Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (2019). Waardevol toerisme: onze leefomgeving verdient het. Den Haag. Digitale uitgave.
Bron en meer informatie: zie website Rli
Het aantal toeristen in Nederland groeide de afgelopen tien jaar exponentieel en blijft ook de komende jaren exponentieel doorgroeien. Met toerisme wordt inmiddels evenveel verdiend als in de bouw en ruim tweemaal zoveel als in de landbouw. De toegenomen toeristische druk zorgt echter ook steeds vaker voor problemen en overlast. Dat is schadelijk voor de leefomgeving en de samenleving én op den duur ook nadelig voor de sector.
De raad richt zich in dit advies op de vraag hoe kan worden gestuurd op een gebalanceerde groei van het inkomende en binnenlandse toerisme in Nederland, waarbij de economie, de samenleving en de leefomgeving met elkaar in samenhang worden bekeken.
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (2019). Waardevol toerisme: onze leefomgeving verdient het. Den Haag. Digitale uitgave.
Bron en meer informatie: zie website Rli
De Nederlandse stroomvoorziening raakt steeds meer verweven met digitale technologie. Er ontstaat een gedigitaliseerde elektriciteitsvoorziening waarin besluiten over opslag, levering en gebruik worden genomen via voorgeprogrammeerde of zelflerende technologie. Deze ontwikkeling doet zich voor in een elektriciteitssysteem dat ook op andere fronten al sterk in verandering is: doordat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van duurzame energiebronnen, doordat bedrijven en burgers steeds vaker zelf stroom opwekken en doordat de stroomopwekking steeds afhankelijker wordt van weersomstandigheden. Daarbij neemt het belang van een betrouwbare stroomvoorziening toe, omdat elektriciteit een veel groter deel van onze energiebehoefte gaat vervullen. Verstoring of uitval van de stroomvoorziening kan leiden tot ongevallen met persoonlijke, materiële en/of financiële schade. Bij langdurige uitval kan bovendien maatschappelijke onrust ontstaan.
Centraal in dit advies staat de vraag of de overheid haar belofte aan de samenleving om te zorgen voor stroomvoorziening, die niet alleen schoon en betaalbaar is maar ook veilig en betrouwbaar, gestand kan blijven doen nu de digitalisering van het elektriciteitssysteem de komende jaren een nieuwe fase in gaat. Welke risico’s brengen de veranderingen met zich mee voor de betrouwbaarheid van onze stroomvoorziening? En zijn deze risico’s wel in voldoende mate afgedekt?
De Rli analyseert in dit advies de kwetsbaarheden die in het elektriciteitssysteem ontstaan door het voortgaande proces van digitalisering. Het gaat daarbij om méér dan alleen de dreiging van moedwillige verstoring van de stroomvoorziening door cybercriminaliteit. Het gaat bijvoorbeeld ook om de potentiële gevolgen van softwareontwerpfouten en van onvoorzien ‘gedrag’ van autonome systemen die de stroomvoorziening in toenemende mate reguleren. De analyse die de Rli heeft gemaakt van deze en andere kwetsbaarheden maakt duidelijk dat de digitalisering van het elektriciteitssysteem nieuwe risico’s met zich meebrengt voor de betrouwbaarheid waar onze stroomvoorziening om bekend staat.
Er is van overheidswege steeds meer aandacht voor cybersecurity en dat is belangrijk. Maar de Rli signaleert dat er nog onvoldoende zicht is op andere kwetsbaarheden die de digitalisering met zich meebrengt, terwijl de maatschappelijke impact daarvan groot kan zijn. Ook signaleert de Rli dat de aandacht van de overheid voor de digitale kwetsbaarheden zich vooral richt op de netwerken, die in publieke handen zijn. De stabiliteit van het totale elektriciteitssysteem wordt echter met name ondergraven vanuit de onderdelen die niet in publiek eigendom zijn.
De Rli doet in dit advies vier aanbevelingen:
Bron: website RLI
Een gezonde leefomgeving bereiken en in stand houden. Dat is een van de doelen van de Omgevingswet. Hoe dat in het omgevingsbeleid vorm moet krijgen, is voor veel overheden nog onduidelijk. Daarnaast speelt de vraag hoe een brede afweging gemaakt kan worden van belangen bij omgevingsvisies en omgevingsplannen en bij de praktijk van duurzame gebiedsontwikkeling. In dit advies biedt de raad hiervoor handreikingen. De vraag die centraal staat in dit advies luidt:
Hoe kan het omgevingsbeleid voor het stedelijk gebied zo worden ingericht dat gezondheidswinst wordt geboekt? Wat vraagt het van de rijksoverheid en decentrale overheden om dit mogelijk te maken
Volgens de raad kunnen Overheden meer gezondheidswinst boeken door niet alleen in te zetten op beschérming (klassiek milieubeleid), maar ook op bevórdering van gezondheid. Gezondheid is namelijk meer dan de afwezigheid van ziekten. De leefomgeving moet ertoe uitnodigen dat mensen meer bewegen, minder stress ervaren, elkaar kunnen ontmoeten en kunnen participeren in de maatschappij. De raad werkt dit in het advies uit in handelingsperspectieven: voor beleid en instrumenten, voor kennis en ontwerp, en voor financiering en sturing.
Volgens de raad is gezondheidsbescherming in het omgevingsbeleid onverminderd van belang voor een gezonde leefomgeving. Er moet in Nederland ten minste voldaan worden aan geldende milieunormen. Maar om extra gezondheidswinst te boeken is inzet nodig op gezondheidsbevordering via verbetering van de leefomgeving. Zo kan een leefomgeving ontstaan die beweging, ontmoeting en ontspanning mogelijk en aantrekkelijk maakt. Overheden moeten beter samenwerken, opgaven combineren en de instrumenten uit de Omgevingswet optimaal benutten.
Kennisontwikkeling rond gezondheidsbevordering via de leefomgeving is essentieel. De werking van gezondheidsbevorderende maatregelen moet meer onderbouwd worden en lessen uit lokale interventies moeten beter worden gedeeld. Ontwikkel nieuwe hulpmiddelen zoals gezondheidskaarten of stresstesten voor een gezonde leefomgeving. Ontwerpsessies kunnen helpen om partijen vanuit verschillende achtergronden samen te brengen, elkaars taal te leren en gezamenlijk te werken aan creatieve oplossingen voor gezondheidswinst.
Bij investeringen in de leefomgeving moet niet alleen het gezondheidsverlies in beeld worden gebracht, maar juist ook de baten. Bij de evaluatie van de Woningwet in 2018 moet aandacht zijn voor de mogelijkheden voor corporaties om meer dan nu te investeren in een gezonde leefomgeving, in leefbaarheid en maatschappelijk vastgoed. Om de split incentive-problematiek te doorbreken, kunnen gemeenten, zorgverzekeraars en Rijk lokale preventiecoalities sluiten voor een gezonde leefomgeving. Overheden moeten bovendien meer werken in multidisciplinaire teams om de doorgaans gescheiden werelden van gezondheid en leefomgeving bij elkaar te brengen en integraal aan een gezonde leefomgeving te werken.
Bron: website Rli
Hoe kan de bouwproductie worden verhoogd zodat het aantal woningen aansluit bij de woningbehoefte? De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een reeks van maatregelen aangekondigd om de bouwproductie te versnellen. Er wordt onder andere ingezet op het voeren van gesprekken met de regio, op aanpassing van de Crisis- en herstelwet en op een fonds om moeilijke binnenstedelijke woningbouwlocaties financieel haalbaar te maken. In de Nationale Woonagenda 2018–2021 spreekt de minister samen met vertegenwoordigers van projectontwikkelaars, bouwers, bewoners en verhuurders de ambitie uit 75.000 nieuwe woningen te realiseren per jaar tot 2025.
Gezien de maatschappelijke en politieke druk om snel te bouwen, doet de raad de minister een aantal handreikingen in een briefadvies. De centrale vraag die de raad zich stelt is hoe de bouwproductie te versnellen, maar tegelijkertijd de kwaliteit te behouden.
Een centrale boodschap in het advies is dat de urgentie van de bouwopgave niet mag leiden tot het ondergeschikt raken van andere opgaven die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Met de nieuwbouwwoningen van nu worden immers de woonmilieus van de toekomst gemaakt. Een tweede boodschap is dat er volgens de raad geen quick fix bestaat voor het versnellen van de woningbouwproductie. De raad pleit daarom voor realisme bij alle partijen. Bovendien stelt de raad dat er geen sprake is van een nationaal probleem, maar dat blijvende woningtekorten alleen voorkomen in een aantal regio’s.
In zijn advies doet de raad een aantal voorstellen om de bouwproductie te versnellen. Tevens vindt de raad het belangrijk dat de minister naast het beleid dat is gericht op de bouw van meer woningen, ook helpt om de woningmarkt stabieler te maken. De productie van woningen is nu erg conjunctuurgevoelig.
De aanbevelingen richten zich enerzijds op maatregelen op de korte termijn, ter ondersteuning van de gesprekken die de minister is gestart in de regio’s met de meest gespannen woningmarkten. Anderzijds beveelt de raad maatregelen aan die effect zullen hebben op de langere termijn, maar die nu al moeten worden genomen.
Bron: website Rli
De Nederlandse economie maakt een fase van krachtige economische groei door. Daarmee neemt de drukte op het wegennet en in de trein toe. Ook het aantal fietsers stijgt. Files en fietsfiles, langere reistijden en vollere treinen zijn aan de orde van de dag. Dan klinkt er al snel een roep om meer en bredere wegen en meer, langere en snellere treinen. Investeringen in meer capaciteit vormt sinds jaar en dag een belangrijke pijler onder het nationale mobiliteitsbeleid. Nederland beschikt daardoor over een mobiliteitsnetwerk dat in kwaliteit en omvang zijn gelijke nauwelijks kent. Door verstedelijking, bedreigingen van de leefomgevingskwaliteit en de noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, veranderen echter de eisen aan mobiliteit. Technologische vernieuwingen zoals de voortgaande elektrificatie en automatisering van vervoersmiddelen, de mogelijkheden en de kracht van digitale platforms en deelsystemen bieden ook kansen voor vernieuwing van de mobiliteit. De centrale vraag in het advies is daarom hoe in deze sterk veranderende mobiliteitswereld de beschikbare financiële middelen voor mobiliteit effectiever kunnen worden ingezet.
In het rijksbeleid wordt inmiddels een aantal vernieuwingen doorgevoerd met de bedoeling om in te spelen op de veranderingen die zich in de mobiliteitswereld voltrekken. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur onderzocht waarom de beleidsvernieuwingen toch niet leiden tot de meest effectieve inzet van mobiliteitsgeld en vond drie oorzaken. Bestaande regels en afspraken houden vernieuwing tegen. De mindset van betrokkenen wordt daarnaast sterk bepaald door de historisch gegroeide praktijk. Rijk, provincies en gemeenten en vervoersbedrijven zijn tenslotte geneigd primair te blijven handelen vanuit hun eigen doelstelling. Deze verschijnselen zijn overigens niet uniek voor de mobiliteitssector, maar doen zich voor in alle ingrijpende transities als remmende factoren. Nieuwe partijen met toekomstgerichte oplossingen komen daardoor moeilijk aan de bak. De ontwikkeling van duurzame combinaties van vervoer die gebruik maken van toepasbare technologie en die de reiziger adequaat bedienen wordt daardoor belemmerd.
De raad werkt in dit advies vijf aanbevelingen uit om de goede intenties van de ingezette beleidsvernieuwingen kracht bij te zetten.
Bron: website Rli
In Parijs zijn in 2015 tijdens de klimaattop afspraken gemaakt om te voorkomen dat de gemiddelde temperatuur op aarde te veel stijgt ten gevolge van het broeikaseffect. In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is dit vertaald in de doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen in de periode tot 2050 met 95% te verminderen ten opzichte van 1990. Als tussendoel geldt een reductie van 49% in 2030.
Om deze doelen te halen is een transitie nodig in onze energievoorziening, in alle sectoren. Een onderdeel hierin is de transitie in de gebouwde omgeving die moet overschakelen naar CO2-arme warmte en koude in woningen en andere gebouwen. In de gebouwde omgeving wordt hierin nog altijd beperkt voortgang geboekt, zeker in het licht van de opgave die voorligt. De raad richt zich in dit advies op de volgende vragen:
Welke maatregelen moet de overheid treffen om te zorgen dat alle partijen zich kunnen en willen inzetten voor een voortvarende transitie naar een CO2-arme warmtevoorziening in de gebouwde omgeving?
Welke financiële maatregelen en welke afspraken over de rol en verantwoordelijkheden van overheden zijn nodig om de doelen uit het regeerakkoord voor 2030 en 2050 te halen?
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is hét instrument van het kabinet om te sturen op de kwaliteit van de leefomgeving. Een samenhangende aanpak van de grote opgaven waar Nederland voor staat is essentieel. De Rli is bezorgd dat deze samenhang onvoldoende uit de verf komt, zowel bij de voorbereiding van de NOVI als bij de uitvoering daarvan. Departementale verkokering en onvoldoende gezamenlijk optrekken van het Rijk en andere overheden zijn daarvan belangrijke oorzaken. De raad beschouwt de door hem bepleite samenhangende aanpak – kernpunt van het recent ingrijpend vernieuwde omgevingsrecht – als een lakmoesproef voor het nieuwe omgevingsbeleid, en daarmee als een belangrijke opdracht voor het kabinet. Directe politieke aansturing van de totstandkoming van de NOVI is volgens de raad daarvoor essentieel. Dat is een van de aanbevelingen die de raad doet in zijn recente advies ‘Nationale Omgevingsvisie: lakmoesproef voor het omgevingsbeleid’.