Op het thema voedselverspilling heeft CircuLaw intussen de wetsanalyse afgerond, deze is hier te vinden: https://www.circulaw.nl/biomassa-en-voedsel/voedselverspilling
CircuLaw is een kennisplatform waarmee beleidsmakers, projectleiders en inkopers geholpen worden om meer en beter gebruik te maken van regelgeving om zo de circulaire economie te bevorderen. Zo kunnen we de overstap van het lineaire systeem naar een circulair systeem bevorderen. En die stap is essentieel om versnelde klimaatverandering tegen te gaan, vervuiling te verminderen, de biodiversiteit te behouden en om te zorgen dat grondstoffen beschikbaar blijven.
Op het thema organische reststromen wordt naar verwachting eind mei de wetsanalyse afgerond. De tussentijdse resultaten zijn onlangs gepresenteerd en hier te bekijken.
Op het thema voedselverspilling heeft CircuLaw intussen de wetsanalyse afgerond, deze is hier te vinden: https://www.circulaw.nl/biomassa-en-voedsel/voedselverspilling
Hoe kunnen we als stad hoogwaardige, schone compost en meststoffen produceren die voldoen aan de kwaliteitseisen van boeren?
In een natuurlijk ecosysteem komt alles wat gegeten wordt weer terug in de bodem: eten en drinken wordt plas en poep die de grond bemesten, waar weer nieuwe planten op groeien of dieren op grazen die gegeten worden. In Amsterdam gebeurt dit nog bijna niet: gft gaat meestal bij het restafval en het rioolwater wordt ingedikt tot slib dat wordt verbrand. En dat terwijl de bodem juist verlegen zit om de voedingsstoffen die daarin zitten. Dat kan anders! Van GFTE (Groente-,Fruit-, en Tuinafval en Etensresten) kunnen we compost en meststoffen maken. Dit gebeurt al, maar nog op kleine schaal en versnipperd. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de partijen die hiermee bezig zijn elkaar vinden, van elkaar kunnen leren en meer gaan samenwerken? Dat maakt de weg vrij voor een circulaire keten tussen stad en bodem, burger en boer.
Om bij te dragen aan het sluiten van de organische kringloop heeft Team Circulaire Economie van de Gemeente Amsterdam in samenwerking met Impact Hub Amsterdam, de Provincie Noord-Holland en geïnteresseerde boeren een aantal dialogen georganiseerd waar dit onderwerp vanuit verschillende invalshoeken aan verschillende ronde tafels werd besproken. Het doel van elk van deze tafels was om tot een alliantie van ketenpartijen te komen die met elkaar willen samenwerken om de uitdagingen op te lossen.
Hieronder leest u het verslag van deze dialogen en de manieren waarop men in de toekomst wil samenwerken.
Bron: Team Circulaire Economie, gemeente Amsterdam
In een natuurlijk ecosysteem komt alles wat gegeten wordt weer terug in de bodem: eten en drinken wordt plas en poep die de grond bemesten, waar weer nieuwe planten op groeien of dieren op grazen die weer gegeten worden. In Amsterdam gebeurt dit nog niet: gft gaat meestal bij het restafval en het rioolwater wordt ingedikt tot slib dat wordt verbrand. En dat terwijl boeren vaak nog veel compost en kunstmest inkopen om de bodem te bemesten. Dat kan anders!
Van GFTE-keukenafval (Groente, Fruit, Tuin en Etensresten) kunnen we compost en meststoffen maken. Dit gebeurt al, maar nog op kleine schaal en versnipperd.
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de partijen die hiermee bezig zijn elkaar vinden, van elkaar kunnen leren en meer gaan samenwerken? Dat maakt de weg vrij voor een circulaire keten tussen stad en bodem, burger en boer.
Om bij te dragen aan het sluiten van de organische kringloop organiseert Gemeente Amsterdam (Team Circulaire Economie) in 2023 in samenwerking met Impact Hub Amsterdam, de Provincie Noord-Holland en geïnteresseerde boeren een aantal dialogen waar dit onderwerp vanuit verschillende invalshoeken wordt verkend. Het doel is om tot een alliantie van ketenpartijen te komen die met elkaar willen samenwerken om de uitdagingen op te lossen.
Bureau Leaf heeft in opdracht van Team circulaire economie van de gemeente Amsterdam een rapport geschreven over de kansen voor circulaire oplossingen met betrekking tot het terugbrengen van compost uit gfte en meststoffen uit urine naar de bodem.
Behandelend ambtenaar: Mara van der Kleij.
Interne verkenning gemeente Amsterdam naar de vertaling van 3 actielijnen uit de voedselstrategie naar gebiedsontwikkeling: welke kansen, obstakels, en concrete handelingsperspectieven zijn er om de voedselstrategie te borgen binnen het huidige gebiedsontwikkeling proces?
Auteurs: Joris Kramer, Thieme Hennis (And The People)
The recent interest of consumers in organic and/or local food is real and has encouraged various types of incentives and commitments in the Netherlands. However, local food distribution systems are generally underdeveloped and therefore fail when compared to global food distribution systems. Consequently, local farmers and their products cannot compete on price with food from the global market. In the context of Flevoland - one of the most fertile arable pieces of land in the world - that is a real shame. Therefore, a consortium of short food supply chain partners has teamed up to find out: how can we get more Flevoland food into the city of Amsterdam? Does it help if different short supply chain initiatives work together and collaborate in their logistics? This Longread presents the results of the first pilot: creating a regional food hub.
Capitalizing on Collaboration was one of the winning proposals of the Cross KIC Sustainable Cities’ call for proposals 2020. In this research project, led by Amped and Eindhoven University of Technology, we have analysed and mapped the Flevoland-Amsterdam ecosystem to understand key issues related to the short food supply chain (SFSC) and find innovative solutions to overcome limitations faced by small and mid-sized farms. We expected that establishing a regional food hub would have great potential in this matter by managing the aggregation, distribution, and marketing of source-identified food products from local and regional producers. The research consortium therefore joined forces with key SFSC stakeholders to run a pilot with a food hub in place, with low emission vehicles running an optimized milk run, with near-full haul loads and with a multimarket strategy for last-mile delivery.
Voor het behalen van de circulaire overheidsdoelstellingen is een belangrijke rol weggelegd voor het terugwinnen van energie en grondstoffen uit organisch afval. In steden bestaat het organisch afval van huishoudens voornamelijk uit groente, fruit en etensresten (GFE-afval). Dit GFE-afval wordt echter nog nauwelijks gescheiden ingezameld in grote Nederlandse steden zoals Amsterdam.
Voor het behalen van de circulaire overheidsdoelstellingen is een belangrijke rol weggelegd voor het terugwinnen van energie en grondstoffen uit organisch afval. In steden bestaat het organisch afval van huishoudens voornamelijk uit groente, fruit en etensresten (GFE-afval). Dit GFE-afval wordt echter nog nauwelijks gescheiden ingezameld in grote Nederlandse steden zoals Amsterdam. In Amsterdam bestaan wel een aantal kleine lokale initiatieven die bewoners betrekken om GFE-afval apart in te zamelen. Van deze lokale initiatieven is echter weinig bekend over de maatschappelijke impact die zij hebben. Levert het inzamelen van GFE-afval op deze manier inderdaad de gewenste effecten op? En op welke manier dragen dit soort lokale initiatieven bij aan andere maatschappelijke doelstellingen zoals sociale samenhang in de wijk en het bieden van werk aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt? Het Re-Store onderzoek probeert antwoord te vinden op deze vragen en bestaat uit twee delen gericht op enerzijds het bepalen van impact en anderzijds het vergroten van impact.
Het eerste deel omvat onderzoek onderzoek voor de ontwikkeling van een tool tool waarmee de milieukundige, economische en sociale impact van initiatieven in kaart kan worden gebracht. Op basis van wetenschappelijke literatuur en gesprekken met praktijkpartners is een tool ontwikkeld om deze impact te kunnen inschatten. Met de tool zijn vier praktijkcases onderzocht waarin GFE-afval apart ingezameld en verwerkt wordt (Voedselfiets, Wormenhotels, Centrale verwerking Java-eiland en Decentrale vergisting). Hierbij is deze nieuwe situatie vergeleken met de oorspronkelijke situatie, waarin het GFE-afval samen met het restafval ingezameld en verbrand werd.
Uit het Re-Store onderzoek komt naar voren dat er in de cases geen vermindering van broeikasgassen is door het apart inzamelen en verwerken van GFE-afval ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Vermoedelijk komt dit omdat de verbranding van GFE-afval groene stroom oplevert die op dit moment grijze stroom vervangt. De sociale impact van de initiatieven is wel duidelijk aanwezig, vooral voor de Wormenhotels en de Voedselfiets. De projecten tonen een verhoging in de beleefde sociale samenhang en educatieve ontwikkeling. De financiële kosten van de initiatieven zijn bij alle cases hoger dan bij de ongescheiden inzameling en verbranding. Dit heeft deels te maken met de kleine schaal van de initiatieven. Om dit te ondervangen zijn er ook fictieve scenario’s gemaakt die de economische en milieukundige impact analyseren bij het op grotere schaal uitvoeren van initiatieven. Het onderzoek maakt duidelijk dat het behalen van circulaire doelstellingen niet automatisch betekent dat klimaatdoelstellingen ook gehaald worden.
Het tweede deel van het Re-Store project bestaat uit onderzoek naar stimuleringsmaatregelen om scheidingsgedrag en ketensamenwerking te bevorderen en daarmee de impact van initiatieven te vergroten. Dit onderzoek is uitgevoerd met behulp van twee simulatiemodellen die zijn gebaseerd op gedragsliteratuur en twee casestudies rondom afvalinzameling en -verwerking: NDSM-werf en Haven-Stad.
Op basis van uitgebreide simulaties met verschillende combinaties van interventies voor afvalscheiding blijkt dat het aan te bevelen is om te beginnen met communicatie-interventies, omdat deze tegen relatief lage kosten veel bijdragen. Om lokale verwerkingsketens meer dan vijf jaar in stand te kunnen houden is het vooral van belang dat de processen van de afvalverwerkende partij passen bij bestaande eigen kennis, vaardigheden en bedrijfsvoering. Bij voorkeur wordt het afval aangeboden door een vrij groot lokaal netwerk van tientallen (of meer) aanbieders. Een stabiel lokaal initiatief heeft continu beschikking over enkele malen meer afval dan het verwerkingsproces minimaal nodig heeft. Het maken van meerjarige afspraken over afvalleveringen zorgt voor een stabielere keten met grotere kans op succes.
Met deze twee deelonderzoeken biedt het Re-Store project hulpmiddelen om de impact van lokale initiatieven voor verwerking van organisch afval inzichtelijk te maken en te vergroten. De tool kan door initiatiefnemers en opdrachtgevers gebruikt worden om de milieukundige, economische en sociale impact te vergelijken van verschillende scenario’s om GFE-afval te verwerken. Hiermee kunnen ze een degelijke evaluatie uitvoeren over de gehele keten. De simulatiemodellen en vuistregels bieden daarbij praktische handvatten om de beoogde impact van de initiatieven vervolgens te vergroten. Met de methode van simuleren kunnen onderzoekers de praktijk ondersteunen door meer inzichten te verwerven over mogelijke interventies. Hierbij wordt er naast techniek, ook rekening gehouden met sociale interacties van spelers, overheidsbeleid en marktmechanismen; factoren die allemaal invloed uitoefenen op het beoogde succes.
Bron: Mulder, M., Lange, K., Schrik, Y., Faddegon, K., de Rijke, S., & Oskam, I. (2020). Re-Store: Duurzaamheidsimpact bepalen en vergroten voor stedelijke initiatieven die voedselresten verwerken. Hogeschool van Amsterdam, Kenniscentrum Techniek.
Deze rapportage heeft betrekking op de eerste twee onderzoeksjaren van het publiek-private samenwerking (PPS) project ‘Efficiënte keten, preventie reststromen’ (2015-2018). De ambitie van dit PPS-project is om derving (verspilling) in de biologische agrifood-keten te voorkomen, en daar waar reststromen ontstaan de kansen voor het vermarkten van deze reststromen te vergroten.
Deze rapportage heeft betrekking op de eerste twee onderzoeksjaren van het publiek-private samenwerking (PPS) project ‘Efficiënte keten, preventie reststromen’ (2015-2018). De ambitie van dit PPS-project is om derving (verspilling) in de biologische agrifood-keten te voorkomen, en daar waar reststromen ontstaan de kansen voor het vermarkten van deze reststromen te vergroten.
Binnen dit PPS-project is sprake van twee onderzoekslijnen. Onderzoekslijn A richt zich op de preventie van derving in biologische winkels, en van de derving bij de primaire producenten. Onderzoekslijn B richt zich op het vermarkten van reststromen uit de biologische aardappelen, groenten en fruit (agf) keten, in eerste instantie van producten die afwijkend zijn qua vorm en grootte en om die reden worden afgekeurd voor verkoop via de gebruikelijke afzetkanalen.
Bedrijfspartners binnen de PPS ‘Efficiënte keten, preventie reststromen’ zijn Udea/Ekoplaza, Eosta, Odin/Estafette en Green Organics. De kennispartners zijn Wageningen Food & Biobased Research en het Louis Bolk Instituut.
Het doel van het PPS project is:
1. te komen tot handvatten voor het tegengaan van derving bij primaire producenten en het voorkomen van derving in de winkels
2. het ontwikkelen van een vermarktingsstrategie voor afwijkende agf-producten en daarmee het verminderen van reststromen uit de agf-keten, en het onderzoeken van andere mogelijkheden van het verwaarden van deze reststromen.
Voor de winkelsituatie is met een simulatiemodel geprobeerd om de gemeten derving van drie geselecteerde producten in een voorbeeldwinkel te reconstrueren. Dit leidt tot productspecifieke aanbevelingen met betrekking tot onder meer het verlengen van de houdbaarheid, de presentatievoorraad en het afremmen van het selectiegedrag van de consument.
Het uitvalpercentage van ca. 15-25% in de biologische primaire productie (toeleveranciers) blijkt als volgt onderverdeeld:
Belangrijke thema’s bij het terugdringen van derving bij toeleveranciers zijn verbinding in de keten, het vertellen van het verhaal naar de klant, handelsnormen en praktische verbeteringen.
In het derde jaar van het project zullen voor de winkelsituatie pilots worden opgestart met betrekking tot houdbaarheidsverlenging en het inschatten van het effect van promotieacties . Ook is er een pilot voorzien tussen Eosta en Udea / Ekoplaza (‘Elastische Keten’) ten behoeve van structurele vermindering van productuitval bij Eosta.
Bron: Staps, S., Tromp, S., van Gogh, B., & van der Burgh, M. (2017). Efficiënte keten: preventie reststromen: rapportage 2015/2016. Louis Bolk Instituut. https://edepot.wur.nl/428582
Jaarlijks wordt wereldwijd 1,3 miljard ton voedsel verspild. Dat is een derde van al het geproduceerde voedsel. Vooral koelverse producten zoals verse groenten en zuivelproducten belanden in de afvalbak. Een onwenselijke situatie. De overheid wil deze verspilling in 2030 gehalveerd zien. Ook in de biologische keten komt voedselverspilling voor. In dit artikel wordt dit probleem toegespitst op derving in het winkelbedrijf.
Jaarlijks wordt wereldwijd 1,3 miljard ton voedsel verspild. Dat is een derde van al het geproduceerde voedsel. Vooral koelverse producten zoals verse groenten en zuivelproducten belanden in de afvalbak. Een onwenselijke situatie. De overheid wil deze verspilling in 2030 gehalveerd zien. Ook in de biologische keten komt voedselverspilling voor. In dit artikel wordt dit probleem toegespitst op derving in het winkelbedrijf.
Danig verminderen van voedselverspilling (derving) in de biologische keten is het doel van het project Efficiënte keten, verwaarding van reststromen. Onderzoekers en marktpartijen zoeken integraal naar strategieën die tot minder verspilling leiden. Verschillende schakels in de keten zijn in beeld gebracht. Dit leidde tot het vaststellen van drie onderzoeksthema’s:
• derving in de winkel
• derving bij toeleveranciers
• vermarkten van afwijkende producten en verwaarden van reststromen.
Bron: Tromp, S. O. (2018). Derving in de supermarkt kan flink omlaag: Deel 2: onderzoek en maatregelen voedselverspilling in de biologische keten. Ekoland, (6), 32-33. https://edepot.wur.nl/462754
Voedsel is de eerste levensbehoefte van de mens. Onze huidige voedselsysteem is nog niet duurzaam. Belangrijke vraagstukken rondom onze voedselvoorziening gaan over hoe we de groeiende wereldbevolking kunnen blijven voeden, maar ook over gezond en veilig voedsel, gezonde voedingspatronen en duurzame en circulaire productiesystemen. Om tot een circulair voedselsysteem te komen zijn trendbreuken nodig in productie en consumptie. Voedselverspilling is hierin een belangrijk thema.
Voedsel is de eerste levensbehoefte van de mens. Onze huidige voedselsysteem is nog niet duurzaam. Belangrijke vraagstukken rondom onze voedselvoorziening gaan over hoe we de groeiende wereldbevolking kunnen blijven voeden, maar ook over gezond en veilig voedsel, gezonde voedingspatronen en duurzame en circulaire productiesystemen. Om tot een circulair voedselsysteem te komen zijn trendbreuken nodig in productie en consumptie. Voedselverspilling is hierin een belangrijk thema.
Jaarlijks wordt in Nederland naar schatting twee miljoen ton voedsel verspild. Dat gebeurt op tal van plekken in de voedselketen, van het boerenerf tot de supermarkt en alle schakels (transport, handel, levensmiddelenindustrie) die daartussen zitten. Consumenten gooien op jaarbasis gemiddeld zo’n 41 kilo voedsel per persoon weg. De impact op klimaatverandering in Nederland bedraagt ongeveer 6% van de totale uitstoot van broeikasgassen door menselijke activiteiten.
Minder voedsel verspillen levert een bijdrage aan het behalen van de klimaatdoelstellingen en draagt bij aan voldoende goed voedsel voor een groeiende wereldbevolking. De ambitie is dat in 2030 de voedselverspilling vanaf de retail tot en met de consument is gehalveerd en de verliezen binnen de naoogstketen significant zijn afgenomen. De Nederlandse overheid heeft zich, net als de EU gecommitteerd aan deze Sustainable Development Goal 12.3.
De productie van het voedsel moet rekening houden met grondstof-efficiëntie. In de keten is het van belang verliezen en verspilling te voorkomen, te verminderen en onvermijdbare zij- en reststromen beter tot waarde te brengen. De verhoogde grondstof-efficiëntie komt daarmee tot uiting in reductie van restafval en in een toenemende keuze voor bestemmingen van voedselresten voor partijen in de keten economisch interessant zijn.
Consumenten spelen via hun consumptiegedrag een belangrijke rol in de transitie. Daarom is het van belang om consumenten mee te nemen in het gedachtegoed van een circulaire economie. We moeten hen stimuleren om in hun patronen rondom kopen, koken en bewaren rekening te houden met het voorkomen van verspilling en het kiezen voor duurzame, circulaire producten. Voedselverspilling bij consumenten tegengaan vereist een duurzame gedragsverandering, waarbij de waardering van voedsel, handelingsperspectieven en de positieve sociale norm centraal staan.
Deze uitdagingen vragen om kennis en innovatie met impact. Impact op het bedrijfsleven, op het snijvalk van keten en consument, impact die ook daadwerkelijk tot een afname van voedselverspilling leidt. Dit vergt een systemische aanpak, met als prioritaire subthema’s: de vereiste gedragsverandering van de consument, het gebruik van voedselreststromen voor diervoer, de relatie tussen houdbaarheid en verpakkingen en het toepassen van dataficatie en slimme sensoren.
Bron: Stroosnijder, S., Vollebregt, M., Timmermans, T., & Bos-Brouwers, H. (2019). Samen tegen voedselverspilling: Programmeringsstudie voor de kennis en innovatie agenda. [Wageningen University & Research]. https://edepot.wur.nl/514321
Dit rapport gaat over het meten van de hoeveelheid voedselverspilling in Nederlandse huishoudens in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voedselverspilling betreft voedsel dat geschikt is voor menselijke consumptie en dat wordt weggegooid, al dan niet na de houdbaarheidsdatum of na bederf.
Dit rapport gaat over het meten van de hoeveelheid voedselverspilling in Nederlandse huishoudens in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voedselverspilling betreft voedsel dat geschikt is voor menselijke consumptie en dat wordt weggegooid, al dan niet na de houdbaarheidsdatum of na bederf. In mei en juni 2019 zijn steekproeven genomen, die geëxtrapoleerd zijn naar het hele jaar 2019. Dit onderzoek is eerder gedaan in 2010, 2013 en 2016. CREM Waste Management heeft een afvalsamenstellingsanalyse van vast huishoudelijk afval uitgevoerd bij 130 huishoudens in 13 gemeenten. Flycatcher Internet Research voerde het consumentenonderzoek ‘Voedselverspilling’ uit op basis van zelfrapportage onder 1.000 respondenten. Daarnaast heeft KantarPublic via een app een schattingsstudie gedaan naar verspilling van vloeistoffen onder 1.013 respondenten. Dit rapport vormt een synthese van de uitkomsten van deze 3 onderzoeken en voegt een aantal analyses toe. Het Voedingscentrum heeft dit onderzoek gecoördineerd en is ondersteund door een begeleidingscommissie met experts van het ministerie van LNV, Rijkswaterstaat, Milieu Centraal en Wageningen University & Research (WUR).
Bron: Ooijendijk, T., Janmaat, O., Soethoudt, J. M., Snoek, J., Palland, K., van Dooren, C., Schrijnen, M., & Huigens, M. (2019). Syntheserapport Voedselverspilling bij huishoudens in Nederland in 2019. Stichting Voedingscentrum Nederland. https://edepot.wur.nl/502184
Dagelijks wordt er wereldwijd veel voedsel weggegooid. In Nederland gooit een gemiddelde consument jaarlijks zo’n 50 kilo goed voedsel weg. Een deel hiervan wordt veroorzaakt doordat consumenten producten weggooien waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken.
Dagelijks wordt er wereldwijd veel voedsel weggegooid. In Nederland gooit een gemiddelde consument jaarlijks zo’n 50 kilo goed voedsel weg. Een deel hiervan wordt veroorzaakt doordat consumenten producten weggooien waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken.
Hierbij wordt echter geen verschil gemaakt tussen lang houdbare en verse producten. Gezien de veiligheidsaspecten van verse producten richtte dit onderzoek zich op lang houdbare producten die bij kamertemperatuur bewaard kunnen worden.
Doelstelling onderzoek
Het onderzoeken van het effect van houdbaarheidsdata van lang houdbare producten op voedselverspilling bij huishoudens. Hierbij is gekeken naar producten, waarbij:
• geen houdbaarheidsdatum op de verpakking staat,
• op het etiket diverse alternatieve terminologieën worden gebruikt.
Het onderzoek is uitgevoerd in een experimentele setting, met inzet van een consumentenpanel (86 respondenten).
Bron: Bos-Brouwers, H. E. J. (2017). Effect van terminologie houdbaarheidsdata op voedselverspilling in huishoudens. Wageningen Food & Biobased Research. https://edepot.wur.nl/411759
Tussen 8 en 17 mei 2020 onderzocht Wageningen Food & Biobased Research middels een representatieve steekproef van 1500 consumenten welke verschillen zij tijdens de COVID-19 maatregelen ervaren hebben ten opzichte van voor deze periode. Zij kregen vragen voorgelegd over hun planning- en aankoopgedrag, het bereiden van maaltijden, het bewaren van voedselproducten en de hoeveelheid voedsel die zij weggooiden.
Voedselverspilling is een wereldwijd probleem. De Nederlandse consument gooit zo’n 34 kg voedsel weg per persoon per jaar. Op 16 maart 2020 startte in Nederland de intelligente lockdown vanwege de COVID-19 pandemie. Dit betekende onder andere het sluiten van restaurants en cafés, het stoppen van (bedrijfs)catering en het uitstellen of annuleren van evenementen. Voor het winkelen werden strikte sociale afstandsmaatregelen getroffen en alle Nederlanders kregen het advies zoveel mogelijk thuis te blijven of te werken. Scholen en universiteiten schakelden over op online onderwijs. Vanaf 11 mei ging het basisonderwijs weer beperkt open. Voorafgaand aan de officiële lockdown zag men in de media beelden van lege schappen in de supermarkt, en werden bepaalde producten gehamsterd, o.a. brood, meel, pasta, rijst, desinfecterende handzeep en toiletpapier. De invloed van COVID-19 op voedselverspilling bij consumenten thuis werd door Wageningen Food & Biobased Research nader onderzocht.
Bron: Janssen, A. M., & Stroosnijder, S. (2020). Evenveel of minder voedselverspilling bij consumenten thuis door COVID-19. Wageningen University & Research. https://edepot.wur.nl/529182
De gemeente Amsterdam ziet veel kansen op het gebied van circulaire economie, en wil bijdragen aan de transitie naar een meer circulair regionaal voedselsysteem waarin organische reststromen hoogwaardig hergebruikt worden. In het Europese project RUMORE (Rural-Urban partnerships MOtivating Regional Economics) waaraan de gemeente deelneemt ligt de focus op het versterken, inspireren en op weg helpen van innovatieve MKB agri-food bedrijven in de Metropool Regio Amsterdam.
In RUMORE (project is afgesloten, dit liep van 2016-2022) deelden verschillende regio’s en steden in Europa (naast Amsterdam zijn dat o.a. Lombardije, Hamburg, Thessaloniki en Twente), kennis en ervaring met elkaar. RUMORE wil innovaties op het gebied van circulair agri-food, waardevol gebruik van reststromen en nieuwe plantaardige eiwitbronnen versnellen. Op deze manier kan RUMORE bijdragen aan de transitie naar een duurzame, circulaire voedselketen.
In Amsterdam ligt de focus op het verbeteren van de ketens van organische reststromen tussen stad en regio en het verkleinen van de ecologische voetafdruk. Daarbij wordt er voornamelijk gekeken naar onderzoek en bedrijven die zich focussen op korte ketens, het gebruik van organische reststromen en de ontwikkeling plus het vermarkten van innovatieve eiwitbronnen. In RUMORE werkt de gemeente samen met kennisinstellingen en ondernemers uit de MRA (Metropool Regio Amsterdam).
RUMORE heeft geleid tot kennisuitwisseling op lokaal en EU-niveau rond circulair agri-food. Bovenal heeft RUMORE voor een grotere bekendheid gezorgd van de subsidie Kansen voor West bij de lokale stakeholders (voedselondernemers). Er zijn concrete subsidieaanvragen bij Kansen voor West gedaan, waarvan enkele inmiddels gehonoreerd zijn. Tot slot heeft RUMORE bijgedragen aan meer aandacht voor circulariteit in de subsidievoorwaarden van Kansen voor West.
Voor meer informatie, zie https://www.interregeurope.eu/rumore/
Zie ook: https://vanamsterdamsebodem.nl
Wat zijn de mogelijkheden voor de decentrale verwerking van organische reststromen? Levert het lokaal verwerken van materialen als gft, snoeiafval, horeca-afval en gewasresten in brede zin meer op dan afvoer naar grootschalige verwerkers? Die vraag staat centraal in het project RE-ORGANISE, geleid door de Hogeschool van Amsterdam in samenwerking met verschillende kennispartners en ondernemers. Twee Amsterdamse stadslandbouwlocaties fungeren hierbij als onderzoekscases: Tuinen van West (grenzend aan de wijken Geuzenveld en Osdorp) en NoordOogst (in Amsterdam Noord). Er is gekozen voor stadslandbouwlocaties omdat hier organische reststromen vrijkomen, en er tegelijk behoefte is aan de producten die uit deze reststromen gemaakt kunnen worden. In juli 2017 zijn drie deelproducten opgeleverd van het eerste jaar van onderzoek. Deze casusbeschrijving van Noordoogst is er daar een van; verder is er een casusbeschrijving van de Tuinen van West beschikbaar, en een rapport over de ontwikkeling van technologische concepten voor het hergebruik van organische reststromen. In de casusbeschrijvingen wordt de aanwezigheid en het gebruik van organische reststromen beschreven voor de betreffende locatie. Basis hiervoor vormen ruim 38 interviews met ondernemers en belanghebbenden in beide gebieden, en twee workshops waarin werd nagedacht over het verbeteren van het gebruik van deze reststromen.
van den Akker, J., van Hees, M., Mulder, M., Lange, K., Schrik, Y., & Oskam, I. (2017). Benutten van organische reststromen in stadslandbouwgebied NoordOogst. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam.
Bron en meer informatie: website HvA
Projectlooptijd: 03-09-2018 - 03-07-2021
Beschrijving project
Probleem
Bij de teelt en de verwerking van witte kool, paprika, broccoli en tomaten e.d. ontstaan
reststromen die niet verwerkt kunnen worden in de voedselketen. Van de groente- en fruitteelt
komt 33% niet in de mond van de consument terecht. De innovatieve uitdaging van dit project is
om deze reststromen op te waarderen en door te vertalen naar een verdienmodel i.p.v. een
verliespost voor de teler.
Aanpak
1. Het fermentatief opwaarderen van verschillende groentemixen op lab- en pilot-schaal.
2. Het valoriseren van het water dat vrijkomt uit het opwerkingsproces.
3. Het maken van een business case vanuit het oogpunt van de mogelijkheid van
coöperatieve verwaarding en vanuit het perspectief van de teler.
Verwacht resultaat
- Een productieproces voor fermentatief verrijkte groentemengsels op pilotschaal.
- Een productieproces voor opwaardering van restwater op lab- en pilot-schaal.
- Productmonsters met een uitgewerkt product specificatie blad, geschikt voor het
uitvoeren van marktonderzoek.
- De product marktverkenning voert tot een indicatie van de verkoopprijs van de innovatie.
- In dit project willen we aannemelijk maken dat gemengde reststromen van groente
kunnen worden opgewerkt tot producten met een hogere toegevoegde waarde
Projectleider:
Niek Persoon - Amsterdam Green Campus
Partners:
Jeroen Hugenholtz en onderzoekers (WUR), onderzoekers (UvA en AERES), Helen Bergman (UvA),
Dirk Kramer (G. Kramer & Zonen B.V.), Leon Barendse (Barendse-DC II B.V.), Rian van Dam
(Greenport NHN), Ad van Vugt (duurzaam ondernemer).
Contactgegevens: Niek Persoon | Amsterdam Green Campus
In recent years, researchers and practitioners have increasingly paid attention to food waste, which is seen as highly unethical given its negative environmental and societal implications. Waste recovery is dependent on the creation of connections along the supply chain, so that actors with goods at risk of becoming waste can transfer them to those who may be able to use them as inputs or for their own consumption. Such waste recovery is, however, often hampered by what we call ‘circularity holes’, i.e., missing linkages between waste generators and potential receivers. A new type of actor, the digital platform organization, has recently taken on a brokerage function to bridge circularity holes, particularly in the food supply chain. Yet, extant literature has overlooked this novel type of brokerage that exploits digital technology for the transfer and recovery of discarded resources between supply chain actors. Our study investigates this actor, conceptualized as a ‘circularity broker’, and thus unites network research and circular supply chain research. Focusing on the food supply chain, we adopt an interpretive inductive theory-building approach to uncover how platform organizations foster the recovery of waste by bridging circularity holes. We identify and explicate six brokerage roles, i.e., connecting, informing, protecting, mobilizing, integrating and measuring, and discuss them in relation to extant literature, highlighting novelties compared to earlier studies. The final section reflects on contributions, implications, limitations and areas for further research.
Our research responds to the growing interest in the circular economy on the part of both scholars and practitioners by showing what brokerage entails when its ultimate goal is to drive the recovery of resources that would otherwise, for a variety of reasons be doomed for the landfill.
Second, and partly related, our work contributes to the circular supply chain literature. The conceptualization of the ‘circularity hole’ emphasises the lack of connections between supply chain actors and enables a better understanding of the factors hindering the development of circular supply chains. We also shed light on ways in which a newcomer that relies on digital technology may enter a supply chain and drive its shift towards a circular one, by bridging the holes that hinder waste recovery. Our finding that a circularity brokerage entails a variety of roles implies that bringing about change is complex and requires different responses and an array of activities to overcome the barriers to food waste recovery and realise circular supply chains.
Based on our findings, policymakers might want to explore how they can support the roles undertaken by food waste platform organizations to increase the chances of closing circularity holes in food supply chains. For example, particularly local policymakers could back the platforms’ framing sub-role by designing communication campaigns that underline the environmental, social and economic losses engendered by food waste, so as to drive citizen and business awareness of the issues at stake.
DOI: 10.1007s10551
In Amsterdam Nieuw-West is financiële zelfredzaamheid om meerdere redenen potentieel problematisch. Een aanzienlijk deel van de bewoners kampt met een of meer problemen op sociaal, economisch of cultureel gebied. Zij leven van een laag inkomen, zijn laagopgeleid en soms ook laaggeletterd, beheersen de taal onvoldoende en hebben gezondheidsklachten (Gemeente Amsterdam 2016; GGD Amsterdam 2014). In hoeverre hebben deze bewoners de benodigde vaardigheden, competenties en kennis om financieel zelfredzaam te zijn en wat vraagt dit van de aansluiting tussen vraag en aanbod?
Veel vraagstukken over het tegengaan van voedselverspilling hebben vaak betrekking op de hele voedselketen. Echter hoe meer het over de keten gaat, hoe lastiger het is om tot oplossingen te komen. Dit komt omdat je met veel partijen en factoren te maken hebt. Wanneer je een vernieuwing wilt krijgen in de keten gericht op minder verspilling, dan moet je dat anders gaan inrichten.
Er zijn diverse voorbeelden van succesfactoren die voor verandering in de keten kunnen zorgen, zoals leiderschap, een helder concept en vertrouwen tussen de partners in de keten. Daarnaast is het verkorten van de keten van belang. In de samenwerking tussen partijen is het belangrijk data en informatie uit te wisselen en samen verder te ontwikkelen.
Woody Maijers is Lector Integrale voedsel-en productieketens bij Hogeschool Inholland
Sinds dit jaar werkt Albert Heijn aan het programma ‘beter eten’. En daarmee is het de bedoeling dat het eten goed is voor jou, maar ook voor de boeren, voor dierenwelzijn, etc.
Er wordt ingezet op beter voor het klimaat, gezondere leefstijl, minder verpakking en meer recyclebare verpakking, meer transparantie en natuurlijk ook minder voedselverspilling.
Uit onderzoek is gebleken dat twee derde van de voedselverspilling in supermarkten zit bij de aardappel, groente en fruit afdeling en de bakkerij.
Er lopen al diverse initiatieven of pilots tegen voedselverspilling in de winkels. Voorbeelden zijn dynamisch afprijzen, dry misting en het dynamisch bakplan. Er is nog veel te leren.
Samenwerking met de leveranciers is belangrijk in het gezamenlijk tegengaan van voedselverspilling. Assortiment, leversnelheden en omgang met reststromen spelen daarin een belangrijke rol.
Jens Gronheid is Sustainable manager bij Albert Heijn