13-2017/’18
bron: CBS/OJZ, bewerking OIS
In soortgelijke buurten maken groepen ouders verschillende schoolkeuzes
Als iedereen naar de dichtstbijzijnde school in de buurt zou gaan, zouden scholen nog een stuk gemengder zijn. Ouders kiezen (bewust of onbewust) voor een school met een andere sociaaleconomische samenstelling dan de buurt. Dit leidt ertoe dat kinderen van zowel hoog- als laagopgeleide ouders vaker naar scholen gaan met meer kinderen uit de eigen groep dan dat er in de buurt wonen. In bijvoorbeeld gemengde buurten waar 40-60% van de ouders hoogopgeleid is gaat slechts een kwart van de basisschoolleerlingen naar scholen met dezelfde samenstelling. Meer dan de helft van de kinderen uit deze buurten gaat naar scholen met meer leerlingen uit de eigen groep dan dat er in de buurt wonen.
Amsterdams Stedelijk Toelatingsbeleid heeft mogelijk een licht positief effect op de diversiteit van Amsterdamse basisscholen
Sinds de invoering van het Stedelijk Toelatingsbeleid zijn scholen gemiddeld genomen iets gemengder geraakt wat betreft het opleidingsniveau van de ouders en migratieachtergrond van leerlingen. In hoeverre de licht dalende segregatie te danken is aan het nieuwe toelatingsbeleid is echter lastig te zeggen, omdat dit effect moeilijk te onderscheiden is van de mogelijke effecten van andere veranderingen in de stad. Hiervoor zal de samenstelling van de leerlingenpopulatie van de Amsterdamse basisscholen de komende jaren verder gevolgd moeten worden.
Behandeld in de Commissie Zorg en Sport van 4 juli 2018
behandelend ambtenaar: Cathelijne Kroon, email: Cathelijne.kroon@amsterdam.nl
Voor meer informatie/voordracht klik hier
De gemeente Amsterdam heeft samen met de UvA de diversiteit in het basisonderwijs onderzocht. Op verschillende manieren is bekeken of scholen gemengd zijn en of verschillende leerlingen elkaar tegen kunnen komen op school. Het algemene beeld is dat het aantal leerlingen op gemengde scholen de afgelopen vijf jaar relatief stabiel is.
Behandeld in Commissie Jeugd en Cultuur 18 mei 2017
Behandelend ambtenaar: rve onderwijs jeugd zorg, Cathelijne Kroon-rve ojz, cathelijne.kroon@amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
In november 2015 heeft Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) in opdracht van Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) een beschrijvend onderzoek gedaan naar de mate van sociaaleconomische en etnische diversiteit op Amsterdamse basisscholen in drie schooljaren (2012/’13 t/m 2014/’15). In opdracht van OJZ heeft OIS een vervolgonderzoek uitgevoerd van deze monitor, nu in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam (UvA)1, waarin een beschrijving gemaakt wordt van de diversiteit in het basisonderwijs in 2015/’16 en 2016/’17. Daarnaast wordt in dit onderzoek antwoord gegeven op de volgende verdiepende vragen:
- In hoeverre is de diversiteit in de stad de afgelopen 5 jaar veranderd in het PO?
- Hoe verhoudt de onderwijssegregatie zich tot de woonsegregatie in Amsterdam en tot de onderwijssegregatie in andere steden?
Lotje Cohen, Merel van der Wouden en Esther Jacobs (OIS)
Willem Boterman (UvA)
Bron: website OIS
Welke stappen hebben de gemeente en andere partners in het afgelopen jaar gezet om het gewenste doel van gelijke kansen op de arbeidsmarkt dichterbij te brengen? U leest het hieronder.
Voortgangsbrief bestuursopdracht Amsterdam inclusieve arbeidsmarkt, gemeenteraadscommissie Jeugd en Cultuur, 6 juli 2017
Ongelijkheid als maatschappelijk vraagstuk is de laatste jaren steeds meer op de agenda gekomen. De stad is gemiddeld welvarender geworden en het gemiddelde inkomen is toegenomen. Het percentage hogeropgeleiden is groot. Tegelijk is Amsterdam steeds meer een stad van twee snelheden. De verbeterde gemiddelden vertroebelen het beeld van een achterblijvende groep en van een groeiende ongelijkheid. Bij een op zich kleiner wordende groep mensen lijken de problemen zich steeds meer op te stapelen: problematische opvoedsituaties, afgebroken schoolcarrières, geen werk, maatschappelijke uitsluiting, slechte gezondheid. Deze problemen zijn vaak nauw met elkaar verbonden. Juist omdat het met andere Amsterdammers wel steeds beter gaat, doet het contrast zich steeds harder voelen.
De gemeente, hogescholen en universiteiten in Amsterdam willen hun kennis bundelen rond het vraagstuk van ongelijkheid. Op een manier die unieke kennis oplevert voor de stad en waarmee ze gezamenlijk kunnen bijdragen aan het beter begrijpen, aanpakken en voorkomen van ongelijkheid in Amsterdam.
Behandeld in Gemeenteraad 1 juli 2020 en Commissie Werk, Inkomen en Onderwijs 17 juni 2020
Behandelend ambtenaar:
OJZ/onderwijs, Geert Janssen, gjanssen@amsterdam.nl
GGD, Jasper Lok, jlok@amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
Tussen 2016 en 2018 werd drie op de 10 nieuwe verhuringen van sociale corporatiewoningen toegewezen aan kwetsbare groepen uit het Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen. Het gaat dan bijvoorbeeld om medische en sociale urgenten, uitstroom uit de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang/huiselijk geweld en statushouders. Huurders die uitstromen uit de maatschappelijke opvang of andere sociale voorzieningen huren allereerst een woning van een begeleidende zorgaanbieder, daarna kan de woning eventueel rechtstreeks van de corporatie worden gehuurd. Voor huurders met een sociale of medische urgentie geldt deze tussenstap niet. Er is behoefte aan meer inzicht in waar kwetsbare groepen terecht komen. Er is een zorg dat deze vaak kwetsbare huishoudens terecht komen in al kwetsbare wijken, wijken die weinig veerkracht hebben om kwetsbare huishoudens op te vangen. In 2018 is daarom in beeld gebracht waar deze groepen gehuisvest worden in de stad. De resultaten zijn weergegeven in de rapportage ‘Woningtoewijzing kwetsbare groepen in wijken’ van januari 2018.
Trends en ontwikkelingen 2016-2018
Behandeld in Commissie Bouwen en Wonen 11 december 2019
Behandelend ambtenaar Hugo Bakkum, h.bakkum@amsterdam.nl
Bron: OIS in opdracht van afdeling Wonen en stadsdelen
Voor meer info klik hier
Amsterdam wil alle peuters de kans bieden om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. De gemeente biedt elke peuter een ontwikkelaanbod van 15 uur op een peutervoorziening van hoge kwaliteit. Dit beleidsplan beschrijft hoe die peutervoorziening eruit ziet, welke kwaliteit daar wordt geboden en op welke manier alle peuters daar gebruik van kunnen maken. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wil peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met ingang van 1 januari 2018 harmoniseren. Dat betekent dat peuterspeelzalen als organisatievorm verdwijnen uit de Wet Kinderopvang. Begin 2017 zal het wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet Kinderopvang in de Tweede Kamer worden besproken. Dit is voor Amsterdam een grote verandering, omdat een aanzienlijk deel van de peuters naar kwalitatief sterke peuterspeelzalen gaat. Deze verandering maakt het noodzakelijk om het beleid te herijken. De gemeente grijpt de aankomende harmonisatie aan om het ontwikkelaanbod aan peuters te verruimen en verschillen op te heffen. Dit vraagt om nieuw beleid, waarin wordt voortgebouwd op de stappen die al zijn gezet onder het beleidsplan peutergroep / vve 2016 –2018: ontwikkelkansen voor alle Amsterdamse peuters.
Behandeld in Commissie Jeugd en Cultuur
Behandelend ambtenaar: rve onderwijs jeugd zorg, Jan-Willem Sluiskes
Voor meer informatie klik hier
Bron: Gemeente Amsterdam
Team Voor- en Vroegschoolse Educatie & Kinderopvang
vve@amsterdam.nl
www.amsterdam.nl/voorschool
In 2015 is het programma Programma ouderenhuisvesting 2015-2018 ingesteld om aandacht te kunnen besteden aan de kwetsbare positie van ouderen op de Amsterdamse woningmarkt. Het aantal 65-plussers neemt toe van 12% naar 16% van alle Amsterdammers in 2030. Oudere Amsterdammers moeten hierdoor in toenemende mate concurreren op de krapper wordende woningmarkt. Omdat het klassieke verzorgingshuis is verdwenen, blijven zij langer thuis wonen,waardoor zij aangewezen zijn op zelfstandige woningen in de stad. Die zijn niet altijd geschikt om oud in te worden. Tegen deze achtergrond heeft het programma ouderenhuisvesting in 2017prioriteit gegeven aan uitbreiding van aanbod in de bestaande voorraad en de nieuwbouw. Ook was de inzet om het bestaande zorgvastgoed te behouden voor ouderenhuisvesting. Bij dit alles is actief de samenwerking gezocht met ouderenorganisaties en partners in de stad.
Behandeld in de Commissie Wonen van 7 februari 2018
Behandelend ambtenaren: Age Niels Holstein, email a.holstein@amsterdam.nl
Iris Westerterp, email: i.westerterp@amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
In deze voortgangsrapportage 2020 wordt gerapporteerd over de behaalde resultaten in 2020 en wordt een vooruitblik gegeven op de uitvoering van het programma in 2021-2022. Op 14 februari 2019 is het vernieuwde programmaplan ouderenhuisvesting 2019-2022 vastgesteld door de gemeenteraad. Het programma ouderenhuisvesting maakt zich sterk voor een goede woonpositie van de Amsterdamse ouderen in een nauwe samenwerking met ouderen zelf, de woningcorporaties, zorgaanbieders en alle andere betrokken partners. Vanuit het programma ouderenhuisvesting 2019-2022 wordt ingezet op drie actielijnen:
1) Inzet op individueel wonen in de ‘normale’ voorraad
2) Inzet op zelfstandige geclusterde ouderenwoningen
3) Inzet op regie bij transformatie van zorghuisvesting
Behandeld in Commissie Wonen en Bouwen 30 juni 2021en 19 mei 2021
Behandelend ambtenaar: Directie Wonen, Andor Kwee, andor.kwee@amsterdam.nl,Directie Wonen, Janice Aliar, j.aliar@amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
De groep rechthebbende daklozen zonder uitkering is een deels verborgen groep die bovendien zeer dynamisch is. Maandelijks zijn er nieuwe personen die dakloos worden en personen die weer huisvesting krijgen, ditzelfde geldt voor het verliezen en verkrijgen van een uitkering. Het verborgen karakter en deze dynamiek bemoeilijkt het maken van een betrouwbare schatting van de grootte van de groep die dakloos is, geen inkomen heeft en maar waarschijnlijk wel in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering.