De Nederlandse danskunst is van hoge kwaliteit en staat open voor nieuwe artistieke ontwikkelingen; er is een flink en gevarieerd aanbod voor jeugd en jongeren, en dansmakers zijn zich steeds meer bewust van de maatschappelijke context waarin ze werken. Ontwikkelingen uit de urban dancedringen sneller door tot het gesubsidieerde circuit dan in andere kunstvormen.
Tegelijk zet dans een groot aantal Nederlanders in beweging; uit diverse onderzoeken blijkt dat 50 procent van hen geregeld danst in de vrije tijd en dat veel mensen interesse hebben in dans. Deze belangstelling is niet gebonden aan culturele herkomst, opleidingsniveau of woonplaats. Toch zet slechts 9 procent deze interesse om in een bezoek aan dansvoorstellingen; en dat zijn dan vooral bezoekers uit grote steden en met een hogere opleiding.
In zijn advies over de danssector, ‘Alles beweegt’, uit de raad zijn zorgen over deze kloof tussen de professionele dans en danslievend Nederland. Hij ziet een grote potentie in de danssector die met het huidige beleid echter onvoldoende wordt benut. Volgens de raad is de opdracht voor de komende jaren daarom: hoe vergroten en verbeteren we de dansprogrammering op Nederlandse podia en zorgen we dat de dans zichtbaarder en toegankelijker wordt voor een grotere groep Nederlanders?
De raad adviseert onder andere om door het land heen meer aanbod op maat te creëren, met extra steun van overheden. Elke stedelijke cultuurregio verdient een samenhangend dansprogramma, waarin makers elkaar continu kunnen versterken en bezoekers kunnen ‘groeien’ als danskijker. Daarvoor is toegankelijke, aansprekende dans nodig naast experimenteler of onbekender werk, grootschalig naast kleinschalig, beginnend naast gevestigd talent. De raad adviseert de danssector meer toenadering te zoeken tot theaters en festivals, het mbo- en hbo-kunstvakonderwijs, scholen voor primair en voortgezet onderwijs, het amateurdanscircuit, de zorgsector en de sport.
Om een grotere, meer diverse publieksschare op te bouwen, zullen de landelijk gesubsidieerde dansgezelschappen hun werk op meer plekken moeten laten zien. Ook vrije producenten, nu nog vrijwel afwezig in de dans, kunnen daarbij een rol spelen. De overheid kan hen stimuleren door de productierisico’s af te dekken, bijvoorbeeld in de vorm van een revolving fund.
Dans is kunst en sport tegelijk. De raad roept daarom overheden en de sector op om de bijdrage van dans aan sport- en gezondheidsdoelstellingen verder te onderzoeken en te benutten.
© Raad voor Cultuur, juni 2018