OIS: Renske Hoedemaker; Frederique van Spijker; Anne Huijzer; Idske de Jong
Collectie
(45)
Onderzoek 2018 O&S
-
Artikel
Draagvlakmeting azc Willinklaan
Aan de Willinklaan 3 (Sportpark Ookmeer) is sinds 30 januari 2018 een azc gevestigd voor 500 personen. Dit azc huisvest vluchtelingen in afwachting van een asielaanvraag. Daarnaast biedt het een tijdelijk verblijf aan statushouders die in afwachtingen zijn van een reguliere woning. Het azc is een overbruggingslocatie en blijft in ieder geval open totdat het azc in de Houthavens naar verwachting in 2019 is gerealiseerd
Van 18 tot en met 26 juni 2018 heeft OIS een enquête afgenomen onder bewoners van de omliggende buurten om te peilen hoe omwonenden de komst van het azc in hun buurt tot nu toe ervaren. Voor deze peiling zijn 279 omwonenden telefonisch ondervraagd. -
Artikel
Monitor markten Amsterdam 2017
Met behulp van de OIS Consumentenenquete Amsterdam 2015/16 en aanvullend veldwerk in 2017 onder 15 markten in Amsterdam is de mate van bezoek, bestedingen en waardering voor de Amsterdamse markten in kaart gebracht.
-
Artikel
Armoedemonitor 2018
Elk jaar publiceert OIS de Amsterdamse armoedemonitor in opdracht van WPI; dit jaar verschijnt de 21e editie. Deze publicatie dient twee doelen: (1) het in kaart brengen van de minimapopulatie en ontwikkelingen daarin, en (2) het berekenen van het bereik van gemeentelijke minimaregelingen.
De gemeente Amsterdam ondersteunt minimahuishoudens door hen zo veel mogelijk te activeren om de weg naar werk (terug) te vinden; maatschappelijke participatie te stimuleren; en de inkomenspositie van deze huishoudens te versterken. De jaarlijkse Amsterdamse Armoedemonitor is een belangrijk instrument om de groep minima in kaart te brengen. Ook helpt de monitor bij het signaleren van nieuwe risico’s.Behandeld in Raad 22 januari 2020
Voor meer info klik hier
Behandeld in commissie Werk, Inkomen en Onderwijs
Behandelend ambtenaar: Participatie, Kasia Kruijer, k.kruijer@amsterdam.nl
Bron: OIS in opdracht van WPI
-
Artikel
Schoolkeuze VO: Opstroom ja, afstroom nee
Nu de manier van aanmelden in het voortgezet onderwijs veranderd is en er informatie is vrijgekomen via de voorkeurslijsten van leerlingen is er behoefte aan vervolgonderzoek naar middelbare schoolkeuzes en motivaties. In hoeverre zijn er verschillen en overeenkomsten tussen groepen leerlingen in hun voorkeursscholen en wat zijn de belangrijkste middelbare schoolkeuzemotieven van leerlingen en ouders?
In het algemeen geldt dat leerlingen uit groep 8 er bij de keuze van een middelbare school op letten of ze kunnen opstromen. Het is aantrekkelijk als er een hoger niveau op de school wordt aangeboden. Tegelijkertijd willen ze niet kunnen afstromen (hun eigen basisschooladvies moet het laagste niveau zijn dat de school aanbiedt). Dit leidt tot de situatie dat er nooit een oplossing kan komen waar alle leerlingen tevreden mee zouden zijn, de wens van de één is immers in strijd met de wens van de ander.
Dit blijkt uit twee onderzoeken naar schoolkeuze in het VO door de VU/UvA (kwantitatief onderzoek) en OIS (kwalitatief onderzoek). De schoolbesturen en Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) van de gemeente Amsterdam wilden weten welke kenmerken van scholen van invloed zijn op de voorkeuren van verschillende groepen leerlingen. Om deze vraag te beantwoorden zijn twee onderzoeken uitgevoerd; een kwantitatieve analyse op basis van de voorkeurslijsten die leerlingen in 2015, 2016 en 2017 hebben ingeleverd bij de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs en een kwalitatieve analyse op basis van interviews in het voorjaar van 2017 met 72 leerlingen uit groep 8 (met alle basisschooladviezen en verdeeld over 6 stadsdelen) en negen van hun ouders.
Leerlingen met zelfde sociaal economische status maakt een school aantrekkelijk
Naast het resultaat over opstroom en afstroom blijkt dat afstand een belangrijk kenmerk is in de schoolkeuze, hoe dichter bij, hoe aantrekkelijker. Ook zijn de grootte van de school/het schoolgebouw en het extra vakkenaanbod/specifieke profielen van scholen een belangrijk kenmerk. Verschillende leerlingen hebben hier echter verschillende voorkeuren (de één wil juist een school met extra aandacht voor sport en de ander niet) waardoor geen systematische samenhang zichtbaar is. Wel bestaan duidelijke verschillen tussen leerlingen met een verschillende sociaal economische status (SES). Leerlingen hebben een voorkeur voor scholen met een hoog aandeel leerlingen uit de eigen sociale groep.
Verschillen in keuzes leidt tot meer verschillen tussen typen scholen
De bevindingen van beide onderzoeken over verschillende schoolkeuzes sluiten goed aan bij de laatste monitor diversiteit in het VO van OIS waaruit blijkt wat het gevolg is van deze verschillende keuzes (zie hier). De verschillen tussen de leerlingenpopulatie op de verschillende scholentypen nemen toe.bron:OIS
-
Artikel
Evaluatie regeling Tegemoetkoming Openbaar Vervoer Minima Mantelzorgers (TOVM)
Sinds januari 2017 stelt de gemeente Amsterdam een tegemoetkoming voor kosten van openbaar vervoer beschikbaar voor Amsterdamse minima mantelzorgers (afgekort: TOVM). Met deze regeling kunnen mantelzorgers met weinig geld € 20 per maand ontvangen op hun OV-chipkaart als zij mantelzorg verlenen aan iemand die op ten minste 3 km afstand woont.
Is de doelgroep tevreden met de TOVM en voorziet de regeling in de behoeften van mantelzorgers met weinig geld? Aan welke vormen van ondersteuning hebben zij het meest behoefte? Deze vragen stonden centraal in de evaluatie van de TOVM die OIS heeft uitgevoerd aan de hand van een literatuuronderzoek, een enquête onder alle 231 ontvangers van de TOVM in 2017 en een zevental gesprekken met professionals die contact hebben met de doelgroep.Ontvangers tevreden over TOVM maar laag bereik
De enquête onder ontvangers van de TOVM toont aan dat de ontvangers tevreden zijn over de regeling: zij geven de regeling gemiddeld een 8,2. Daarnaast is hun oordeel over de aanvraagprocedure en de voorwaarden van de regeling positief.
Maar betekent deze uitkomst ook dat de totale doelgroep tevreden is over de regeling? Het lage bereik is aanleiding voor een belangrijke kanttekening. In 2017 hebben 231 Amsterdammers de TOVM ontvangen. De GGD schat de groep mantelzorgers met weinig inkomen op ongeveer 10.000 in Amsterdam. Al is de doelgroep van de TOVM kleiner vanwege een aantal voorwaarden, met de regeling wordt een fractie van hen bereikt. Het is niet duidelijk of dit lage bereik komt door onbekendheid met de TOVM of doordat de meerderheid van de doelgroep geen behoefte heeft aan de regeling in de huidige vorm.
Aanwijzingen voor effectiviteit TOVM
Tegelijkertijd levert het onderzoek aanwijzingen dat een tegemoetkoming effectief kan zijn? Uit de enquête, de literatuur en de gesprekken met professionals komt duidelijk naar voren dat minima mantelzorgers behoefte hebben aan een tegemoetkoming voor reiskosten. Het belang van de TOVM wordt verder ondersteund door de uitkomst dat 43% van de TOVM-ontvangers aangeeft dat zij zonder de TOVM minder vaak mantelzorg zouden verlenen. Verder laat de enquête zien dat de TOVM 41% van de extra reiskosten vanwege mantelzorg dekt. Dat zijn belangrijke aanwijzingen voor de effectiviteit van de regeling.
Aanbevelingen: meer bekendheid, geen 3 km-regel
* Onbekendheid met de TOVM speelt waarschijnlijk een rol in het lage bereik. Zorg met name voor bekendheid van de regeling onder professionals die mantelzorgers ondersteunen.
* Alle mantelzorgers maken extra reiskosten, ook als ze mantelzorg geven aan een inwonend gezinslid. Schaf daarom de 3 km-regel af.
* Realiseer je dat niet alle verzorgde personen een mantelzorgverklaring kunnen ondertekenen. Een aantal professionals signaleert daarom dat de mantelzorgverklaring wordt ervaren als een belemmering voor een groep minima mantelzorgers. Bij de aanvraag van de TOVM is een uitzondering in een dergelijk geval mogelijk, maar die mogelijkheid is niet bekend onder alle professionals. -
Artikel
Speelplekken in stadsdeel Oost
Wat vinden bewoners van speelplekken? Stadsdeel Oost is bezig met een nieuw speelruimteplan. OIS heeft hiervoor groepsgesprekken met bewoners georganiseerd.
Schoonmaak en onderhoud van speelplekken zouden volgens bewoners beter kunnen. Natuurspeelplaatsen worden gewaardeerd, groen en water zijn belangrijk. Specifieke speeltoestellen waar respondenten enthousiast over zijn, zijn de mand- of vogelnestschommels en trampolines. Het is volgens de respondenten prettig als een speelplek ook leuk is voor ouders. Dit kan bijvoorbeeld met bankjes of een horecagelegenheid. Belangrijk is dat een speelplek geschikt is voor verschillende leeftijden of dat er voor elke leeftijdsgroep genoeg speelruimte is. De communicatie vanuit de gemeente over speelruimte zou volgens respondenten beter kunnen.
De belangrijkste bevindingen per gebied zijn:
* Oostelijk Havengebied: speelplekken zijn vaak stenig en er is behoefte aan meer speelplekken.
* Oud-Oost: buurten verschillen onderling sterk. In de Transvaalbuurt zijn veel speelplekken. In de Dapperbuurt zijn speelplekken vaak slecht onderhouden.
* Watergraafsmeer: er is meer aandacht nodig voor initiatieven van bewoners op het gebied van speelplekken. Amsteldorp en Mariotteplein zijn leuke, populaire speelplekken.
* Indische Buurt: er is weinig voor kleine kinderen. Makassarplein en Jeugdland springen eruit.
* IJburg: er zijn te weinig speelplekken voor oudere kinderen. Er is behoefte aan speelplekken met water.Download
-
Artikel
Helft van de woningen in Amsterdam onderdeel van VvE
In Amsterdam vallen in totaal bijna 230.000 woningen onder een Vereniging van Eigenaren (VvE). Dat is iets meer dan de helft van alle woningen in Amsterdam (53%). Het gaat om ruim 20.000 verenigingen. Gebouwen in eigendom van VvE’s zijn er in alle soorten en maten: van kleine VvE’s met maximaal 4 leden (begane grond I-, II- en III-hoog) tot zeer grote complexen met meer dan 200 woningen. Dit zijn zowel koop- als huurwoningen.
Naast VVE’s kent Amsterdam ook de zogenaamde flatexploitatievereniging (CFE). 1800 woningen in Amsterdam vallen onder een CFE.
De eigenaren van deze woningen beslissen over en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het onderhoud en verbeteringen van de gemeenschappelijke delen van het gebouw. Bijvoorbeeld voor de fundering, standleidingen, dragende muren en het plaatsen van zonnepanelen op het dak. Veel Amsterdammers zijn daarmee voor het onderhoud en verbetering van het gebouw waarin zij wonen afhankelijk van een Vereniging van Eigenaren (VvE).
Ongeveer de helft van de woningeigenaren in VvE’s geeft aan dat hun VvE een meerjarenonderhoudsplan heeft, over een reservefonds beschikt, dat er jaarlijkse ALV wordt gehouden, en dat de vereniging is ingeschreven bij de KvK. Het subjectieve functioneren wordt met een rapportcijfer 7,4 beoordeeld. Het ontbreken van zaken als een meerjarenonderhoudsplan, reservefonds en jaarlijkse ALV hangt sterk samen met de tevredenheid over het functioneren van de VvE. Dit geldt vooral voor VvE’s met 4 tot en met 6 leden.
-
Artikel
Vluchtelingenmonitor 2018
De vierde Vluchtelingenmonitor is verschenen. Deze jaarlijkse monitor brengt de demografische kenmerken en de sociaaleconomische positie van vluchtelingen in Amsterdam in beeld. Daarnaast is er aandacht voor de mening van Amsterdammers over de opvang van asielzoekers en statushouders in de stad en het azc aan de Willinklaan. In deze editie is er extra aandacht voor kinderen en jongeren, Eritrese statushouders en de eerste stappen richting participatie van de recente groep vluchtelingen.
Sinds 2014 zijn er bijna 5.000 nieuwe statushouders in Amsterdam komen wonen. Hiervan komt de helft uit Syrië en 18% uit Eritrea. De rest komt uit overige landen zoals Iran, Irak, Afghanistan en China. Een kwart van de recente statushouders is gekomen als nareiziger, dit zijn vaak vrouwen en kinderen.
Arbeidsparticipatie stijgt
De arbeidsparticipatie van statushouders stijgt, maar nog steeds is een grote groep (nog) niet werkzaam. Een derde van de groep (voormalige) statushouders in Amsterdam is werkzaam in loondienst (peildatum december 2017). Dit is een duidelijke toename ten opzichte van een jaar eerder toen 24% van de (voormalig) statushouders werkte. De statushouders die in 2016 naar Nederland zijn gekomen zijn vaker dan eerdere groepen al binnen een jaar werkzaam. Het zijn nog wel vaak kleine banen of banen met behoud van uitkering. Veertig procent van de werkzame statushouders ontvangt daarnaast een uitkering. Mannen (38%) werken veel vaker dan vrouwen (17%).
Kinderen en jongeren
Begin 2018 woonden er bijna 1.100 (voormalig) statushouders jonger dan 18 jaar in Amsterdam. Ruim de helft (58%) van de peuters met een vluchtelingenstatus gaat naar de voorschool. Jonge statushouders in het voorgezet onderwijs volgen vaker dan niet-statushouders vmbo en praktijkonderwijs.
Eritrese statushouders
Ruim 1.100 (voormalig) statushouders komen uit Eritrea of Ethiopië. Deze statushouders zijn veelal jong, man en alleenstaand. De recente groep statushouders uit Eritrea heeft verschillende kenmerken om te worden gezien als een extra kwetsbare groep. Ze hebben veelal weinig onderwijs genoten in het land van herkomst, komen uit rurale gebieden waardoor de westerse samenleving nog veelal onbekend is en zijn opgegroeid in een samenleving waar de nadruk ligt op collectiviteit. Een kwart van de (voormalig) statushouders uit Eritrea is werkzaam, de helft van de werkzame statushouders uit Eritrea ontvangt daarnaast een uitkering, dit is iets meer dan gemiddeld onder statushouders.
Asielzoekerscentrum Willinklaan en maatschappelijk draagvlak
Ruim tweederde (69%) van de omwonenden staat overwegend positief tegenover de komst van het azc aan de Willinklaan. Er wonen nu 430 mensen in het azc. Verder blijkt dat omwonenden veel minder overlast ervaren van (de bewoners) van het azc dan bij een eerdere meting (mei 2016) werd verwacht. De Veiligheidsmonitor laat ook geen toename in overlast zien sinds de komst van het azc.
Een derde van de Amsterdammers is tevreden met de manier waarop de gemeente omgaat met het vluchtelingenvraagstuk. Verdringing op de woningmarkt blijft de grootste bron van zorgen rondom de komst van vluchtelingen naar Amsterdam. De meeste ondervraagden staan positief tegenover de komst van de extra begeleidings- en toezichtlocatie die eind 2017 in Amsterdam is geopend.
Vervolg
De vijfde Vluchtelingenmonitor verschijnt in de loop van 2019. Hierin zal onder meer aandacht zijn voor de maatschappelijke participatie van statushouders.
-
Artikel
Eén derde van de Amsterdamse basisschoolleerlingen heeft een potentiële onderwijsachterstand
De afdeling Onderwijs heeft aan OIS gevraagd om het aantal leerlingen met een potentiële onderwijsachterstand (doelgroepleerlingen) in het Amsterdamse basisonderwijs in schooljaar 2017/’18 in beeld te brengen. In totaal zijn er 16.044 kinderen in groep 1 t/m 6 in 2017/’18 die een potentiële onderwijsachterstand hebben, dit is 34% van alle Amsterdamse leerlingen. Het aandeel doelgroepleerlingen is ook per school en buurt berekend waarmee het beschikbare budget voor het tegengaan van onderwijsachterstanden beter verdeeld kan worden.
Scholen niet altijd een afspiegeling van de buurt wat betreft het aandeel doelgroepleerlingen
In de buurtcombinaties van stadsdeel Noord, Nieuw-West en Zuidoost wonen relatief de meeste doelgroepleerlingen. Meer dan de helft van de kinderen uit deze buurtcombinaties valt onder de doelgroep, waarmee dit aandeel ver boven het stedelijk gemiddelde ligt. Scholen vormen niet altijd een even goede afspiegeling van de woonbuurten waarin zij staan. Zo gaan er bijvoorbeeld in Banne Buiksloot en Volewijck in Noord en de Indische Buurt Oost –en West in Oost relatief meer doelgroepkinderen naar de scholen die daar staan dan dat er in de buurtcombinatie wonen. Waarschijnlijk gaan veel kinderen die hier wonen en niet onder de doelgroep vallen naar scholen in andere delen van de stad. Deze resultaten zijn in lijn met de Diversiteitsmonitor PO 2017/’18, waarin wordt aangetoond dat zowel hoog- als laagopgeleide ouders vaker naar scholen trekken met meer leerlingen uit de eigen groep dan dat er in de buurt wonen.
Aandeel leerlingen met een doelgroepindicatie per buurtcombinatie en basisschool (inclusief sbo scholen)
Bron: CBS/OJZ, bewerking OIS
De definitie voor doelgroepleerlingen die door OIS is ontwikkeld heeft uitgangspunt het Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE-) beleid. Van 21% van de kinderen is de VVE-indicatie echter onbekend. De definitie is daarom aangevuld met landelijke gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Als leerlingen waarbij de VVE-indicatie ontbreekt ouders hebben met een laag opleidingsniveau (het hoogst behaalde diploma is op mbo1 niveau of lager) en/of ze in een huishouden wonen dat rond moet komen van de bijstand zijn ze ook als doelgroepleerling gedefinieerd. Daarnaast is er rekening gehouden met de verblijfstatus van leerlingen. Indien zij vluchteling zijn met een verblijfsstatus (statushouder) vallen zij ook onder de doelgroep. Leerlingen met een VVE-indicatie en hoogopgeleide ouders vallen buiten de doelgroep.
-
Artikel
Inzicht in het lerarentekort
Er is een lerarentekort in (de Metropoolregio) Amsterdam en de afdeling Onderwijs (Onderwijs, Jeugd en Zorg) wil monitoren hoe het lerarentekort eruit ziet aan de hand van openstaande vacatures in het onderwijs.
Projecttype: Webscraping
Opdrachtgever: Onderwijs (Onderwijs, Jeugd en Zorg)Werkwijze
Gegevens worden ‘gescraped’ van de vacaturewebsite www.meesterbaan.nl. Met webscrapen is het mogelijk om grote hoeveelheden data geautomatiseerd van websites te onttrekken en geüniformeerd op te slaan. De gegevens die van de website worden onttrokken gaan over het primaire, secondair- en middelbare beroepsonderwijs op de onderwijslocaties in de Metropoolregio Amsterdam.
Resultaten
OIS (DataPunt) zal maandelijks het bestaande script voor het webscrapen uitvoeren en ontvangt Onderwijs steeds een samenvatting (Excelbestand) die de status van het aantal lopende openstaande vacatures in het onderwijs weergeeft.
Hoe gaan we ermee verder?
Met het maandelijks geleverde statusoverzicht houdt de afdeling Onderwijs inzicht in het lerarentekort en kan hier waar nodig beleid op aangepast worden.
Contact
Teddy Zevenster, Onderzoek, Informatie en Statistiek via:
algemeen.ois@amsterdam.nl -
Artikel
Contact met lood: gezondheidsrisico’s voor kinderen van nul tot zes jaar
Recent onderzoek van het RIVM geeft aan dat al bij lage concentraties lood in de bodem effecten op de gezondheid van kinderen kunnen ontstaan als kinderen veel en vaak bodemdeeltjes inslikken. Veel speelplaatsen zijn bedekt, bijvoorbeeld met gras of tegels. Daar zullen kinderen niet snel in contact komen met lood. Toch zijn er plekken waar kinderen in contact kunnen komen met grond waarin lood aanwezig is, bijvoorbeeld als ze spelen op onbedekte grond. Vanwege de nieuwe inzichten van het RIVM wil de gemeente controleren of de bodem van kinderspeelplaatsen voldoende is afgedekt en maatregelen nemen waar die nodig zijn.
- Projecttype: Data-analyse
- Opdrachtgever: Grond en Ontwikkeling
- Vraag: Welke kinderspeelplaatsen kennen een risico voor de gezondheid van jonge kinderen (nul tot zes jaar) vanwege (te veel) lood in de grond?
Werkwijze
Om een lijst met risicolocaties te kunnen genereren hebben we verschillende databronnen geanalyseerd en aan elkaar gekoppeld. Van de afdeling Onderwijs, Jeugd en Zorg hebben we gegevens gebruikt van basisscholen en kinderdagverblijven, van Verkeer en Openbare Ruimte/Assetmanagement gegevens van (openbare) speelplaatsen en van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied gegevens over locaties waar verhoogde concentraties lood in de grond zit. Deze datasets hebben we tegen elkaar aangehouden om de locaties met een risico in beeld te krijgen. Om de juiste begrenzingen, adresgegevens en eigenaren van de risicolocaties te achterhalen zijn deze locaties vervolgens gekoppeld aan gegevens uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en het Kadaster. Lees hier meer over de bewerking van de verschillende datasets.
Resultaten
Alle locaties zijn in kaart gebracht met mogelijk lood in de grond en waar een grote kans bestaat dat kinderen in de leeftijdsgroep van 0 tot 6 jaar regelmatig in contact komen met looddeeltjes.
Het gaat om in totaal 2.701 locaties. Hiervan komen zo’n 1.000 locaties bovenaan de lijst voor onderzoek en van van 1.650 locaties wordt op voorhand al geen risico verwacht.
Voorbeeld: Loodlocaties in stadsdeel West
Hoe gaan we ermee verder?
De komende maanden vinden er veldwerkonderzoeken plaats. Indien nodig worden er grondboringen uitgevoerd. Op basis van de analyse, het veldwerkonderzoek en de grondboringen zal er een advies worden uitgebracht aan de eigenaar/beheerder van de locatie. Daarnaast worden ouders van jonge kinderen in risicogebieden geïnformeerd door de GGD.
Rashmi Bhagirath, bodemadviseur bij Grond en Ontwikkeling: “Op basis van de door OIS gegenereerde lijst met risicolocaties kunnen er nu twee acties in gang worden gezet. Voor die locaties die in beheer zijn van de stadsdelen gaan we bekijken welke maatregelen we kunnen treffen. Het kunnen bijvoorbeeld saneringsmaatregelen zijn maar ook voorzorgsmaatregelen. Dit gaan we per locatie apart bekijken. Voor de locaties die geen deel uitmaken van de openbare ruimte gaan we de eigenaren benaderen om hen te attenderen op de bestaande risico’s en mogelijk te nemen maatregelen. Denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van zandbakken of het verharden van de oppervlakte. Daarnaast zal de GGD ouders van jonge kinderen benaderen die in de buurt wonen van de risicolocaties om hen te attenderen op mogelijke nadelige effecten op de gezondheid van hun kinderen. Zo doen we er als gemeente alles aan om de hoeveelheid lood die kinderen binnenkrijgen te verminderen.”
Contact
Kees Schaatsbergen, Onderzoek, Informatie en Statistiek via:
algemeen.ois@amsterdam.nlMeer weten?
Kijk voor meer informatie over lood in de Amsterdamse leefomgeving op de website van de GGD.
-
Artikel
Diversiteitsmonitor geactualiseerd
De Diversiteitsmonitor biedt zicht op participatie, de randvoorwaarden voor participatie en de leefsituatie van Amsterdammers. De laatste update maakt het mogelijk om ook de ontwikkeling in de situatie van verschillende groepen Amsterdammers door de tijd te bekijken. Een van de opvallende bevindingen betreft de positie van vrouwen. Met name laagopgeleide vrouwen en laagopgeleide vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond hebben vaak een laag persoonlijk inkomen. Ook zijn hun randvoorwaarden voor participatie relatief ongunstig.
Ondanks de daling in werkloosheid in 2016 ten opzichte van 2014, ook onder laag en middelbaaropgeleide vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond in Amsterdam, blijft het aandeel vrouwen met een laag persoonlijk inkomen groter (23%) dan het aandeel mannen (17%). Dit verschil tussen mannen en vrouwen is het grootst onder de laagopgeleiden. Naarmate het opleidingsniveau hoger wordt, worden de verschillen kleiner, maar ze blijven wel bestaan.
Amsterdammers met een niet-westerse migratieachtergrond hebben vaker een laag persoonlijk inkomen dan Amsterdammers met westerse/zonder migratieachtergrond, ook bij gelijk opleidingsniveau. Dit verschil naar migratieachtergrond is groter onder vrouwen dan onder mannen. Vooral onder laagopgeleide vrouwen is het verschil heel sterk. Zo’n 40-45% van de laagopgeleide vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond heeft een laag persoonlijk inkomen, terwijl dat aandeel onder laagopgeleide vrouwen met westerse/zonder migratieachtergrond tussen 15%-25% ligt.
Vanuit het kansenperspectief is niet te verwachten dat de inkomenspositie van deze groep snel gaat veranderen. Deze groep heeft namelijk ook te kampen met minder gunstige randvoorwaarden voor participatie. Laagopgeleide vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond geven het vaakst aan te maken te hebben met ernstige psychische klachten. Dit aandeel is met 22% groter dan de 16% van de laagopgeleide mannen met een niet-westerse migratieachtergrond en de 13% van de laagopgeleide vrouwen met een westerse/zonder migratieachtergrond dat ernstige psychische klachten heeft. Laagopgeleide vrouwen verkeren ook het vaakst in sociaal isolement.
Meer weten?
Meer gegevens over participatie en randvoorwaarden voor participatie voor verschillende groepen Amsterdammers zijn beschikbaar via deze link naar de Diversiteitsmonitor. De monitor geeft de mogelijkheid om een samenvatting met opvallendste waarnemingen, alle cijfers en grafieken en toelichting op de cijfers en bronnen te downloaden. -
Artikel
De Signalen Informatievoorziening Amsterdam (SIA)
Mellijn Hartman is opdrachtgever namens Dienstverlening voor de vernieuwing van de voorziening waarmee de Amsterdammer meldingen kan doen aan de gemeente. Mellijn: "Het formulier op de website van Amsterdam om een melding te doen van overlast in de openbare ruimte, de applicatie Mora/KIM, was niet zo gebruikersvriendelijk. Maar ook de achterkant van het systeem, waar de collega’s mee moesten werken om de meldingen af te handelen, had veel last van technische problemen. Deze problemen veroorzaakten veel extra werk voor de gebruikers. Uit deze situatie is de vraag voor een nieuwe omgeving ontstaan.”
Projecttype: Applicatieontwikkeling en hosting door OIS/DataPunt
Opdrachtgever: DienstverleningWerkwijze
Het OIS-DataPuntteam heeft in samenwerking met Dienstverlening en het Chief Technology Officer-innovatieteam een nieuwe en uitgebreidere versie gemaakt van een prototype dat eerder dit jaar door CTO is ontwikkeld. Het bijzondere van de vernieuwde meldingsvoorziening is dat er algoritmen zijn toegevoegd. Algoritmen om de klachten te categoriseren, om de urgentie te bepalen en om dubbele meldingen te herkennen.
Resultaten
Met de ingebruikname van SIA is de huidige MORA/KIM omgeving vervangen. De melder hoeft op meldingen.amsterdam.nl en Verbeter de Buurt geen categorie meer te kiezen en trefwoorden in te vullen. Dat wordt dankzij de algoritmen automatisch , namelijk met ‘machine learning’ en taalkundige analyses, gedaan op basis van de tekst van de melder. Het formulier biedt de mogelijkheid om een locatie eenvoudig te kiezen op de kaart of om een adres in te voeren. Het systeem ‘leest zelf’ wat voor soort melding het is en afhankelijk daarvan krijgt de melder soms nog aanvullende vragen, zodat de gemeente precies weet wat er aan de hand is en wat er nodig is om het op te lossen. De meldingen worden vervolgens automatisch klaargezet voor de juiste gemeentelijke afdeling voor het oplossen van de melding. SIA is als meldsysteem met gebruik van algoritmen in het proces van meldingen openbare ruimte uniek in Nederland.
Hoe gaan we ermee verder?
Mellijn: “Alhoewel de eerste oplevering van SIA beperkt is in functionaliteit, staat er een robuust fundament dat Dienstverlening en OIS/DataPunt de komende tijd snel en eenvoudig uit kunnen bouwen. Zowel met nieuwe functionaliteit als met innovaties zoals nieuwe algoritmen die we ontwikkeld hebben.” SIA is namelijk breder dan alleen voor meldingen openbare ruimte te gebruiken. Vanuit de verschillende gebruikersgroepen, zoals Contactcenter Amsterdam, GGD, Waternet en Stadsbeheer, is een groot aantal extra wensen naar voren gekomen die de komende periode in SIA ondergebracht worden.
“Bovendien onderzoeken we met KPMG de mogelijkheid van certificering van algoritmen, want je wilt er wel zeker van zijn dat ze doen wat je wilt dat ze doen”, aldus Mellijn Hartman.
Contact
Caspar Coopmans, Onderzoek, Informatie en Statistiek via:
algemeen.ois@amsterdam.nlZie ook:
-
Artikel
Monitor EU-migranten 2018
Begin 2018 heeft Amsterdam voor het eerst meer dan 100.000 inwoners met een Europese migratieachtergrond. Sinds het openstellen van de grenzen binnen de EU in 2004 nam hun aantal met 65% toe. De laatste jaren zijn er vooral meer Zuid- en Oost-Europeanen bijgekomen in de stad.
Werk en studie zijn de meest genoemde aanleidingen om te verhuizen naar Amsterdam. Met veel EU-migranten gaat het goed in Amsterdam: ze zijn vaker dan gemiddeld hoog opgeleid, hebben vaker werk, en hun inkomen ligt boven het stedelijk gemiddelde. Alleen Oost-Europeanen hebben relatief vaak een laag inkomen. Het vinden van een woning en het niet spreken van de taal zijn in Amsterdam de grootste problemen voor EU-migranten.
In de Monitor EU-migranten 2018 vindt u meer gegevens over de achtergrondkenmerken van EU- migranten, huisvesting, werk en inkomen, onderwijs, veiligheid en de keuze voor Amsterdam en redenen om je wel of niet thuis te voelen in de stad.
Aantal EU-migranten in Amsterdam, 2004-2018
-
Artikel
Ondernemerspeiling KING 2017
Ondernemingsklimaat en gemeentelijke dienstverlening voor ondernemers voldoende
Ondernemers waarderen het ondernemingsklimaat met een 6,8. Het meest tevreden zijn de ondernemers met de openbare ruimte, veiligheid en de bereikbaarheid. De algemene dienstverlening van de gemeente wordt gewaardeerd met een 6,4. Over de meeste aspecten van de dienstverlening van de gemeente Amsterdam zijn de ondernemers positief en iets positiever dan bij de voorgaande meting in 2015. Dit blijkt uit de Ondernemerspeiling 2017.Verbeterpunten
Over de inspanning van de gemeente om de regelgeving te vereenvoudigen en de samenwerking met de gemeente zijn ondernemers niet positief. Op het gebied van heffingen, regels en procedures zien Amsterdamse ondernemers als belangrijkste verbeterpunten:
* regelgeving parkeren;
* correct en consistent toepassen van regels;
* voortdurend wijzigen regels;
* bestemmingsplannen en
* de hoogte van lokale financiële heffingen.
Achtergrond
De ondernemerspeiling is onderdeel van landelijk onderzoek van VNG Realisatie1. Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) voerde de peiling in het najaar van 2017 voor de tweede keer uit in opdracht van de directie Dienstverlening. Het onderzoek brengt Amsterdam (meer) inzicht in de tevredenheid en behoeftes van de ondernemers in de stad. De Amsterdamse resultaten zijn ook te vinden op www.waarstaatjegemeente.nl. Hier is ook de benchmark met andere gemeenten en meer relevante data over vestigings- en ondernemingsklimaat in Amsterdam te vinden.1 Het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) heeft met ingang van 1 januari 2018 een nieuwe naam gekregen: Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) Realisatie.
-
Artikel
Tevredenheid over winkels in buurt neemt af
In de fact sheet wordt de ontwikkeling van winkels voor dagelijkse goederen in Amsterdam tegenover het perspectief van bewoners geplaatst. Het blijkt dat het aandeel bewoners dat tevreden is over winkels voor dagelijkse boodschappen in de eigen buurt gedaald is van 70% naar 63% tussen 2014 en 2016. In de stadsdelen West en Zuid is en blijft de mate van tevredenheid hoog, maar in Nieuw-West, Noord en Zuidoost is sprake van substantiële daling. In Centrum en Oost is het aandeel dat tevreden is lager dan in Zuid en West, maar Oost kent een bescheiden positieve ontwikkeling, terwijl Centrum een lichte daling laat zien tot onder de 60%.
Een mogelijke oorzaak voor de lage tevredenheid is schaalvergroting en concentratie van winkels in enkele winkelgebieden wat resulteert in een afname van het winkelaanbod voor dagelijkse goederen in de buurt. De data laat zien dat dit geldt voor Nieuw-West, Noord en Zuidoost, waar de winkelvloeroppervlakte gestegen is en het aantal vestigingen gedaald, maar in Centrum is ook het aantal vestingen gestegen. Een mogelijke verklaring voor de gedaalde tevredenheid in dit stadsdeel is dat het aantal vestigingen voor dagelijkse boodschappen weliswaar is toegenomen, maar dat een deel van deze winkels zich eerder richt op toeristen dan op buurtbewoners.
-
Artikel
Amsterdamse Burgermonitor 2017
Amsterdammers zijn betrokken bij de lokale politiek en voelen zich verbonden met hun stad. Verder zijn ze positief over de omgang tussen stadsgenoten. Dit zijn enkele uitkomsten uit de Amsterdamse Burgermonitor 2017, een stadsbrede enquête over Amsterdammers en hun stad, die OIS sinds 1999 uitvoert.
Vertrouwen, optimisme en verbondenheid met de stad, maar ook verwachtingen ten aanzien van de gemeente
Ontwikkeling in de stad: meer politieke interesse, acceptatie diversiteit relatief groot
De gestegen opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen wees er op: uit de monitor blijkt dat Amsterdammers vaker geïnteresseerd zijn in de lokale politiek dan in voorgaande jaren. Daarnaast kennen zij de collegepartijen beter en is de tevredenheid over het functioneren van het lokale bestuur toegenomen.
Verder lijkt er in Amsterdam meer acceptatie van genderdiversiteit te zijn dan in heel Nederland. Zo vinden Amsterdammers het minder vaak een probleem als het niet duidelijk is of iemand een man of een vrouw is en zijn ze minder vaak van mening dat er ‘iets mis’ is met mensen die zich geen man of vrouw voelen. Amsterdammers tonen zich ook iets toleranter dan alle Nederlanders in de acceptatie van een homoseksuele docent voor hun kind en de rechten bij het adopteren van kinderen door paren van gelijk geslacht. De acceptatie van de homoseksualiteit van het eigen kind ligt in Amsterdam echter iets lager dan landelijk, maar is de afgelopen jaren wel gestegen.
Lokale tv-zenders, (papieren) dagbladen en huis-aan-huisbladen bekijken Amsterdammers steeds minder, online nieuwsbronnen en sociale media juist steeds vaker. Voor informatievoorziening vanuit de gemeente hebben Amsterdammers een steeds duidelijkere voorkeur voor digitale informatiebronnen.Opleiding vormt scheidslijn, maar minder onder jongeren
In deze editie van de Burgermonitor is in het bijzonder gekeken naar de verschillen naar opleiding en leeftijd. Laag en middelbaar opgeleide jongeren aan de ene kant en hoog opgeleide 55-plussers aan de andere kant vormen vaak elkaars tegenpolen. De eerste groep is het minst geïnteresseerd in de politiek, het minst vaak van plan om de stemmen en kent de collegepartijen het minst vaak. Hoog opgeleide 55-plussers ervaren het minst vaak discriminatie en oordelen het minst positief over de omgang tussen groepen in de stad.Toch zijn opleidingsverschillen minder groot onder jongere Amsterdammers dan onder 30-plussers. Zo volgen zowel laag/middelbaar als hoogopgeleide Amsterdammers tot 30 jaar meer verschillende nieuwsbronnen dan oudere respondenten. Jongeren zitten ook op een lijn, ongeacht opleidingsniveau, als het gaat om de verbondenheid met Amsterdam, het oordeel over de omgang tussen groepen in de stad of de mening over welke kant Nederland op gaat.
Verwachtingen ten aanzien van stad en bestuur
De uitkomsten van de Burgermonitor geven aan hoe complex de opdracht voor de gemeente is. Amsterdammers tonen vertrouwen, optimisme en verbondenheid met de stad, maar hebben ook verwachtingen ten aanzien van het bestuur en de gemeente. Zij maken zich zorgen over de woningnood in de stad, over drukte en onveiligheid. Ze willen dat sociale voorzieningen in stand worden behouden, ook als dat meer geld kost. Het beantwoorden van die verwachtingen is lastig vanwege de grote fragmentatie van de Amsterdamse samenleving. De betrokkenheid van Amsterdammers bij hun stad, bij hun buurt en bij hun mede-stadbewoners vormen echter een solide en stabiele basis voor het werken aan de cohesie in de stad. -
Artikel
Kerncijfers armoede in Amsterdam
18% van de Amsterdamse huishoudens behoorde in 2016 tot de minima: zij hebben een huishoudinkomen tot 120% van het wettelijk sociaal minimum (WSM) en hebben weinig vermogen. In deze 71.386 huishoudens leefden ruim 27.000 kinderen. Ten opzichte van voorgaande jaren is het absolute aantal minima in Amsterdam gestabiliseerd; het percentage daalt. Dat blijkt uit een fact sheet met kerncijfers over armoede in Amsterdam in 2016. De volledige rapportage, de Amsterdamse armoedemonitor, zal in het najaar verschijnen.
Minder minimahuishoudens in 2015, lichte stijging in 2016
Het percentage minimahuishoudens is tussen 2013 en 2016 gedaald in Amsterdam. Wanneer we kijken naar de aantallen zien we tussen 2011 en 2014 een stijging van het aantal minimahuishoudens. Tussen 2014 en 2015 is een afname te zien, maar in 2016 is het aantal minimahuishoudens weer licht toegenomen. Het percentage minimahuishoudens is echter licht gedaald.Ruim de helft minimahuishoudens vier jaar of langer minima
Een kwart van de minimahuishoudens was in 2015 nog geen minima; in 2016 behoorden zij voor het eerst tot die groep. De grootste groep minima, 39%, is daarentegen in de gehele periode 2011 t/m 2016 minima geweest. Ruim de helft (54%) van de minimahuishoudens in 2016 is vier jaar of langer minima. Met andere woorden: de meeste minimahuishoudens zijn langdurig arm.Veel minima onder huishoudens met een uitkering en eenoudergezinnen
Bijna vier van de tien huishoudens die leven van een uitkering anders dan bijstand hebben een inkomen tot 120% WSM en weinig vermogen. Onder huishoudens levend van pensioen is het percentage minima een kwart. In beide groepen is het percentage dus hoger dan het Amsterdamse gemiddelde.
Het percentage minimahuishoudens is verder groot onder eenoudergezinnen: 37% van alle Amsterdamse eenoudergezinnen heeft een inkomen tot 120% WSM en weinig vermogen. Ook onder alleenstaanden is het armoedepercentage hoger dan gemiddeld (24%). Paren hebben vaak twee inkomens en zijn daarmee minder vaak arm dan gemiddeld.Kinderen en ouderen relatief vaak minima
Van alle Amsterdammers leeft 15,5% in een huishouden met een inkomen tot 120% WSM en weinig vermogen. Dit percentage is echter ongelijk verdeeld wanneer we kijken naar de leeftijd van personen. Onder kinderen en jongeren tussen 5 en 19 jaar en 55-plussers is het armoedepercentage hoger dan gemiddeld. Het percentage minima is het hoogst onder 10 t/m 14-jarigen (23%) en 65-plussers (21%). -
Artikel
Monitor diversiteit basisonderwijs 2017/2018
Amsterdamse basisscholen zijn over het algemeen iets gemengder geworden wat betreft het opleidingsniveau van de ouders. Dat blijkt uit de Diversiteitsmonitor Primair Onderwijs 2017/’18 die OIS en de UvA in opdracht van Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) van de gemeente Amsterdam hebben uitgevoerd. Scholen zouden echter nog veel gemengder kunnen zijn. De schoolkeuze van ouders speelt hier een belangrijke rol in.
Samenstelling van scholen is wat gemengder geworden naar opleidingsniveau ouders
De verdeling van leerlingen over de Amsterdamse basisscholen is iets gelijker geworden wanneer gekeken wordt naar het opleidingsniveau van de ouders. In schooljaar 2015/’16 stagneerde de toename in het aandeel kinderen dat naar scholen met meer dan 80% hoogopgeleide ouders ging. In schooljaar 2017/’18 is dit aandeel iets gedaald. Daarnaast neemt het aandeel leerlingen op scholen met minder dan 20% hoogopgeleide ouders nog steeds af. Wat betreft migratieachtergrond is er in het afgelopen schooljaar weinig veranderd in de verdeling van kinderen over scholen.Leerlingen op basisscholen met een bepaald aandeel kinderen met hoogopgeleide ouders, 2012/’13-2017/’18
bron: CBS/OJZ, bewerking OIS
In soortgelijke buurten maken groepen ouders verschillende schoolkeuzes
Als iedereen naar de dichtstbijzijnde school in de buurt zou gaan, zouden scholen nog een stuk gemengder zijn. Ouders kiezen (bewust of onbewust) voor een school met een andere sociaaleconomische samenstelling dan de buurt. Dit leidt ertoe dat kinderen van zowel hoog- als laagopgeleide ouders vaker naar scholen gaan met meer kinderen uit de eigen groep dan dat er in de buurt wonen. In bijvoorbeeld gemengde buurten waar 40-60% van de ouders hoogopgeleid is gaat slechts een kwart van de basisschoolleerlingen naar scholen met dezelfde samenstelling. Meer dan de helft van de kinderen uit deze buurten gaat naar scholen met meer leerlingen uit de eigen groep dan dat er in de buurt wonen.
Amsterdams Stedelijk Toelatingsbeleid heeft mogelijk een licht positief effect op de diversiteit van Amsterdamse basisscholen
Sinds de invoering van het Stedelijk Toelatingsbeleid zijn scholen gemiddeld genomen iets gemengder geraakt wat betreft het opleidingsniveau van de ouders en migratieachtergrond van leerlingen. In hoeverre de licht dalende segregatie te danken is aan het nieuwe toelatingsbeleid is echter lastig te zeggen, omdat dit effect moeilijk te onderscheiden is van de mogelijke effecten van andere veranderingen in de stad. Hiervoor zal de samenstelling van de leerlingenpopulatie van de Amsterdamse basisscholen de komende jaren verder gevolgd moeten worden.Behandeld in de Commissie Zorg en Sport van 4 juli 2018
behandelend ambtenaar: Cathelijne Kroon, email: Cathelijne.kroon@amsterdam.nl
Voor meer informatie/voordracht klik hier
-
Artikel
Monitor Brede Welvaart Metropoolregio Amsterdam
Voor het meten van welvaart worden vaak het Bruto Binnenlands Product (BBP) of arbeidsmarktindicatoren gebruikt. Dergelijke indicatoren geven een goed beeld van het economische perspectief van een land of regio, maar maatschappelijke vooruitgang bestaat nadrukkelijk ook uit niet-economische aspecten. Op zowel nationaal als internationaal niveau wordt er daarom sinds enkele jaren gewerkt aan welvaartsmetingen die naast de economische kant ook de sociale en ecologische dimensies van welvaart belichten. OIS heeft voor de Metropoolregio Amsterdam (MRA) een online dashboard ontwikkeld waarmee de ontwikkelingen op het gebied van (brede) welvaart inzichtelijk worden gemaakt.
Dinsdag 26 juni zal het dashboard worden toegelicht op een conferentie bij de UvA over Sustainable Development Goals op het Roeterseiland te Amsterdam (11.00-12.30 uur).Interactief dashboard
Het dashboard Brede Welvaart in de Metropoolregio Amsterdam maakt het mogelijk om het brede welvaartsniveau in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) te bekijken aan de hand van verschillende thema’s. Zo wordt met de brede welvaart gekeken naar de ontwikkelingen op het gebied van materiele welvaart en welzijn, arbeid, gezondheid, mobiliteit, wonen, samenleving, veiligheid, milieu en circulaire economie, natuurlijk kapitaal en menselijk kapitaal.
Verdeling welvaart over de regio
In het dashboard kan per gemeente worden bekeken hoe de gemeente scoort op de verschillende welvaartsindicatoren. Dit wordt zowel aan de hand van kaarten als door middel van een ranking weergegeven. Voor Amsterdam geldt bijvoorbeeld:
- Economisch gaat het goed: de werkgelegenheid is de laatste vier jaar noemenswaardig toegenomen, terwijl de werkloosheid daalde en het gemiddeld gestandaardiseerd inkomen steeg.
- Daar staat tegenover dat de inkomensongelijkheid de laatste jaren is toegenomen. Economische welvaart wordt dus niet gelijk verdeeld over alle Amsterdammers. Ook worden in Amsterdam de woonlasten relatief vaak als zwaar ervaren.
- Ook bij veiligheid is er sprake van een positieve trend: het aantal mensen dat zich wel eens onveilig voelt is gedaald terwijl ook minder mensen slachtoffer van een misdrijf werden.
- Op het gebied van duurzaamheid en milieu valt op dat de hoeveelheid afval per inwoner afneemt en het scheidingspercentage stijgt. Daarnaast neemt de blootstelling aan fijnstof af, hoewel deze in Amsterdam nog altijd boven het regionaal gemiddelde ligt.
Verdeling welvaart over groepen
Voor een select aantal indicatoren is op MRA-niveau gekeken hoe de welvaart verdeeld is over deze groepen. Daarbij is gekeken of verschillende leeftijds-, geslachts- en herkomstgroepen significant anders van elkaar scoren. Een van de uitkomsten is dat hoogopgeleiden, 35-44 jarigen en inwoners met een Nederlandse achtergrond een hogere brede welvaart hebben dan andere groepen.
Link naar dashboard
https://www.ois.amsterdam.nl/visualisatie/Brede_welvaart_MRA.html
-
Artikel
Monitor Brede Welvaart 2018
In de Monitor Brede Welvaart 2018 beschrijft het CBS hoe de welvaart zich in de brede zin van het woord zich in Nederland ontwikkelt. Het gaat daarbij om zowel de economische als de ecologische en sociaal-maatschappelijke aspecten van welvaart.
In de Monitor Brede Welvaart wordt niet alleen gekeken naar het niveau van de brede welvaart “Hier en Nu” maar ook in hoeverre dit welvaartsstreven mogelijk een druk legt op volgende generaties in Nederland (brede welvaart “Later”) of op andere landen (brede welvaart “Elders”).
Daarnaast wordt in de monitor aandacht geschonken aan verdelingsaspecten van brede welvaart en wordt de brede welvaart beschreven voor zestien beleidsthema’s. Per indicator is bepaald welke trend die heeft vanuit de optiek van brede welvaart en welke positie Nederland voor die indicator inneemt op de Europese ranglijst.
De monitor is gemaakt op verzoek van het kabinet als een vervolg op de aanbevelingen van de Tijdelijke Kamercommissie Breed Welvaartsbegrip (commissie Grashoff) uit 2016. De monitor maakt samen met een kabinetsreactie op de publicatie deel uit van de stukken voor het Verantwoordingsdebat in mei 2018 in de Tweede Kamer.Bron: CBS
-
Artikel
Minder leerlingen halen streefniveau lezen, zeker op scholen met de meeste potentiële achterstandsleerlingen
Uit de Staat van het Onderwijs van de Onderwijsinspectie bleek dat de leesprestaties van basisschoolleerlingen afnemen en dat er grote verschillen zijn tussen scholen. OIS heeft onderzocht hoe Amsterdam het op dit gebied doet. Uit dit onderzoek blijkt dat Amsterdamse scholen minder vaak het streefniveau halen op alle drie de vaardigheden (lezen, taal en rekenen) dan landelijk.
Verder zijn, net als landelijk, de verschillen tussen scholen in Amsterdam groot. Alle scholen laten een daling zien op het streefniveau lezen, maar scholen met het grootste aandeel potentiële achterstandsleerlingen laten de grootste daling zien. Voor taal geldt dat alle schoolgroepen een kleine stijging laten zien ten opzichte van vorig jaar, behalve de scholen met het grootste aandeel potentiële achterstandsleerlingen. Ditzelfde patroon is ook te zien bij rekenen. De scholen met leerlingen die al een risico hebben op achterstand hebben lopen dus steeds meer achter op de rest. Net als uit het onderzoek naar succesvolle scholen blijkt zijn ook hier weer grote verschillen tussen scholen te zien.
Figuur Aandeel leerlingen dat streefniveau lezen/taal/rekenen haalt naar sociaal economische status (SES) school, 2015/’16 en 2016/’17
-
Artikel
Stemgedrag Amsterdammers met een migratieachtergrond in kaart
Maria Kranendonk, Eva Lekkerkerker, Laure Michon & Floris Vermeulen.
Tijdens de afgelopen Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen hebben het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam en Onderzoek Informatie en Statistiek (OIS) van de gemeente Amsterdam een lange samenwerking voortgezet. Sinds 1994 worden op een aantal stemlocaties in de stad zogenaamde schaduwverkiezingen georganiseerd. Het doel hiervan is het in kaart brengen van het stemgedrag van Amsterdammers met een migratieachtergrond. Het onderzoek toont aan dat de opkomst structureel laag is onder Marokkaanse (24%) en Surinaamse Amsterdammers (25%) en sterk gestegen onder Turkse Amsterdammers (van 34% in 2014 naar 48% in 2018).DENK grote winnaar onder Turkse en Marokkaanse Amsterdammers, BIJ1 doet het goed onder Surinaamse Amsterdammers
De partij die de grootste steun heeft gekregen van de Turkse en Marokkaanse Amsterdammers is DENK. DENK ontving 49% van de stemmen onder de Marokkaanse Amsterdammers, en 74% van de stemmen onder de Turkse Amsterdammers. Buiten deze twee groepen heeft DENK maar weinig stemmen gekregen in Amsterdam: 6% onder Surinaamse Amsterdammers, 5% onder Amsterdammers met een andere migratieachtergrond en 2% onder Amsterdammers zonder migratieachtergrond.Van de Surinaamse Amsterdammers heeft 19% op BIJ1 gestemd. Het percentage Turkse of Marokkaanse Amsterdammers dat op BIJ1 heeft gestemd is met 1% laag . Ook hebben maar weinig Amsterdammers zonder migratieachtergrond deze partij gesteund (2%).
Partijkeuze vergeleken: groot verlies van de PvdA
Onder de Turkse en Marokkaanse Amsterdammers is een forse daling te zien in de steun voor de PvdA, van 40% of meer in 2014 naar respectievelijk 4% en 13% in 2018. Dit verlies vormt een trendbreuk in ruim 20 jaar onderzoek naar het stemgedrag van Amsterdammers met een migratieachtergrond: de PvdA was tot nu toe altijd de grootste partij. Ook bij de Surinaamse Amsterdammers heeft de PvdA verloren, maar minder fors dan bij de andere twee migrantengroepen (van 35% in 2014 naar 16% in 2018). De twee nieuwe partijen DENK en BIJ1 vullen dit gat grotendeels op. Daarnaast valt op dat GroenLinks het onder stemmers met een migratieachtergrond beter heeft gedaan en D66 minder goed.Relatief veel steun voor BIJ1 onder oudere Surinaamse Amsterdammers en voor DENK onder laagopgeleide Turkse Amsterdammers
Analyseren we de partijkeuze naar achtergrondkenmerken dan blijkt geslacht geen invloed te hebben. Het effect van leeftijd is gering. Alleen onder de Surinaamse Amsterdammers is er een significant verband tussen leeftijd en partijkeuze. De jongere Surinaamse Amsterdammers (18-29 jaar) hebben significant meer gestemd op D66 en GroenLinks dan 30-plussers. Die groep heeft significant vaker gestemd op de PvdA en op BIJ1. Opleidingsniveau leidt meer tot significante verschillen. Zo hebben hoog opgeleide Surinaamse Amsterdammers significant vaker gekozen voor D66 dan lager opgeleiden.Onder Turkse Amsterdammers hebben hoog opgeleiden significant meer voor GroenLinks en VVD gekozen dan lager en middelbaar opgeleiden. De lager opgeleiden hebben juist meer op DENK gestemd in vergelijking tot de hoger opgeleiden. Onder de Marokkaanse Amsterdammers valt geen significant verband te ontdekken tussen opleidingsniveau en stemkeuze.
-
Artikel
Twaalfduizend jongeren buiten beeld
Begin 2017 was 13,1% van alle Amsterdamse jongeren niet aan het werk en/of in opleiding – 18.967 jongeren. Binnen deze groep zijn 12.383 buiten beeld: zij ontvangen geen uitkering, staan niet ingeschreven als niet werkende werkzoekende bij het UWV, staan niet ingeschreven bij het jongerenloket en worden niet gevolgd als voortijdig schoolverlater. Dat blijkt uit de rapportage ‘Niet in beeld 2017’. Het is belangrijk om deze groep in beeld te brengen, zodat de Gemeente Amsterdam gericht beleid kan ontwikkelen.
Daling aantal jongeren zonder werk of opleiding
Begin 2017 was 13,1% van de Amsterdamse jongeren tussen 15 en 26 jaar niet aan het werk of bezig met een opleiding – 18.967 jongeren. In 2016 was dit nog 14%. We noemen deze jongeren NEET (Neither Employed, Nor in Education or Training).
Jongeren zonder werk of opleiding zijn relatief vaak jongeren met een westerse of overige niet-westerse migratieachtergrond (deels statushouders), jongeren die zelf een kind hebben en migranten die de afgelopen vijf jaar naar Nederland zijn gekomen. Ook gaat het relatief vaak om jongeren van wie we niet weten of zij een startkwalificatie hebben.
Ruim twaalf duizend jongeren niet in beeld
Een deel van de 18.967 NEET jongeren ontvangt wel een uitkering – 4.998 jongeren. Dit jaar is er voor het eerst gekeken welk deel van de jongeren die geen uitkering ontvangen, wel staat ingeschreven bij het jongerenloket of gevolgd wordt als voortijdig schoolverlater. Van de 18.967 NEET jongeren ontvangen 4.998 een uitkering of staan ingeschreven als niet werkende werkzoekende. Van de overige 13.969 jongeren staan 1.586 ingeschreven bij het jongerenloket of worden gevolgd als voortijdig schoolverlater. Uiteindelijk zijn 12.383 jongeren buiten beeld: 8,5% van alle Amsterdamse jongeren.
De belangrijkste risico’s om buiten beeld te raken, zijn het niet weten of iemand een startkwalificatie heeft en, daarmee samenhangend, of iemand in de afgelopen vijf jaar naar Nederland is gekomen. -
Artikel
Leerlingprognoses VVE, PO, VO en SO 2018
Leerlingenaantal basisonderwijs neemt op korte termijn af, in het voortgezet onderwijs blijft het aantal groeien
Dit blijkt uit de jongste leerlingenprognose 2017/’18 die Onderzoek, Informatie en Statistiek heeft gemaakt in opdracht van Onderwijs, Jeugd en Zorg. De belangrijkste demografische ontwikkeling voor de scholen is de afname van het aantal kinderen van 4 tot en met 12 de komende jaren, het gevolg van het toenemend vertrek van vooral jonge gezinnen uit de stad.Momenteel zitten er 62.179 leerlingen in het Amsterdamse basisonderwijs. De leerlingenprognose basisonderwijs laat zien dat het leerlingenaantal zal afnemen, met als verwacht laagste punt 59.700 leerlingen in 2024/’25. Hierna stijgt het leerlingenaantal tot 64.600 leerlingen in 2033/’34.
Leerlingenaantal voortgezet onderwijs blijft groeien
Uit de jongste leerlingenprognose VO 2017/’18 van OIS blijkt dat het leerlingenaantal naar verwachting zal groeien met ongeveer 2.000 leerlingen op het toppunt 2023/’24: van 41.871 in schooljaar 2017/’18 naar 43.894 in 2023/’24. Daarna zal het leerlingenaantal dalen tot 41.204 in 2031/’32 en zal vanaf dan redelijk stabiel blijven. Deze afname wordt voornamelijk veroorzaakt door het verder toegenomen vertrek uit de stad van gezinnen met jonge kinderen sinds 2014.Meer weten?
In de rapportages leerlingenprognose BO, VO, SBO en SO wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van hoe de leerlingenprognose en de bevolkingsprognose tot stand komen en wat de belangrijkste verschillen met vorig jaar zijn. Als laatste zijn er tabellen te vinden met de geprognotiseerde leerlingenaantallen per school. -
Artikel
Sterke daling werkloosheid 50-plussers
Ongeveer 6.200 Amsterdammers tussen de 50 en 64 jaar zijn werkzoekend en behoren tot de werkloze beroepsbevolking (6,1% van de beroepsbevolking, 2017). Dit is een daling ten opzichte van 2016 toen 8.600 ouderen werkzoekend waren (8,4%). Vooral ouderen met een laag opleidingsniveau, 60-plussers en ouderen met een migratieachtergrond zijn relatief vaak werkloos. Er zijn in totaal ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ruim 21.100 ouderen ontvangen een bijstandsuitkering en bijna 6.000 ouderen een WW-uitkering (januari 2018).
Bijna twee derde 50-plussers is werkzaam
Ouderen moeten, als gevolg van de afschaffing van vervroegde uittredingsregelingen en de verhoging van de AOW-leeftijd, steeds langer actief blijven op de arbeidsmarkt. Een heel groot deel van de ouderen lukt dit, 64% van de 50-64 jarigen is aan het werk. De arbeidsdeelname daalt wel snel met de leeftijd: van de 50-54 jarigen is 73% aan het werk (2016: 71%), van de 55-59 jarigen 66% (2016: 63%) en onder 60-64 jarigen is nog 50% werkzaam (2016: 53%). Ten opzichte van 2016 valt op dat de 50-59 jarigen vaker zijn gaan werken terwijl onder de 60-64 jarigen de arbeidsparticipatie daalde.
Werkloosheid 50-plus Amsterdam hoger dan gemiddeld in Nederland, maar lager dan in andere grote steden
De werkloosheid onder 50-64 jarigen is in Nederland gedaald van 6,2% (2016) naar 4,8%. Amsterdamse 50-plussers zijn dus nog vaker dan gemiddeld werkloos (6,1%). Ten opzichte van alle 50-plussers in Nederland is de werkloosheid vooral onder de laagopgeleide 50-plussers in Amsterdam vele malen hoger. Ten opzichte van de andere drie grote steden zijn Amsterdamse 50-plussers ongeveer even vaak (6,1%) werkloos als de 50-plussers in Utrecht (6,2%). De 50-plussers in Den Haag zijn iets vaker werkloos (7,0%) en de ouderen in Rotterdam zijn het vaakst werkloos (8,2%).Daling werkloosheidsuitkeringen, stijging bijstand
Het aantal ouderen dat WW-ontvangt daalde met ruim 700 personen in 2017. De komende maanden zal dit aantal mogelijk nog verder dalen omdat veel ouderen de maximale ww-duur bereiken. Een deel van deze groep zal (op termijn) mogelijk een beroep gaan doen op bijstand. Het aandeel ouderen met een bijstandsuitkering nam zowel absoluut als relatief gezien toe ten opzichte van begin 2017. Begin 2018 ontvingen 21.102 50-plussers bijstand, 590 personen meer dan begin 2017. Dit komt neer op 13,3% van alle 50-65 jarigen. Ook de gemiddelde duur in de bijstand is toegenomen naar 9,1 jaar. -
Artikel
Straatintimidatie in Amsterdam 2017
Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) heeft in 2017 de ervaringen van Amsterdammers met (seksuele) straatintimidatie in de stad onderzocht. Het onderzoek is, op basis van de bevindingen in 2016 met behulp van de Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland (VMAA) uitgevoerd onder zowel vrouwelijke als mannelijke slachtoffers van straatintimidatie. Daarnaast is er een verdiepend onderzoek uitgevoerd naar de ervaringen van slachtoffers en wie de daders van straatintimidatie zijn. Van beide onderzoeken worden de rapporten gepresenteerd.
Ruim de helft van de Amsterdamse vrouwen geconfronteerd met straatintimidatie
In de fact sheet ‘Straatintimidatie in Amsterdam’ is te lezen dat meer dan de helft (53%) van de Amsterdamse vrouwen in 2017 in de VMAA aangaf dat ze in het afgelopen jaar te maken hadden gehad met een of meerdere vormen van straatintimidatie. Van de jonge vrouwen (15 t/m 34 jaar) is dat zelfs ruim driekwart (79%). Beide percentages liggen iets lager dan in 2016 (toen 59% en 83%). Kijken we naar de afzonderlijke vormen van straatintimidatie , dan komen nafluiten (35%), naroepen met beledigende (31%) of seksuele (27%) opmerkingen en nasissen (27%) het vaakst voor.Amsterdamse mannen krijgen vooral te maken met beledigende opmerkingen
In tegenstelling tot 2016 is in 2017 ook aan mannen gevraagd of zij zijn geconfronteerd met straatintimidatie. Dat aandeel ligt lager: 30% van de Amsterdamse mannen heeft een of meerdere vormen van straatintimidatie meegemaakt in het afgelopen jaar. Zij werden vooral nageroepen met beledigende opmerkingen. Andere gebeurtenissen maakten zij aanzienlijk minder vaak mee.
Straatintimidatie omvat een grote variëteit aan gebeurtenissen
Uit interviews met slachtoffers (mannen en vrouwen) blijkt dat straatintimidatie niet eenduidig is af te bakenen. De ervaringen lopen uiteen in concrete gebeurtenis (wat gebeurde er) en in context (waar en wanneer gebeurde het en wie was de dader). Het betreft onder meer seksuele straatintimidatie, intimidatie in de eigen woonbuurt en intimidatie in het verkeer. Bovendien blijkt dat straatintimidatie slachtoffers niet alleen plotseling overkomt maar dat het ook plaatsvindt in interacties waarbij het slachtoffer de eerste is die contact maakt, bijvoorbeeld door iemand aan te spreken op zijn of haar gedrag. Gebeurtenissen zijn intimiderend als het direct is gericht op het slachtoffer en wanneer slachtoffers een situatie, vaak op basis van gevoel, inschatten als een fysieke dreiging. Elementen die dat teweeg brengen zijn bijvoorbeeld dat het slachtoffer alleen is, het avond is en rustig op straat of wanneer het slachtoffer het idee heeft niet weg te kunnen uit de situatie.
Enquête, literatuur en professionals wijzen vooral mannen aan als daders, ervaringen van slachtoffers zijn meer divers
Uit de VMAA, literatuurstudie en interviews met professionals blijkt dat met name mannen zich schuldig maken aan (seksuele) straatintimidatie, alleen en in groepen. Volgens de VMAA en professionals betreft het voornamelijk mannen tussen de 15 en 30 jaar. De dader is meestal een onbekende van het slachtoffer. Als sprake is van een intimiderende groep, is de samenstelling volgens professionals sterk afhankelijk van het stadsdeel. De beschrijvingen van daders door geïnterviewde slachtoffers zijn meer divers.Bron: https://www.ois.amsterdam.nl/nieuws/straatintimidatie-in-amsterdam
-
Artikel
Lhbt slachtoffers van ernstige delicten: behoefte aan eenduidige aanpak in ondersteuning en meer lhbt-sensitiviteit binnen organisaties
Lhbt personen zijn kwetsbaar voor geweld, vooral transgenders, vluchtelingen of personen met een bi-culturele achtergrond. Na een ernstig incident hebben lhbt slachtoffers behoefte aan bescherming en een gevoel van veiligheid. Zij vinden vooral hulp binnen hun sociale netwerk; vooral bij zeer ernstige incidenten of voorvallen in de woonomgeving schakelen zij de politie in. Aangifte doen vinden de slachtoffers lastig. Dit zijn de conclusies van een kwalitatief onderzoek naar lhbt slachtoffers van ernstige delicten in Amsterdam waarbij specifieke aandacht was voor kwetsbare lhbt personen. OIS voerde het onderzoek in opdracht van OOV uit, in het kader van de uitvoering van de Roze Agenda.
Het onderzoek is uitgevoerd in drie delen:
- een literatuuronderzoek naar lhbt slachtofferschap van delicten, in het bijzonder van discriminatie-incidenten, meldings- en aangiftebereidheid van kwetsbare groepen en de behoeften van lhbt personen na slachtofferschap van delicten;
- zes gesprekken met vertegenwoordigers van belangenorganisaties (voor transpersonen, voor lhbt moslims en voor vluchtelingen en asielzoekers), met professionals in contact met de doelgroep en met een onderzoeker;
- zeven kwalitatieve interviews met slachtoffers van geweldsincidenten of bedreiging daartoe. De interviews zijn niet representatief voor de hele groep lhbt Amsterdammers en hebben als doel om ervaringen in kaart te brengen en eerdere inzichten te illustreren en aan te vullen.
Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kunnen vier aanbevelingen worden geformuleerd om beter aan te sluiten bij de behoeften van lhbt slachtoffers en om de aangiftebereidheid te vergroten.
- Breng het netwerk van relevante (belangen)organisaties en instanties die met lhbt slachtoffers in contact komen in kaart, met als doel kennis en ervaringen uit te wisselen, onder anderen als het gaat om het contact met kwetsbare en moeilijk bereikbare lhbt groepen.
- Streef samen met dit netwerk van organisaties en instanties naar een eenduidige aanpak wanneer lhbt slachtoffers incidenten melden zodat het duidelijk is naar welke instanties wordt doorverwezen bij welke type problemen. Daarbij is het ook belangrijk dat instanties zich realiseren dat het sociale netwerk van het slachtoffer cruciaal is voor de verwerking van ernstige incidenten.
- Zorg voor meer, brede, lhbt-sensitiviteit binnen instanties, met name bij de politie. Kennis van de kwetsbaarheid van lhbt groepen, oog voor de diversiteit binnen de lhbt groep en gevoeligheid voor de specifieke problemen van deze groepen moeten breed in organisaties en instanties aanwezig zijn om slachtoffers te kunnen helpen.
- Om de aangiftebereidheid te doen stijgen lijken vooral lange-termijn acties van belang, gericht op het vergroten van het vertrouwen in de politie en op het nut van meldingen en aangiftes. Daarbij is het belangrijk om in te zetten op de kwetsbare en moeilijk bereikbare groepen.
-
Artikel
Wonen in de Metropoolregio Amsterdam 2017
Vooral woningzoekenden met een laag en middeninkomen hebben grote problemen om betaalbare woonruimte te vinden in de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Veel mensen willen verhuizen en een deel slaagt daar ook in. Maar de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de woningmarkt in de MRA staat sterk onder druk. Dit blijkt uit het nieuwste onderzoek over Wonen in de Metropoolregio Amsterdam (WiMRA). Ruim 50.000 inwoners van alle gemeenten in de MRA vulden hiervoor een enquête in met vragen over hun woonsituatie, -wensen en -lasten.
De positie van corporaties is de afgelopen jaren sterk veranderd. Waren corporatiewoningen eerder voor een brede groep huishoudens toegankelijk, ze zijn nu steeds meer bestemd voor de laagste inkomens.
Drie op de tien woningen in de MRA is een corporatiewoning die wordt verhuurd met een sociale huur (<€711). Dit segment is groter in Amsterdam dan in de rest van de MRA, maar krimpt overal (Amsterdam: 44% in 2013 naar 39% in 2017; Zaanstreek-Waterland: 33% naar 30%; Amstelland-Meerlanden: 26% naar 20%).
De meeste sociale huurwoningen van corporaties worden bewoond door huishoudens met een laag inkomen (79% heeft een inkomen tot €36.165). Dit segment wordt in toenemende mate bewoond door huishoudens met een laag inkomen. Dit geldt het sterkst voor de huishoudens met de laagste inkomens, tot de huurtoeslaggrens (€22.000 voor eenpersoons- en €30.000 voor meerpersoonshuishoudens). In Amsterdam nam het aandeel huishoudens met een inkomen tot de huurtoeslaggrens toe in de sociale huur van corporaties van 56% in 2013 naar 62% in 2017; in Zaanstreek-Waterland van 43% naar 54% en in Amstelland-Meerlanden van 44% naar 53%.
Dit is één van de resultaten uit het onderzoek ‘Wonen in de Metropoolregio Amsterdam 2017’. Binnenkort volgen ook fact sheets met de resultaten per gemeente. -
Artikel
Regionale veiligheidsindex over 2017 verschenen
Op 21 maart zijn de uitkomsten van de regionale veiligheidsindex Amsterdam-Amstelland over 2017 openbaar geworden.
De regionale veiligheidsindex
De index brengt drie keer per jaar de veiligheid van 108 wijken in de regio Amsterdam-Amstelland in kaart. De regio Amsterdam-Amstelland bestaat uit de volgende gemeenten:
* Amsterdam
* Aalsmeer
* Amstelveen
* Diemen
* Ouder-Amstel
* Uithoorn
Om de wijkveiligheid in kaart te brengen wordt veel informatie samengevoegd en wordt eenheid in de vele veiligheidscijfers gebracht. Zo kunnen we alle wijken in de regio met behulp van één of enkele cijfers met elkaar vergelijken. Ook kunnen we zien hoe de veiligheid in een wijk verandert in de tijd.
Veiligheid wordt niet alleen bepaald door criminaliteit. Ook overlast van bijvoorbeeld dronken mensen op straat of jongeren speelt hierin een rol, evenals het gevoel van onveiligheid in de buurt. De veiligheidsindex is daarom opgebouwd uit drie deelindexen: criminaliteit, overlast en onveiligheidsbeleving.
Elk van deze drie indexen bestaat weer uit verschillende deelelementen zoals bijvoorbeeld inbraak (criminaliteit), jongerenoverlast (overlast) en vermijding van bepaalde plekken in de buurt (onveiligheidsbeleving). De waarde 10o staat voor de gemiddelde veiligheid in de regio Amsterdam in het basisjaar 2014. Hoe lager het cijfer hoe veiliger het is, hoe hoger, hoe onveiliger.
Hoe veilig is uw eigen buurt?Als u wilt weten hoe veilig uw buurt is vul dan uw postcode in op:
Veiligheidsindex -
Artikel
Jeugdwerkloosheid Amsterdam daalt naar 7,5%
Van de 147.000 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15 tot en met 26 jaar waren er in 2017 gemiddeld 7.600 werkloos, dit komt neer op 7,5% van de beroepsbevolking. In 2014 was dit nog 13,3%. De Amsterdamse jeugdwerkloosheid ligt net als in voorgaande jaren onder het landelijke gemiddelde (8%).
OIS heeft de belangrijkste ontwikkelingen in de jeugdwerkloosheid in beeld gebracht door jongeren op basis van de kenmerken onderwijs, werk en werkloosheid in te delen in zes groepen. De cijfers, gebaseerd op de internationale definitie van werkloosheid, zijn nu voor 2014 tot en met 2017 beschikbaar.
Jeugdwerkloosheid Amsterdam lager dan Rotterdam en Den Haag
De totale Amsterdamse jeugdwerkloosheid ligt met 7,5% net als voorgaande jaren onder het landelijke gemiddelde (8,0%). In Den Haag (12,0%), Rotterdam (11%) is nog steeds sprake van hogere jeugdwerkloosheid dan in Amsterdam. In Utrecht (6,6%) ligt de jeugdwerkloosheid lager dan in Amsterdam.Laagopgeleiden nog steeds vaakst werkloos
Laagopgeleide jongeren zijn vaker dan andere groepen werkloos (11%), dit geldt zowel voor jongeren die nog wel een opleiding volgen en zoeken naar een (bij)baan (12% werkloos) als voor jongeren die geen opleiding meer volgen (10% werkloos). Ook jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond (10% werkloos) zijn nog steeds vaker werkloos van jongeren met een Nederlandse achtergrond (5% werkloos).Wanneer opleidingsniveau en migratieachtergrond gecombineerd worden, blijkt dat het verschil in werkloosheid tussen jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond en jongeren met een Nederlandse achtergrond blijft bestaan voor laag- en middelbaaropgeleide jongeren. Bij hoogopgeleide jongeren is er geen verschil meer in werkloosheid tussen jongeren met een niet-westerse en jongeren met een Nederlandse migratieachtergrond.
-
Artikel
Criminaliteitsbeeld 2017
In 2017 werden minder jongeren en volwassenen verdacht van criminaliteit en er werden ook minder misdrijven gepleegd. Dat blijkt uit de rapportage ‘Criminaliteitsbeeld 2017’ , die de jeugd- en volwassenencriminaliteit beschrijft in Amsterdam in 2017. Er wordt ingegaan op het aantal misdrijven gepleegd in Amsterdam en het aantal verdachten dat in Amsterdam woont. De cijfers zijn vergeleken met die van 2015 en 2016.
Misdrijven
Bij ongeveer een kwart van de gepleegde misdrijven in Amsterdam is een verdachte bekend. In 2017 werden door verdachte jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar 7.077 misdrijven gepleegd in Amsterdam. Dat is 7% minder dan in 2016 en 16% minder dan in 2015. Onder 12-17 jarigen is de afname groter dan onder 18-24 jarigen. Door volwassen verdachten (25 jaar en ouder) werden 16.142 misdrijven gepleegd in 2017. Ook dat is een afname ten opzichte van 2016 (-8%) en 2015 (-15%). Enkel in stadsdeel Centrum is het aantal gepleegde misdrijven door jongeren en volwassenen toegenomen tussen 2016 en 2017. Deze toename is voornamelijk toe te schrijven aan verdachten die niet in Amsterdam wonen. De criminaliteit vond het vaakst plaats in stadsdeel Centrum op de Burgwallen Nieuwe- en Oude Zijde.
High Impact Crimes
Ongeveer een kwart van de misdrijven betrof High Impact Crime. Onder High Impact Crimes worden vormen van criminaliteit verstaan die het slachtoffer persoonlijk raken, zoals geweld of woninginbraak. Zowel onder jongeren als onder volwassenen is het aantal High Impact Crimes sinds 2015 afgenomen. Wel is er tussen 2016 en 2017 een toename van diefstal/inbraak woning, zedenmisdrijven en overvallen onder jongeren. Onder volwassenen is er bij geen enkele vorm van High Impact Crime een toename te zien. High Impact Crimes worden relatief vaak door Amsterdamse verdachten gepleegd in vergelijking met andere soorten misdrijven.
Van de misdrijven die niet vallen onder High Impact Crime komt winkeldiefstal relatief vaak voor. Onder volwassenen is het aantal gepleegde winkeldiefstallen toegenomen.
Verdachten
Van alle jongeren in Amsterdam was 2,5% verdacht van een misdrijf in 2017. Dat is minder dan in 2016 (2,8%) en 2015 (3,2%). Jongeren in de leeftijd van 12-17 jaar zijn relatief vaker verdacht van een misdrijf dan jongeren in de leeftijd van 18-24 jaar (3,1% tegenover 2,2%). Van alle Amsterdammers van 25 jaar en ouder was 1,0% verdacht van een misdrijf. Dat is iets minder dan in 2016 (1,2%) en 2015 (1,3%).
In stadsdeel Zuidoost wonen relatief de meeste verdachten, in Centrum en Zuid de minste. In Centrum worden wel de meeste misdrijven gepleegd. Deze misdrijven worden meestal gepleegd door verdachten die niet in Amsterdam wonen. In de Bijlmer in stadsdeel Zuidoost wonen relatief veel verdachten en hier worden ook relatief veel misdrijven gepleegd.
Percentage jeugdige verdachten (12-24 jaar) naar gebied, 2017bron: BVH/Politie Amsterdam-Amstelland/bewerking OIS
-
Artikel
Uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen 21 maart 2018
Op de verkiezingsavond zijn 385 van de 560 stembureaus geteld, ongeveer twee derde.
Maar onbekend is welk deel van de uitgebrachte stemmen is geteld. En ook is onzeker of in sommige delen van de stad meer is geteld dan in andere. Op vrijdag 23 maart om 10.00 uur wordt de definitieve uitslag bekend gemaakt.Bij alle onzekerheid, staat een aantal hoofdlijnen wel vast. GroenLinks is de grote winnaar en wordt met 10 zetels naar alle waarschijnlijkheid de grootste partij. Stevig verlies is er voor D66 (van 14 naar 8 zetels) en de SP (van 6 naar 3 zetels; de VVD handhaaft zich met zes zetels. Deze drie partijen die nu het college vormen, verliezen hun meerderheid. Ook oppositiepartij PvdA keert met veel minder zetels in de nieuwe raad terug (van 10 naar 5). Winst is er voor de Partij voor de Dieren (van 1 naar 3 zetels). Het CDA en de Partij voor de Ouderen handhaven zich met 1 zetel. De raad krijgt in ieder geval twee nieuwkomers: DENK en Forum voor Democratie staan beide op 3 zetels. Maar ook CU en BIJ1 staan in de voorlopige uitslag op 1 zetel, al is die voor beide hoogst onzeker. De Piratenpartij en 50PLUS lijken vooralsnog duidelijk tekort te komen voor een zetel. Mochten CU en BIJ1 hun zetel in de definitieve uitslag behouden, dan telt de nieuwe raad 12 fracties, tegen 8 nu.
-
Artikel
Exit poll Amsterdamse kiezers met een migratieachtergrond, gemeenteraadsverkiezingen 21 maart 2018
Bijna de helft van de Amsterdamse kiezers met een Turkse migratieachtergrond heeft op 21 maart een stem uitgebracht. Dit is een duidelijke stijging vergeleken met de verkiezingen van 2014.
Onder kiezers van Marokkaanse en Surinaamse herkomst is de opkomst ongeveer een kwart, evenveel als vier jaar geleden. Wat betreft de partijkeuze is vooral het succes van DENK opvallend onder kiezers van Turkse herkomst en in mindere mate onder kiezers van Marokkaanse herkomst. Dat blijkt uit onderzoek van Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) van de Gemeente Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam tijdens de gemeenteraadsverkiezingen.
-
Artikel
Peiling gemeenteraadsverkiezingen maart 2018 studenten WO en HBO Amsterdam
Op 21 maart mogen 674.000 Amsterdammers stemmen voor de gemeenteraad. Daaronder zijn 80.000 18-25-jarigen, goed voor zo’n vijf zetels in de raad, als zij tenminste even vaak opkomen als andere kiesgerechtigden. Veel jongeren volgen onderwijs aan een van de universiteiten of hogescholen in de stad. In samenwerking met Het Parool en AT5 heeft OIS 322 van deze studenten face to face rond onderwijsgebouwen gevraagd naar hun stemvoorkeur.
De peiling laat zien dat GroenLinks, met 30%, en D66, met 24%, verreweg het meest aantrekkelijk zijn voor studenten. In het WO zijn D66 en GroenLinks nog iets sterker vertegenwoordigd en ontlopen ze elkaar niet veel (33% en 30%). In het HBO is GroenLinks met 26% duidelijk de grootste en blijft DENK met 16% D66 en PvdA (beide 14%) net voor. Dat hangt samen met het feit dat kiezers met een Turkse of Marokkaanse achtergrond in het HBO veel sterker zijn vertegenwoordigd. Van de studenten met een Turkse achtergrond zegt ongeveer een derde DENK te gaan stemmen, van de studenten met een Marokkaanse achtergrond ongeveer een kwart.
PvdA, VVD en SP zijn bij de huidige groep studenten aanmerkelijk minder populair dan bij alle opgekomen kiezers bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen 2014. De Partij voor de Dieren is juist iets populairder.
Forum voor Democratie mag onder studenten op ongeveer 4% rekenen, iets minder dan bij recente peilingen onder het electoraat als geheel.
Van alle ondervraagden weet 20% nog niet op welke partij zij gaan stemmen. In deze rapportage is ervan uitgegaan dat zij niet gaan stemmen of niet anders dan degenen die nu al wel een keuze hebben gemaakt.Studenten is ook gevraagd welke onderwerpen zij belangrijk vinden. Niet verrassend is dat zij onderwijs bovenaan zetten, gevolgd door milieu en zorg en de woningmarkt. WO-studenten zijn nog sterker op vooral milieu en onderwijs gefocust. Bij HBO-studenten is er meer spreiding over onderwerpen en komen zaken als werkgelegenheid, armoede en criminaliteit sterker naar voren.
-
Artikel
Peiling partijvoorkeuren Gemeenteraadsverkiezingen maart 2018
In de aanloop naar de Gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart peilt OIS de politieke voorkeur van Amsterdammers. Het onderzoek is uitgevoerd voor Het Parool en AT5 onder 680 Amsterdammers en geeft aan wat de voorkeuren zijn van Amsterdammers op dit moment.Verkiezingsdatum nog veelal onbekend, hoge stemintentie
De datum van de Gemeenteraadsverkiezingen is bij een kwart van de respondenten bekend. Ruim de helft van de respondenten geeft aan niet te weten wanneer de verkiezingen plaatsvinden, de rest noemt een andere datum. Acht op de tien respondenten zijn van plan om op 21 maart te gaan stemmen. Daarbij moet worden opgemerkt dat de stemintentie altijd wordt overschat in peilingen. Bij de laatste Gemeenteraadsverkiezingen in 2014 stemde 50,3% van de Amsterdammers. Door deze doorgaans lage opkomst in vergelijking met Tweede Kamerverkiezingen werkt het opkomen of thuisblijven van specifieke kiezers groepen relatief sterk door in de uitslag. Dat krijgt extra betekenis nu drie nieuwe partijen kans maken op een zetel.
D66 grootste partij, kwart heeft nog geen voorkeur
Ruim een kwart van de respondenten heeft nog niet besloten op welke partij zij zullen stemmen. Onder degenen die het wel weten is D66 de grootste, gevolgd door PvdA en GroenLinks. Onderstaande resultaten zijn indicatief. Veel kiezers weten nog niet (zeker) of ze gaan stemmen en op wie; de campagne moet nog beginnen.Woningmarkt belangrijk thema, linkse coalitie heeft voorkeur
Gevraagd naar de drie thema’s of onderwerpen die een rol spelen in de keuze voor een partij bij de Gemeenteraadsverkiezingen, noemt de helft van de respondenten de (gezondheids)zorg. Onderwijs en milieu worden door een derde genoemd.
De helft van de respondenten is van mening dat GroenLinks zeker in de coalitie zou moeten zitten na de Gemeenteraadsverkiezingen. Het aandeel dat de PvdA in de coalitie wil zien is bijna even groot, en 39% wil dat D66 de deelname aan de coalitie voorzet. -
Artikel
Zowel optimisme als pessimisme over de verwachte ontwikkeling van buurten in Amsterdam
Gemiddeld geven bewoners van Amsterdam een 7,5 aan hun buurt in 2017. Op de vraag hoe zij de toekomstige ontwikkeling van de buurt inschatten volgt een cijfer 7,1. In Centrum is de tevredenheid over de buurt hoog (7,9), maar de verwachting over de toekomst is minder optimistisch (6,6). Dit blijkt uit de fact sheet ‘Wonen in Amsterdam 2017 – leefbaarheid’.
Over het algemeen geldt dat waar bewoners positief zijn over hun buurt, zij ook positief zijn over de toekomstige ontwikkeling van de buurt. Wanneer beide rapportcijfers met elkaar vergeleken worden ontstaat er een scherper beeld. Hieronder worden de kaartbeelden vergeleken voor de situatie in 2017 met die in 2011.
In het Centrum (uitgezonderd de Oostelijke Eilanden) ligt de verwachting over de toekomst van de buurt (veel) lager dan de huidige waardering en ook in de aangrenzende wijken ten zuiden van het Centrum is dit het geval. De toegenomen drukte in dit gebied lijkt hier debet aan.
Aan de andere kant zijn er verschillende wijken in West en Noord waar men veel positiever is over de toekomstige ontwikkeling ten opzichte van de huidige waardering. Ook in de nieuwbouwgebieden Amstelkwartier, Zeeburgereiland en Overhoeks is dit het geval.
In 2011 lag het rapportcijfer voor de buurt lager (7,3 versus 7,5 in 2017) en ook de verwachting voor de toekomst lag een tiende lager (7,0 versus 7,1 in 2017). Ook toen was de positieve verwachting over de toekomst in West aanwezig, in 2011 kleurde dit gebied ook groen. Dit gebied laat over de jaren een stijging in leefbaarheid zien en bewoners verwachten dat dit nog verder doorzet. In Oud-Oost en de Indische buurt lag de waardering voor de buurt in 2011 nog laag, maar was er net als in West veel vertrouwen in de toekomst. Inmiddels is de waardering voor de buurt ook sterk gestegen en ligt het vertrouwen in de toekomst niet veel hoger meer.
Over het algemeen geldt dat de verschillen toegenomen zijn tussen wijken: er zijn in 2017 meer wijken waar men relatief negatief is én meer wijken waar men relatief positief is dan er in 2011 waren.De leefbaarheidsdata uit ‘Wonen in Amsterdam’ zijn beschikbaar voor de oneven jaren tussen 2001 en 2017. Deze data bieden de mogelijkheid verder te analyseren hoe de leefbaarheid zich ontwikkeld heeft in Amsterdam.
Internet
-
Artikel
Eenzaamheid in Amsterdam
De gemeente Amsterdam werkt met de ‘Aanpak Eenzaamheid Amsterdam’ aan het terugdringen van eenzaamheid in de stad. Maar wat wordt onder eenzaamheid verstaan en waar in de stad en bij wie komt het veel voor? Om een beter beeld te krijgen van het voorkomen van deze problematiek in de stad heeft OIS dit in kaart gebracht, voornamelijk op basis van cijfers uit de Amsterdamse Gezondheidsmonitor van de GGD.
Dertien procent van de Amsterdammers van 19 jaar en ouder is ernstig eenzaam. Dat is meer dan in voorgaande jaren en ook meer dan landelijk (10%). Niet alleen 75-plussers kampen vaak met eenzaamheid, maar het komt ook vaak voor onder 45-64 jarigen. Verder komt eenzaamheid relatief vaak voor onder mensen die gescheiden zijn, weduwe of weduwnaar zijn, onder mensen van niet-Nederlandse herkomst en in Osdorp en De Bijlmer. Eenzaamheid hangt samen met een tekort aan financiële middelen en een lage opleiding. Mensen met gezondheidsklachten zijn vaker eenzaam en eenzaamheid geeft ook meer kans op gezondheidsproblemen.
Meer van deze feiten en een kort overzicht van werkzame elementen in het verminderen van eenzaamheid zijn te vinden in de hier te downloaden factsheet. Tegelijkertijd is vanuit het Amsterdams Netwerk Eenzaamheid een boek uitgekomen dat verslag doet van de Aanpak Eenzaamheid Amsterdam: ‘Lonely in Mokum - Reisgids Verbonden Stad’.
Internet
-
Artikel
Verkenning begraafplaatsen De Nieuwe Ooster en De Nieuwe Noorder
De uitvaartbranche is sterk aan veranderingen onderhevig; het aantal internetaanbieders en zzp-ers groeit en ook de ideeën van mensen veranderen, zoals begraven in de natuur, spirituele begrafenissen en het groeiende aantal mensen dat zich laat cremeren. De tijd van voor iedereen een standaard begrafenis met koffie en cake lijkt voorbij. Toch kiest het merendeel van de mensen nog altijd voor een ‘gewone’ begrafenis of crematie.
Behandeld in Gemeenteraad 20 januari 2021
Voor meer informatie/voordracht klik hier
De gemeente Amsterdam heeft, naast een aantal dorpsbegraafplaatsen, twee grotere begraafplaatsen in beheer, De Nieuwe Ooster en De Nieuwe Noorder, en wilde graag weten of Amsterdammers daarmee bekend zijn, wat hun ervaringen met de dienstverlening zijn en hun wensen op het gebied van een uitvaart.
Bijna acht van de tien (78%) ondervraagde Amsterdammers hebben wel eens gehoord van De Nieuwe Ooster en ruim drie van de tien (32%) van De Nieuwe Noorder. Van de Amsterdammers die wel eens gehoord hebben van één of beide begraafplaatsen weet ruim de helft dat deze van de gemeente zijn (56%).
In het algemeen zijn bezoekers positief over hun ervaringen met de dienstverlening op begraafplaatsen in Amsterdam, slechts een enkeling vindt de gang van zaken ‘slecht’.
Zeven van de tien Amsterdammers denken er wel eens over na waar zij zelf begraven of gecremeerd zouden willen worden en vier van de tien hebben al een voorkeurslocatie. Het vaakst werd De Nieuwe Ooster genoemd, daarna Zorgvlied, Westgaarde en Sint Barbara.
Zes van de tien Amsterdammers zouden kiezen voor een crematie voor henzelf, twee van de tien kiezen daar niet voor en eveneens twee van de tien weten het nog niet. Laten we de mensen die het nog niet weten buiten beschouwing, dan kiest bijna driekwart (73%) voor een crematie. Laaggeschoolden kiezen relatief vaak voor een crematie, evenals 65-plussers.
Bijna de helft denkt aan een vrij standaard begrafenis of crematie (45%) voor zichzelf, 22% heeft speciale wensen en de rest weet het nog niet.
Een kwart heeft geen idee van wat een uitvaart kost die zij voor zichzelf zouden willen. De anderen schatten gemiddeld dat de uitvaart 6.650 zal kosten, waarbij een bedrag van 5.000 euro het vaakst wordt genoemd. Een derde van de Amsterdammers heeft geen uitvaartverzekering en ook geen geld hiervoor opzij gelegd.Tot slot merkte een aantal ondervraagde Amsterdammers op dat een uitvaart heel duur en commercieel is en dat een verzekering ook duur is en vaak niet voldoende de kosten dekt. Sommigen pleiten daarom voor een soort uitvaartbasisverzekering voor iedereen (“Je geboorte wordt vergoed vanuit de basiszorgverzekering, waarom dit niet”). Daarnaast spraken meerdere mensen uit dat ze behoefte hebben aan natuurbegraafplaatsen in Amsterdam en aan duurzaam/milieuvriendelijk begraven. Ook noemden enkele mensen het vreemd en niet wenselijk dat er in Zuidoost geen begraafplaats is.
-
Artikel
Monitor Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer 2017
Amsterdammers beoordelen de sociale veiligheid in het Amsterdamse openbaar vervoer in 2017 met een 7,7. Dit blijkt uit de monitor sociale veiligheid in het openbaar vervoer (MSVOV), een onderzoek dat OIS jaarlijks uitvoert in opdracht van RVE Handhaving en Toezicht en de directie Openbare Orde en Veiligheid van Bestuur & Organisatie. Het onderzoek brengt de veiligheidsbeleving, vermijding, overlast, criminaliteit, toezicht en drukte in het Amsterdamse openbaar vervoer in beeld. Aan het onderzoek deden 1.129 Amsterdammer mee.
Veiligheidsgevoelens en vermijdingsgedrag
Het rapportcijfer voor de sociale veiligheid is ongeveer gelijk aan de rapportcijfers die werden gegeven in 2015 en 2016 (toen 7,6). Van alle reizigers voelt 80% zich (zeer) veilig in het openbaar vervoer. Twee procent van de reizigers voelt zich (zeer) onveilig, zij noemen voornamelijk zakkenrollers en jongeren met ongepast gedrag als oorzaken voor hun onveilige gevoelens. Het vermijden van vervoermiddelen of haltes vanwege de onveiligheid doet 16% van de ondervraagde reizigers wel eens. Met name station Lelylaan, Amsterdam Centraal, Bijlmer Arena en de verschillende metrolijnen van en naar Zuidoost worden relatief vaak gemeden door de reizigers.Overlast en criminaliteit
Ten opzichte van 2016 ervaren reizigers over het algemeen minder overlast in het Amsterdamse openbaar vervoer. De meeste overlast wordt ervaren van bellende medereizigers (52%), gevolgd door overige geluiden (40%). Vervolgens zijn dronken mensen, rondhangende jongeren en bedelaars respectievelijk de meest voorkomende bronnen van overlast.
De indruk die reizigers hebben van criminaliteit in het openbaar vervoer is niet veranderd ten opzichte van 2016 en 2015. Vier op tien reizigers vinden dat criminaliteit zeer weinig of helemaal niet voorkomt in het openbaar vervoer, een kwart is hierover neutraal en ongeveer een tiende denkt dat criminaliteit in het openbaar vervoer (zeer) veel voorkomt. Het grootste deel van de reizigers schat de kans om in de komende 12 maanden zelf slachtoffer te worden van een misdrijf (zeer) laag in. Eén op de tien reizigers denkt dat de kans om zelf slachtoffer te worden van zakkenrollerij (heel) hoog is. De kans op beroving met geweld of mishandeling vinden de reizigers minder waarschijnlijk: 3% schat de kans hiervan (heel) hoog in.Toezichthouders en drukte
Om de orde en veiligheid in het openbaar vervoer van Amsterdam te bevorderen surveilleren politie, handhavers en toezichthouders van het Veiligheidsteam Openbaar Vervoer en van de vervoerders. Ruim de helft van de reizigers weet dit en ziet dit ook wel eens gebeuren. Dit percentage is gelijk aan voorgaande jaren. Door de aanwezigheid van deze toezichthouders vindt het merendeel van de reizigers dat het een beetje (49%) of veel veiliger (37%) wordt in het openbaar vervoer en een klein deel vindt het niet veiliger (6%) of weet het niet (9%).Het wordt in Amsterdam steeds drukker, ook in het openbaar vervoer. Drukte verhindert soepele doorstroming van reizigers in- en rondom het openbaar vervoer en beïnvloedt de beleving van reizigers. In de monitor wordt daarom gevraagd in hoeverre reizigers drukte ervaren en of drukte leidt tot onveilige gevoelens. Meer reizigers vinden het veel te druk (29%) ten opzichte van 2016 (23%). Dagelijkse reizigers zijn vaker van mening dat het veel te druk is in het openbaar vervoer dan wekelijkse of maandelijkse reizigers. Door drukte in het openbaar vervoer voelen vier op de tien reizigers zich soms of vaak onveilig.
Bron: OIS website, gepubliceerd op 5 maart 2018 op de OIS website
Behandeld in de Commissie Algemene Zaken van 22 februari 2018
-
Artikel
Alcoholverboden Nieuw-West blijven gewenst
Omwonenden en ondernemers zien graag dat het alcoholverbod op en rond het Osdorpplein verlengd wordt en dat er een alcoholverbod komt op het Lambertus Zijlplein.
Op het Lambertus Zijlplein vindt een kwart van de respondenten dat er sprake is van overlast van alcoholisten en verslaafden, ruim de helft vindt dat er een alcoholverbod moet komen. Op het Osdorpplein ervaart een minder groot deel alcoholoverlast (15%) maar bijna driekwart vindt dat het alcoholverbod er moet blijven. Ook geïnterviewde professionals (politie, handhaving en van het stadsdeel) menen dat het alcoholverbod een belangrijk middel blijft om overlast op Osdorpplein tegen te gaan.
Dit blijkt uit een evaluatieonderzoek naar pleinen met een alcoholverbod in Nieuw-West; voor het Lambertus Zijlplein is onderzocht of dit plein in aanmerking komt voor een alcoholverbod en voor het Osdorpplein is onderzocht of deze verlengd moet worden. Inmiddels heeft het Dagelijks Bestuur van Nieuw-West op 19 februari 2018 een alcoholverbod op het Lambertus Zijlplein ingesteld en het verbod op het Osdorpplein verlengd.
Daarnaast zijn ook professionals (van het stadsdeel, politie en handhaving) geïnterviewd in het kader van de alcoholverboden op Delflandplein en Dijkgraafplein, waar het verbod voor onbepaalde tijd geldt. Beide pleinen hebben te maken met overlast van verslaafden en alcoholisten door de aanwezigheid van diverse opvanglocaties voor dak- en thuislozen wat ook het gebied eromheen kwetsbaar maakt. De professionals zijn van mening dat het alcoholverbod hier niet vervangbaar is en moet blijven.
-
Artikel
Bevolkingsprognose 2018-2040
Vandaag brengt OIS de nieuwe bevolkingsprognose uit. De verwachting is dat de bevolkingsgroei aanhoudt en Amsterdam in 2039 een miljoenenstad wordt. In de loop van 2019 telt de stad een record aantal inwoners. Het hoogste inwonertal tot nu (ruim 872.000 inwoners in 1959) wordt in dat jaar voorbijgestreefd.
In de nieuwe prognose verwacht OIS 89.900 extra woningen tussen 2018 en 2040. In de vorige prognose waren dat er minder: 74.100. Het aantal verwachte woningen is naar boven bijgesteld omdat er steeds meer concrete woningbouwplannen bijkomen.
854.613 inwoners in 2018
In 2017 groeide het Amsterdamse inwonertal minder sterk dan in de jaren daarvoor. Het definitieve inwonertal op 1 januari 2018 bedraagt 854.613 inwoners; 9.661 meer dan het jaar ervoor. Begin januari werd het voorlopige inwonertal geraamd op 855.965. Dat er uiteindelijk minder inwoners zijn, komt doordat er in december meer Amsterdammers vertrokken dan verwacht. Veel van deze uitschrijvingen werden pas in 2018 bij de gemeente doorgegeven.
Vertrek uit de stad neemt nog steeds toe
De bevolkingsgroei wordt gedempt door het toegenomen vertrek uit de stad, met name van gezinnen met jonge kinderen. In de prognose wordt verwacht dat deze trend op korte termijn afzwakt doordat er een groot aantal nieuwe woningen opgeleverd gaat worden. Wel blijft het binnenlands saldo ook in de toekomst negatief. De verwachte woningvoorraad zal ook op langere termijn niet groot genoeg zijn om iedereen in de stad te houden.
Wijken waar veel nieuwe woningen gebouwd worden, groeien het sterkst. In absolute aantallen zijn het de typische nieuwbouwgebieden die zorgen voor de meeste nieuwe inwoners. Koplopers zijn Noordelijke IJ-oevers-West met daarin Overhoeks en Buiksloterham, goed voor bijna 21.000 extra inwoners tot 2040, IJburg-Oost (+20.300 inwoners tot 2040), Zeeburgereiland/Nieuwe diep (+14.300 inwoners), Omval/Overamstel (+12.600) en Noordelijke IJ-oevers-Oost (11.700). Ook de wijken Zuidas, Westlandgracht en Overtoomse Veld bieden plaats voor veel groei.
Tot slot zijn er ook wijken waar het aantal inwoners (licht) afneemt. In veel van deze wijken is weinig verhuisdynamiek; de meeste bewoners blijven zitten waar ze zitten. Het aantal inwoners in deze wijken neemt af doordat de zittende huishoudens kleiner worden, bijvoorbeeld door het uit huis gaan van inwonende kinderen. Ook speelt in deze wijken de vergrijzing een rol en worden huishoudens kleiner door het overlijden van een van beide partners. In een aantal wijken wordt juist veel verhuisd, maar daalt het aantal inwoners doordat het de grotere huishoudens zijn (gezinnen met jonge kinderen) die hun woning achterlaten voor kleinere huishoudens (alleenstaanden of stellen).Toe- of afname Amsterdamse bevolking per wijk, 2017-2040 (inwonertal 2040)
Cijfers over het aantal inwoners per wijk zijn te raadplegen in de visualisatiehttps://www.ois.amsterdam.nl/bevolkingsprognose
-
Artikel
Vier scenario’s voor de ontwikkeling van Noord: 100.000 tot 159.000 inwoners in 2030
Amsterdam-Noord groeit en de verwachting is dat het met de huidige nieuwbouwplannen de komende jaren nog sterker zal groeien. Hoeveel woningen er precies bijkomen en wat voor woningen dat zullen zijn, is onzeker. Vast staat in elk geval dat het inwonertal en de bevolkingssamenstelling van Noord door de extra woningen zullen veranderen. In deze studie zijn vier scenario’s opgesteld voor de verdere ontwikkeling van het woningaanbod en de bevolkingssamenstelling van Noord.
In de scenario’s is gevarieerd in het aantal nieuwe woningen dat gebouwd wordt en het bewonersprofiel van deze nieuwe woningen. Daarnaast zijn er verschillende verwachtingen opgesteld over de mogelijke veranderingen in de bestaande woningvoorraad, zoals de verkoop van sociale huurwoningen. De vier scenario’s zijn doorgerekend met behulp van het wijkprognosemodel van OIS. Vervolgens is voor elk scenario een raming gemaakt van het opleidingsniveau en de inkomenspositie van de toekomstige bevolking in Noord.
Afgerond in duizenden komt het inwonertal van Noord in 2030 uit op 100.000 tot 159.000 personen. Hierbij gaan we uit van de bouw van 3.900 tot 34.500 nieuwe woningen. Het totale aantal woningen komt daarmee uit op 47.000 tot 77.000.
Het scenario waarin de meeste woningen worden toegevoegd levert niet de meeste inwoners op. In scenario C (hoge druk, zwakke sturing) zijn 34.500 extra woningen goed voor 151.800 inwoners in 2030. In scenario D (hoge druk, sterke sturing) worden 29.200 woningen toegevoegd, maar komt het inwonertal in 2030 hoger uit: 159.400 inwoners. Dit komt doordat er in scenario D meer voor gezinnen wordt gebouwd dan voor éénpersoons huishoudens.
In 2015 is het aandeel hoog opgeleiden in Noord 23%. Dat aandeel neemt toe in alle scenario’s, variërend van 27% tot 51% in 2030. In 2015 had 14% van de inwoners in Noord een hoog inkomen. Dat aandeel varieert in de scenario’s van 10% tot 44%. De toename van het aandeel hoog opgeleiden en dat van inwoners met hoge inkomens hangt samen met de verwachte instroom in de nieuwbouw en de mate van verkoop van corporatiewoningen.
De verschillen tussen de scenario’s zijn niet voor alle wijken even groot. Opvallend is de vergelijking tussen Oud-Noord en de IJ-oevers. In scenario C (hoge druk, zwakke sturing) is het aandeel hoger opgeleiden 36% in Oud-Noord, versus 74% aan de IJ-oevers. In scenario D (hoge druk, sterke sturing) gaat het om 25% hoger opgeleiden in Oud-Noord en 39% aan de IJ-oevers.
In de vier geschetste scenario’s wijkt de bewonerssamenstelling sterk af van de huidige samenstelling. De scenario’s maken duidelijk hoe groot de verschillen kunnen zijn in bevolkingssamenstelling afhankelijk van hoeveel en wat voor soort woningen er gebouwd worden.
-
Artikel
Monitor Detailhandel 2016
Amsterdammers hebben in 2016 meer producten online gekocht dan in 2014. In 2014 werd nog 11% van de laatst gekochte producten in de categorie niet-dagelijkse goederen (waaronder kleding en vrijetijds- en interieurartikelen) online aangeschaft; in 2016 is dat percentage opgelopen tot 20%. Als gevolg hiervan is de koopkrachtbinding in Amsterdam gedaald van 80% van niet-dagelijkse goederen in 2014 tot 70% in 2016.
De koopkrachtbinding is een maat om te bepalen welk deel van de laatst aangeschafte boodschappen bewoners aangeschaft hebben in een wijk, stadsdeel of stad. Amsterdammers zijn vooral meer kleding en schoenen gaan kopen via internet (andere niet-dagelijkse producten als interieurartikelen, elektronica en vrijetijdsartikelen, werden in 2014 ook al vaak via internet gekocht.) Als gevolg hiervan is de koopkrachtbinding van Amsterdammers met Centrum sterk gedaald.
Afvloeiing en toevloeiing tussen de 22 gebieden
De koopkrachtbinding van niet-dagelijkse goederen verschilt sterk tussen stadsdelen en tussen de 22 gebieden. Zo is de koopkrachtbinding van stadsdeel Centrum 45%, maar dat komt door de aanwezigheid van het kernwinkelgebied in Centrum-West, waar de koopkrachtbinding van niet-dagelijkse boodschappen 43% is. Andere gebieden met een relatief hoge koopkrachtbinding zijn Osdorp en Zuidoost Centrum (45% en 60%). Bovendien is de afvloeiing vanuit omliggende gebieden relatief hoog; bewoners uit Geuzenveld, De Aker en Slotervaart winkelen ook in Osdorp (waar winkelcentrum Osdorpplein ligt); bewoners uit Westerpark en Centrum-Oost winkelen in Centrum-West en veel Amsterdammers gaan naar Bijlmer-Centrum om daar te winkelen. Dit komt omdat hier veel woon-, interieur en doe-het-zelfzaken te vinden zijn.Minder maar grotere winkels
Tegenover dit winkelgedrag staat het winkelaanbod. Het winkellandschap in Amsterdam wordt tussen 2014 en 2016 gekenmerkt door schaalvergroting. Er zijn de afgelopen twee jaar 2% minder vestigingen (van 5,6 naar minder dan 5,5 duizend in 2016), terwijl het winkelvloeroppervlak met 4% gestegen is tot bijna 1,1 miljoen m2. Deze stijging van het vloeroppervlak is goed zichtbaar in het segment dagelijkse boodschappen, doordat het aantal supermarkten is toegenomen.Huurprijzen in Centrum omhoog, leegstand laag
Ondanks dat het aandeel Amsterdammers dat in Centrum winkelt is gedaald, gaat het economisch goed met winkelkernvoorraad in Centrum. Omzetten van winkeliers in Centrum zijn tussen 2014 en 2016 gestegen met 12%; de leegstand is met 2% de laagste van alle stadsdelen; en de winkelhuren zijn hier het hoogst; op het Damrak, Dam, Kalverstraat en in de Leidsestraat liggen de huren tussen de € 2.000,- en € 3.000,- per m2). Dit komt omdat Amsterdammers niet de enige groep vormen die gebruik maken van het kernwinkelapparaat. Een QuickScan in een aantal winkelstraten laat zien dat de helft van de winkelende bezoekers in de Negen Straatjes en een kwart van de bezoekers uit de Kalverstraat een buitenlandse toerist is. De Kalverstraat en PC Hooftstraat zijn daarnaast ook geliefd bij bezoekers uit de regio en de rest van Nederland.Winkels in het kernwinkelapparaat van Amsterdam richten zich dan ook steeds meer op bezoekers en toeristen. OIS heeft in opdracht van stadsdeel Centrum en Amsterdam XL onderzocht in hoeverre winkelstraten expliciet gericht zijn op bewoners of op toeristen. Een van de items betrof in hoeverre de winkel aanbod heeft dat gericht is op bewoners of bezoekers. De Dam- en Hoogstraten, het zuidelijk deel van de Leidsestraat, Damrak en het eerste deel van de Nieuwendijk springen er in dit opzicht uit. Straten met een minder expliciet aanbod gericht op toeristen zijn de Utrechtsestraat, De Negen Straatjes, Vijzelstraat en de Prinsen- en Herenstraat.
-
Artikel
Amsterdam groeit door en bereikt hoogste buitenlands migratiesaldo ooit: 13.600
Op 1 januari 2018 telt Amsterdam 855.965 inwoners. Dat zijn er 11.000 meer dan een jaar eerder (844.952). Dit blijkt uit voorlopige cijfers van OIS (Onderzoek, Informatie en Statistiek). In 2017 steeg het inwonertal sterker dan in 2016. De stad groeit vooral door buitenlandse migratie. In 2017 werd het hoogste saldo ooit bereikt: er vestigden zich 13.600 mensen meer vanuit het buitenland, dan dat er naar het buitenland vertrokken.
In 2017 werden 10.600 nieuwe Amsterdammertjes geboren en stierven 5.000 inwoners; een geboorteoverschot van 5.600. Het aantal inwoners dat de stad verruilde voor een andere woonplaats binnen Nederland nam net als in de afgelopen drie jaar verder toe en komt uit op 43.700. Tegelijkertijd vestigden zich 35.500 mensen vanuit andere Nederlandse gemeenten in de stad. Voor het derde opeenvolgende jaar komt het binnenlands migratiesaldo negatief uit: -8.200.
De sterke stijging van het buitenlands migratiesaldo is ongekend. Nooit eerder werd in Amsterdam een hoger saldo bereikt. Niet in 1975, na de onafhankelijkheid van Suriname (12.807) en niet in 1991, toen veel vluchtelingen uit Joegoslavië zich in de stad vestigden (12.186). Hoe kan het saldo in 2017 zo hoog zijn? De voorlopige cijfers laten zien dat de verklaring voornamelijk zit in de vestiging vanuit het buitenland. In 2016 was dat nog ruim 32.000; in 2017 gaat het voorlopig om bijna 38.000. Het vertrek naar het buitenland bleef ongeveer gelijk: 24.000. Een eerste analyse laat zien dat de nieuwe inwoners vanuit het buitenland vooral een plek vonden in de reguliere studentenhuisvesting en student hotels, maar ook ingeschreven werden op kantoorlocaties.
De hier gepresenteerde cijfers zijn voorlopige cijfers en wijken iets af van de cijfers die het CBS afgelopen dinsdag publiceerde (https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/01/bevolking-in-bijna-kwart-van-gemeenten-gedaald). De CBS-cijfers gaan over de maanden januari tot en met november 2017. In de OIS-cijfers zijn ook de ontwikkelingen van december meegerekend, waardoor met name het vertrek naar binnen- en buitenland hoger uitkomt. De cijfers zijn nog niet definitief. Het komt regelmatig voor dat wijzigingen in de bevolkingsadministratie pas weken later gemeld worden, bijvoorbeeld wanneer iemand vergeet een verhuizing door te geven. Deze nagekomen berichten worden verwerkt in de definitieve cijfers, die eind februari worden verwacht.Auteurs: Annika Smits & Hans de Waal
Zie ook: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/01/bevolking-in-bijna-kwart-van-gemeenten-gedaald