Dit beeldkwaliteitplan is gemaakt in opdracht van de stuurgroep Tuinen van West (TvW), opdrachtgever namens de bestuurlijke coalitie tussen de Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer en Stadsdeel Osdorp. De projectgroep TvW is gedelegeerd opdrachtgever. In de opdrachtformulering wordt om een inhoudelijk zeer uitgebreid beeldkwaliteitplan gevraagd. Er is een expertteam gevormd met deskundigen vanuit de 2 stadsdelen voor de begeleiding van het opstellen van het plan. Stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer is de trekker van deze expertgroep BKP en DRO zijn hierin de opdrachtnemer. Voor u ligt het resultaat.
-
Artikel
Beeldkwaliteitsplan Tuinen van West
De Tuinen van West bestrijken een circa 400 ha groot gebied met een duidelijke begrenzing. Dit Beeldkwaliteitplan geldt voor een groot deel van het gebied maar beslaat niet het geheel. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen het werkingsgebied en de zogenaamde beïnvloedingsgebieden. Alle gebieden die binnen de Tuinen van West liggen maar niet onder het werkingsgebied van het project vallen zijnop de kaart van het PvE in grijs aangegeven. Dit zijn: de Osdorperweg, het glastuinbouwgebied ten noorden langs de Raasdorperweg en de bedrijfsterreinen Luktemeer II en III, de begraafplaats Westgaarde en de woonwijk Geuzenveld West. Dit zijn de zogenaamde beïnvloedingsgebieden. Hiervoor worden vrijblijvende aanbevelingen gedaan in dit plan om de integraliteit van het hele gebied te waarborgen.
Het document inclusief bijlagen zijn onderaan deze pagina te downloaden. -
Collectie
Team Groene en Gezonde Stad (GGS)
Al het werk in het team Groene en Gezonde Stad is er op gericht om tot een gezondere leefomgeving voor mens, plant en dier te komen in Amsterdam. Meer en kwalitatief beter groen, gebruik en ontwerp van het water (incl. waterkwaliteit), toename van biodiversiteit en verbeterd welzijn van gehouden en vrij levende dieren, zijn opgaven waaraan binnen het team wordt gewerkt. Dit alles geplaatst in de context van het coalitieakkoord, gebiedsagenda’s en gebiedsplannen.
Doelen:
(1) Meer en kwalitatief beter groen
(2) Natuurinclusieve stad met meer biodiversiteit
(3) Diervriendelijke stad
(4) Duurzaam en integraal watersysteem
(5) Klimaatadaptieve stad in 2050
(6) Voedselstrategie
-
Collectie
LaBGreen De Bretten
Natuurgebied De Bretten is een groene parel die loopt van de Haarlemmerpoort tot Halfweg, ten Noorden van de N200/Haarlemmerweg. Het is een Amsterdamse stadswildernis. Een plek waar mens, dier en natuur samenkomen. Sinds 2019 werkt het Brettenteam aan het toekomstbestendig maken van De Bretten. Wat inhoudt om zowel de natuur te beschermen en te versterken als het toegankelijker en aantrekkelijker te maken. Zodat mensen uit de omgeving in De Bretten de verbinding met de natuur kunnen ervaren. In 2019 en 2020 liep het participatietraject met de naam LaBGreen De Bretten.
Door de gebiedsontwikkeling rondom Sloterdijken omschreven in de Gebiedsvisie Sloterdijk West, wordt er een groei van het aantal bezoekers verwacht in De Bretten. In het participatietraject is in samenwerking met bewoners en ondernemers nagedacht over het toekomstbestendig maken van De Bretten. Deze twee onderdelen sluiten op elkaar aan; de verwachting van meer bezoekers willen we niet ten koste van De Bretten laten gaan. Daarom werken we eraan dat De Bretten in de toekomst mooi, ruig en aantrekkelijk blijft. Hierbij staan drie kernwaarden centraal: duurzaamheid, innovatie en respect voor de natuur!In deze collectie is het ontwikkelboek LaBGreen De Bretten te vinden, alsmede het Natuurwaardenonderzoek over De Bretten.
Deze fietskunstroute gaat door De Bretten: https://izi.travel/nl/51dc-kunstroute-sloterdijk-spaarnwoude-park/nl
Ook is er een gratis te beluisteren verhaal voor kinderen en volwassenen, dat een spannend avontuur vertelt dat zich in stadswildernis De Bretten afspeelt:
Soundcloud: https://m.soundcloud.com/de-bretten/het-best-bewaarde-geheim-van-amsterdam-luisterverhaal?si=046a9a0c90434b6da34dcfdf2795a045&utm_source=clipboard&utm_medium=text&utm_campaign=social_sharing
Het verhaal is ook met beelden van De Bretten te bekijken op vimeo: https://vimeo.com/665946769
-
Collectie
De Amsterdamse Scheggen
Uniek voor een wereldstad als Amsterdam zijn haar acht groene gebieden die diep de stad binnen dringen: de Amsterdamse Scheggen.
BINNEN TIEN MINUTEN IN HET GROEN
Amsterdam kent een geweldige én unieke traditie van flink investeren in groene gebieden bij stadsuitbreidingen. Het begon allemaal ruim 80 jaar geleden met het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren. Hij had een droom: iedere Amsterdammer, rijk en arm, jong en oud, binnen tien minuten in het groen! Zo werden in de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw 50.000 woningen gebouwd in wijken als Bos en Lommer en Buitenveldert. Met daar tussenin omvangrijke parklandschappen. De Amsterdamse scheggen waren geboren, acht in totaal: uniek voor een wereldstad.
DE AMSTERDAMSE SCHEGGEN ONDER DRUK
Amsterdam staat voor de enorme bouwopgave van 75.000 woningen de komende tien jaar. Maar een stad die groeit moet ook kunnen ademen. De Amsterdamse scheggen zijn ontzettend belangrijk voor de leefbaarheid in de stad: ze koelen de stad, zorgen voor een betere luchtkwaliteit en kunnen worden ingezet bij de grote vraagstukken van deze tijd, zoals energietransitie, klimaatadaptatie en CO2-reductie. Wij denken dat de (potentiële) waarde van de scheggen voor nu en de toekomst meer aandacht verdient. Om ze een duidelijke stem in het debat te geven richtten BOOM Landscape en ARCAM het Parlement van de Scheggen op. Een groep van deskundigen en betrokkenen die de scheggen wil beschermen tegen de druk van verstedelijking. Met nieuwe functies die de scheggen ‘productief’ maken, zodat niemand ze nog kan of wil bebouwen. De stadsuitbreiding is al in volle gang: tijd om de toekomst van de scheggen serieus te nemen!
Bron: De Amsterdamse Scheggen
-
Artikel
Book: Towards a Natural Social Contract
This book explains how Transformative Social-Ecological Innovation (TSEI) plays a central role in the sustainability transition and humankind’s search for a Natural Social Contract. Transformative Social-Ecological Innovation is defined as ‘systemic changes in established patterns of action and in structure, including formal and informal institutions and economies, that contribute to sustainability, health and justice in all social-ecological systems’ (definition by author). Creating a sustainable and healthy future for societies will require institutional change as well as multiple parties, multiple sectors, and multiple levels of government to act and collaborate effectively. TSEI is based on processes of collective learning and co-creation in which different but interdependent parties learn to develop new knowledge and solutions in a transdisciplinary approach.
Source: Huntjens, P. 2021. Towards a Natural Social Contract: Transformative Social-ecological Innovation for a Sustainable, Healthy and Just Society. Springer. DOI: https://doi.org/10.1007/978-3-030-67130-3
-
Artikel
Natuurinclusief bouwen in Amsterdam
Amsterdam moet 200 kilometer kademuren en 800 bruggen vernieuwen. Een enorme opgave. Maar ook een mooie kans om de boel klimaatadaptief en natuurinclusief te vernieuwen. Jorine Noordman en Marijke Clarisse, twee jonge collega’s van de gemeente Amsterdam, zijn dagelijks bezig met natuurinclusief bouwen.
Foto: Marijke Clarisse staand, Jorine Noordman zittend
In haar rol als specialist natuurinclusief bouwen adviseert Jorine Noordman (Ingenieursbureau gemeente Amsterdam) over het vergroenen van de kademuren binnen dit enorme project. Specialist integraal waterbeheer Marijke Clarisse (trainee Technisch traineeship Amsterdam) kan hierin al haar nieuwverworven kennis over waterbeheer kwijt. Na haar master Environmental Sciences aan Wageningen University & Research met als specialiteit Integraal Waterbeheer koos zij voor een tweejarig Technisch Traineeship bij Amsterdam.
Unieke opdracht
Jorine: “Het is een unieke opdracht. Dit gaat om een van de grootste uitdagingen die Amsterdam ooit aanging. Bouwen in de bestaande stad is complex. De vervanging en het herstel van de kademuren veroorzaakt bijvoorbeeld veel overlast voor de omgeving en de grachtengordel van Amsterdam is UNESCO-werelderfgoed. Daar moeten we rekening mee houden. Samen met experts van Water, Groen en Milieu van het Ingenieursbureau onderzoeken we hoe we het herstelwerk zó kunnen uitvoeren dat het bijdraagt aan de biodiversiteit, klimaatadaptie en een gezonde leefomgeving. Dat past in het ambitieuze duurzaamheidsprogramma van Amsterdam.”
Bijzondere muurplanten
Jorine: “De oude kademuren bleken de favoriete groeiplaats van bijzondere en zeldzame muurplanten. Je moet je voorstellen dat de oude muren zo lek zijn als een mandje. En die vochtige omgeving is nou net de voorwaarde om te groeien voor die plantjes. Daarom hebben wij op een proefopstelling in de Houthavens een kademuur nagebouwd om te kijken wat de perfecte groeiomstandigheden zijn voor de muurplanten. We hebben onderzocht welke kalkmortel het beste is en gemeten tot hoe hoog de planten water krijgen. Een sponsachtige laag tussen de betonconstructie en de kademuur transporteert het water omhoog zodat er voldoende vocht is voor de planten om zich te voeden. De proefmuur is zo’n succes dat die nu als groenmuur wordt toegepast in nieuwbouwgebied Houthavens. En de groene kademuur wordt opgenomen in de generieke maatregelen voor alle kademuren binnen het programma bruggen en kademuren.”
Kennis uitwisselen
Marijke en Jorine werken nauw samen aan klimaatadaptatie. Marijke: “Het is superinteressant om als wateradviseur samen met de groen- en bodemspecialisten kennis uit te wisselen, elkaars vakgebied beter te leren kennen en kansen te zien voor een integrale aanpak. Het fijne van Amsterdam is dat alle kennis hier in huis is. Én er heel veel ruimte is voor nieuwe ideeën en experimenten. Ik krijg energie van wat ik voor de stad doe. Er zijn zoveel dingen om aan te pakken en de omgeving is zo complex en dynamisch. Elke dag leer je wel iets.”
In de schijnwerpers
Jorine: “Ontwikkelingen van klimaatadaptatief bouwen gaan enorm snel. Daarom is het ook zo fijn dat pas afgestudeerden aan onze projecten meewerken. Zij brengen de allernieuwste kennis mee en dat is een enorme meerwaarde.“ Marijke: “Als je voor Amsterdam werkt staat je werk soms in de schijnwerpers. Dat geeft best wel druk én maakt het werk interessant. Elke dag weer heb je de kans écht iets in deze stad te veranderen.”
Bron: Gemeente Amsterdam - Natuurinclusie bouwen in Amsterdam
-
Artikel
Leren van natuurrijke woonbuurten uit het verleden
Hoe zien natuurinclusieve woonbuurten er 10-25 jaar na oplevering uit? Wat is er gedaan om de natuur te bevorderen en werkt dat? Wat kunnen bouwpartijen ervan leren? Op verzoek van de DuurzaamDoor-participatietafel Biodiversiteit (natuurinclusief bouwen) en het platform KAN zijn Maike van Stiphout (DS landschapsarchitecten), Robbert Snep (WUR) en Jip Louwe Kooijmans (Vogelbescherming) op tournee gegaan langs twaalf natuurrijke woningbouwprojecten uit de jaren 1995 tot 2010.
De resultaten zijn beschreven in dit document. Het blijkt dat de natuurwaarde in de twaalf buurten in de regel (ver) boven het landelijk gemiddelde ligt. Het rapport geeft een indruk van het ontwerp en de getroffen maatregelen die tot dat succes hebben geleid. Het levert aanbevelingen op waar volgende initiatiefnemers hun voordeel mee kunnen doen.
Bron: Kooijmans, J. L. Snep, R., & van Stiphout, M. 2021. Leren van natuurrijke woonbuurten uit het verleden: Aanbevelingen voor het ontwikkelen van een natuurinclusieve woonbuurt op basis van een scan van 12 woningbouwprojecten uit 1995-2010. DuurzaamDoor RVO, KAN bouwen.
-
Artikel
The role of urban trees in reducing land surface temperatures in European cities
Urban trees influence temperatures in cities. However, their effectiveness at mitigating urban heat in different climatic contexts and in comparison to treeless urban green spaces has not yet been sufficiently explored. Here, we use high-resolution satellite land surface temperatures (LSTs) and land-cover data from 293 European cities to infer the potential of urban trees to reduce LSTs. We show that urban trees exhibit lower temperatures than urban fabric across most European cities in summer and during hot extremes. Compared to continuous urban fabric, LSTs observed for urban trees are on average 0-4 K lower in Southern European regions and 8-12 K lower in Central Europe.
Treeless urban green spaces are overall less effective in reducing LSTs, and their cooling effect is approximately 2-4 times lower than the cooling induced by urban trees. By revealing continental-scale patterns in the effect of trees and treeless green spaces on urban LST our results highlight the importance of considering and further investigating the climate-dependent effectiveness of heat mitigation measures in cities.
Source: Schwaab, J., Meier, R., Musstet, G., Seneviratne, S., Bürgi, C., & Davin, E. L. 2021. The role of urban trees in reducing land surface temperatures in European cities. Nature Communications, 12 (6763). https://doi.org/10.1038/s41467-021-26768-w | www.nature.com/naturecommunications
-
Artikel
Janneke Verwey maakt IJburg groen!
Sommige Amsterdammers lukt het om hun goede ideeën om te zetten in acties. Zo ook Janneke. Zij gelooft dat als je echt verandering wilt, je voor verandering kan zorgen! Met haar bedrijf, CoCasa, en als bewoner wil zij mensen bewust maken van wat zij zelf kunnen doen voor verbetering van jouw leefomgeving. Hoe? Dat lees je hier!
80 gf-containers op IJburg
Zelf geeft ze het goede voorbeeld door van haar buurt op IJburg een groene oase te maken. Ze slaat de handen ineen met haar buurtgenoten en zorgt dat hun stem gehoord wordt. Zo heeft ze een moestuin opgezet, voor een groenstrook gezorgd, meerdere wormenhotels geopend en worden er op IJburg de komende tijd maar liefst 80 gf-containers geplaatst!
Jullie hebben een hondenpoepstrook omgetoverd tot een groen sierplantsoen. Vertel, hoe ging dat?
Voor ons huis lag eerst een grasstrook waar veel honden poepten. Met een buurvrouw wilde ik daar iets leuks
van maken met groen, waardoor het wat gezelliger eruit zou zien. Met de hulp van de participatie makelaar van IJburg, de schakel tussen bewoners en de gemeente, is ons idee gerealiseerd. In die tijd was er een groot bedrag voor groenprojecten in de stad vrijgekomen, net zoals nu het geval is. De enige afspraak is dat wij het veldje onderhouden, dus onkruid wieden en zwerfvuil oprapen. Een super goede deal, want nu het een mooi veldje is poepen er nu ook veel minder honden op het veldje!
Daarnaast hebben jullie in de gemeenschappelijke binnentuin nu ook een moestuin gebouwd, hoe is dat gekomen?
Samen met mijn buurvrouw Wendi heb ik het idee voor een moestuin ingediend bij het Betere Buurtplan van Ymere. Zo kregen we budget om de tuin aan te leggen en gereedschap te kopen en zo ontstond onze Garden of Life. Op het drukste punt deden 15 mensen mee met het onderhouden van de moestuin, nu hebben we weer plek voor nieuwe mensen. In de herfst organiseren we een oogstfeest, waarbij iedereen iets lekkers maakt met de producten uit de tuin! Het liefst zou ik zien dat alles het een keertje echt goed doet in de tuin, want het is elk jaar een leerschool. Als we een groter team krijgen zou de hele omgeving erbij gepakt kunnen worden. Dan zouden we de bramen en de aardbeien kunnen doortrekken en krijgen we een weelderige tuin in de binnentuin!
Lees hier het hele interview.
Bron: De Gezonde Stad - Janneke Verwey maakt IJburg groen!
-
Artikel
Vergroening Kwakersplein (Service Design / Place Making / Citizen Driven)
In this article, we share the story of design research of the Vergroening Kwakersplein Project in Oude West, as told by Gebiedscoördinator Frans Vlietman and Gebiedsmakelaar Jessica ter Maat.
What was the main reason for starting this research through design project?
Frans: The starting point of the case was the lack of trust that residents had in the government.
Jessica: The residents of the neighbourhood felt themselves isolated from the decision-making processes. The attention by the city council was going to big parties like food service or corporations. On the other hand, the Kwakersplein was unliveable, with only big trucks passing in between. The creation of two kiosks was planned, but the residents were not involved in deciding to build those kiosks.
Frans: In the 90’s the municipality had agreed that every decision making about the neighbourhood would be first discussed with the residents. But in time, this agreement was forgotten by the municipality. As members of a Gebiedsteam, we made the residents go from complaining to doing. We wanted to assist them with their own place making!
Why did you choose this approach?
Frans: Place making is a new way of working. If you want something, make a plan and do it! In overheidsparticipatie we just help to design the process (if needed), the rest is up to the residents. But in order to do this, first we had to get the residents’ trust.
How did you start?
Frans: It took a lot of negotiations, especially about the two kiosks. The situation was that the residents never wanted a kiosk in the square, so at first, they were busy with stopping the construction of the first one by suing the municipality. In the meantime, the neighbourhood management (Bestuur) gave permission to the kiosk owner to build a second one.
Jessica: So, the first thing we did was to solve the problem of kiosks. We talked with the owner of the kiosk, and also brought the residents together to talk to them.
Frans: Then, the things got confusing because the kiosk owner decided to sue the municipality because they revoked his permit to build the second one!
What was the crucial moment in the trajectory?
Frans: We talked with the people on what they really wanted. They told us that one kiosk was okay if it was not built in the middle of the square. But they did not want a second one. Then, we explained the situation to the kiosk owner and discussed about how to solve this problem. Luckily another place was found for the second kiosk to be built, so we arranged that. And then we went back to the people to ask if they would be okay with this.
When the people saw that we turned the situation around, the world opened! There was an energy of change and people started to trust us. Then it was possible to start with place making. What we wanted was the people to stay from the beginning until the end, unlike following a normal process where you design everything for the others.
How did you develop it?
Jessica: Everything had to happen very fast because we had funding coming that had to be spent within that year. And we were already in July when the negotiations ended! If we did it in the government way, it would have taken over a year.
Frans: The Amsterdam Economic Board had an agreement with a creative design office to make a competition for a place making project. Kwakersplein was perfect for this project. The designer has a big network in the neighbourhood, from service design to creative people. She called other creative designers to make a competition for re-designing the square.
What happened then?
Frans: Frederike organised a workshop before the competition. She, Jessica, and the project leader Liane invited residents from the neighbourhood and asked them, "if you dream about a green square, what do you see?” People wrote down on post-its. Then three groups were made in the workshop and each group was matched with a designer. Later on, these became two groups with two main designers.
Jessica: The second meeting was about the presentation of the two designs. The people looked at each design and voted. The winner design won with only one vote difference. Because of this, the residents who were supporting the losing design got very angry, especially because they were the ones living around the square!
Frans: When this situation happened, some of the residents moderated the situation, so they found a way to figure it out themselves!
What did you learn from this experience?
Frans: It is very important to have a project leader from participation background, who knows how to talk and organise the people. In such intervention, the organisers should do a few things: Get the people together (1), Create design groups (2), and get the biggest activitists from the neighbourhood involved (3)! In the end, it was all about making the people heard.
How do you see the result?
Jessica: It was beautiful, during the summer it was awesome!
Frans: It also adjusts to the seasons.
Jessica: In all seasons there are plants and they are different. This is what the municipality by itself could not do. They always use the same sorts of plants, while people wanted also other things. They even agreed that they would take care of it!
What do you think about the future of these initiatives?
Jessica: There are not many other initiatives like this in this Stadsdeel, but I believe that this approach can one day grow again. You need to see the bigger picture, it is not only about green, design but how you live with each other.
Frans: Ownership of public space by residents is what we have to strive for, that's place making. If we want more ownership of the public space than we have to trust residents more in what they are capable of, share our vision about to set up public space with theirs. Don't be afraid of emotions that comes up. Talk and listen. As Gemeente we see this project as something we can hold on to, however the people look at what is happening today.
-
Artikel
Amsterdamse Impuls Schoolpleinen - Kennisdocument
Dit kennisdocument bevat de ervaringen (belangrijkste do’s en don’ts) van zo’n 5 jaar Amsterdamse Impuls Schoolpleinen (AIS) en circa 100 opgeleverde pleinen. De adviezen zijn opgeschreven door de experts van AIS: Rainproof, natuur- en milieueducatie, GGD (bewegen/gezonde school) en Ruimte en Duurzaamheid (ontwerp/groen). Zij hebben de afgelopen jaren goed gezien wat wél en wat niet werkt.
Het kennisdocument is in algemene zin geschikt voor iedere school die het plein uitdagender en groener wil herinrichten. Ook voor overheden en organisaties die groene schoolpleinen willen stimuleren is het document nuttig. Voor hen zijn de ambtelijke Amsterdamse processen die in dit document worden omschreven minder relevant.Datum van publicatie september 2021
Opgesteld door het project Amsterdamse Impuls Schoolpleinen, Gemeente AmsterdamDirecties Onderwijs, Jeugd, Zorgen en Diversiteit (OJZD), Ruimte & Duurzaamheid (R&D) en Projectmanagementbureau (PMB)
In samenwerking met
Amsterdam Rainproof, GGD Amsterdam, Amsterdams Natuur en Milieueducatie Centrum (ANMEC) en Natuur- en Milieu Educatie (NME)Auteurs
Douwe de Voogt (Amsterdam Rainproof)
Dieuwertje Smolenaars (NME)
Elena Francissen (ANMEC)
Jennifer Vreeken (GGD Amsterdam)
Marije van de Veer (GGD Amsterdam)
Marije Schuurman (R&D Amsterdam)
Hortense Berkenveld (OJZD Amsterdam)
Wessel Haanstra (PMB Amsterdam)
Sarah Marinussen (PMB Amsterdam)Vormgeving
Jurjen Tjallema (R&D Amsterdam) -
Artikel
Stadsecoloog: ‘Voor natuur moet je in Amsterdam zijn’
Uit een rapport van het Wereldnatuurfonds (WNF) blijkt dat het slechter dan ooit gaat met de Nederlandse natuur op het boerenland. In Amsterdam floreert de natuur juist, zegt stadsecoloog Remco Daalder.
Uit het rapport blijkt dat sinds 1990 de populaties wilde dieren in open natuurgebieden en op het boerenland gemiddeld zijn gehalveerd. Het overschot aan stikstof is de belangrijkste oorzaak, maar ook bemesting, bestrijdingsmiddelen en verdroging.
Moeten we ons in Amsterdam ook zorgen maken?
“Nee, eigenlijk niet. Amsterdam doet het goed. De biodiversiteit gaat hier op sommige plekken zelfs vooruit. Wij gebruiken in ons groenbeheer bijvoorbeeld geen bestrijdingsmiddelen.”
En stikstof?
“Ja, ook in de stad is uitstoot. Maar wel minder dan in grote landbouwgebieden als Brabant en Drenthe. Hier zijn veel bossen, we worden omhuld door groen. In Waterland zitten boeren, maar die zijn gemiddeld goed bezig: ze gebruiken minder mest en bestrijdingsmiddelen, en een aantal houdt het land niet kunstmatig droog. Ze zijn een voorbeeld voor de rest van Nederland.”
Telt de stad ook steeds minder insecten?
“Nee, dat denk ik niet, hoewel exacte cijfers ontbreken. Dat het hier zo goed gaat, komt vooral door al het groen in de stad, dat we zelf aanleggen en beheren. Neem het bloemenlint in Noord, van mijn collega Fred Haaijen. Dat is zo goed voor insecten. Het aantal wilde bijen is bijvoorbeeld gestegen. Maar niet alleen insecten doen het goed, ook het aantal ijsvogels in de stad groeit bijvoorbeeld hard.”
Waarom hier wel, en elders niet? Je zou verwachten dat insecten en vogels liever niet in een stad vertoeven.
“We zijn heel goed in kleine stukken grond optimaal benutten. De geveltuinen in de Pijp, de drijvende tuintjes op de Hobbemakade. Vaak nemen bewoners het initiatief. Wij stadsbewoners denken dat we ver van de natuur af staan, misschien dat we er daarom zo veel aandacht voor hebben. Zo van: dan maken we het zelf maar. Nou, dat werpt zijn vruchten af.”
“Een nieuwe trend is overigens natuurinclusief bouwen. Niet meer een gebouw zomaar neerzetten, maar dat zo bouwen dat beesten en planten er ook wat aan hebben. Dus met groene gevels, daktuinen, nestkasten voor zwaluwen en vleermuizen.”
Daar mogen we best trots op zijn, toch?
“Zeker. We kunnen concluderen dat door onze inspanningen het aantal wilde dieren en insecten hier niet minder wordt. Daarmee wil ik de problemen in Nederland niet bagatelliseren, want die zijn alarmerend. Maar hier gaat het goed. Voor natuur moet je in Amsterdam zijn.”
Bron: Grosfeld, T. 2020. Stadsecoloog: 'Voor natuur moet je in Amsterdam zijn'. Het Parool.
-
Artikel
Meld de Japanse duizendknoop
De Japanse duizendknoop vernielt alles met zijn tomeloze groei. Hij gaat dwars door beton en funderingen heen en is lastig uit te roeien. Daarom moeten aannemers die ergens gaan bouwen altijd eerst de bouwplaats controleren op de aanwezigheid van de Japanse duizendknoop. Grondverzet is namelijk een van de belangrijkste oorzaken van de verspreiding van deze woekerplant.
Japanse duizendknoop op de kaart
U vindt op de kaart de groeiplaatsen die we kennen.
Werken in grond
Bij het werken in (verontreinigde) grond moet u alle regels en protocollen volgen. Meer informatie vindt u op de pagina over bodem.
Eerst terrein vrijmaken
Als de Japanse duizendknoop aanwezig is, moet u die eerst zorgvuldig verwijderen voordat u kunt gaan werken. Kijk ook of u de plant ziet in de directe omgeving. Na het verwijderen, controleert u minimaal 1 jaar lang regelmatig of de plant terugkomt. Lees de protocollen:
Voorwaarden werken in besmet gebied
U kunt veel doen om verspreiding te voorkomen. Voor het werken in met duizendknoop besmet gebied gelden deze voorwaarden.
- Kijk op de kaart én in het veld of de Japanse duizendknoop in uw werkgebied groeit. Ziet u de plant, maar staat hij niet op de kaart? Stuur een mail met de nieuwe groeiplaats via deze link
- Maak al het gebruikte materieel schoon als u in met duizendknoop besmet gebied heeft gewerkt. Dit geldt ook voor schoenzolen, traptreden, handmateriaal en banden.
- Meld bij storten van besmette grond en groenafval altijd dat het resten van Japanse duizendknoop bevat. Dit moet ook op de stortbonnen staan.
- Doe plant- en wortelresten in stevige gesloten zakken. Dit voert u af naar een erkende verwerker van invasieve exoten. U vindt gecertificeerde inzamelaars en verwerkers op de website van Branche Vereniging Organische Reststoffen.
-
Artikel
Green and blue spaces and mental health
The WHO European Centre for Environment and Health has been closely following the research on green and blue spaces because of their importance in addressing human and ecosystem health in urban planning, especially in the context of climate change. Particular attention has been paid to the mental health effects of such spaces.
The EKLIPSE Expert Working Group on Biodiversity and Mental Health conducted two systematic reviews on the types and characteristics of green and blue spaces, in relation to a broad set of mental health aspects. The reviews demonstrated the overall positive relationship between green and blue spaces and mental health.
This report summarizes the key findings of the systematic reviews, briefly looks at the relevant WHO tools and strategies, and reflects on future needs for research and action. The comparisons of the different green space types and characteristics produced mixed results, indicating that there is no one single space type or characteristic that is a “gold standard” that works best for everyone, everywhere and at any time. For blue spaces, few high-quality papers were available, with little systematic variation in the type of blue space exposure. This prevented the formulation of firm conclusions and recommendations.
Finally, the role of access to green and blue spaces, as a refuge for people to relax and socially interact, in the context of the COVID-19 pandemic is discussed.
-
Artikel
Property price effects of green interventions in cities
Although green interventions, like nature-based solutions, contribute to more sustainable urban environments and provide ecosystem services to urban populations, some impacts are not well understood. This particularly applies to social impacts in the domain of environmental justice, including (green) gentrification. Gentrification refers to a process in which green urban renewal raises property prices, which results in an influx of affluent people, displacing poorer residents. Our study conducts a meta-analysis based on 37 primary hedonic pricing studies, to estimate value transfer functions that can assess the effects of nature types on property prices in various urban settings.
Although green interventions, like nature-based solutions, contribute to more sustainable urban environments and provide ecosystem services to urban populations, some impacts are not well understood. This particularly applies to social impacts in the domain of environmental justice, including (green) gentrification. Gentrification refers to a process in which green urban renewal raises property prices, which results in an influx of affluent people, displacing poorer residents. Our study conducts a meta-analysis based on 37 primary hedonic pricing studies, to estimate value transfer functions that can assess the effects of nature types on property prices in various urban settings. Urban nature has positive impacts on house value in the areas surrounding it, which depend on population density, distance to, and the type of, urban nature. We illustrate how the estimated benefit transfer function can be applied to natural interventions in a Dutch city, and visualize the obtained effects using mapping. These maps show the distance decay of the cumulative effects of urban nature interventions on the house value at the city and the neighbourhood levels. Our application estimated increases in local property values up to a maximum of 20 % compared with properties not affected by the interventions, with value equivalent of 62,650 USD, at average prevailing price level in a particular area in Utrecht. When new nature is being planned in urban areas our mapping approach can be used for guiding assessments of potential undesirable effects on property values that may lead to green gentrification, and for identifying where additional policies may be needed to contribute to environmental justice.
Source: Bockarjova, M., Botzen, W. J. W., van Schie, M. H., & Koetse, M. J. (2020). Property price effects of green interventions in cities: A meta-analysis and implications for gentrification. Environmental Science and Policy, 112, 293-304. https://doi.org/10.1016/j.envsci.2020.06.024
-
Artikel
Mijn park Amsterdam
In haar promotieproject wil Bep Schrammeijer uitzoeken hoe publieke waarden van groene ruimte gemeten kunnen worden. Deze waarden zijn subjectief en moeilijk om te meten, daarom worden ze vaak niet mee genomen in ruimtelijke projecten. Groene plekken in de stad zijn een veelbesproken onderwerp tegenwoordig. Stadsbewoners, planologen, architecten, wetenschappers, psychologen, artsen, ecologen en ingenieurs praten allemaal over het belang van vegetatie in de stad voor ‘Nature-based solutions’. Vroeger heette dit Ecosysteemdiensten, en is eigenlijk wat wij gebruiken van de natuur – direct of indirect. Desondanks is het gesprek toch meestal gericht op fysieke en meetbare functies, zoals koolstof opvang, habitat voor bijen of vogels of verminderen van regenwateroverlast. Meer sociaal, en subjectieve, functies worden over het hoofd gezien, of samengevoegd in een algemene functie ‘recreatie’ omdat ze zo moeilijk zijn om te meten en een geldwaarde te geven. Vooral sinds de uitbraak van Corona hebben we gezien hoe belangrijk groene plekken zijn voor mensen om te kunnen ontsnappen, rusten, spelen en sporten.
Het onderzoek van Bep is gericht op het uitproberen van verschillende manieren om informatie over deze functietypes en de waarde van groene ruimte in te winnen zo dat ze beter meegenomen kunnen worden in besluitvorming. Dit houdt in het toetsen van methodes van mensen vragen, wat publieke participatie, crowdsourcing, of burger wetenschap genoemd kan worden. -
Artikel
Natuurinclusief handelen en ondernemen
Deze scopingstudie zet de belangrijkste onderzoeksresultaten op een rij van de manier waarop bedrijven hun maatschappelijke betrokkenheid bij natuur vormgeven en natuurorganisaties zijn gaan ondernemen. Daartoe zijn verschillende onderzoeken, zowel binnen de WOT Natuur en Milieu als daarbuiten, tegen het licht gehouden. Toekomstig onderzoek dat ondernemen met natuur wil versterken, moet zich richten op monitoring en analyse van initiatieven, kansen en belemmeringen voor opschalen, motivatie van natuurinclusief ondernemen en het vinden van balans tussen een duurzame, circulaire economie en het behoud van natuur en biodiversiteit.
Doel en methode
De afgelopen jaren is er in het natuurbeleid meer aandacht gekomen voor ‘Natuurinclusief handelen en ondernemen’, ofwel het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten die rekening houden met natuur. Daarmee is er ook momentum voor onderzoek naar ‘bedrijven, economie en natuur’, variërend van bedrijven en organisaties die bij hun bedrijfsvoering gebruik maken van natuur tot aan natuurorganisaties die aan groen ondernemerschap doen. Juist vanwege de breedte is er bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de behoefte aan een overzicht van waar we nu staan. In deze scopingstudie zetten we de belangrijkste onderzoeksresultaten op een rij, zowel binnen de WOT Natuur & Milieu, als daarbuiten, van de manier waarop bedrijven hun maatschappelijke betrokkenheid bij natuur vormgeven en natuurorganisaties zijn gaan ondernemen.
Resultaten
Bedrijven en natuur
Natuurinclusief ondernemen blijkt langs drie sporen te kunnen verlopen: via grond, grondstoffen of principes. De grondgebonden bedrijven gebruiken de bodem op hun eigen terrein voor hun primaire productie en benutten daarbij de diensten van de natuur. Grondstofgebonden bedrijven zijn voor hun productieproces afhankelijk van bedrijven die elders grondstoffen winnen of produceren. Principegebonden bedrijven, zoals banken en investeringsmaatschappijen, kunnen natuurinclusief ondernemen bij andere bedrijven ‘afdwingen’ door bepaalde voorwaarden te verbinden aan het verstrekken van financiering. Deze driedeling valt vrijwel samen met de indeling in economische sectoren. In de primaire sector zitten met name bedrijven die doorgaans producten en grondstoffen produceren voor de secundaire sector die ze als input gebruikt in hun productieproces. Bedrijven uit de tertiaire sector bieden diensten aan en omvatten onder meer zakelijke dienstverleners.
Uit de diversiteit aan voorbeelden en initiatieven blijkt dat meer bedrijven zich bewust worden van de rol die natuur speelt voor hun bedrijf, en op basis daarvan natuur meenemen in hun bedrijfsvoering, of soms expliciet onderdeel maken van hun businesscase. Daarbij streven ze vooral naar het beperken van de schade die zij toebrengen aan de natuur, zodat ze er ook in de toekomst nog gebruik van kunnen blijven maken. Energiebesparing en duurzaam watergebruik zijn daarbij veelal de eerste prioriteiten. Verder blijkt dat natuurinclusief ondernemerschap nog vaak iets is voor kleine, bevlogen ondernemers. De meeste initiatieven bevinden zich nog in ‘niche’ markt. Daarnaast spelen ook gangbare bedrijven in op duurzaamheid en het creëren van toegevoegde waarde in internationale handelsketens (palmolie, cacao, koffie en sojaketen) door duurzaamheidsinitiatieven binnen de hele keten uit te rollen en op te schalen.
Groene verdienmodellen van natuurorganisaties
De verbinding van natuur met bedrijf en maatschappij vraagt om brede, vaak integrale benaderingen van groene vraagstukken. In het natuurbeleid levert die benadering vooralsnog de nodige dilemma’s op en blijft geld verdienen met natuur zonder de biodiversiteit te schaden een uitdaging. Flora en fauna zitten niet per se te wachten op files mountainbikers en picknickers. Inmiddels is de zoektocht naar ‘groene verdienmodellen’ uitgebreid, en wordt ingezet op natuur als economische drager van een heel gebied. Natuur als hefboom voor de regionale economie is echter nog nauwelijks onderbouwd door empirie.
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
- Ondanks de initiatieven tot natuurinclusief handelen en ondernemen, zijn er nog veel ondernemers die deze stappen niet zetten. Daarom zijn meer cijfers nodig over initiatieven en hun resultaten in verhouding tot gangbare praktijken.
- Hoewel innovatieve ondernemers zien dat duurzaam, natuurinclusief ondernemen loont, blijken wet- en regelgeving, bestaande bedrijfsorganisatie en de samenleving opschaling tegen te houden. De vraag is wat opschaling belemmert en hoe deze factoren kunnen worden weg genomen.
- Wanneer bedrijven inzetten op natuurinclusief ondernemen, zijn naast intrinsieke motivaties ook reacties vanuit de samenleving belangrijke stimulansen. De vraag is hoe het inspelen op intrinsieke en extrinsieke motivaties van ondernemers hun bijdrage aan een duurzame groene leefomgeving kan versterken.
- Bij een regio-brede aanpak kan een betere verankering van het Nationaal Park nieuwe vormen van financiële ondersteuning van het beheer inhouden. Maar behoud van plant- en diersoorten en recreatie als economische drager gaan niet vanzelf goed samen. De vraag is hoe een balans tussen natuurbehoud en een duurzaam gebruik ervan kan worden gevonden.
- De transitie naar een circulaire, duurzame economie waarbij de groene leefomgeving wordt gespaard, levert praktische uitdagingen voor ondernemers: meer ketensamenwerking, innovatie, minder grondstoffenverbruik en minder afval, terwijl er meer natuurlijke hulpbronnen nodig zijn. De vraag is daarom wat het totaaleffect van een duurzamere economie op de groene leefomgeving is.
Bron: van der Heide, C. M., & Overbeek, M. M. M. (Eds.) (2018). Natuurinclusief handelen en ondernemen: Scopingstudie ‘Bedrijven, economie en natuur’. (WOt-technical report; No. 127). Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu. https://doi.org/10.18174/463398
-
Artikel
Hoe openbaar groen bijdraagt aan het welzijn van ouderen
Met een vergrijzende bevolkingssamenstelling is zorg voor kwetsbare ouderen een flinke maatschappelijke uitdaging. Hoe langer de periode van kwetsbaarheid wordt uitgesteld, hoe kleiner de zorglast. Hoe kwetsbaar ouderen zijn, hangt onder meer af van de omvang van het sociale vangnet en de fysieke gezondheid. In het project ‘Groen voor Grijs’ werd gekeken naar de invloed van groen. Jasperina Venema (Nature for Health Foundation) en Sabine van Rooij (WENR) vertellen over de bevindingen.
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat een natuurlijke omgeving de sociale cohesie onder mensen bevordert. Ook bewegen mensen liever en langer in een groene, natuurlijke omgeving dan in een ‘verharde’, grijze omgeving. Beweging heeft een positief effect op de fysieke gesteldheid van ouderen en buiten zijn op het dag- en nachtritme. Bij dementerende ouderen is dat laatste echter vaak een probleem. Daarom werd in Oisterwijk het initiatief ‘Groen voor Grijs’ gestart. Tussen 2015 en 2019 werkten diverse partners (zie kader) samen en onder begeleiding van WUR en TRANZO aan het vergroenen van de versteende en vergrijsde wijk Waterhoef. Voorafgaand en bij beëindiging van het project brachten getrainde wijkvrijwilligers met enquêtes de kwetsbaarheid van zo’n honderd oudere mensen in de wijk in kaart.
Bron: Venema, J., & van Rooij, S. A. M. (2020). Hoe openbaar groen bijdraagt aan het welzijn van ouderen: Lessen uit praktijkproef in Oisterwijk. Stedelijk Interieur, 18, 42-45. https://www.nahf.nl/wp-content/uploads/2020/04/StedelijkInterieur-01-2020-LR-42-45.pdf
-
Artikel
Clever and cool
Urban heat problems due to global climate change and urbanization may pose a serious risk to thermal comfort related public health in cities. Urban green infrastructure (UGI), such as parks, gardens and street trees, has the ability to alleviate urban heat and improve residents’ thermal comfort during warm summer days.
Urban heat problems due to global climate change and urbanization may pose a serious risk to thermal comfort related public health in cities. Urban green infrastructure (UGI), such as parks, gardens and street trees, has the ability to alleviate urban heat and improve residents’ thermal comfort during warm summer days. Research in the field of urban micrometeorology delivers insights into the impacts of UGI on objective thermal conditions. Yet, this knowledge lacks insights into impacts of UGI on people’s subjective thermo-spatial perception and does not match the demand of spatially explicit information by urban designers. Consequently, urban designers lack guidance in the design of climate-responsive UGI in outdoor urban spaces.
The development of a spatially explicit evidence of subjective and objective impacts of UGI on thermal comfort, and based on that evidence the subsequent development of useful design guidelines for climate-responsive UGI, were the objectives of this thesis. The research approach consisted of two phases: The ‘Research for Design’ approach, a combination of qualitative (surveys, observations) and quantitative (micrometeorological measurements) research methods, delivered scientific evidence needed to inform climate-responsive urban design. A set of multiscale case studies was conducted during warm summer periods in the moderate climate of the Netherlands. In a subsequent participatory ‘Research through Designing’ approach the novel scientific evidence was translated into preliminary design guidelines, and applied in practical design settings with landscape architects. Observations, plan analysis and questionnaires provided insights into the usefulness of the guidelines for end-users and directed the refinement into revised design guidelines for climate-responsive UGI.
‘Clever and cool’ urban green can be achieved by implementing the design guidelines for climate-responsive UGI. Findings of the first phase demonstrate that UGI enhances residents’ subjective thermal perception and improves thermal conditions in urban environments. This phase provides spatially-explicit evidence of UGI relevant for design. It furthermore shows the importance of residents’ physical adaptation in the context of thermal perception. The second phase delivered evidence-based, generally applicable design guidelines for climate-responsive UGI that are accompanied by visual representations. Additionally operational principles to support site-specific implementation of the guidelines at the respective scales. The practical design settings furthermore showed that urban designers need a basic understanding of microclimate processes and skills to conduct microclimate analysis to appropriately implement the guidelines. Concluding, this thesis argues for climate-responsive UGI that is ‘clever and cool’: UGI that is designed resource efficiently, is based on site-specific microclimate analysis, and considers spatial conditions as well as the behavioural demands of urban dwellers. Through combining perspectives and knowledge of microclimate science and design practice this thesis provides evidence-based solutions that are considered useful by end-users. As such the design guidelines for climate-responsive UGI, as presented in this thesis, can enhance urban design practice for more thermally comfortable and liveable cities now and in the future.
Source: Klemm, W. (2018). Clever and cool: generating design guidelines for climate-responsive urban green infrastructure. Wageningen University. https://doi.org/10.18174/453958
-
Artikel
Groen, Gelijk en Eerlijk
In veel steden over de hele wereld worden groepen in achterstandswijken uitgesloten van het gangbare maatschappelijke verkeer. Dit is een complex fenomeen met vele oorzaken. Ook de natuurlijke omgeving (het groen) speelt hierin een rol. Een case study in vier steden laat zien dat ‘het groen’ op verschillende manieren een rol kan spelen bij het tegengaan van uitsluiting.
In veel steden over de hele wereld worden groepen in achterstandswijken uitgesloten van het gangbare maatschappelijke verkeer. Dit is een complex fenomeen met vele oorzaken. Ook de natuurlijke omgeving (het groen) speelt hierin een rol. Een case study in vier steden laat zien dat ‘het groen’ op verschillende manieren een rol kan spelen bij het tegengaan van uitsluiting. Hierover is nog weinig bekend, daarom is nagegaan waar nader onderzoek zich op zou kunnen richten. Dit betreft: beter in kaart brengen van de relaties tussen groen en uitsluiting; een drietal specifieke onderwerpen m.b.t. groen en gezondheid, groene wijkeconomie en ‘third space’; onderzoek gericht op participatie en stedelijk beleid en tenslotte onderzoek naar de grondslagen van groene rechtvaardigheid.
Bron: de Haas, W. (2017). Groen, Gelijk en Eerlijk: Verkenning naar de relatie tussen sociale uitsluiting en de natuurlijke omgeving. (Wageningen Environmental Research rapport). Wageningen Environmental Research. https://edepot.wur.nl/422983
-
Artikel
Environmental Justice in The Netherlands
Making our cities more sustainable includes the need to make the transition a just one. This paper focuses on distributive justice with regard to greenspace in cities. Urbanisation and densification will likely result in less greenspace in urban residential areas, especially in deprived neighbourhoods. This is a threat to the aim of healthy and liveable cities, as greenspace has positive effects on human health and well-being.
Making our cities more sustainable includes the need to make the transition a just one. This paper focuses on distributive justice with regard to greenspace in cities. Urbanisation and densification will likely result in less greenspace in urban residential areas, especially in deprived neighbourhoods. This is a threat to the aim of healthy and liveable cities, as greenspace has positive effects on human health and well-being. In this study, we show that in The Netherlands, neighbourhoods with a low socioeconomic status already tend to have a lower presence and quality of greenspace than those with a high socioeconomic status. This outcome is independent of the greenness metric that was used. However, depending on the precise greenness metric, socioeconomic differences in greenness between neighbourhoods are smaller in highly urban municipalities than in less urban municipalities, rather than larger. The paper discusses the implications of these outcomes for policy and planning regarding urban greenspace.
Source: De Vries, S., Buijs, A. E., & Snep, R. P. H. (2020). Environmental Justice in The Netherlands: Presence and Quality of Greenspace Differ by Socioeconomic Status of Neighbourhoods. Sustainability, 12(15), [5889]. https://doi.org/10.3390/su12155889
-
Artikel
The influence of urban park attributes on user preferences
Urban green areas, such as parks, are becoming increasingly important in densifying cities. Urban parks encourage physical and social activity, recreation and relaxation, and thus eventually promote people’s well-being. The aim of the current study is to examine which urban park attributes influence the preferences of park users, in order to offer recommendations regarding how urban parks of quality can be designed.
Urban green areas, such as parks, are becoming increasingly important in densifying cities. Urban parks encourage physical and social activity, recreation and relaxation, and thus eventually promote people’s well-being. The aim of the current study is to examine which urban park attributes influence the preferences of park users, in order to offer recommendations regarding how urban parks of quality can be designed. To elicit the preferences of park visitors we designed an online stated-choice experiment. Seven park attributes, in particular the number and composition of trees and the presence of benches, side paths, a playground, litter, and flowers, were manipulated in a virtual park. In an online stated-choice task, videos of these park alternatives were presented and the preferences of 697 participants were measured. It is found that especially the number of trees and the presence of flowerbeds, particularly with a diversity of flowers, influenced participants’ preferences. The presence of many benches and a playground were valued as well, but to a lesser extent. The presence of litter was found to be less troublesome than expected. Alternatives with all trees placed in one cluster were disliked. Moreover, significant standard deviations were found for the presence of side paths, a playground, and the absence of litter, which indicates that preference heterogeneity for these attributes exist. In a latent class analysis, two groups were identified, namely a Nature-loving group, who mainly valued the trees and the flowers, and an Amenity-appreciating group, who valued almost all attributes. It can be concluded that natural elements and a variety of flower species are important in an urban park, while facilities are evaluated differently by different groups of people. These findings may support park designers and policymakers in decision-making. Moreover, it illustrates the usefulness of creating a virtual park in environmental preference research.
Source: van Vliet, E., Dane, G., Weijs-Perrée, M., van Leeuwen, E., van Dinter, M., van den Berg, P., Borgers, A., & Chamilothori, K. (2021). The influence of urban park attributes on user preferences: Evaluation of virtual parks in an online stated-choice experiment. International Journal of Environmental Research and Public Health, 18(1), 1-20. [212]. https://doi.org/10.3390/ijerph18010212
-
Artikel
Greening the City
The Steenbreek program is a private Dutch program which aims to involve citizens, municipalities and other stakeholders in replacing pavement with vegetation in private gardens. The Dutch approach is characterized by minimal governmental incentives or policy, which leaves a niche for private initiatives like Steenbreek, that mainly work on behavioural change.
The Steenbreek program is a private Dutch program which aims to involve citizens, municipalities and other stakeholders in replacing pavement with vegetation in private gardens. The Dutch approach is characterized by minimal governmental incentives or policy, which leaves a niche for private initiatives like Steenbreek, that mainly work on behavioural change. The aim of this paper is to build a model based on theory that can be used to improve and better evaluate depaving actions that are based on behavioural change. We tested this garden greening behaviour model in the Steenbreek program. The main result is that the model provides an understanding of the ‘how and why’ of the Steenbreek initiatives. Based on this we are able to provide recommendations for the improvement of future initiatives. Steenbreek covers a wide range of projects that together, in very different ways, take into account elements of the theoretical framework; either more on information factors, or on supporting factors, sometimes taking all elements together in a single action. This focus is sometimes understandable when just one element is needed (e.g., support), sometimes more elements could be taken into account to be more effective. If a certain element of the framework is lacking, the change of behaviour will not (or will only partly) take place. The model also gives insight into a more specific approach aimed at the people most susceptible to changing their behaviour, which would make actions more effective.
Source: Stobbelaar, D.J.; van der Knaap, W.; Spijker, J. Greening the City: How to Get Rid of Garden Pavement! The ‘Steenbreek’ Program as a Dutch Example. Sustainability 2021, 13, 3117. https://doi.org/ 10.3390/su13063117
-
Artikel
Groenvoorziening in sociale woningbouw
De doelstelling van het project ‘Prettig Groen Wonen’ is te onderzoeken hoe een gezonde, groene openbare ruimte rondom sociale woningbouw eruit moet zien en hoe die gerealiseerd kan worden. In dit rapport wordt huidige kennis op een rij gezet en geïllustreerd met ervaringen uit illustratieve projecten.
De doelstelling van het project ‘Prettig Groen Wonen’ is te onderzoeken hoe een gezonde, groene openbare ruimte rondom sociale woningbouw eruit moet zien en hoe die gerealiseerd kan worden. In dit rapport wordt huidige kennis op een rij gezet en geïllustreerd met ervaringen uit illustratieve projecten. Sociale huurwoningen staan in aandachtswijken en worden bewoond door mensen met een laag inkomen. Wensen die sociale huurders hebben over het groen in hun omgeving zijn nauwelijks gerapporteerd. Uit enkele voorbeeldprojecten is op te maken dat bewoners waarde hechten aan een ontmoetingsplek, speelgelegenheid en aan overzichtelijk, kleurrijk en divers groen. Het is lastig de kosten van groenaanleg en beheer in beeld te krijgen. Investeren in bewonersparticipatie voor vergroening van hun omgeving geeft positieve resultaten: het maakt bewoners trots op hun buurt, het leidt tot meer sociale cohesie en tot een meer zorgvuldige omgang met de buitenruimte. De energietransitie en klimaatadaptatie moeten bij de herstructurering worden meegenomen.
Bron: Klostermann, J., Krijgsman, A., & Snep, R. (2020). Groenvoorziening in sociale woningbouw: Stand van zaken in literatuur en praktijk voor het project ‘Prettig Groen Wonen’. (Wageningen Environmental Research rapport; No. 3021). Wageningen Environmental Research. https://doi.org/10.18174/536439
-
Artikel
Amsterdam naar ecologische hoofdstad
Amsterdam zal steeds intensiever worden gebruikt, aldus Maurits de Hoog. Hij pleit voor een compacte bebouwing om het buitengebied te sparen. Amsterdam heeft hart voor groen, maar heeft de stad de potentie om de ecologische hoofdstad te worden? Een verkenning: van natuurinclusief bouwen tot drastische keuzes in voedsel-, water-, afval- en energiemanagement.
-
Artikel
Factsheets de groene stad
Groen heeft meer positieve effecten op onze leefomgeving dan op gezondheid en welbevinden alleen. Groen kan ook een goede rol vervullen voor de waterhuishouding en biodiversiteit in de bebouwde omgeving. En het kan helpen de effecten van geluidsoverlast te beperken. Voorts kan groen een positief effect hebben op de vastgoedwaarde van woningen en kantoren. Dit document biedt meer inzicht in de algemene voordelen van groen en is daarmee een aanvulling op de factsheets die specifiek ingaan op de meerwaarde van groen in relatie tot gezondheid en welbevinden bij Wonen, Werken, Leren en Zorg
Wereldwijd hebben honderden onderzoeken plaatsgevonden naar de meerwaarde van groen.
- Welke invloed heeft openbaar groen op vastgoedwaarde?
- Verkort uitzicht op groen het ziekbed en medicijngebruik?
- Wat doen potplanten met leer- en werkprestaties?
- et cetera
-
Artikel
MSc Thesis WUR - Co-existing With Wildlife in Cities: A Literature Review on Nature-Inclusive Urban Development
With a rapid increase in urbanization across the globe, it is important to understand how this affects biodiversity, from a conservational point of view. The potential of urban environments for biodiversity is widely recognized and has caused an increasing interest on the part of (landscape) architects, planners and urban designers to construct more nature-inclusive urban developments to enhance biodiversity in cities. The report presents a pioneer study on the evidence and current state of the academic literature on nature-inclusive urban development. It addresses the main arguments to include nature in the urban development, discusses different spatial scenarios for implementation including building, plot, block, street and district level measures that can be used, and reflects upon the way forward in nature-inclusive urban development.
Author: Veerle B. Vink
-
Artikel
Artikel - Van Decorgroen naar Functioneel Groen
Straatbomen, parken en parkjes, plantsoenen en ander openbaar groen zijn vooral aangelegd als decorgroen. We lopen door het decor van een laan, een centrum, een park, een wijk. Uit allerlei onderzoeken is gebleken dat groen veel meer baten kan opleveren dan alleen een mooi decor. Niet alleen op het gebied van beleving, maar ook als het gaat om gezondheid, sociale cohesie en milieu. Robbert Snep pleit daarom voor integratie van groen in veel meer gemeentelijke beleidsterreinen. ‘De portefeuille Sociale zaken heeft óók belang bij functioneel groen in de gemeente.’
-
Artikel
Handboek Groen oktober 2020
Het Handboek Groen bevat technische standaarden voor het ontwerp en de aanleg van groen in de openbare ruimte. Deze zijn in nauwe samenwerking met beheerders ontwikkeld en zorgen voor een hoge uitvoeringskwaliteit. De standaard is gebaseerd op Amsterdamse ‘best practice’. We weten welke bomen en beplantingen het bijvoorbeeld goed doen in straten, parken of bermen. Welke fysieke eigenschappen van de beplanting van belang zijn, hoe ze het beste kunnen worden aangeplant en welke inrichtingseisen (o.a. verkeer, veiligheid, kabels en leidingen) er vanuit de openbare ruimte worden gesteld. Dit alles is uitgewerkt tot een Amsterdamse standaard in het Handboek Groen.
Behandeld in Commissie Wonen en Bouwen 9 december 2020
Behandelend ambtenaar: A.J.L. Oudshoorn, a.oudshoorn@amsterdam.nl
Voor meer informatie klik hier
-
Artikel
Economisch duurzaam stadsgroen in een dynamisch Amsterdam oost
Het Groen Platform Amsterdam (GPA) wilde weten wat waarde van het stadsgroen in Amsterdam is. Ze vroeg de Wetenschapswinkel voor een wetenschappelijke onderbouwing en een beoordeling van de mogelijke gevolgen hiervoor van toekomstige ontwikkelingen als woningbouw en intensiever ruimtegebruik in Amsterdam.
Het ontbrak het Groen Platform Amsterdam aan een gefundeerd inzicht in de waarde van het stadsgroen in Amsterdam en aan een beleidsvisie om dit groen economisch duurzaam in stand te houden en te ontwikkelen. Daarmee was zij naar eigen zeggen onvoldoende in staat om het belang, behoud en ontwikkeling van het stadsgroen op een constructieve wijze te vertalen naar de politiek en het publiek.
Onderzoek
In dit onderzoek stonden de volgende vragen centraal:
- Welke waarden van het stadsgroen in Amsterdam (financieel, ecologisch, en sociaal- maatschappelijk) kunnen worden onderscheiden en hoe kan dit economisch worden doorvertaald?
- Welke gevolgen hebben een intensiever gebruik van groen en een uitbreiding van de woningbouw voor de waarde van het stadsgroen in Amsterdam?
Hiertoe zijn een 3-tal cases bestudeerd, waarbij de onderzoekers via een indicatieve Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) antwoord gegeven hebben op de bovenstaande vragen. Voor de baten werd daarbij mede gebruik wordt gemaakt van de TEEB Stad tool.
Uit het onderzoek bleek dat het stadsgroen in Amsterdam een economische waarde vertegenwoordigd die hoger kan zijn dan die van woningbouw. Gemeentelijke woningbouwplannen voor de jaren 2025 en 2040 dienen daarmee kritisch afgewogen te worden tegen de eventuele gevolgen voor het stadsgroen. Alle cases lieten zien dat de waarde van het groen in Amsterdam aanzienlijk is. In een drukbevolkte, intensief bezochte stad als Amsterdam wordt groen extra gewaardeerd. Voor de leefbaarheid van Amsterdam is het groen niet langer leuk maar noodzakelijk. De gemeente Amsterdam doet er daarmee verstandig aan om de waarde van het groen expliciet mee te nemen in de afweging waar, hoeveel woningen te bouwen.
Het resultaat van het onderzoek heeft het GPA in staat gesteld om het belang van het stadsgroen richting de gemeenteraad op constructieve en economisch onderbouwde wijze onder de aandacht te brengen.
Begeleidingscommissie:
- Paul de Dooij - IVN Amsterdam, trekker GPA
- Lilian Voshaar - Natuur & Milieuteam Zuid
- Nienke Kwikkel - ANMEC
- Geertje Wijten - Gemeente Amsterdam
- Gerard Straver - Wetenschapswinkel WUR
-
Artikel
De bijdrage van de vastgoedsector aan een natuurinclusieve leefomgeving
De vastgoedsector kan een belangrijke rol spelen in een bredere transitie naar een natuurinclusieve leefomgeving die sociaal, economisch en ecologisch veerkrachtig is. In de huidige praktijk legt groen het vaak af tegen concurrerende ruimteclaims. Met dit project zoeken we naar aanknopingen om beweging in de vastgoedsector te creëren naar meer groen in een stedelijke omgeving. Dat doen we door het ontwikkelen van een transitieaanpak voor natuurinclusief ondernemen. In deze aanpak wordt gekeken naar de vastgoedsector in brede zin (zoals grondbezitters, investeerders, architecten, vastgoedeigenaren en projectontwikkelaars).
Natuur heeft een belangrijke functie voor de leefbaarheid van steden: stedelijk groen draagt bij aan gezondheid en welzijn, een aangename woonomgeving voor stedelingen en een positief vestigingsklimaat voor bedrijven. Ook voor de biodiversiteit en het milieu is de aanwezigheid van voldoende stedelijk groen van groot belang, bijvoorbeeld om wateroverlast tegen te gaan en te zorgen voor een goed leefmilieu voor diverse diersoorten. Toch legt groen het in de praktijk vaak af tegen concurrerende ruimteclaims. Dit kan een grote impact hebben op de leefomgeving van mensen die in de stad wonen en werken.
Dit project kijkt naar de invloed van de vastgoedsector op stedelijk groen. De vastgoedsector kan een belangrijke rol spelen in een bredere transitie naar een natuurinclusieve leefomgeving die sociaal, economisch en ecologisch veerkrachtig is. Met dit onderzoek zoeken we expliciet naar een actieve groene bijdrage van deze sector aan de leefbaarheid en veerkracht van steden. Dat doen we door het ontwikkelen van een transitie-aanpak voor natuurinclusief ondernemen. In deze aanpak wordt gekeken naar de vastgoedsector in brede zin (zoals grondbezitters, investeerders, architecten, vastgoedeigenaren en projectontwikkelaars).
Ten behoeve van deze aanpak presenteren wij in dit rapport een raamwerk waarbij we ons hebben laten inspireren door drie wetenschappelijke theorieën: de transitietheorie (transition theory), de theorie van de praktijk (theory of practice) en de theorie van gepland gedrag (theory of planned behaviour). De transitietheorie gebruiken we om het proces van verandering van praktijken te beschrijven op de lange termijn. Bij de theorie van de praktijk gaat het bijvoorbeeld over de handelingen die nodig zijn om van bouwmaterialen een woonhuis te bouwen. En met behulp van de theorie van gepland gedrag kijken we naar factoren die praktijken beïnvloeden en hoe actoren door bestaande praktijken worden beïnvloed. Een natuurinclusieve sector vergt een brede verandering, waarbij verandering plaatsvindt via het vernieuwen van een breed scala aan praktijken. Om deze praktijken in beweging te kunnen brengen, zoeken we naar aanknopingspunten in de afwegingen die diverse actoren in de vastgoedsector maken
De inhoudelijke studie van wetenschappelijke literatuur rondom natuurinclusief bouwen leidt uiteindelijk tot een selectie en analyse van 86 wetenschappelijke publicaties. Hoewel natuur geen dominant thema is in de vastgoedliteratuur (het gaat veel vaker over milieuaspecten), is er dus wel degelijk wetenschappelijke aandacht voor het onderwerp. Hierbij onderscheiden we acht inhoudelijke ‘clusters’ die van belang zijn binnen de wetenschappelijke literatuur:
1. De betrokkenheid van vastgoedpartijen bij groen in de stad
2. De functie van groen in de stad en de rol van vastgoedpraktijken hierbij
3. Stedelijk ruimtegebruik en de impact van de vastgoedsector
4. De wereld van de projectontwikkelaar: praktijken, afwegingen en incentives
5. Investering en financiering van groen in de stad
6. Planning en governance: sturingsinstrumenten voor een groene stad
7. Het perspectief van de bewoner (gebruiker)
8. De integratie van groen en grijs: een zoektocht naar synergieën
Voor elk van deze clusters benoemen we in deze rapportage de bevindingen uit relevante artikelen.
Uiteindelijk is de rol van groen op de (toekomstige) grijze agenda een belangrijke factor voor de toekomstige biodiversiteit en natuur in de stad. Het is de vraag of die agenda van kleur zal veranderen. De aandacht vanuit de literatuur lijkt enigszins groeiende, maar wanneer men het heeft over ‘groen’ in de vastgoedsector, gaat het nu nog vooral over milieu en duurzaamheid. Er zijn nog vele uitdagingen en barrières voordat natuurinclusief bouwen een gangbare praktijk wordt, maar er zijn wel degelijk aanknopingspunten in de wetenschappelijke literatuur.
In dit kader biedt deze rapportage een basis voor een brede enquête onder vastgoedpartijen, voor een verdiepend casusonderzoek naar natuurinclusief bouwen en voor het bieden van handelingsperspectief aan de sector. Met dit vervolgonderzoek beogen we bij te dragen aan een betere vertegenwoordiging van de sociaaleconomische en ecologische waarden van groen in het afwegingskader van de vastgoedsector.
Bron: Dijkshoorn-Dekker, M., Mattijssen, T., van Haaster-de Winter, M., Kortstee, H., & Polman, N. (2020). De bijdrage van de vastgoedsector aan een natuurinclusieve leefomgeving: Achtergrondrapport. (Rapport / Wageningen Economic Research; No. 2020-01). Wageningen Economic Research. https://doi.org/10.18174/521455
-
Artikel
De transitie naar een natuurinclusieve stad
Het ontwikkelen van natuurinclusieve bouwpraktijken is vooralsnog een zoektocht. Dit onderzoek laat zien dat de vastgoedsector al voorzichtig in beweging komt en dat veel partijen zich (deels) bewust zijn van de maatschappelijke vraagstukken rondom groen in de stad. De opkomst van nieuwe, natuurinclusieve niches is zichtbaar en demonstreren dat natuurinclusief bouwen, ondanks allerlei obstakels in de praktijk, wel degelijk mogelijk is.
Natuur speelt een belangrijke rol in de leefbaarheid van steden: het draagt bij aan gezondheid en welzijn, het creëert een aangename woonomgeving voor de inwoners en een positief vestigingsklimaat voor bedrijven. Ook met het oog op biodiversiteit en milieu is de aanwezigheid van voldoende groen in de stad van groot belang, omdat het bijvoorbeeld helpt met het tegengaan van wateroverlast en het een leefmilieu vormt voor allerlei diersoorten. Ondanks al deze voordelen legt groen het in de praktijk vaak af tegen concurrerende ruimteclaims. Dit kan een grote impact hebben op de mensen die leven en werken in de stad. Deze brochure, gefinancierd door het ministerie van LNV, richt zich op de vastgoedsector en gaat in op de noodzaak van een transitie naar een natuurinclusief stedelijk gebied en de rol die de vastgoedsector hierin kan spelen. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste bevindingen.
Toenemend bewustzijn over de waarde van natuur in de stad
De wetenschappelijke literatuur laat zien dat er een toenemend bewustzijn bestaat over de waarde van groen in de stad, wat zich ook vertaalt in de wensen van de inwoners.
Natuurinclusief bouwen is nog geen gemeengoed
Er is weliswaar al enige aandacht voor en bewustzijn over natuurinclusief bouwen binnen de vastgoedsector in Nederland, maar natuurinclusief bouwen is nog lang geen gemeengoed. Er zijn inspirerende voorbeelden, maar het gaat daarbij nog vooral om ‘niches’: lokale, innovatieve bouwprojecten waarin op diverse manieren gebruik wordt gemaakt van groene elementen. De ontwikkeling van natuurinclusieve verdienmodellen is voor veel bedrijven een belangrijke randvoorwaarde. De geringe betalingsbereidheid die vastgoedpartijen nu nog ervaren, lijkt niet in verhouding te staan met de belangstelling die uitgaat van gemeenten en inwoners. Voor veel vastgoedbedrijven vormt de behoefte om iets goeds te doen voor de maatschappij, het eigen imago en het onderscheidend vermogen van natuurinclusief bouwen de belangrijkste drijfveren. Financiële motieven spelen hierbij een minder prominente rol. Hoewel er meerdere succesvolle voorbeelden van natuurinclusief bouwen bestaan in Nederland, kan geconcludeerd worden dat de belangstelling voor een natuurinclusieve leefomgeving zich nog niet overal vertaalt in een grootschalige toepassing ervan.
Een transitie naar natuurinclusief bouwen
Het ontwikkelen van natuurinclusieve bouwpraktijken is vooralsnog een zoektocht. Dit onderzoek laat zien dat de vastgoedsector al voorzichtig in beweging komt en dat veel partijen zich (deels) bewust zijn van de maatschappelijke vraagstukken rondom groen in de stad. De opkomst van nieuwe, natuurinclusieve niches is zichtbaar en demonstre - ren dat natuurinclusief bouwen, ondanks allerlei obstakels in de praktijk, wel degelijk mogelijk is. De gemene deler in succesvolle voorbeelden is visie, creativiteit en de bereid - heid om risico’s te nemen. Vasthoudendheid van de betrok - kenen is cruciaal voor het slagen ervan. Het gaat vooral om kennis en ervaring opdoen, het profileren in de markt en van betekenis willen zijn voor de maatschappij. Investeren als verdienmodel is hierbij zelden tot ooit het speerpunt.
Belemmerende en stimulerende factoren
Om een echte natuurinclusieve transitie te realiseren, is het belangrijk om inzicht te krijgen in de stimulerende, succes - volle factoren enerzijds en de belemmerende factoren anderzijds. Een belangrijk deel van de tegendruk bestaat uit het gebrek aan perspectiefvolle verdienmodellen voor natuurinclusief bouwen. Hoewel de uiteindelijke kosten in de praktijk doorgaans meevallen, is er vaak sprake van grotere risico’s en een mogelijk langere doorlooptijd. Een belangrijke positieve, stimulerende factor is de steeds toenemende bewustwording binnen de sector, waardoor veel vastgoedpartijen voorzichtig in beweging komen. Ook de positieve effecten van groen op de verkoopbaarheid van vastgoed zijn al in enkele segmenten van de markt duidelijk zichtbaar. De vasthoudendheid, ambitie en de motivatie van alle betrokken partijen om oplossingen te ontwikkelen en samen door te gaan is een cruciale succesfactor. Ook de bereidheid om risico te dragen door te innoveren speelt een belangrijke rol in de voorbeeldcases die in deze brochure aan bod komen. Kennis is nog niet altijd voorhanden en kan dus een barrière vormen, maar uiteindelijk ontwikkelen voorlopers altijd nieuwe kennis en verdienmodellen die in de toekomst breder toegepast kunnen worden.
Onderzoeksopzet
De eerste fase van het onderzoek dat in deze brochure wordt gepresenteerd bestond uit een literatuurstudie om inzicht te krijgen in de huidige rol van groen in de vast - goedsector vanuit een internationaal perspectief. Vervolgens ontwikkelden de betrokken onderzoekers een conceptueel kader voor het stimuleren van natuurinclusief ondernemen en het doorbreken van bestaande vastgoed - praktijken. Dit conceptuele kader vormde de basis voor een grote telefonische enquête onder diverse partijen van de vastgoedsector, waarbij tot slot werd ingezoomd op drie inspirerende voorbeelden.
Bron: Dijkshoorn-Dekker, M. W. C., Kortstee, H. J. M., Mattijssen, T. J. M., van Haaster-de Winter, M. A., Polman, N. B. P., van Rooij, S. A. M., & Steingröver, E. G. (2020). De transitie naar een natuurinclusieve stad: Breng de vastgoedsector in beweging. Wageningen University & Research. https://edepot.wur.nl/522835
-
Artikel
Stenen eruit, groen erin
Het is een opmerkelijke paradox. Enerzijds levert het tekort aan voldoende schoon water steeds vaker grote problemen op in steden, anderzijds zorgt klimaatverandering ervoor dat er steeds vaker wateroverlast is. Tim van Hattum, programmaleider ‘Klimaat’ van Wageningen University & Research, vertelt aan de hand van 5 stellingen hoe we via groene oplossingen én slimme technologie water kunnen veranderen van vijand naar vriend.
-
Artikel
Een natuurlijkere toekomst voor Nederland in 2120
Wageningen University & Research (WUR) heeft een toekomstvisie uitgewerkt voor Nederland in 2120. Hoe kan Nederland er over een eeuw uitzien, hoe groeit en bloeit ons land dan? Op welke ontwikkelingen kunnen we de komende tien decennia inspelen om extreme situaties en groeiende onzekerheden te vermijden of te weerstaan? Welke opgaven liggen er, welke transities moeten we daarvoor doormaken en welke oplossingen zijn er?
Nederland staat voor grote opgaven: de energietransitie, verduurzaming van de landbouw, herstel van de biodiversiteit, verstedelijking en klimaatadaptatie. Al deze opgaven hebben gevolgen voor de ruimtelijke inrichting van ons land. Het is onvermijdelijk dat Nederland er over honderd jaar anders uit zal zien. Grote veranderingen zijn nodig om opgewassen te zijn tegen een stijgende zeespiegel, perioden van extreem weer, een toenemende vraag naar voedselproductie en een noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen.
Deze opgaven vragen om een nieuw verhaal voor Nederland. Een verhaal waarin dit dichtbevolkte land zich ontwikkelt tot een gidsland waar natuur, duurzame economie, leefbaarheid en veiligheid voorop staan. Een verhaal gebaseerd op ‘nature based solutions’ waarin opgaven voor klimaat en biodiversiteit hand in hand gaan.
Wageningen University & Research heeft dit verhaal geschreven gebaseerd op expertkennis: een toekomstvisie voor Nederland in 2120, waarin natuur en natuurlijke processen een hoofdrol spelen. Een visie die bedoeld is om te inspireren. Het schetst een toekomst waarin economische ontwikkeling en een natuur-inclusieve samenleving hand in hand gaan. De toekomstvisie houdt rekening met de bijzondere kenmerken van verschillende deelgebieden in Nederland. Door middel van kaarten en doorsnedes laten we op hoofdlijnen zien wat er per gebied mogelijk is op het gebied van ruimtelijke inrichting.
Dit toekomstbeeld schetst een denkrichting gebaseerd op de uitkomsten van diverse ontwerpen discussiesessies met onderzoekers. Er is behoefte aan nadere uitwerking en onderbouwing. Samen met stakeholders gaan we deze visie verder ontwikkelen, onderbouwen en vertalen naar handelingsperspectief voor het hier en nu.
-
Artikel
Condities voor natuurinclusief handelen
Het thema natuur en maatschappij is actueel omdat het Nederlandse natuurbeleid in een transitie verkeert. Er wordt een verdergaande vermaatschappelijking van het natuurbeleid nagestreefd om zowel natuurdoelen te realiseren als ook om het maatschappelijk en politiek draagvlak te behouden en te versterken. Dit beleid is in de Rijksnatuurvisie ‘Natuurlijk verder’ en het Natuurpact verwoord. Naast behoud en versterking van biodiversiteit zet het beleid in op het versterken van de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur en het versterken van de relatie tussen natuur en economie.
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gevraagd voor de Balans van de Leefomgeving 2018 het thema natuur en maatschappij uit te werken. Hiertoe hebben het PBL en Wageningen Universiteit & Research een beleidsstudie uitgevoerd. Dit rapport doet verslag van een onderzoek dat voor deze beleidsstudie is uitgevoerd.
Het thema natuur en maatschappij is actueel omdat het Nederlandse natuurbeleid in een transitie verkeert. Er wordt een verdergaande vermaatschappelijking van het natuurbeleid nagestreefd om zowel natuurdoelen te realiseren als ook om het maatschappelijk en politiek draagvlak te behouden en te versterken. Dit beleid is in de Rijksnatuurvisie ‘Natuurlijk verder’ en het Natuurpact verwoord. Naast behoud en versterking van biodiversiteit zet het beleid in op het versterken van de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur en het versterken van de relatie tussen natuur en economie. De vraag is hoe deze maatschappelijke betrokkenheid eruitziet, wat maakt dat initiatieven van burgers, bedrijven of NGO’s zich wel of niet tot wasdom en opschaling kunnen komen en wat we daarvan mogen verwachten in termen van natuur, draagvlak en vergroening van de economie.
Het doel van het onderzoek is in beeld te brengen wat de condities zijn voor het tot wasdom komen en opschalen van praktijken van natuurinclusief handelen vanuit transitieperspectief, met een focus op factoren waar overheden invloed op hebben. Het onderzoek heeft zich beperkt tot natuurinclusieve maatschappelijke initiatieven en in het bijzonder die van ondernemers en ondernemingen. Het gaat in dit rapport dus in feite om natuurinclusief ondernemen en niet om burgerinitiatieven. Tot deze inperking is besloten omdat burgerinitiatieven waar economische overwegingen een minder belangrijke rol spelen al relatief veel zijn onderzocht. Het onderzoek focuste vervolgens op initiatieven in vier economische domeinen. Dit omdat de inhoud en dynamiek van natuurinclusief ondernemen afhankelijk is van de inhoud en de dynamiek van wat het ondernemen behelst, zoals het produceren en verkopen van huizen, voedsel of vakantiewoningen. De onderzochte economische domeinen zijn: natuurinclusieve landbouw, de stadslandbouw, de bouw en de verblijfsrecreatieve sector.
Het onderzoek richtte zich op vier vragen:
1. Hoe ontwikkelt zich het natuurinclusief handelen in de landbouw, de stadlandbouw, de bouw en de verblijfsrecreatie?
2. Waar staat de beweging naar natuurinclusief handelen voor? Welke discoursen en ontwikkelsporen krijgen vorm, wat is de dynamiek tussen de verschillende discoursen?
3. Wat zijn de grootste kansen en barrières voor verdere opschaling van natuurinclusief handelen?
4. Welke opties zijn er om de kansen te vergroten?
Het onderzoek betreft een exploratieve studie op basis van documentenanalyse, interviews en groepsgesprekken met betrokkenen die de ontwikkelingen op gebied van natuurinclusief handelen binnen hun sector overzien en die verder gaat dan afzonderlijke initiatieven (gebiedscases). Centraal in de aanpak staan vier voorbeelden van natuurinclusief handelen: natuurinclusieve landbouw, stadslandbouw, natuurinclusief bouwen en verblijfsrecreatie en natuur, waarbij de laatste zich in het bijzonder op de Zeeuwse Kustvisie richt. Dit zijn niet zozeer cases als op zichzelf waardevolle praktijken waar conclusies op geformuleerd zijn (niet in deze samenvatting). In aanvulling daarop zijn ook overkoepelende conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van een combinatie van de transitie- en beleidsarrangementenbenadering als analytisch kader.
Bron: Farjon, J. M. J., Gerritsen, A. L., Donders, J. L. M., Langers, F., & Nieuwenhuizen, W. (Eds.) (2018). Condities voor natuurinclusief handelen: Analyse van vier praktijken van natuurinclusief ondernemen. (WOt-technical report; No. 121). Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu. https://doi.org/10.18174/461494
-
Artikel
Groen in de stad: Klimaat en Temperatuur
Deze factsheet geeft een overzicht van de baten van groen voor het klimaat (temperatuur) in de stad en de mechanismen daarachter. Daarnaast biedt het door middel van voorbeelden en aanbevelingen handvatten voor een betere benutting van groen voor dit doel.
Bron: Hiemstra, J. A. (2018). Groen in de stad: Klimaat en temperatuur. Wageningen University & Research. https://edepot.wur.nl/460543
-
Artikel
Groen in de stad: Waterhuishouding
De klimaatscenario’s van het KNMI voorspellen voor de nabije toekomst naast stijgende temperaturen en langere droogteperiodes vooral ook een toename van piekneerslagen, zowel wat betreft frequentie als intensiteit daarvan. Deze factsheet geeft een overzicht van de baten van het groen in de stad op het gebied van de waterhuishouding en de mechanismen daarachter. Daarnaast biedt het door middel van voorbeelden en aanbevelingen handvatten voor een betere benutting van groen voor dit doel.
Bron: Hiemstra, J. A. (2018). Groen in de stad: Waterhuishouding. Wageningen University & Research. https://edepot.wur.nl/460541
-
Artikel
Groen in de stad: Biodiversiteit
Deze factsheet gaat in op het begrip biodiversiteit in de stad, het belang daarvan en de rol van groen (bomen, vaste planten, bloembollen en andere vormen van groen) voor ondersteuning van die biodiversiteit. Daarnaast biedt het door middel van voorbeelden en aanbevelingen handvatten voor het versterken van de biodiversiteit in het stedelijk gebied en daarmee voor het beter benutten van de baten van de groene infrastructuur.
Bron: Hiemstra, J. A., van Kuik, A. J., & Coolen, S. (2018). Groen in de stad: Biodiversiteit. Wageningen University & Research. https://edepot.wur.nl/460542
-
Artikel
Groen in de stad: Luchtkwaliteit
Deze factsheet geeft een overzicht van de baten van het groen in de stad op het gebied van luchtkwaliteit en de mechanismen daarachter. Daarnaast biedt het door middel van voorbeelden en aanbevelingen handvatten voor een betere benutting van groen voor dit doel.
Bron: Hiemstra, J. A. (2018). Groen in de stad: Luchtkwaliteit. Wageningen University & Research. https://edepot.wur.nl/460539
-
Artikel
Groen in de stad: Soortentabel
In deze soortentabel is de positieve bijdrage van ruim 100 boomsoorten aan klimaat, waterhuishouding, luchtkwaliteit en biodiversiteit in de stad in beeld gebracht. De tabel is onderdeel van een serie rondom de positieve effecten van groen in de stad.
Bron: Hiemstra, J. A. (2018). Groen in de stad: soortentabel. Wageningen University & Research. https://edepot.wur.nl/460540
-
Artikel
Groen in de stad: Het perspectief van de vastgoedsector
Uit onderzoek van Dijkshoorn et al. (2014) kwam naar voren dat er weinig bedrijven in de stad actief in groen investeren. Als redenen werden genoemd dat het bedrijfsleven een beperkt bewustzijn heeft van de waarde van groen en ervan uitgaat dat de overheid (openbaar) groen onderhoud en financiert. De vraag die vervolgens naar boven komt is welke rol het bedrijfsleven kan hebben om bij te dragen aan de kwaliteit en kwantiteit van groen in de stedelijke omgeving.
Groen in de stad kan voorzien in verschillende maatschappelijke behoeften. De aanwezigheid van groen kan het welbevinden van mensen verhogen, de overlast van extreme neerslag verminderen en bijdragen aan het reduceren van hittestress. Daarmee draagt het bij aan klimaatadaptatie van steden. Verder draagt groen bij aan het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven, verbetert het de luchtkwaliteit, zorgt het voor een rijke biodiversiteit in de stad en legt het CO2 vast.
Bij groen in de stad zijn veel stakeholders betrokken, zoals provincies, gemeenten, burgers en bedrijfsleven, ieder met eigen doelstelling en middelen. Lokale overheden zijn van oudsher verantwoordelijk voor de planning en het onderhoud van openbaar groen. Veel onderhoud aan (openbaar) groen wordt door hen gefinancierd. De laatste jaren zetten overheden zich in om de samenleving meer te betrekken bij natuur en daarmee de verantwoordelijkheid met burgers en bedrijven te delen, zowel in als buiten de steden. Daarbij zijn ze niet alleen op zoek naar handelingsperspectieven om stakeholders te betrekken bij de aanleg en het onderhoud van groen, maar ook naar nieuwe verdienmodellen voor groen.
Eerder onderzoek heeft inzicht opgeleverd in de mogelijkheden voor provincies om de maatschappelijke betrokkenheid voor meer groen in de stad via bottom-up initiatieven te vergroten (Dijkshoorn et al., 2016, 2017). Daarbij werd ook duidelijk hoe de verschillende betrokken stakeholders dachten over de rol en verantwoordelijkheden van andere stakeholders. Er is echter nog weinig zicht op de beweegredenen van de vastgoedsector om daadwerkelijk te investeren in groen in de stad. Uit onderzoek van Dijkshoorn et al. (2014) kwam naar voren dat er weinig bedrijven in de stad actief in groen investeren. Als redenen werden genoemd dat het bedrijfsleven een beperkt bewustzijn heeft van de waarde van groen en ervan uitgaat dat de overheid (openbaar) groen onderhoud en financiert. De vraag die vervolgens naar boven komt is welke rol het bedrijfsleven kan hebben om bij te dragen aan de kwaliteit en kwantiteit van groen in de stedelijke omgeving.
Het ministerie van LNV heeft Wageningen Economic Research gevraagd inzicht te geven in de manier waarop de vastgoedsector kijkt naar de rol van de verschillende actoren die betrokken zijn bij groen in de stad. In deze brochure hebben we dit zo opgetekend dat de lezer antwoord krijgt op deze vraag door de volgende deelvragen te behandelen:
• Hoe is de vastgoedsector betrokken bij groen in de stad?
• Hoe kijkt de vastgoedsector aan tegen de rollen van de verschillende stakeholders?
• Wanneer is de vastgoedsector bereid het voortouw te nemen in het realiseren van meer groen?
Dit is een verkennend onderzoek op basis van tien individuele interviews met stakeholders uit de vastgoedsector.
Bron: Dijkshoorn-Dekker, M., Kortstee, H., Michels, R., & Polman, N. (2018). Groen in de stad : het perspectief van de vastgoedsector. Wageningen Economic Research. https://edepot.wur.nl/455202
-
Artikel
Groene initiatieven in de stad
Groen in de stad draagt bij aan de verschillende opgaven waar steden voor staan. In dit onderzoek is gekeken naar mogelijke handelingsperspectieven voor provincies om via bottom-up initiatieven groen in de steden te realiseren. Het opgezette dialooginstrument bestaat uit een transitieraamwerk, vragenlijst en quickscan en ondersteunt betrokken stakeholders in hun zoektocht naar hun rol en biedt handelingsperspectief. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het transitieinstrument bijdraagt aan het vergroten van maatschappelijk betrokkenheid bij de realisatie van groen in de steden via bottom-up initiatieven.
Stimuleren maatschappelijke betrokkenheid bij realisatie van groen in steden
Groen in de stad heeft een gunstig effect op onder andere het bevorderen van gezondheid en het reduceren van hittestress. Bij groen in de stad zijn veel stakeholders betrokken, zoals burgers, gemeenten en provincies; ieder met eigen doelstelling en middelen. Handelingsperspectief voor stakeholders is nodig voor een optimale, efficiënte invulling van groen in de stad. In dit onderzoek is gekeken naar mogelijke handelingsperspectieven voor provincies om via bottom-up initiatieven groen in steden te realiseren en te beheren. Op basis van de transitietheorie is een dialooginstrument ontwikkeld. Het instrument ondersteunt stakeholders in hun zoektocht naar hun rol en biedt handelingsperspectief.
Provincies hebben een aantal mogelijkheden om de maatschappelijke betrokkenheid via bottom-up initiatieven te vergroten:
- Het geven van ondersteuning en advies
Overheden reflecteren hierbij doorlopend op de invloed van hun rol bij het tot stand komen en realiseren van burgerinitiatieven, zodat deze rol tijdig aangepast kan worden aan de behoefte die initiatieven gedurende het gehele traject hebben.
- Bijdragen aan aanpassen van gewoontes, wetten en regels
Wanneer de wensen, doelen en visies van verschillende initiatieven, projecten en programma’s duidelijk zijn en door meerdere partijen worden gedeeld, is het makkelijker om bestaande gewoontes en belemmerende wetten en regels aan te passen.
- Realiseren van een centraal contactpunt
Initiatiefnemers voor meer groen in de stad (zoals burgerinitiatieven) kunnen via een centraal punt in contact komen met de juiste personen, afdelingen en/of organisaties.
- Faciliteren van ontmoetingen
Denk hierbij aan het faciliteren van workshops, het opzetten van netwerken voor het delen van ideeën en het organiseren van bijeenkomsten waar initiatiefnemers en potentiële investeerders elkaar kunnen ontmoeten.
- Het geven van duidelijke richtlijn financiële bijdrage
Overheden hebben een visie op de maatschappelijke waarde van de initiatieven en onder welke voorwaarden ze bereid zijn om hier ook financieel aan bij te dragen. Het beschikbaar stellen van middelen voor het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid trekt naast burgerinitiatieven ook andere partijen aan. In het geval van subsidieverstrekking is het belangrijk dat er duidelijke selectiecriteria zijn.
- Investeren in tijd voor goede en tijdige communicatie
Een goede en tijdige communicatie tussen stakeholders vergroot de slagingskans van groene burgerinitiatieven en de betrokkenheid van burgers. Het dialooginstrument ondersteunt de stakeholders in hun zoektocht naar hun rol en biedt handelingsperspectief.
Nieuw instrument voor het aangaan van de dialoog
Er is een dialooginstrument ontwikkeld, dat bestaat uit een vragenlijst en quickscan voor het starten van de dialoog tussen de betrokken partijen. De vragenlijst en quickscan zijn gebaseerd op het transitieraamwerk.
Het transitieraamwerk bestaat uit vijf kritische aspecten:
- Visie en agenda
- Betrokkenheid en rol van actoren
- Middelen
- Concrete activiteiten
- Iteratief leren
Inzicht in rol en handelingsperspectief wordt verkregen door deze aspecten vanuit het perspectief van betrokken stakeholders op elk relevant niveau te bekijken en op systematische wijze te analyseren. De uitkomsten kunnen in vervolgtrajecten gebruikt worden. Het dialooginstrument levert op een snelle manier inzicht in hoe de beoogde doelen en effecten van de verschillende initiatieven, projecten en programma’s op elkaar aansluiten.
Dialooginstrument leidt tot grotere maatschappelijke betrokkenheid
In dit onderzoek zijn drie burgerinitiatieven in drie verschillende provincies met behulp van het dialooginstrument bestudeerd en is het instrument op basis hiervan verder aangescherpt. Hieruit blijkt dat het dialooginstrument bijdraagt aan het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid bij de realisatie van groen in de steden via bottom-up initiatieven. Het regelmatig met elkaar in dialoog gaan ondersteunde de betrokken actoren in hun zoektocht naar hun rol.
Bron: Dijkshoorn-Dekker, M. W. C., Soma, K., & Blaeij, A. T. (2017). Groene initiatieven in de stad: handelingsperspectief provincies voor het stimuleren van maatschappelijke betrokkenheid bij groen in de stad. (Wageningen Economic Research rapport; No. 2017-012). Wageningen Economic Research. https://doi.org/10.18174/424282
-
Artikel
Bodemkwaliteitsindicatoren voor stadslandbouw en stedelijk groen
Relevante bodemkwaliteitsindicatoren voor landbouwkundige toepassing zijn al langer geselecteerd, maar voor specifieke toepassingen binnen de stedelijke omgeving nog niet. In dit rapport worden relevante indicatoren geselecteerd voor het beoordelen van de bodemkwaliteit binnen de Metropool Regio Amsterdam voor de toepassing 'stadslandbouw' en 'stedelijk groen'.
De bodem is cruciaal voor de mens, het is een van de belangrijkste bronnen van voedsel en bouwstoffen, platform voor activiteit en reiniging van water en lucht. Het belang van een goed functionerend bodemsysteem wordt de laatste decennia steeds duidelijker. In de stedelijke omgeving heeft de bodem dezelfde functies, alleen staat hier de bodemkwaliteit meer onder druk vanwege het intensieve langdurige gebruik van de bodem, wat o.a. kan resulteren in verdichting, verontreiniging, afdekking door o.a. bestrating en bebouwing, en ondergronds gebruik door aanleg van leidingen en bekabeling. Door al deze zaken wordt er een flink beroep gedaan op de ecosysteemdiensten die de bodem levert en komen allerlei natuurlijke functies en processen in het gedrang.
Dit resulteert in het feit dat ook de ‘groene gebieden’ in het Amsterdam Metropoolgebied, waaronder stadslandbouw en stedelijk groen, en de functies die deze groene gebieden leveren – onder andere voedselproductie, recreatie en klimaatadaptatie – steeds meer onder druk komen te staan en het lastiger wordt de kwaliteit van deze gebieden en de diensten die ze leveren, te waarborgen. De bodem speelt hierbij een cruciale rol.
Beheerders en bestuurders hebben behoefte aan het kunnen duiden van de bodemkwaliteit binnen stadslandbouw en stadsgroen om de kwaliteit van deze gebieden op peil te kunnen houden of om de bodemkwaliteit te verbeteren. De kwaliteit van landbouwbodems kan worden gemeten aan de hand van indicatoren die voor deze context zijn ontwikkeld (voor Nederlandse situatie o.a. ‘Bodemkwaliteitsindicatoren voor Landbouwgronden in Nederland, BLN’ - Hanegraaf et al., 2019 en ‘Noodzakelijke indicatoren voor de beoordeling van de gezondheid van Nederlandse landbouwbodems’ (SHI-A(griculture)) – van den Elsen et al., 2018 – deze indicatorsets zijn bruikbaar voor zo veel mogelijk verschillende doelen), maar omdat de bodem in de stadslandbouw en stadsgroen, de functie ervan én de eisen die gebruikers en beheerders aan de bodem stellen vrij specifiek zijn, is het nodig om voor deze gebieden een specifieke subset van indicatoren te selecteren uit BLN en SHI-A. In dit rapport worden voor zowel stadslandbouw als stadsgroen lijsten met indicatoren gepresenteerd die kunnen worden gebruikt om specifiek in deze gebieden de bodemkwaliteit te duiden. De reden van het selecteren van deze specifieke subsets, met soms specifieke doelen of voor specifieke omstandigheden, wordt in dit rapport verduidelijkt.
Bron: van den Elsen, E., Römkens, P., Verzandvoort, S., Korthals, G., & Leenders -van Tol, D. (2021). Bodemkwaliteitsindicatoren voor stadslandbouw en stedelijk groen : wetenschappelijke basis en praktijktoepassing. (Wageningen Environmental Research rapport; No. 3054). Wageningen Environmental Research. https://doi.org/10.18174/539905
-
Artikel
Bodeminformatiebehoefte voor de Metropoolregio Amsterdam
In en om steden wordt de bodem intensief gebruikt. De stadsbodem draaft kabels en leidingen, woningen en andere infrastructuur. De bodem wordt ook gebruikt voor groenvoorzieningen, recreatieplekken en voedselteelt in stedelijk gebied. Organisaties die de bodem in de stad inrichten en beheren hebben behoefte aan informatie over hoe de bodem in stedelijke gebied functioneert voor deze vormen van gebruik, zeker nu de stadsinrichting moet worden aangepast aan het veranderende klimaat.
De bodem in de stad heeft verschillende functies: gebouwen, kabels en leidingen dragen, leefruimte bieden aan stadsgroen, stadslandbouw en ecologische habitats, opvangen van verontreinigingen en neerslag. Een bodem die goed functioneert kan een aantal van deze functies tegelijkertijd uitvoeren.
De Metropoolregio Amsterdam is een intensief gebruikt stedelijk gebied. De leefomgeving in dit gebied heeft problemen die deels te maken hebben met het niet optimaal functioneren van de bodem. Voorbeelden zijn een afnemende kwaliteit van stadsgroen en parken, bodemdaling die schade toebrengt aan gebouwen, bruggen, kaden en wegen, en wateroverlast na hevige regenbuien.
Overheden en grondeigenaren hebben informatie nodig over kenmerken van de bodem die aangeven hoe deze functioneert voor verschillende doeleinden. Deze informatiebehoefte wordt versterkt door de noodzaak om steden aan te passen aan klimaatverandering en door een toenemende vraag naar de mogelijkheid om lokaal voedselgewassen te kunnen telen in en nabij de stad. Om de informatiebehoefte in beeld te brengen, werden interviews gehouden met medewerkers van beheersorganisaties van gebouwen, infrastructurele werken en stadsgroen en met grondeigenaren in Amsterdam en Almere. De respondenten noemden ruim zestig vraagstukken en vijftig kenmerken gerelateerd aan de bodem die relevant waren voor hun werk.
Het in dit rapport gepresenteerde werk is onderdeel van het project ‘Healthy Soils for the Amsterdam Metropole (HS4AMS)’. Doel van dit project is om een flexibel systeem van meetbare bodemkenmerken te ontwikkelen om te beoordelen of bodems in de stad geschikt zijn voor verschillende soorten gebruik (bijvoorbeeld als park, stadsgroen of voedseltuin). Het systeem is ook bedoeld om advies voor maatregelen te geven specifiek voor het gewenste bodemgebruik, op basis van de gemeten bodemkenmerken. Het HS4AMS-project is een opdracht van de Flevocampus (gemeente Almere) en het AMS Institute (looptijd 2018-2021) en wordt uitgevoerd door Wageningen Environmental Research en Aeres Hogeschool.
Bron: Verzandvoort, S., van Tol-Leenders, D., Römkens, P., Mol, G., & van den Elsen, E. (2020). Bodeminformatiebehoefte voor de Metropoolregio Amsterdam: Bodeminformatie voor vraagstukken in en om de stad. (Wageningen Environmental Research rapport; No. 2982). Wageningen Environmental Research. https://doi.org/10.18174/513443
-
Artikel
Inspiratie voor een leefbare stad
Hoe kun je burgers actief betrekken bij oplossingen voor een gezond, leefbaar en duurzaam stedelijk gebied? Er spelen tal van uitdagingen. Hoe kun je in een tijd van grondstofschaarste omgaan met afval? Hoe kun je eraan bijdragen dat een groeiende bevolking toegang heeft en houdt tot voldoende gezond voedsel? Hoe bescherm je een stad tegen extreme weersomstandigheden zoals wateroverlast en droogte? In deze brochure reiken we je via inspirerende praktijkvoorbeelden mogelijkheden aan om burgers te informeren over, faciliteren bij en motiveren naar ander gedrag.
Bron: Dijkshoorn-Dekker, M., van Haaster-de Winter, M., Mattijssen, T., & Polman, N. (2019). Inspiratie voor een leefbare stad. (Publicatie / Wageningen Economic Research : 2019-092). Wageningen Economic Research. https://edepot.wur.nl/503655
-
Artikel
Biodiversity in cities needs space
Abstract:
Understanding varying levels of biodiversity within cities is pivotal to protect it in the face of global urbanisation. In the early stages of urban ecology studies on intra-urban biodiversity focused on the urban–rural gradient, representing a broad generalisation of features of the urban landscape. Increasingly, studies classify the urban landscape in more detail, quantifying separately the effects of individual urban features on biodiversity levels. However, while separate factors influencing biodiversity variation among cities worldwide have recently been analysed, a global analysis on the factors influencing biodiversity levels within cities is still lacking. We here present the first meta-analysis on intra-urban biodiversity variation across a large variety of taxonomic groups of 75 cities worldwide. Our results show that patch area and corridors have the strongest positive effects on biodiversity, complemented by vegetation structure. Local, biotic and management habitat variables were significantly more important than landscape, abiotic or design variables. Large sites greater than 50 ha are necessary to prevent a rapid loss of area-sensitive species. This indicates that, despite positive impacts of biodiversity-friendly management, increasing the area of habitat patches and creating a network of corridors is the most important strategy to maintain high levels of urban biodiversity.Retrieved from Ecology Letters
-
Artikel
The new urban agenda
De New Urban Agenda van de Verenigde Naties erkent de rol voor steden in het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. De declaratie erkent echter ook dat het steden in ontwikkelingslanden ontbreekt aan de benodigde financiële, organisatorische en zelfs wetgevende mogelijkheden om te komen tot een effectieve stadsplanning. In samenwerkingsprojecten is lokale capaciteitsontwikkeling daarom des te belangrijker, zeker gezien het feit dat veel steden kampen met informele stadsuitbreidingen.
Informele praktijken én formele ontwikkelingen zitten elkaar veelal in de weg
Het aantal mensen dat wereldwijd informeel, dat wil zeggen niet formeel burger is van de stad, woont en werkt in steden neemt in absolute aantallen nog steeds toe. Naar schatting gaat het om bijna 1 miljard mensen. Deze mensen zoeken de nabijheid van de formele bebouwing en leven daardoor noodgedwongen op ecologisch kwetsbare plekken zoals in rivierbeddingen of lage gebieden. Door klimaatverandering en door een toenemende wateraanvoer vanuit de groeiende formele stad, nemen de risico’s op overstroming en overlast hier toe. Andersom geldt dat rivierbeddingen en andere groen-blauw retentiegebieden worden vervuild of volgebouwd met informele bebouwing. Hierdoor vermindert de wateropvang, -buffer en -zuiveringscapaciteit voor de stad als geheel.
Een apart achtergrondrapport schetst in detail de afhankelijkheden tussen de formele en informele verstedelijking in de Delta steden Ho Chi Minh City, Beira en Barranquilla. De case studies laten zien dat morfologische en institutionele ontwikkelingen aan elkaar gekoppeld zijn en een grote padafhankelijkheid kennen. Formele en informele processen versterken elkaar niet, integendeel, ze zitten elkaar vaak in de weg. De moderne stadsplanning is niet in staat een brug te slaan tussen beide, met als gevolg een vergroting van de kwetsbaarheid van de armere gebieden en het verlies van de cultuuureigen manier van bouwen.
Nederlandse aanpak past bij problemen en mogelijkheden van steden in ontwikkelingslanden
Het Nederlandse buitenlandbeleid gericht op hulp en handel, is gericht op het bevorderen van inclusieve en groene groei in ontwikkelingslanden. Daarbij is de Nederlandse aanpak gericht op samenwerking van Nederlandse experts vanuit kennisinstellingen, bedrijven en ngo’s met lokale partijen. In projecten worden niet alleen concrete problemen aangepakt maar wordt ook gewerkt aan lokale capaciteitsontwikkeling en bewustwording. Door netwerken te stimuleren en te ondersteunen ontstaat bovendien een basis voor leren van ervaringen tussen de projecten.
New Urban Agenda biedt steun voor verbetering van Nederlandse aanpak
De New Urban Agenda biedt steun aan de participatieve en op inclusieve en groene groei gerichte aanpak.
De participatieve aanpak kan nog verder worden verbeterd. Bestaande methoden en instrumenten kunnen verder worden ontwikkeld voor situaties waarin informele verstedelijking een rol speelt. Daarbij is het van belang om de toepassing per project maar ook tussen de projecten kritisch te bekijken. Dit kan via netwerken, door te stimuleren dat projecten, zeker in hun aanpak van elkaar kunnen leren.
Daarnaast is het van belang om de afzonderlijke projecten ook vanuit het beleid te volgen en te evalueren, zeker ook ten aanzien van de bijdrage die ze kunnen leveren aan het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen.De New Urban Agenda van de Verenigde Naties is een aanmoediging voor de aanpak die Nederland hanteert voor een meer inclusieve en groene groei in ontwikkelingslanden. De aanpak kan verder worden verbeterd onder andere door gerichter te sturen op de samenwerking van (inter)nationale experts met lokale sleutelfiguren en deskundigen. Dit is de belangrijkste conclusie van het rapport ‘De New Urban Agenda – kansen voor inclusieve en groene verstedelijking’
Auteur(s) Ton Dassen, Like Bijlsma, Leo Pols, Frank van Rijn en Maarten van Schie Publicatiedatum 08-12-2017 Bron: website PBL
-
Artikel
Bodem, flora en fauna onderzoeken groene evenementenlocaties
Bij de vaststelling van het stedelijk evenementenbeleid (18 februari 2018) zijn zorgen geuit of de stadsparken en andere groene locaties de drukte van evenementen wel aan kunnen. De stad is drukker geworden en het groen is steeds meer een belangrijk rustpunt om op adem te komen. Niet alleen voor de Amsterdammer, het is ook het leefgebied voor vogels, vleermuizen en andere dieren. Het maakt de stad als geheel leefbaar.
Om te weten te komen of evenementen schadelijk zijn voor het groen, is in 2019 grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke kwetsbaarheid van de bodem en de ecologie. In specifiek is gekeken naar naar waterhuishouding (wateroverlast), bodem eigenschappen (verdichting, zuurstof, samenstelling, hoogtemeting), kwaliteit en kwetsbaarheid groentypen, en de biodiversiteit wilde bijen en broedvogels. De onderzoeken zijn gestart voor het evenementenseizoen (april) en bepaalde metingen zijn herhaald (zoals mate van bodemverdichting) gedurende het festivalseizoen.Auteurs: Th.M. Prins & W. Glas
-
Artikel
Natuurwaarden in kaart 2016
De Natuurwaardenkaart Amsterdam 2016 geeft de totale natuurwaarde voor de groengebieden binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam en het Amsterdamse Bos en is bepaald op basis van soortenaantal, natuurlijkheid, vervangbaarheid en de rol van het gebied in de ecologische structuur. De methode die gebruikt is om de natuurwaardenkaarten van 2002 en 2009 samen te stellen is ook voor de Natuurwaardenkaart Amsterdam 2016 gebruikt.
De stadsranden zijn de meest waardevolle gebieden uit oogpunt van stedelijke natuur. De soortenrijkdom en het voorkomen van bijzondere soorten wordt vooral bepaald door de oppervlakte en isolatie van gebieden, de structuurrijkdom (landschappelijke heterogeniteit) en de gebruiksdruk. Hoewel de patronen verschillen per soortengroep, bieden stadsrandgebieden de meest gunstige voorwaarden voor biodiversiteit.Het rapport is opgesteld door:
Auke Brouwer & Geert Timmermans (projectleiding)
Geert Timmermans (teksten)
Auke Brouwer (GIS & kaartbeelden)
Anneke Blokker (deeltekst vleermuizen)
Florinda Nieuwenhuis (deeltekst wilde bijen)
Valentijn ten Hoopen (deelteksten muurplanten en orchideeën)
Bart de Vries (lay-out) -
Artikel
Grote Groenonderzoek 2018 - duiding
OIS voert iedere vijf jaar in opdracht van Ruimte & Duurzaamheid het Grote Groenonderzoek uit. In dat onderzoek wordt nagegaan hoe Amsterdammers het groen in en rondom de stad gebruiken en in hoeverre zij dat waarderen. Deze informatie is een belangrijke basis voor stedenbouwkundige programma’s als de Groenvisie en Omgevingsvisie, en is een zeer uitvoerige database waaruit per groengebied specifieke informatie gehaald kan worden.
Het Grote Groenonderzoek wordt zoals gewoonlijk begeleid door een beschouwende analyse met een ruimtelijke duiding en beleidsrelevantie van Ruimte & Duurzaamheid: Buurtgroen steeds belangrijker voor de Amsterdammer. Grote Groenonderzoek 2018.
De belangrijkste bevindingen zijn dat het succes van groen in de woonomgeving en parken zich onverminderd manifesteert in toename van het gebruik ervan (met name het woonomgevingsgroen) en een over het algemeen stijgende waardering door Amsterdammers . Nog sterker dan in de voorgaande edities van het Grote Groenonderzoek doet zich het nabijheidseffect gelden. Dat wil zeggen dat door krimpende tijd-ruimtebudgetten van Amsterdammers de aanwezigheid van voorzieningen in de nabijheid steeds belangrijker wordt. Dat blijkt uit toenemend gebruik van groenvoorzieningen in de stad. Ook blijkt uit het recente onderzoek dat een aantal activiteiten in parken licht afneemt. We veronderstellen dat de toegenomen drukte in parken sommige activiteiten verdringen. Joggen in een overvol park is wellicht niet zo aantrekkelijk. Het verschil in gebruik van woonomgevingsgroen, parken en recreatiegebieden wordt scherper. De complementariteit van de verschillende groentypen komt hiermee nadrukkelijker in beeld.
Als er iets verrassend duidelijk is geworden in het Grote Groenonderzoek 2018 is het dat woonomgevingsgroen overal blijkt te zijn, ook waar je het niet verwacht. Bij herinrichting van de openbare ruimte en bij het maken van nieuwe stedenbouwkundige plannen voor stadinbreiding – en transformatiegebieden is het vergroenen en gebruiksklaar maken van voor vrijetijdsmogelijkheden geschikte plekken een essentieel uitgangspunt.
Vervolgens betekenen toegenomen claims en gevarieerde activiteiten dat monofunctionele groengebieden binnen de bebouwde kom niet meer van deze tijd zijn. Met name volkstuinen moeten meervoudig gebruik mogelijk maken en zich open stellen naar de stedelijke dynamiek van de omgeving waarin deze tuinen liggen.
Recreatiegebieden blijven belangrijk. Ten eerste omdat zij complementair zijn aan de binnenstedelijke groengebieden, ten tweede omdat bij verdichting rond de koppen van de recreatiegebieden deze delen een parkfunctie kunnen krijgen, ten derde omdat uitbreiding en verbetering van het openbaar vervoer deze gebieden ‘dichter bij’ de stedelijke bevolking kunnen brengen.
-
Artikel
Grote Groenonderzoek 2018
OIS voert in opdracht van Ruimte en Duurzaamheid iedere vijf jaar het Grote Groenonderzoek uit. In dat onderzoek wordt nagegaan hoe Amsterdammers het groen in en rondom de stad gebruiken en in hoeverre zij dat waarderen. Deze informatie is een belangrijke basis voor stedenbouwkundige programma’s als de Groenvisie en de Omgevingsvisie.
Amsterdammers zijn tevreden over het groen in de stad. Gemiddeld gaven de 3.687 respondenten een 7,2 voor de totaalindruk van de parken en zelfs een 7,6 voor de recreatiegebieden die ze bezochten. De hoogste gewaardeerde parken zijn het Amstelpark en het Westerpark, voor de recreatiegebieden zijn dat de duinen en ’t Goois Natuurreservaat. Daarbij valt op dat geen enkel gebied of park een onvoldoende heeft gekregen. Men wil wel meer groen en daar meer voorzieningen en beter onderhoud. Tegelijkertijd wil men het graag rustig houden: minder evenementen, fietsen, honden, drukte, lawaai en afval. Het groen wordt vooral gebruikt om te wandelen, te rusten of te chillen of om te genieten van de flora en fauna. Daarnaast worden met name parken gebruikt voor uiteenlopende activiteiten zoals lezen, fotograferen of een feestje vieren. Ruim een derde geeft aan de parken ook als doorgangsroute te gebruiken.
Van alle ondervraagden geeft 93% aan wel eens een park te hebben bezocht. De grotere, centraal gelegen parken als het Vondelpark, Westerpark of Oosterpark zijn daarbij het populairst. Het aandeel dat een recreatiegebied heeft bezocht is kleiner: 62%. Een aandeel dat door de tijd heen bovendien een dalende trend laat zien. Het Amsterdamse Bos en het Noordzeestrand zijn de meest genoemde gebieden. Een nagenoeg even groot deel van de respondenten (61%) geeft aan ook ander omgevingsgroen te gebruiken voor recreatie. Het gaat hierbij om plantsoenen, speelplaatsen of groenstroken, maar ook minder groene plekken als pleinen of kades. Genoemde plekken zijn daarbij de Weesperzijde, de Bogortuin of de kop van het Java-eiland. Mensen maken graag gebruik van groen in hun directe woonomgeving. Als ze aangeven dat niet te doen dan zijn de argumenten dat men geen behoefte heeft of liever in de eigen (volks)tuin of op het balkon zit.
Meest bezocht omgevingsgroen exclusief de parken
-
Artikel
Amsterdams Groen
De gemeente Amsterdam heeft een strategie ontworpen om de waarde van natuur en water in de stad beter te benutten en zo het groeiende aantal inwoners een aantrekkelijke leefomgeving te bieden. In deze KwaliteitsImpuls Groen zijn vier scenario's opgesteld om de groene infrastructuur van Amsterdam uit te breiden en te verbeteren.
Het RIVM heeft per scenario in kaart gebracht wat investeringen in 'groen en blauw' opleveren voor de gezondheid en het welzijn van de stedelingen en om de gevolgen van klimaatverandering, zoals wateroverlast en hitte, op te vangen. Dat varieert van minder zieken, minder ziekteverzuim en meer lichamelijke activiteit, tot een betere luchtkwaliteit, minder kosten voor de waterzuivering en een hogere vastgoedwaarde. De baten verschillen per scenario maar blijken aanzienlijk, tussen de 1 en 5 /m2 extra groen per jaar. De baten zijn het hoogst in wijken waar nu weinig groen is en veel mensen wonen.
Natuur in de stad, zoals parken, grachten en groene daken, kunnen de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren. Sommige vormen zijn duidelijk zichtbaar, zoals parken en recreatiegebieden. Maar al het groen draagt ook bij aan complexere processen, zoals een betere luchtkwaliteit, verkoeling van de stad, biodiversiteit en de berging van water in de bodem waardoor het riool minder wordt belast.De scenario's verschillen van opzet. Het scenario Groen Dichtbij betreft meer groen in de binnenstad, bijvoorbeeld met behulp van groene daken en meer bomen. In het scenario Groenblauwe Verbindingen worden de boomstructuur in de straten hersteld en in de hele stad recreatieve fiets- en wandelpaden aangelegd. In het scenario Stadsparken worden bestaande parken verbeterd en nieuwe aangelegd. Ten slotte worden in het scenario Metropolitane Parken de grote parken aan de rand van de stad ontsloten voor recreatief gebruik door de uitbreiding van het fiets- en wandelnetwerk.
Om de waarde van groen en blauw te kunnen kwantificeren is in deze studie gebruikgemaakt van het Natuurlijk Kapitaal Model, dat is ontwikkeld door het RIVM, Wageningen Environmental Research (WEnR) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
Bron: website RIVM
-
Artikel
Handreiking Natuurdaken
Deze handreiking Natuurdaken laat zien hoe je met je dak een verschil kunt maken voor de natuur. Niet alleen op het platteland, maar juist ook in de stad. Een natuurdak met bloeiende kruiden, grassen en andere planten brengt de levende natuur terug in onze verstedelijkte omgeving. Natuurdaken kunnen daarbij als stapstenen gebieden verbinden en de biodiversiteit versterken. Zo bieden de platte zwarte daken in industriegebieden en woonwijken prachtige kansen voor het creëren van nieuwe natuur.
In deze handreiking zijn kennis en ervaringen vanuit de praktijk gebundeld door de Green Deal Groene Daken waar NIOO-KNAW partner van is. Natuurdaken staan nog aan het begin van hun ontwikkeling en meer kennis van natuur op daken is nodig. Nieuwe kennis zal ook in komende jaren een plek krijgen in deze handreiking. Zo wordt de handreiking ook een levend document.Handreiking Natuurdaken
Een publicatie van de Green Deal Groene Daken
Auteurs
Wilco van Heerewaarden (BTL Groep, GDGD Werkspoor Biodiversiteit)
Tom Zeegers (BTL Groep, ecoloog)
De Handreiking Natuurdaken is samengesteld door het
Werkspoor Biodiversiteit binnen de Green Deal Groene Daken:
Petra van den Berg (NIOO-KNAW)
Albert Vliegenthart (de Vlinderstichting)
Jip Louwe Kooijmans (Vogelbescherming Nederland)
Harmen Riemens (ZinCo Benelux)
Fons van Kuik (Wageningen UR)
Geertje Wijten (gemeente Amsterdam)
Stef Janssen (dak)innovator, VIBA-Expo)
Met hulp van Kirsten Dingemans en Kim van de Lisdonk(Studenten Van Hall Larenstein);
Marc van Wieringen en Anouk Gloudemans (Studenten HAS Hogeschool). -
Artikel
Bouw Groen en Blauw
Door klimaatverandering krijgen we in de toekomst vaker te maken met extreem weer: van zware regenbuien tot hete zomerdagen. Door goed na te denken over de inrichting van de openbare ruimte én het ontwerp van nieuwe gebouwen, kunnen we extreem weer in de toekomst het hoofd bieden.
De gemeente Amsterdam en Waternet willen die inzichten op Centrumeiland samen met bewoners in de praktijk brengen. Zelfbouwers spelen daarin een cruciale rol. Door groen en blauw te bouwen, kunnen we hittestress en regenwateroverlast voorkomen, en ook nog eens bijdragen aan de biodiversiteit en de luchtkwaliteit in de stad.
Deze brochure heeft als doel om u te inspireren en laat u zien hoe u bij kunt dragen aan een groene, gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.In opdracht van: Gemeente Amsterdam, Grond en Ontwikkeling
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, Amsterdam Rainproof, Waternet
Uitgevoerd door: Atelier GROENBLAUW
Tekstredactie: Saskia Naafs
Vormgeving: Koeweiden Postma -
Artikel
Handboek Natuurinclusief bouwen
Hoe paradoxaal het ook klinkt, bij de realisatie van nieuwbouw bestaan er veel kansen voor de vergroting van de biodiversiteit van Amsterdam. Nieuwe gebouwen kunnen bijvoorbeeld worden voorzien van neststenen voor vogels; een relatief goedkope inpassing die geschikt is voor mussen, gierzwaluwen en spreeuwen. Ook voor vleermuizen kunnen voorzieningen worden ingepast.
Handboek met 20 ideeën
Natuurinclusief bouwen en ontwerpen zorgt voor een gezonde, toekomstbestendige leefomgeving voor mens en dier. Voor elk gebouw of gebied zijn er mogelijkheden. Bijvoorbeeld op de grond (wadi of geveltuin), op het dak en zelfs in de muur. De 20 meest bruikbare ideeën worden toegelicht in het Handboek Natuurinclusief bouwen en ontwerpen in 20 ideeën.
-
Artikel
Designing green and blue infrastructure to support healthy urban living
This report focuses on developing concepts and design principles for blue and green infrastructure that not only support climate resilience but also contribute to a healthy and liveable urban environment. A healthy and liveable urban environment contributes to the strengthening of the socio-economic climate in cities. The objective is to assess and show how the functional use of urban blue and green infrastructure contributes to a liveable and healthy city. The premise is that liveability can be improved with a variety of ecosystems services.
There is a growing awareness in cities throughout the world that green and blue infrastructure can offer a wide range of ecosystem services to support a healthy urban environment. For example, landscape architects explore possibilities in their design of the urban landscape to use the potential of green elements for regulating air temperature, air quality, water storage and drainage, and noise reduction.
However, the potential benefits of green and blue infrastructure are probably only partially utilized because of a lack of both scientific knowledge and practical understanding of what these benefits are, and how green and blue infrastructure can best be implemented. Hence there is a need for a translation of scientific knowledge on the functionality of green and blue infrastructure into design principles and how to integrate these principles into the design of multifunctional green and blue infrastructure.
This report focuses on developing concepts and design principles for blue and green infrastructure that not only support climate resilience but also contribute to a healthy and liveable urban environment. A healthy and liveable urban environment contributes to the strengthening of the socio-economic climate in cities. The objective is to assess and show how the functional use of urban blue and green infrastructure contributes to a liveable and healthy city. The premise is that liveability can be improved with a variety of ecosystems services.
First, the functional use of blue and green infrastructure was assessed on the basis of available literature and experience from the city of Utrecht. Secondly, design principles were formulated for the design of blue and green infrastructure in the urban landscape. The design principles are compiled in a number of infographics that provide information on the effectiveness of green spaces as part of the green infrastructure to deliver ecosystem services.
The design principles focus on a variety of ecosystem services such as temperature regulation, air quality regulation, storm water runoff mitigation, noise reduction and recreation. In this way, relevant ecosystem services are linked to principles that help to optimize the design of green spaces for the selected services. The design principles for green infrastructure are classified into five key aspects of green spaces that influence their effectiveness: volume, shape, location, dispersion and maintenance.
For blue infrastructure we distinguish three categories of health aspects of water and ecosystem services that support human health: 1. direct exposure to water contributing to medical health; 2. encouraging healthy living by creating possibilities to exercise, and 3. aesthetical aspects of water contributing to mental health. Design principles for healthy blue infrastructure are formulated within these three categories.
Next, we analysed economic benefits that can be derived from the ecosystem services. This analysis will help to better compare green infrastructure with alternative (grey) infrastructures in cities, in this way supporting the decision making on investing in urban design. This analysis was limited to green infrastructure. Benefits of blue infrastructure will be analysed at a later stage.
We organized a series of workshops with the municipality of Utrecht, the first of which focused on discussing and improving design principles, and demonstrating and applying a number of tools to support the design process. In a second workshop, we incorporated the design principles into the conceptual design of a city district that visualizes healthy urban living. In a final workshop we identified the state of knowledge on climate adaptation and healthy urban living, which we will incorporate in a strategic research agenda for the city of Utrecht.
Source: Gehrels, H., van der Meulen, S., Schasfoort, F., Bosch, P., Brolsma, R., van Dinther, D., Geerling, G. J., Goossens, M., Jacobs, C. M. J., jong, de, M., Kok, S., & Massop, H. T. L. (2016). Designing green and blue infrastructure to support healthy urban living. TO2 Federatie. https://publicaties.ecn.nl/PdfFetch.aspx?nr=ECN-O--16-029
Other files:
WUR - Report on Mapping Urban Ecosystems
Adaptive Circular Cities - Design principles on City and Street Level
-
Artikel
Groei versus groen
Het Groen Platform Amsterdam (GPA) heeft de Wetenschapswinkel van Wageningen University & Research gevraagd om onderzoek te doen naar de economische waarde van groen in Amsterdam. We zijn hierbij vooral geïnteresseerd in de waarde van groen in relatie tot de waarde van bouwen (groen versus groei). Aan de hand van drie casussen met verschillende vormen van groen (stadspark, buurtpark en tuinpark) is deze exercitie uitgewerkt.
Uit het onderzoek bleek dat het stadsgroen in Amsterdam een economische waarde vertegenwoordigd die hoger kan zijn dan die van woningbouw. Gemeentelijke woningbouwplannen voor de jaren 2025 en 2040 dienen daarmee kritisch afgewogen te worden tegen de eventuele gevolgen voor het stadsgroen. Alle cases lieten zien dat de waarde van het groen in Amsterdam aanzienlijk is. In een drukbevolkte, intensief bezochte stad als Amsterdam wordt groen extra gewaardeerd. Voor de leefbaarheid van Amsterdam is het groen niet langer leuk maar noodzakelijk. De gemeente Amsterdam doet er daarmee verstandig aan om de waarde van het groen expliciet mee te nemen in de afweging waar, hoeveel woningen te bouwen.
Bron: WUR - Economisch duurzaam stadsgroen in een dynamisch Amsterdam
Bos, E., & Vogelzang, T. (2018). Groei versus groen : drie casestudy’s over de waarde van het stadsgroen in Amsterdam. (Wageningen University & Research, Wetenschapswinkel rapport; No. 344). Wageningen University & Research, Wetenschapswinkel. DOI: 10.18174/443008.
Link: Het Groen Platform Amsterdam
Andere bestanden: Infographic Groei versus groen en rapport Oases in de stad
-
Artikel
Postzegelparken en buurttuinen
In dit project is samen met betrokken partijen uit Amsterdam gezocht naar geschikte locaties om de stad te vergroenen met een buurttuin of postzegelpark. Uit eerder onderzoek weten we dat zulke kleine groene plekken vaak vele baten met zich meebrengen die ruimschoots opwegen tegen de kosten. Zo speelt het stadsgroen een rol bij het verminderen van overlast bij extreem weer en voor de biodiversiteit. Het draagt ook bij aan gezondheid en welzijn van omwonenden, fungeert als plek voor ontmoeting en kan een rol spelen bij de productie van voedsel.
Met deze waarden van groen als uitgangspunt is gezocht naar kansrijke locaties in Amsterdam waar met kleinschalige vergroening een belangrijke impact gemaakt kan worden. Op basis van beschikbare ruimtelijke gegevens zijn vier kaarten (1 per thema) gemaakt om te zoeken naar goede plekken in de publieke ruimte waar groen van waarde is voor klimaatadaptatie, natuur, sociaal welzijn en gezondheid. Deze vier kaarten zijn geïntegreerd tot een inspiratiekaart die laat zien op welke plekken in Amsterdam vergroening veel impact kan hebben. Daarbij hebben wij 60 locaties geïdentificeerd die op basis van vorm, oppervlakte, ligging en de lokale omstandigheden specifiek geschikt kunnen zijn voor een buurttuin of postzegelpark.
Vergroenen van de stad is waardevol als dat op de goede manier gedaan wordt. Onze analyse is gebaseerd op ruimtelijke gegevens, maar het is wel belangrijk dat er daarbij verder wordt gekeken dan alleen de ‘feiten en cijfers’ in dit rapport. Wij hebben een vijftal speciale aandachtspunten geïdentificeerd, waarmee rekening moet worden gehouden: ondergrondse infrastructuur, bodemkwaliteit, bestemmingsplannen en regelgeving, welk type groen er bij de plek past, en het enthousiasme van en draagvlak bij omwonenden. We zien onze inspiratiekaart en de lijst van geschikte locaties niet als een eindpunt, maar juist als een nieuw startpunt voor doelgerichte vergroening van Amsterdam.
Bron: Hennen, W., & Mattijssen, T. (2020). Postzegelparken en buurttuinen: een zoektocht naar locaties voor vergroening van Amsterdam. (Rapport / Wageningen University & Research Wetenschapswinkel; No. 365). Wageningen University & Research, Wetenschapswinkel. https://doi.org/10.18174/531598